[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 23.9.2009 COM(2009) 502 definitief 2009/0143 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen {COM(2009) 499 definitief}{COM(2009) 500 definitief}{COM(2009) 501 definitief}{COM(2009) 503 definitief}{SEC(2009) 1233}{SEC(2009) 1234}{SEC(2009) 1235} TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De financiële crisis heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als wat het toezicht op het financiële stelsel als geheel betreft. Voorzitter Barroso heeft bijgevolg een groep van deskundigen op hoog niveau, onder leiding van de heer Jacques de Larosière, verzocht voorstellen te doen om de Europese toezichtregelingen te versterken met het doel een efficiënter, geïntegreerder en duurzamer Europees toezichtsysteem in te stellen. De groep heeft op 25 februari 2009 zijn verslag gepresenteerd. Voortbouwend op zijn aanbevelingen heeft de Commissie in haar mededeling aan de Europese Voorjaarsraad van maart 2009 voorstellen voor een nieuwe Europese architectuur voor financieel toezicht uiteengezet. De Commissie heeft haar ideeën nader gepresenteerd in haar mededeling van mei 2009 waarin het volgende wordt voorgesteld: - instelling van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT) , bestaande uit een netwerk van nationale financiële toezichthouders die samenwerken met nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s), die worden gecreëerd door de bestaande Europese toezichthoudende comités[1] om te vormen tot een Europese Bankautoriteit (EBA), een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB) en een Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM), waardoor de voordelen van een overkoepelend Europees kader voor financieel toezicht worden gecombineerd met de expertise van de lokale microprudentiële toezichthoudende autoriteiten die het dichtst bij de instellingen staan die in hun rechtsgebied opereren; en - oprichting van het Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), dat zal worden belast met het volgen en evalueren van mogelijke bedreigingen voor de financiële stabiliteit die uit macro-economische ontwikkelingen en uit ontwikkelingen in het financiële stelsel als geheel voortvloeien. Het ECSR zou vroegtijdig waarschuwen voor zich aandienende systeembrede risico's en, waar nodig, aanbevelingen doen om deze risico's aan te pakken[2]. 2. RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN Bij de ontwikkeling van deze voorstellen zijn twee openbare raadplegingen gehouden. In de eerste plaats heeft de Commissie, na het verslag van de groep op hoog niveau onder voorzitterschap van de heer Jacques de Larosière en de publicatie van de mededeling van de Commissie van 4 maart 2009, van 10 maart tot 10 april 2009 een raadpleging gehouden die als input moest dienen voor haar mededeling over Europees financieel toezicht die op 27 mei 2009 is gepubliceerd. Een samenvatting van de publieksopmerkingen is te vinden op: http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/docs/2009/fin_supervision/summary_en.pdf In de tweede plaats heeft de Commissie van 27 mei tot 15 juli 2009 nog een raadplegingsronde georganiseerd waarin alle belanghebbenden is verzocht opmerkingen te maken over de meer uitgewerkte hervormingen die in de mededeling over Europees financieel toezicht in mei waren gepresenteerd. De meeste respondenten stonden positief tegenover de voorgestelde hervormingen en hebben opmerkingen over detailaspecten van het voorgestelde ECSR en ESFT gemaakt. Een samenvatting van de publieksopmerkingen is te vinden op: http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/docs/2009/fin_supervision_may/replies_summary_en.pdf 3. EFFECTBEOORDELING De mededeling van de Commissie van mei over Europees financieel toezicht ging vergezeld van een effectbeoordeling waarin de voornaamste beleidsopties voor de oprichting van het ESFT en ECSR zijn geanalyseerd. Onderhavige voorstellen gaan vergezeld van een tweede effectbeoordeling, waarin de opties meer in detail worden onderzocht. Het tweede effectbeoordelingsverslag is beschikbaar op de website van de Commissie. 4. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het Hof van Justitie heeft erkend[3] dat artikel 95 van het Verdrag betreffende de vaststelling van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van wetgeving met betrekking tot de instelling en de werking van de interne markt een passende rechtsgrondslag biedt voor de oprichting van een "communautair orgaan om bij te dragen aan de verwezenlijking van een harmonisatieproces", wanneer de aan een dergelijk orgaan toevertrouwde taken nauw aanknopen bij de materies die voorwerp zijn van handelingen van onderlinge aanpassing van nationale wetgevingen. De financiële en economische crisis heeft reële en serieuze risico's voor de stabiliteit van de interne markt teweeggebracht. Het herstellen en in stand houden van een stabiel en betrouwbaar financieel stelsel is een absoluut noodzakelijke voorwaarde om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed functionerende interne markt voor financiële diensten. Bovendien bieden diepere en sterker geïntegreerde financiële markten meer mogelijkheden voor financiering en risicospreiding, waardoor zij ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen. Financiële integratie en stabiliteit hebben derhalve een wederzijds versterkend effect. Parallel met de oprichting van het ESFT zal één enkel wetboek worden opgesteld dat de uniforme toepassing van de voorschriften in de EU zal garanderen en op die manier tot de goede werking van de interne markt zal bijdragen. De taak van de ETA’s zal erin bestaan de nationale autoriteiten te helpen bij de consequente interpretatie en toepassing van de communautaire voorschriften. Aangezien de aan de autoriteiten toe te vertrouwen taken nauw aanknopen bij de maatregelen die in reactie op de financiële crisis getroffen zijn en bij die welke in de mededelingen van de Commissie van 4 maart en 27 mei 2009 zijn aangekondigd, kunnen deze autoriteiten in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof op grond van artikel 95 van het Verdrag worden opgericht. Door middel van communautaire maatregelen kunnen de door de crisis aan het licht gebrachte zwakke punten worden verholpen en kan een systeem worden gecreëerd dat aansluit bij de doelstelling om in de EU een stabiele interne markt voor financiële diensten tot stand te brengen en dat de nationale toezichthouders verenigt in een sterk communautair netwerk. Het zwaartepunt van het dagelijkse toezicht zal nog steeds op het nationale niveau liggen en de nationale toezichthouders zullen verantwoordelijk blijven voor het toezicht op individuele entiteiten. Aldus gaan de bepalingen niet verder dan strikt nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. De voorstellen zijn bijgevolg in overeenstemming met het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. 5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Voor de omvorming van de bestaande Europese toezichthoudende comités tot effectieve ETA’s zijn ruimere personele en budgettaire middelen nodig. Een overzicht van de gevolgen voor de begroting van deze voorstellen wordt verstrekt in het effectbeoordelingsverslag en de begeleidende financiële memoranda (die bij onderhavig voorstel zijn gevoegd). 6. NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL, PER HOOFDSTUK OF PER ARTIKEL Teneinde rekening te houden met de specificiteit van de sector zijn drie afzonderlijke verordeningen nodig om de autoriteiten voor de banken, verzekeringen en bedrijfspensioenen en effecten in te stellen. De brede strekking van deze voorstellen is echter identiek. In onderhavige toelichting worden bijgevolg eerst de gemeenschappelijke elementen behandeld en wordt kort op de verschillen tussen de drie verordeningen ingegaan. 6.1. Oprichting van de ETA’s en hun rechtsstatus Doel van de ETA’s is bij te dragen tot: i) het verbeteren van de werking van de interne markt, daaronder begrepen met name een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht, ii) de bescherming van depositohouders, beleggers, verzekeringnemers en andere begunstigden, iii) het verzekeren van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, iv) het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en v) de versterking van de internationale toezichthoudende coördinatie. Hiertoe zal elke ETA bijdragen om de coherente, efficiënte en effectieve toepassing van de desbetreffende communautaire wetgeving te verzekeren. De ETA’s zijn communautaire organen met rechtspersoonlijkheid en een centraal element van het voorgestelde ESFT. Het ESFT fungeert als een netwerk van toezichthouders en omvat de nationale autoriteiten in de lidstaten, een Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten om sectoroverschrijdende kwesties te behandelen en de Europese Commissie. Terwijl de ETA’s maximale onafhankelijkheid moeten genieten om hun opdracht te vervullen, moet de Commissie bij een en ander worden betrokken als institutionele redenen en de verantwoordelijkheden op grond van het Verdrag dit vereisen. Het voornaamste besluitvormingsorgaan van elke ETA is haar raad van toezichthouders, die bestaat uit de hoofden van de desbetreffende nationale toezichthouders alsmede de voorzitter van de desbetreffende Autoriteit. De voorzitter presideert de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur, en treedt op als hoofd en vertegenwoordiger van de Autoriteit. Het dagelijks bestuur van elke Autoriteit is in handen van een uitvoerend directeur. Wat de locatie van de nieuwe ETA’s betreft, wordt voorgesteld de huidige vestigingsplaats van de bestaande Europese comités van toezichthouders te behouden omdat dit een snelle en effectieve overschakeling op de nieuwe regeling mogelijk maakt. In punt 6.3 wordt de interne organisatie van de ETA’s meer in detail besproken. 6.2. Taken en bevoegdheden van de ETA’s De ETA’s nemen alle taken van de bestaande Europese toezichthoudende comités op zich, maar hebben bovendien fors uitgebreide verantwoordelijkheden, welomschreven juridische bevoegdheden en meer autoriteit, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 en overeengekomen door de Europese Raad van 18-19 juni 2009. 6.2.1. Ontwikkelen van technische normen De Europese Raad heeft het voorstel van de Commissie bevestigd om één EU-wetboek op te stellen dat op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. Daartoe moeten verschillen in nationale omzetting van communautair recht die voortkomen uit uitzonderingen, afwijkingen, toevoegingen of dubbelzinnigheden worden opgespoord en opgeheven, zodat één geharmoniseerd kernpakket van normen kan worden vastgesteld en toegepast. Om hieraan bij te dragen, ontwikkelen de autoriteiten op in de desbetreffende sectorale wetgeving bepaalde gebieden voorstellen voor technische normen. Deze normen vormen een effectief instrument om niveau 3 van de Lamfalussy-structuur te versterken, waarop momenteel alleen niet-bindende richtsnoeren kunnen worden vastgesteld. De gebieden waarop de Autoriteit dergelijke ontwerpnormen kan ontwikkelen, hebben betrekking op zeer technische kwesties waar uniforme voorwaarden voor de toepassing van de communautaire wetgeving nodig zijn. Deze aangelegenheden omvatten geen beleidsbesluiten, en inhoudelijk vallen zij strikt onder op niveau 1 vastgestelde communautaire besluiten (zie het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie voor een gedetailleerde behandeling van de nodige wijzigingen van de desbetreffende communautaire wetgeving). De ontwikkeling van de normen door de ETA’s zorgt ervoor dat ten volle van de specialistische expertise van de nationale toezichthouders wordt geprofiteerd. De voorstellen voor technische normen worden door de Autoriteit vastgesteld op basis van gekwalificeerde meerderheid, zoals bepaald in artikel 205 van het Verdrag, van de leden van de raad van toezichthouders. De communautaire rechtsorde vereist dat de Commissie deze ontwerpnormen vervolgens bevestigt in de vorm van verordeningen of besluiten om er directe rechtsgevolgen aan te geven. In zeer uitzonderlijke gevallen en alleen om redenen van communautair belang kan de Commissie besluiten de normen gedeeltelijk, gewijzigd of geheel niet te bevestigen: een dergelijke handelwijze dient zij voor de Autoriteit te motiveren. Het voorstel van de Commissie doet niets af aan besprekingen over toekomstige procedures in de context van de overgang naar een nieuw Verdrag. Ten behoeve van het overleg met de stakeholders wordt voor elke ETA een stakeholdersgroep opgericht die bestaat uit vertegenwoordigers van de sector, werknemers van de financiële sector en gebruikers van financiële diensten. Het relatieve aandeel van elke groep vertegenwoordigers moet evenwichtig zijn, en geen groep mag overheersen. Op niet onder de technische normen vallende gebieden kunnen de ETA’s, evenals de bestaande Europese toezichthoudende comités, niet-bindende richtsnoeren en aanbevelingen aan nationale toezichthoudende autoriteiten, financiële instellingen en marktdeelnemers geven. Indien in een bepaald geval de autoriteiten verkiezen zich niet aan de richtsnoeren en aanbevelingen te houden, moeten zij hun besluit voor de Autoriteit motiveren. 6.2.2. Bevoegdheden om de consistente toepassing van de communautaire regels te verzekeren Ook bij één geharmoniseerde regelgeving kan de toepassing van deze regels occasioneel tot een verschil van mening over de toepassing van communautaire wetgeving aanleiding geven. Onverminderd de inleiding van inbreukprocedures door de Commissie tegen lidstaten moeten de ETA’s bijgevolg een algemene bevoegdheid hebben om bij te dragen tot het verzekeren van de coherente toepassing van de communautaire wetgeving. Daartoe moet een mechanisme worden ingevoerd voor het behandelen van gedrag van nationale toezichthoudende autoriteiten dat geacht wordt van de bestaande communautaire wetgeving (daaronder begrepen de in 6.2.1 besproken technische normen) af te wijken. Dit mechanisme bestaat uit drie verschillende stappen. In de eerste plaats onderzoeken de ETA’s op eigen initiatief of op verzoek van een of meer nationale toezichthouders of van de Commissie deze gevallen en stellen ze waar nodig een tot de toezichthoudende autoriteit gerichte aanbeveling voor het nemen van maatregelen vast. In het kader van de algemene verplichting tot naleving van de communautaire wetgeving wordt de toezichthoudende autoriteit aangemaand binnen één maand de aanbeveling na te leven. In de tweede plaats kan de Europese Commissie, indien de aanbeveling niet wordt nageleefd, na door de ETA te zijn geïnformeerd of op eigen initiatief een besluit nemen dat vereist dat de nationale toezichthoudende autoriteit bepaalde maatregelen neemt of van maatregelen afziet. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het besluit informeert de nationale toezichthoudende autoriteit de Commissie en de ETA over de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om dit besluit uit te voeren. In de derde plaats kunnen de ETA’s, in de uitzonderlijke situatie dat de toezichthoudende autoriteit het besluit niet naleeft, in laatste instantie ten aanzien van rechtstreeks op de financiële instellingen toepasselijk communautair recht (namelijk verordeningen) een tot de toezichthoudende autoriteit gericht besluit vaststellen. Een en ander doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie om haar eigen besluit te handhaven. 6.2.3. Maatregelen in noodsituaties De ETA’s vervullen, met name bij ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van het financieel systeem in de EU in gevaar kunnen brengen, een actieve coördinerende rol tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten. In bepaalde noodsituaties echter is coördinatie mogelijk niet voldoende, met name wanneer nationale toezichthouders alleen niet over de instrumenten beschikken om snel te reageren op een grensoverschrijdende crisis in wording. De ETA’s moeten in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden dan ook bevoegd zijn om van nationale toezichthouders te eisen dat ze gezamenlijk bepaalde maatregelen nemen. Het bepalen of er sprake is van een grensoverschrijdende noodsituatie houdt tot op zekere hoogte een oordeel in en moet bijgevolg aan de Europese Commissie worden overgelaten. Een en ander valt onder de vrijwaringsclausule (zie 6.2.11). Parallel hieraan moeten de werkzaamheden worden versneld om een veelomvattend grensoverschrijdend kader op te bouwen teneinde de systemen voor management/oplossing van financiële crises in de Europese Unie, daaronder begrepen garantieregelingen en lastenverdeling, te versterken. 6.2.4. Schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten Er wordt een mechanisme voorgesteld om te verzekeren dat de relevante nationale toezichthoudende autoriteiten terdege rekening houden met de belangen van de andere lidstaten, daaronder begrepen binnen de colleges van toezichthouders. Indien, waar de desbetreffende wetgeving samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming vereist, een toezichthoudende autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregelen, kan de Autoriteit op verzoek van de betrokken toezichthoudende autoriteit de autoriteiten bijstaan om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen of de zaak schikken. Dit mechanisme bestaat uit drie mogelijke stappen[4]: In de eerste plaats kan de ETA, indien een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten de ETA verzoeken bijstand te verlenen bij het oplossen van dergelijke meningsverschillen, eerst een verzoeningsfase tussen de autoriteiten in werking stellen om te trachten hen zelf tot overeenstemming te laten komen waarbij, naarmate dit nodig is, de Autoriteit de rol van bemiddelaar speelt. In de tweede plaats kunnen de ETA’s, indien de betrokken partijen na een verzoeningsfase niet tot een overeenkomst zijn kunnen komen, via een besluit de zaak schikken[5]. Het mag duidelijk zijn dat echter pas in uitzonderlijke omstandigheden van deze optie gebruik zal worden gemaakt, aangezien de betrokken nationale autoriteiten er zoveel mogelijk naar moeten streven om tijdens de voorafgaande verzoeningsprocedure tot overeenstemming te komen. In de derde plaats kan de Autoriteit, ingeval een toezichthoudende autoriteit het besluit niet naleeft, tevens besluiten een tot financiële instellingen gericht besluit vast te stellen waarin hun verplichtingen ten aanzien van rechtstreeks op financiële instellingen toepasselijk communautair recht worden bepaald. Er zij beklemtoond dat met het mechanisme voor geschillenschikking alleen materiële kwesties mogen worden behandeld, bijvoorbeeld gevallen waarin door een toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregelen op het vermogen van een toezichthoudende autoriteit om het belang van depositohouders, verzekeringnemers of personen aan wie in een of meer andere lidstaten diensten worden verleend, te beschermen of op de financiële stabiliteit van deze lidstaten een ernstige, nadelige impact hebben. De Autoriteit behoudt zich het recht voor geen schikkingsprocedure in werking te stellen of geen besluit vast te stellen daar waar dergelijke eisen niet zijn vervuld. Deze regelingen vallen onder de vrijwaringsclausule (zie 6.2.11). 6.2.5. Colleges van toezichthouders Colleges van toezichthouders zijn van centraal belang voor het toezichtsysteem van de EU en spelen een belangrijke rol in het verzekeren van een evenwichtige informatiestroom tussen de autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst. De ETA’s dragen bij tot de bevordering van de efficiënte en consistente werking van de colleges van toezichthouders en monitoren de coherentie van de uitvoering van de communautaire wetgeving tussen de colleges. Tegen deze achtergrond kunnen de ETA’s als waarnemer aan colleges van toezichthouders deelnemen en alle relevante informatie ontvangen die tussen de leden van het college wordt gedeeld. 6.2.6. Gemeenschappelijke toezichtcultuur, delegatie van taken en verantwoordelijkheden en collegiale toetsing De ETA’s spelen een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke Europese toezichtcultuur en het verzekeren van uniforme procedures en consistente toezichtpraktijken in geheel de Gemeenschap. In combinatie met het mechanisme voor het schikken van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moet de gemeenschappelijke toezichtcultuur helpen vertrouwen en samenwerking op te bouwen en kunnen toezichthouders daardoor in toenemende mate de kans krijgen om bepaalde taken en verantwoordelijkheden aan elkaar te delegeren. De ETA’s vergemakkelijken dit door taken en verantwoordelijkheden die kunnen worden gedelegeerd of gezamenlijk kunnen worden uitgeoefend aan te wijzen of door beste praktijken te bevorderen. In dit verband stimuleert en vergemakkelijkt de Autoriteit het opzetten van gezamenlijke toezichthoudende teams. Bovendien onderwerpen de ETA’s de nationale toezichthoudende autoriteiten periodiek aan collegiale toetsing. 6.2.7. Beoordeling van marktontwikkelingen Een van de nieuwe taken die in de op 23 januari 2009 vastgestelde herziene besluiten van de Commissie aan de bestaande Europese toezichthoudende comités zijn opgedragen, is het volgen, beoordelen en rapporteren van trends, potentiële risico’s en zwakke plekken in de bank-, verzekerings- en effectensector. Hoewel het voorgestelde ECSR voor de macroprudentiële analyse van de financiële sector van de EU verantwoordelijk zal zijn, moeten de ETA’s het werk van de bestaande Europese toezichthoudende comités voortzetten omdat: i) de invalshoek van hun analyse anders is: een microprudentiële analyse is namelijk een bottom-up analyse, een macroprudentiële analyse daarentegen een top-down analyse en ii) hun analyse als nuttige input voor de werkzaamheden van het ECSR kan dienen. 6.2.8. Internationale en adviserende rol Via deze voorstellen reageert de Commissie duidelijk op de tijdens de crisis vastgestelde zwakke plekken alsook op de oproep van de G20 om maatregelen te nemen om een sterker, mondiaal consistenter toezicht- en regelgevingssysteem voor financiële diensten uit bouwen. De ETA’s kunnen als nuttig aanspreekpunt fungeren voor toezichthoudende autoriteiten uit derde landen. In die context kunnen zij, onverminderd de bevoegdheden van de Europese instellingen, administratieve regelingen met internationale organisaties en overheidsdiensten van derde landen treffen. De ETA’s kunnen tevens bijstand verlenen bij de voorbereiding van besluiten over de equivalentie van toezichtregelingen in derde landen. Bovendien kunnen de ETA’s op verzoek of op eigen initiatief advies verstrekken aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie of adviezen publiceren, daaronder begrepen met betrekking tot de prudentiële beoordelingen van grensoverschrijdende fusies en overnames. Dit moet extra waarborgen opleveren voor een gezonde en objectieve beoordeling van toekomstige grensoverschrijdende fusies of overnames. 6.2.9. Vergaren van informatie Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de toezichthoudende autoriteiten en andere overheidsinstanties van de lidstaten aan de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij onderhavige verordening opgedragen verplichtingen uit voeren. Bovendien bepaalt de Autoriteit om het werk van colleges van toezichthouders te vergemakkelijken, in samenwerking met de toezichthouders die bij colleges van toezichthouders werkzaam zijn, in voorkomend geval welke informatie bij de toezichthoudende autoriteiten relevant is en verzamelt deze. De Autoriteit is belast met de oprichting en het beheer van een centraal systeem om dergelijke informatie beschikbaar te stellen voor de toezichthoudende autoriteiten in colleges van toezichthouders. In principe moet alle informatie door de nationale toezichthoudende autoriteiten aan de ETA’s worden doorgegeven. 6.2.10. Verhouding met het ECSR Het voorgestelde EU-toezichtkader kan slechts functioneren als het ECSR en het ESFT nauw samenwerken. De hervorming heeft immers tot doel een betere interactie tussen het toezicht op macro- en microprudentieel niveau tot stand te brengen. Bij het vervullen van zijn rol als macroprudentiële toezichthouder moet het ECSR tijdig over microprudentiële informatie kunnen beschikken, terwijl het microprudentiële toezicht dat door de nationale autoriteiten wordt uitgeoefend zijn voordeel zal doen met het inzicht van het ECSR in de macroprudentiële omgeving. In de verordeningen is tevens vastgesteld welke procedures de ETA’s dienen te volgen om de aanbevelingen van het ECSR op te volgen en hoe de ETA’s hun bevoegdheden moeten gebruiken om tijdig een follow-up te geven aan aanbevelingen die tot een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten zijn gericht. 6.2.11. Vrijwaringsclausule Overeenkomstig de conclusies van de Ecofin-Raad en de Europese Raad van juni 2009, waarin wordt beklemtoond dat onverminderd de toepassing van het Gemeenschapsrecht en rekening houdend met de mogelijke of voorwaardelijke verplichtingen voor de lidstaten, besluiten van de ETA’s geen afbreuk mogen doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten, wordt een vrijwaringsclausule ingevoerd. Deze clausule verzekert dat, daar waar een lidstaat meent dat een besluit op grond van artikel 10 (namelijk maatregelen in noodsituaties) of 11 (namelijk schikking van meningsverschillen) van onderhavige verordeningen afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheid, hij de Autoriteit en de Commissie ervan in kennis kan stellen dat de nationale toezichthoudende autoriteit niet voornemens is het besluit van de Autoriteit uit te voeren, waarbij hij duidelijk aantoont op welke wijze het besluit van de Autoriteit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden. Binnen een termijn van één maand brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept. Daar waar de Autoriteit haar besluit handhaaft, kan de lidstaat de zaak aan de Raad voorleggen en wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort. De Raad beslist binnen twee maanden bij gekwalificeerde meerderheid of het besluit moet worden gehandhaafd dan wel herroepen. Op volgens artikel 10 vastgestelde besluiten van de Autoriteit is een snelprocedure van toepassing om rekening te houden met de noodzaak van snelle besluitvorming in noodsituaties. 6.3. De interne organisatie van de ETA’s en het ESFT Iedere ETA bestaat uit: i) een raad van toezichthouders; ii) een raad van bestuur; iii) een voorzitter; en iv) een uitvoerend directeur. Bovendien moet één raad van beroep worden opgericht voor de drie ETA’s. 6.3.1. Raad van toezichthouders De raad van toezichthouders is het voornaamste besluitvormingsorgaan van de ETA's en is onder meer verantwoordelijk voor het vaststellen van de in punt 6.2 van deze toelichting beschreven voorstellen voor technische normen, adviezen, aanbevelingen en besluiten. De raad van toezichthouders bestaat uit: - de voorzitter van de respectieve ETA, die de vergaderingen van de raad voorzit, maar geen stemrecht heeft; - het hoofd van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteit in elke lidstaat; - één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie; - één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR; - één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van de overige twee Europese toezichthoudende autoriteiten; - in voorkomend geval kan de raad van toezichthouders besluiten waarnemers toe te laten. In de regel besluit de raad van toezichthouders met gewone meerderheid, behalve wanneer het gaat om besluiten betreffende de vaststelling van voorstellen voor technische normen en richtsnoeren en besluiten in verband met de artikelen inzake financiële bepalingen, waarvoor besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid geldt. De raad van toezichthouders kan panels oprichten voor de schikking van geschillen. Definitieve besluiten worden echter door de raad van toezichthouders op voorstel van dit panel vastgesteld. 6.3.2. Raad van bestuur De raad van bestuur verzekert dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht. Met name is de raad van bestuur verantwoordelijk voor het opstellen van het werkprogramma van de Autoriteit, het vaststellen van haar reglement van orde en speelt hij een centrale rol in de vaststelling van haar begroting. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter van de ETA, een vertegenwoordiger van de Commissie en vier door de raad van toezichthouders uit zijn midden gekozen leden, die onafhankelijk en objectief in het belang van de Gemeenschap handelen. De uitvoerend directeur kan, zonder stemgerechtigd te zijn, deelnemen aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur. 6.3.3. Voorzitter en uitvoerend directeur De ETA wordt vertegenwoordigd door een voltijdse, onafhankelijke voorzitter, die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders, en zowel de vergaderingen van de raad van toezichthouders als van de raad van bestuur voorzit. De dagelijkse activiteiten van de ETA’s worden echter beheerd door een uitvoerend directeur, die evenals de voorzitter een voltijdse, onafhankelijke deskundige is. Hij of zij is verantwoordelijk voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma en neemt de nodige maatregelen om de werking van de ETA te verzekeren. Beide personen worden, na een openbare selectieprocedure, door de raad van toezichthouders geselecteerd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van financiële instellingen en markten en voor financieel toezicht en regelgeving relevante ervaring. De door de raad van toezichthouders voor de positie van voorzitter geselecteerde kandidaat is onderworpen aan bevestiging door het Europees Parlement. De ambtstermijn bedraagt in beide gevallen vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd. Een dergelijke verlenging hangt af van het resultaat van een evaluatie door de raad van toezichthouders. 6.3.4. Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten Binnen de voorgestelde structuur zal sectoroverschrijdende samenwerking van fundamenteel belang zijn om gelijke tred te kunnen houden met de relevante markttendensen en -ontwikkelingen. Een Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten ziet toe op de wederzijdse verstandhouding, samenwerking en consistente toezichtaanpak tussen de drie nieuwe ETA’s. Er wordt een subcomité bij het Gemengd Comité ingesteld om meer bepaald sectoroverschrijdende kwesties, daaronder begrepen financiële conglomeraten, te behandelen en te verzekeren dat aan iedereen dezelfde eisen worden gesteld. Terwijl de werkelijke besluiten betreffende bijvoorbeeld de Richtlijn Financiële Conglomeraten door de afzonderlijke ETA’s worden genomen, moet het Gemengd Comité verzekeren dat de ETA’s parallel aan elkaar gemeenschappelijke besluiten nemen. 6.3.5. Raad van beroep Een beroepssysteem verzekert dat alle natuurlijke of rechtspersonen, daaronder begrepen nationale toezichthoudende autoriteiten, in eerste instantie bij een raad van beroep in beroep kunnen gaan tegen een besluit van de ETA’s betreffende de coherente toepassing van communautaire regels (artikel 9), het nemen van maatregelen in noodsituaties (artikel 10) en de schikking van meningsverschillen (artikel 11). De raad van beroep is een gezamenlijk orgaan van de drie ETA’s, hetgeen wil zeggen dat hij aangelegenheden in verband met banken, verzekeringen en effecten behandelt. De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes plaatsvervangers met relevante kennis en ervaring, die niet tot het huidige personeel van de nationale toezichthoudende autoriteiten of tot andere nationale of communautaire instellingen mogen behoren welke bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn. Door de raad van bestuur van elke ETA worden uit een door de Europese Commissie opgestelde voordracht twee leden van de raad van beroep en twee plaatsvervangers aangesteld. 6.4. Financiële bepalingen Op grond van deze bepalingen, die op de begrotingsaspecten van de ETA’s betrekking hebben, kunnen de inkomsten van de autoriteiten uit verschillende bronnen afkomstig zijn, bijvoorbeeld uit verplichte bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten, een subsidie van de Gemeenschap of door de sector aan de Autoriteit betaalde vergoedingen. De bepalingen omvatten tevens de procedures voor de jaarlijkse opstelling, uitvoering en controle van de begroting. De financiële kaderregeling voor op grond van artikel 158 van het Financieel Reglement opgerichte organen is van toepassing. 6.5. Algemene bepalingen en slotbepalingen De algemene bepalingen hebben betrekking op praktische zaken in verband met personeel, aansprakelijkheid van de ETA’s, beroepsgeheim, gegevensbescherming, toegang tot documenten, taalregelingen, zetelovereenkomsten en deelname van derde landen. De Commissie publiceert binnen drie jaar na de effectieve aanvang van de activiteiten en vervolgens om de drie jaar een verslag over de werking van de ETA’s en de in de verordening vastgestelde procedures. In dat verslag wordt tevens een evaluatie verricht van de voortgang die is gemaakt op het gebied van regelgevende en toezichthoudende convergentie inzake crisismanagement en crisisoplossing in de EU. 6.6. Essentiële verschillen tussen de drie verordeningen De voornaamste verschillen tussen de drie voorgestelde verordeningen hebben betrekking op de doelstellingen van de Autoriteiten, het werkterrein van de Autoriteiten en de definities, die worden aangepast aan de specificiteit van de desbetreffende sector en de bestaande communautaire wetgeving. Bovendien heeft de Europese Raad geconcludeerd dat de ETA’s ook toezichtbevoegdheden voor ratingbureaus moeten bezitten. De EAEM zal verantwoordelijk zijn voor het registreren van ratingbureaus. De EAEM zou eveneens gemachtigd zijn om toezichtmaatregelen te nemen zoals intrekking van de registratie of opschorting van het gebruik voor regelgevingsdoeleinden van ratings. De toezichtbevoegdheden kunnen de bevoegdheid omvatten om informatie te vragen en onderzoek of inspecties ter plaatse uit te voeren. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de EAEM met betrekking tot ratingbureaus zullen worden bepaald in het kader van een wijziging van de verordening inzake ratingbureaus. 2009/0143 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie[6], Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[8], Gezien het advies van de ECB, Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[9], Overwegende hetgeen volgt: (1) De financiële crisis in 2007/2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op individuele instellingen als wat het toezicht op het financiële stelsel als geheel betreft. Nationale toezichtmodellen zijn dan ook niet meer berekend op de realiteit, die wordt gekenmerkt door geïntegreerde en vervlochten Europese financiële markten waarop tal van financiële instellingen over de grenzen heen actief zijn. De crisis heeft tekortkomingen op het gebied van samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het communautaire recht en vertrouwen tussen nationale toezichthouders aan het licht gebracht. (2) De conclusie van een door de Commissie besteld en op 25 februari 2009 verschenen verslag van een deskundigengroep op hoog niveau onder voorzitterschap van J. de Larosière luidde dat het toezichtkader moest worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises te verminderen. In het verslag zijn verreikende hervormingen van de toezichtstructuur voor de financiële sector in de Gemeenschap aanbevolen. Die groep van deskundigen heeft tevens geconcludeerd dat een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de sector verzekeringen en bedrijfspensioenen, één voor de banksector, en één voor de effectensector, en een Europees Comité voor systeemrisico's dienden te worden gecreëerd. (3) De Commissie heeft in haar mededeling van 4 maart 2009 “Op weg naar Europees herstel”[10] voorgesteld met ontwerpwetgeving te komen tot instelling van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders en een Europees Comité voor systeemrisico’s en heeft in haar mededeling van 27 mei 2009 “Europees financieel toezicht”[11] nadere bijzonderheden verstrekt over de mogelijke architectuur van een dergelijk nieuw toezichtkader. (4) De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 19 juni 2009 aanbevolen om een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, in te stellen. Het systeem moet gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit en consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen en het opstellen van één Europees wetboek dat op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. De Europese Raad heeft beklemtoond dat de Europese toezichthoudende autoriteiten tevens toezichthoudende bevoegdheden voor ratingbureaus moeten bezitten, heeft de Commissie uitgenodigd concrete voorstellen op te stellen over de wijze waarop het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders een sterke rol kan spelen in crisissituaties en heeft bovendien benadrukt dat besluiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten geen afbreuk mogen doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. (5) De financiële en economische crisis heeft reële en serieuze risico's voor de stabiliteit van de interne markt teweeggebracht. Het herstellen en in stand houden van een stabiel en betrouwbaar financieel stelsel is een absoluut noodzakelijke voorwaarde om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed functionerende interne markt voor financiële diensten. Bovendien bieden diepere en sterker geïntegreerde financiële markten meer mogelijkheden voor financiering en risicospreiding, waardoor zij ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen. (6) De Gemeenschap heeft de grenzen bereikt van hetgeen haalbaar is met de huidige status van de comités van Europese toezichthouders, die adviesorganen van de Commissie blijven. Het is op termijn onhoudbaar dat in de Gemeenschap een situatie blijft bestaan waarin geen mechanisme voorhanden is om ervoor te zorgen dat nationale toezichthouders tot de best mogelijke toezichtbeslissingen komen met betrekking tot grensoverschrijdende instellingen waarin onvoldoende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale toezichthoudende autoriteiten plaatsvindt, waarin een gezamenlijk optreden van nationale autoriteiten ingewikkelde regelingen vereist omdat met een lappendeken van regelgevings- en toezichteisen rekening moet worden gehouden, waarin nationale oplossingen veelal de enige haalbare optie zijn om op Europese problemen te reageren en waarin uiteenlopende interpretaties van dezelfde wettekst bestaan. Met de oprichting van het Europees Systeem van Toezichthouders wordt beoogd deze tekortkomingen te verhelpen en te komen tot een systeem dat aansluit bij de doelstelling om in de Gemeenschap een stabiele interne markt voor financiële diensten tot stand te brengen en dat de nationale toezichthouders verenigt in een sterk communautair netwerk. (7) Het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders moet een netwerk zijn van nationale en communautaire toezichthoudende autoriteiten, waarbij het dagelijkse toezicht op financiële instellingen op nationaal niveau blijft en een centrale rol in het toezicht op grensoverschrijdende groepen aan colleges van toezichthouders wordt toegekend. Voorts moeten de regels voor financiële instellingen in geheel de Gemeenschap in grotere mate worden geharmoniseerd en op coherente wijze worden toegepast. Er moeten een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen alsmede een Europese Bankautoriteit en een Europese Autoriteit voor effecten en markten (de Europese toezichthoudende autoriteiten) worden opgericht. (8) De Europese toezichthoudende autoriteiten vervangen het Comité van Europese bankentoezichthouders, opgericht bij Besluit 2009/78/EG van de Commissie[12], het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, opgericht bij Besluit 2009/79/EG van de Commissie[13], en het Comité van Europese effectenregelgevers, opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie[14], en nemen alle taken en bevoegdheden van deze comités over. Het werkterrein van elke Autoriteit moet duidelijk worden afgebakend. Daar waar institutionele redenen en de in het Verdrag toegewezen verantwoordelijkheden dit vereisen, moet de Commissie eveneens deel uitmaken van het netwerk van toezichthoudende activiteiten. (9) De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (“de Autoriteit”) dient, ten voordele van de economie in het algemeen, daaronder begrepen de financiële instellingen en andere stakeholders, consumenten en werknemers, te handelen met het oog op het verbeteren van de werking van de interne markt - onder meer door een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht te verzekeren, rekening houdend met de verschillende belangen van alle lidstaten -, het beschermen van verzekeringnemers en andere begunstigden, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en het versterken van de internationale toezichthoudende coördinatie. Om haar doelstellingen te kunnen vervullen, is het nodig en passend dat de Autoriteit een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid is en juridische, administratieve en financiële autonomie bezit. (10) Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn arrest van 2 mei 2006 in zaak C-217/04 (Verenigd Koninkrijk/Europees Parlement en Raad)[15] erkend dat artikel 95 van het Verdrag betreffende de vaststelling van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van wetgeving met betrekking tot de instelling en de werking van de interne markt een juiste rechtsgrondslag biedt voor de oprichting van een "communautair orgaan (…) om bij te dragen aan de verwezenlijking van een harmonisatieproces", wanneer de aan een dergelijk orgaan toevertrouwde taken nauw aanknopen bij de materies die voorwerp zijn van handelingen van onderlinge aanpassing van nationale wetgevingen. Het doel en de taken van de Autoriteit – bijstaan van de nationale toezichthoudende autoriteiten bij de consistente interpretatie en toepassing van de communautaire regels en bijdragen tot de financiële stabiliteit die nodig is voor financiële integratie – knopen nauw aan bij de doelstellingen van het communautaire acquis betreffende de interne markt voor financiële diensten. De Autoriteit moet bijgevolg op basis van artikel 95 van het Verdrag worden opgericht. (11) De taken van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de wijze van samenwerking met elkaar en met de Commissie, worden bij de volgende wetsbesluiten vastgesteld[16]: Richtlijn 64/225/EEG van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie[17], Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan[18], Richtlijn 73/240/EEG van de Raad van 24 juli 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche[19], Richtlijn 76/580/EEG van de Raad van 29 juni 1976 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan[20], Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie[21], Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de Eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan[22], Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering[23], Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG[24], Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering)[25], Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep[26], Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen[27], Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering[28], Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling[29], en Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening[30]. (12) Tot de bestaande communautaire wetgeving die het door onderhavige verordening bestreken gebied regelt, behoren eveneens Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat[31], Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme[32], en Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten[33]. (13) Er dient een effectief instrument te worden ingevoerd om geharmoniseerde technische normen op het gebied van financiële diensten in te stellen om, mede door de invoering één enkel wetboek, te zorgen voor een vlak speelveld en adequate bescherming van verzekeringnemers, andere begunstigden en consumenten in Europa. Als orgaan met hooggespecialiseerde expertise is het efficiënt en passend om de Autoriteit op bij het communautaire recht vastgestelde gebieden te belasten met de uitwerking van voorstellen voor technische normen die geen beleidskeuzen inhouden. De Commissie moet deze voorstellen voor technische normen bevestigen overeenkomstig het communautaire recht om er bindende rechtskracht aan te geven. De voorstellen voor technische normen moeten door de Commissie worden vastgesteld. Zij zijn aan wijziging onderworpen indien zij bijvoorbeeld onverenigbaar zijn met het communautaire recht, het evenredigheidsbeginsel niet respecteren of indruisen tegen de fundamentele beginselen van de interne markt voor financiële diensten zoals weergegeven in het acquis van de communautaire wetgeving inzake financiële diensten. Om een vlot en snel vaststellingsproces voor deze normen te verzekeren, moet de Commissie voor haar bevestigingsbesluit aan een termijn onderworpen worden. (14) De procedure voor de ontwikkeling van technische normen in onderhavige verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie om op eigen initiatief uitvoeringsmaatregelen volgens comitéprocedures op niveau 2 van de Lamfalussy-structuur te nemen zoals vastgesteld in de desbetreffende communautaire wetgeving. De aangelegenheden waarop de technische normen betrekking hebben, houden geen beleidsbeslissingen in en inhoudelijk vallen zij onder op niveau 1 vastgestelde communautaire besluiten De ontwikkeling van de ontwerpnormen door de Autoriteit zorgt ervoor dat ten volle van de specialistische expertise van de nationale toezichthoudende autoriteiten wordt geprofiteerd. (15) Op niet door technische normen geregelde gebieden moet de Autoriteit bevoegd zijn om niet-bindende richtsnoeren en aanbevelingen betreffende de toepassing van de communautaire wetgeving te geven. Om transparantie te verzekeren en naleving door de nationale toezichthoudende autoriteiten van die richtsnoeren en aanbevelingen te verbeteren, moeten nationale autoriteiten, als zij zich niet aan die richtsnoeren en aanbevelingen houden, dit motiveren. (16) Het verzekeren van de juiste en volledige toepassing van het communautaire recht is een basisvoorwaarde voor de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, de stabiliteit van het financieel systeem en voor neutrale concurrentievoorwaarden voor de financiële instellingen in de Gemeenschap. Bijgevolg moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de Autoriteit gevallen van onjuiste of ontoereikende toepassing van communautair recht behandelt. Dit mechanisme moet van toepassing zijn op gebieden waar de communautaire wetgeving duidelijke en onvoorwaardelijke verplichtingen vaststelt. (17) Om een evenredige reactie op gevallen van onjuiste of ontoereikende toepassing van communautair recht mogelijk te maken, moet een drietrapsmechanisme van toepassing zijn. Op een eerste niveau moet de Autoriteit gemachtigd zijn gevallen waarin nationale autoriteiten in hun toezichtpraktijk verplichtingen van communautair recht op onjuiste of ontoereikende wijze zouden hebben toegepast, te onderzoeken en te besluiten met een aanbeveling. (18) Daar waar de nationale autoriteit de aanbeveling niet naleeft, moet de Commissie gemachtigd zijn, teneinde de naleving van het communautaire recht te verzekeren, tot de nationale toezichthoudende autoriteit een besluit te richten dat directe juridische gevolgen creëert waarop men zich voor nationale rechtbanken en autoriteiten kan beroepen en dat gehandhaafd kan worden op grond van artikel 226 van het Verdrag. (19) Om te voorzien in uitzonderlijke situaties waarin maatregelen van de betrokken bevoegde autoriteit uitblijven, moet de Autoriteit in laatste instantie gemachtigd zijn besluiten te nemen die tot individuele financiële instellingen worden gericht. Deze bevoegdheid moet zich beperken tot uitzonderlijke omstandigheden waarin een bevoegde autoriteit de tot haar gerichte besluiten niet naleeft en waarin het communautaire recht krachtens bestaande of toekomstige EU-verordeningen op de financiële instellingen rechtstreeks van toepassing is. (20) Ernstige bedreigingen van de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap vereisen een snelle en gezamenlijke reactie op communautair niveau. De Autoriteit moet bijgevolg de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen verplichten tot het nemen van bepaalde maatregelen om een noodsituatie te verhelpen. Aangezien het bepalen of er sprake is van een noodsituatie in belangrijke mate een oordeel inhoudt, moet deze bevoegdheid bij de Commissie berusten. Voor een effectieve reactie op de noodsituatie moet, wanneer maatregelen van de nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen die betrekking hebben op gebieden van communautair recht die rechtstreeks op hen toepasselijk zijn en erop gericht zijn de effecten van de crisis te beperken en het vertrouwen in de markten te herstellen. (21) Om een efficiënt en effectief toezicht en een evenwichtige inoverwegingneming van de standpunten van de nationale toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten te verzekeren, moet de Autoriteit in staat zijn om meningsverschillen tussen die autoriteiten, daaronder begrepen binnen de colleges van toezichthouders, met bindend effect te schikken. Er dient voorzien te worden in een verzoeningsfase, tijdens welke de nationale toezichthoudende autoriteiten tot een overeenkomst kunnen komen. De bevoegdheid van de Autoriteit moet betrekking hebben op meningsverschillen over procedurele verplichtingen tijdens het samenwerkingsproces alsmede op de interpretatie en toepassing van het communautaire recht bij toezichtbesluiten. Bestaande verzoeningsmechanismen waarin de sectorale wetgeving voorziet, moeten worden gerespecteerd. Wanneer maatregelen van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, moet de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen op gebieden van communautair recht die rechtstreeks op hen van toepassing zijn. (22) De colleges van toezichthouders spelen een belangrijke rol in het efficiënte, effectieve en consistente toezicht op financiële instellingen die grensoverschrijdend opereren. De Autoriteit moet het recht hebben in alle opzichten aan de colleges van toezichthouders deel te nemen om de werking van en het informatie-uitwisselingsproces in de colleges te stroomlijnen en in de colleges convergentie en consistentie in de toepassing van het communautaire recht te bevorderen. (23) De delegatie van taken en verantwoordelijkheden kan in verband met de werking van het netwerk van toezichthouders een nuttig instrument zijn om overlapping in toezichttaken te vermijden, samenwerking te bevorderen en aldus het toezichtproces te stroomlijnen alsmede de last die aan de financiële instellingen wordt opgelegd, te verminderen. De verordening moet bijgevolg in een duidelijke rechtsgrondslag voor een dergelijke delegatie voorzien. Delegatie van taken betekent dat taken door een andere toezichthoudende autoriteit dan de verantwoordelijke autoriteit worden uitgevoerd, terwijl de verantwoordelijkheid voor de toezichtbesluiten bij de delegerende autoriteit blijft. Door delegatie van verantwoordelijkheden kan een nationale toezichthoudende autoriteit, de gedelegeerde, over een bepaalde toezichtaangelegenheid in haar naam in plaats van een andere nationale toezichthoudende autoriteit beslissen. Voor delegaties moet het principe gelden dat toezichthoudende bevoegdheid wordt toegewezen aan een toezichthouder die in de juiste positie verkeert om in de betrokken aangelegenheid maatregelen te nemen. Een hertoewijzing van verantwoordelijkheden kan passend zijn, bijvoorbeeld om redenen van schaalvoordelen of toepassingsgebied, van coherentie bij groepstoezicht en van optimaal gebruik van bij de nationale toezichthoudende autoriteiten aanwezige technische expertise. De beginselen voor hertoewijzing van verantwoordelijkheden bij overeenkomst kunnen in desbetreffende communautaire wetgeving nader worden vastgesteld. De Autoriteit dient delegatieovereenkomsten tussen nationale toezichthoudende autoriteiten op alle passende manieren te vergemakkelijken. De Autoriteit moet vooraf van voorgenomen delegatieovereenkomsten op de hoogte worden gebracht om in voorkomend geval een advies te kunnen formuleren. De publicatie van dergelijke overeenkomsten dient bij de Autoriteit te worden gecentraliseerd om ervoor te zorgen dat informatie over overeenkomsten tijdig, transparant en gemakkelijk toegankelijk voor alle betrokken partijen beschikbaar is. (24) De Autoriteit dient de toezichtconvergentie in geheel de Gemeenschap actief te bevorderen met het doel een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen. (25) Collegiale toetsingen zijn een efficiënt en effectief instrument om consistentie binnen het netwerk van financiële toezichthouders te bevorderen. De Autoriteit dient bijgevolg het methodologische kader voor dergelijke toetsingen te ontwikkelen en regelmatig dergelijke toetsingen te houden. Bij toetsingen dienen niet alleen convergentie van toezichthoudende praktijken, maar tevens de capaciteit van toezichthouders om kwalitatief hoogstaande toezichtresultaten te bereiken alsmede de onafhankelijkheid van de nationale toezichthoudende autoriteiten centraal te staan. (26) De Autoriteit dient een gecoördineerde communautaire toezichtreactie actief te bevorderen, in het bijzonder daar waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap in gevaar kunnen brengen. De Autoriteit dient, naast haar bevoegdheden om in noodsituaties maatregelen te nemen, bijgevolg met een algemene coördinerende functie binnen het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders te worden belast. De doorstroming van alle relevante informatie tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moet centraal staan bij de maatregelen die de Autoriteit neemt. (27) Om de financiële stabiliteit te bewaren, dienen in een vroeg stadium over de grenzen en sectoren heen trends, potentiële risico’s en zwakke plekken die van het microprudentiële niveau afkomstig zijn, te worden aangewezen. De Autoriteit moet dergelijke ontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied volgen en beoordelen en, waar nodig, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de andere Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico’s regelmatig en in voorkomend geval ad hoc op de hoogte brengen. De Autoriteit moet eveneens communautaire stresstests coördineren om de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen en ervoor te zorgen dat op nationaal niveau bij het houden van dergelijke tests een zo consistent mogelijke methode wordt gevolgd. (28) Gezien de mondialisering van de financiële diensten en het toegenomen belang van internationale normen, dient de Autoriteit de dialoog en de samenwerking met toezichthouders buiten de Gemeenschap te bevorderen. De Autoriteit respecteert in de betrekkingen met autoriteiten buiten de Gemeenschap en op internationale fora ten volle de bestaande taken en bevoegdheden van de Europese instellingen. (29) De Autoriteit dient op haar bevoegdheidsgebied als een onafhankelijk adviesorgaan van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op te treden. De Autoriteit moet haar advies kunnen verstrekken over de prudentiële beoordeling van fusies en overnames op grond van Richtlijn 92/49/EG, Richtlijn 2002/83/EG en Richtlijn 2005/68/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG. (30) Om haar verplichtingen doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de Autoriteit het recht hebben alle nodige informatie op te vragen. Om dubbele rapportageverplichtingen voor financiële instellingen te vermijden, moet die informatie normaal gesproken door de nationale toezichthoudende autoriteiten die het dichtst bij de financiële markten en instellingen staan, worden verstrekt. De Autoriteit moet evenwel bevoegd zijn om financiële instellingen en andere partijen rechtstreeks om informatie te vragen daar waar een nationale toezichthoudende autoriteit dergelijke informatie niet tijdig verstrekt of kan verstrekken. De autoriteiten van de lidstaten moeten verplicht worden de Autoriteit bij te staan bij de handhaving van dergelijke rechtstreekse opvragingen. (31) Nauwe samenwerking tussen de Autoriteit en het Europees Comité voor systeemrisico’s is van essentieel belang voor een volkomen doeltreffende werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s en de follow-up van zijn waarschuwingen en aanbevelingen. De Autoriteit moet alle relevante informatie met het Europees Comité voor systeemrisico’s delen. Gegevens in verband met afzonderlijke ondernemingen mogen alleen op met redenen omkleed verzoek worden verstrekt. Bij ontvangst van waarschuwingen of aanbevelingen die het Europees Comité voor systeemrisico’s tot de Autoriteit of een nationale toezichthoudende autoriteit richt, moet de Autoriteit hieraan een follow-up geven. (32) De Autoriteit moet in voorkomend geval over technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen met belanghebbende partijen overleggen en hen in redelijke mate de mogelijkheid bieden over voorgestelde maatregelen opmerkingen te maken. Om redenen van efficiëntie moet hiertoe een Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen worden opgericht die evenwichtig is samengesteld uit communautaire verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en bedrijfspensioenfondsen (daaronder begrepen in voorkomend geval institutionele beleggers en andere financiële instellingen die zelf financiële diensten gebruiken), hun werknemers, en consumenten en andere retailgebruikers van verzekerings-, herverzekerings- en bedrijfspensioendiensten, daaronder begrepen kmo's. De Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen moet actief als schakel fungeren met andere door de Commissie of de communautaire wetgeving ingestelde gebruikersgroepen op het gebied van financiële diensten. (33) De lidstaten hebben een centrale verantwoordelijkheid in het bewaren van financiële stabiliteit bij crisismanagement, in het bijzonder met betrekking tot de stabilisering en sanering van afzonderlijke noodlijdende financiële instellingen. Maatregelen door de Autoriteit in nood- of schikkingssituaties die de stabiliteit van een financiële instelling beïnvloeden, mogen geen afbreuk doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Er moet een mechanisme worden ingesteld waarbij de lidstaten zich op deze vrijwaringsclausule kunnen beroepen en in laatste instantie de zaak ter beslechting aan de Raad kunnen voorleggen. Het is passend op dit gebied de Raad een rol toe te wijzen gezien de bijzondere verantwoordelijkheden die de lidstaten in dat verband bezitten. (34) De Autoriteit moet in haar besluitvormingsprocedures gebonden zijn aan de communautaire regels en algemene beginselen inzake behoorlijke procedure en transparantie. Het recht van de adressaten van de besluiten van de Autoriteit om te worden gehoord moet ten volle worden gerespecteerd. De besluiten van de Autoriteit vormen een integrerend deel van het communautaire recht. (35) Een raad van toezichthouders, die bestaat uit de hoofden van de desbetreffende nationale toezichthoudende autoriteit in elke lidstaat en voorgezeten wordt door de voorzitter van de Autoriteit, dient het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Autoriteit te zijn. Vertegenwoordigers van de Commissie, het Europees Comité voor systeemrisico’s en de andere twee Europese toezichthoudende autoriteiten dienen als waarnemer deel te nemen. De leden van de raad van toezichthouders dienen onafhankelijk en alleen in het belang van de Gemeenschap op te treden. Voor algemene besluiten, daaronder begrepen besluiten betreffende de vaststelling van technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen, alsmede begrotingsaangelegenheden is het passend de regels inzake gekwalificeerde meerderheid toe te passen zoals vastgesteld in het Verdrag, terwijl voor alle andere besluiten eenvoudige meerderheid van de leden moet gelden. Zaken betreffende de schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten moeten door een beperkt panel worden onderzocht. (36) Een raad van bestuur, samengesteld uit de voorzitter van de Autoriteit, vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Commissie moeten verzekeren dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht. De raad van bestuur moet over de nodige bevoegdheden beschikken om onder meer het jaar- en meerjarenwerkprogramma voor te stellen, bepaalde budgettaire bevoegdheden uit te oefenen, het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast te stellen, speciale bepalingen betreffende het recht van toegang tot documenten vast te stellen en het jaarverslag vast te stellen. (37) Een voltijdse voorzitter, die door de raad van toezichthouders via een openbaar vergelijkend onderzoek wordt geselecteerd, moet de Autoriteit vertegenwoordigen. Het management van de Autoriteit moet worden toevertrouwd aan een uitvoerend directeur, die het recht moet hebben zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur deel te nemen. (38) Om sectoroverschrijdende consistentie in de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten te verzekeren, moeten deze autoriteiten nauw samenwerken in een Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten, en in voorkomend geval gemeenschappelijke standpunten bereiken. Het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten dient alle taken van het Gemengd Comité voor financiële conglomeraten over te nemen. Waar dit relevant is, moeten besluiten die eveneens binnen het bevoegdheidsgebied van de Europese Bankautoriteit of de Europese Autoriteit voor effecten en markten liggen, parallel door de betrokken Europese toezichthoudende autoriteiten worden vastgesteld. (39) Het is nodig ervoor te zorgen dat de partijen waarop door de Autoriteit vastgestelde besluiten invloed hebben, de nodige rechtsmiddelen kunnen uitoefenen. Om doeltreffend de rechten van partijen te beschermen en om redenen van proceseconomie moeten, daar waar de Autoriteit over besluitvormingsbevoegdheden beschikt, partijen het recht hebben om beroep in te stellen bij een raad van beroep. Om redenen van efficiëntie en consistentie moet de raad van beroep een gemengd orgaan zijn van de drie Europese toezichthoudende autoriteiten, onafhankelijk van hun administratieve en regelgevende structuren. Tegen beslissingen van de raad van beroep moet bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep openstaan. (40) Om haar autonomie en onafhankelijkheid geheel en al te waarborgen, moet de Autoriteit de beschikking krijgen over een autonome begroting met inkomsten uit hoofdzakelijk verplichte bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten en uit de algemene begroting van de Europese Unie. De communautaire begrotingsprocedure moet van toepassing zijn wat de communautaire bijdrage betreft. De Rekenkamer moet de rekeningen controleren. (41) Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[34] moet op de Autoriteit van toepassing zijn. De Autoriteit dient eveneens toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[35]. (42) Om openbare en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van het personeel te verzekeren, dient het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen[36] op het personeel van de Autoriteit van toepassing te zijn. (43) Het is van essentieel belang dat bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie worden beschermd. Evenzo moet de vertrouwelijkheid van de in het netwerk uitgewisselde informatie worden bewaard. (44) De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[37] en bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[38], die geheel van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van onderhavige verordening. (45) Om de transparante werking van de Autoriteit te verzekeren, moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[39] op de Autoriteit van toepassing zijn. (46) Overeenkomstig door de Gemeenschap te sluiten passende overeenkomsten moet deelname aan de werkzaamheden van de Autoriteit door landen die geen lid zijn van de Europese Unie mogelijk zijn. (47) Daar de doelstellingen van onderhavige verordening, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van verzekeringnemers en andere begunstigden, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en het versterken van de internationale toezichthoudende coördinatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat onderhavige verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (48) Aangezien de Autoriteit alle huidige taken en bevoegdheden van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen overneemt, moet Besluit 2009/78/EG van de Commissie van 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen bijgevolg worden ingetrokken en moet Besluit …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten dienovereenkomstig worden gewijzigd. (49) Het is passend een termijn vast te stellen voor de toepassing van onderhavige verordening om ervoor te zorgen dat de Autoriteit op het aanvatten van haar activiteiten voldoende is voorbereid en om een vlotte overgang van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen te verzekeren, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK I OPRICHTING EN RECHTSSTATUS Artikel 1 Oprichting en werkterrein 1. De onderhavige verordening richt een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen op (“de Autoriteit”). 2. De Autoriteit treedt op binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 64/225/EEG, Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 73/240/EEG, Richtlijn 76/580/EEG, Richtlijn 78/473/EEG, Richtlijn 84/641/EEG, Richtlijn 87/344/EEG, Richtlijn 88/357/EEG, Richtlijn 92/49/EEG, Richtlijn 98/78/EG, Richtlijn 2001/17/EG, Richtlijn 2002/83/EG, Richtlijn 2002/92/EG, Richtlijn 2003/41/EG, Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2005/68/EG, Richtlijn 2007/44/EG, Richtlijn 2005/60/EG, Richtlijn 2002/65/EG, daaronder begrepen alle op deze handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten/beschikkingen en alle andere communautaire handelingen waarbij taken aan de Autoriteit worden toegekend. 3. De bepalingen van onderhavige verordening doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie, in het bijzonder op grond van artikel 226 van het Verdrag, om de naleving van het communautaire recht te verzekeren. 4. De doelstelling van de Autoriteit is bij te dragen tot: i) het verbeteren van de werking van de interne markt, daaronder begrepen met name een hoog, effectief en consistent niveau van regelgeving en toezicht, ii) de bescherming van verzekeringnemers en andere begunstigden, iii) het verzekeren van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, iv) het bewaren van de stabiliteit van het financieel systeem en v) de versterking van de internationale toezichthoudende coördinatie. Hiertoe draagt de Autoriteit bij tot het verzekeren van de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van het in artikel 1, lid 2, genoemde communautaire recht, het bevorderen van toezichthoudende convergentie en het verstrekken van adviezen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. 5. De Autoriteit maakt deel uit van het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders, hierna het “ESFT” genoemd, dat fungeert als een netwerk van toezichthouders, zoals bepaald in artikel 39. 6. De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen werkt samen met het Europees Comité voor systeemrisico's, hierna het "ECSR" genoemd, zoals vastgesteld in artikel 21 van onderhavige verordening. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van onderhavige verordening wordt verstaan onder: (1) “financiële instellingen”: verzekeringsondernemingen in de zin van Richtlijn 98/78/EG, herverzekeringsondernemingen in de zin van Richtlijn 2005/68/EG, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van Richtlijn 2003/41/EG en ‘financiële conglomeraten’ in de zin van Richtlijn 2002/87/EG; (2) “nationale toezichthoudende autoriteiten”: de nationale autoriteiten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toezicht uitoefenen op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. Artikel 3 Rechtsstatus 1. De Autoriteit is een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid. 2. In elke lidstaat geniet de Autoriteit de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. De Autoriteit kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden. 3. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter. Artikel 4 Samenstelling De Autoriteit bestaat uit: (1) een raad van toezichthouders, die de in artikel 28 vastgestelde taken uitoefent; (2) een raad van bestuur, die de in artikel 32 vastgestelde taken uitoefent; (3) een voorzitter, die de in artikel 33 vastgestelde taken uitoefent; (4) een uitvoerend directeur, die de in artikel 38 vastgestelde taken uitoefent; (5) een raad van beroep, als bedoeld in artikel 44, die de in artikel 46 vastgestelde taken uitoefent. Artikel 5 Zetel De Autoriteit heeft haar zetel in Frankfurt. HOOFDSTUK II TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE AUTORITEIT Artikel 6 Taken en bevoegdheden van de Autoriteit 1. De Autoriteit heeft de volgende taken: a) bijdragen tot de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regelgevings- en toezichtnormen en -praktijken, met name door het verstrekken van adviezen aan de communautaire instellingen en door het ontwikkelen van richtsnoeren, aanbevelingen en voorstellen voor technische normen op basis van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving; b) bijdragen tot een consistente toepassing van de communautaire wetgeving, met name door tot een gemeenschappelijke toezichtcultuur bij te dragen, de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving te verzekeren, regelgevingsarbitrage te voorkomen, bij meningsverschillen tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten te bemiddelen en een schikking te treffen, een coherente werking van de colleges van toezichthouders te bevorderen en maatregelen te nemen in noodsituaties; c) vergemakkelijken van de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten; d) nauw samenwerken met het ECSR, met name door het ECSR de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR; e) houden van collegiale toetsingen van de nationale toezichthoudende autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen; f) volgen en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied; g) vervullen van alle andere specifieke taken die in onderhavige verordening of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving zijn vastgesteld. 2. Om de in lid 1 vastgestelde taken uit te voeren, beschikt de Autoriteit over de in onderhavige verordening vastgestelde bevoegdheden, met name de bevoegdheid om: a) voorstellen voor technische normen te ontwikkelen; b) richtsnoeren en aanbevelingen te geven, als vastgesteld in artikel 8; c) aanbevelingen te geven, als bedoeld in artikel 9, lid 3; d) in de in artikel 10 en 11 genoemde specifieke gevallen individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot nationale toezichthoudende autoriteiten; e) individuele besluiten te nemen die gericht zijn tot financiële instellingen; in de in artikel 9, lid 6, artikel 10, lid 3, en artikel 11, lid 4, bedoelde specifieke gevallen; f) adviezen te verstrekken aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie als bepaald in artikel 19. 3. De Autoriteit oefent over entiteiten met een communautaire reikwijdte of economische activiteiten met een communautaire reikwijdte alle exclusieve toezichtbevoegdheden uit die haar in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving toevertrouwd zijn. Hiertoe beschikt de Autoriteit over passende onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden als bepaald in de desbetreffende wetgeving, alsmede over de mogelijkheid om vergoedingen aan te rekenen. Artikel 7 Technische normen 1. De Autoriteit kan technische normen ontwikkelen op de gebieden die met name in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving zijn vastgesteld. De Autoriteit legt haar ontwerpnormen ter bevestiging aan de Commissie voor. Alvorens technische normen aan de Commissie voor te leggen, houdt de Autoriteit in voorkomend geval publieksraadplegingen daarover en analyseert zij de mogelijke kosten en baten daarvan. Binnen drie maanden na ontvangst van de ontwerpnormen besluit de Commissie of zij de ontwerpnormen bevestigt. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie kan besluiten de ontwerpnormen slechts gedeeltelijk of gewijzigd te bevestigen daar waar het communautair belang dit vereist. Daar waar de Commissie de normen niet dan wel gedeeltelijk of gewijzigd bevestigt, motiveert zij dit voor de Autoriteit. 2. De normen worden door de Commissie bij verordening of besluit vastgesteld en worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Artikel 8 Richtsnoeren en aanbevelingen Met het oog op het invoeren van consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen het ESFT en het verzekeren van de gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van de communautaire wetgeving geeft de Autoriteit richtsnoeren en aanbevelingen die tot nationale toezichthoudende autoriteiten of financiële instellingen worden gericht. De nationale toezichthoudende autoriteiten spannen zich tot het uiterste in om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Daar waar de nationale toezichthoudende autoriteit deze richtsnoeren of aanbevelingen niet toepast, motiveert zij dit voor de Autoriteit. Artikel 9 Consistente toepassing van de communautaire regels 1. Ingeval een nationale toezichthoudende autoriteit de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving niet juist heeft toegepast, met name door niet te verzekeren dat een financiële instelling de in die wetgeving vastgestelde eisen vervult, beschikt de Autoriteit over de in de leden 2, 3 en 6, van onderhavig artikel genoemde bevoegdheden. 2. Op verzoek van een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten, van de Commissie of op eigen initiatief en na de betrokken nationale toezichthoudende autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, kan de Autoriteit de aangevoerde onjuiste toepassing van het communautaire recht onderzoeken. Onverminderd de in artikel 20 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de nationale toezichthoudende autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek. 3. De Autoriteit kan, uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van haar onderzoek, tot de betrokken nationale toezichthoudende autoriteit een aanbeveling richten waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nodig zijn om aan het communautaire recht te voldoen. De nationale toezichthoudende autoriteit brengt de Autoriteit binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanbeveling op de hoogte van de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om de inachtneming van het communautaire recht te verzekeren. 4. Ingeval de nationale toezichthoudende autoriteit binnen één maand na ontvangst van de aanbeveling van de Autoriteit niet aan het communautaire recht heeft voldaan, kan de Commissie, na door de Autoriteit op de hoogte te zijn gebracht of op eigen initiatief, een besluit nemen op grond waarvan de nationale toezichthoudende autoriteit de maatregelen dient te nemen die nodig zijn om het communautaire recht na te leven. De Commissie neemt een dergelijk besluit uiterlijk drie maanden na het geven van de aanbeveling. De Commissie kan die termijn met één maand verlengen. De Commissie verzekert dat het recht van de adressaat van het besluit om te worden gehoord, wordt gerespecteerd. De Autoriteit en de nationale toezichthoudende autoriteiten verstrekken de Commissie alle nodige informatie. 5. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het in lid 4 bedoelde besluit informeert de nationale toezichthoudende autoriteit de Commissie en de Autoriteit over de stappen die zij heeft gedaan of voornemens is te doen om het besluit van de Commissie uit te voeren. 6. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 226 van het Verdrag kan, daar waar een nationale toezichthoudende autoriteit het in lid 4 van dit artikel bedoelde besluit niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft, en daar waar het nodig is de niet-naleving door de nationale toezichthoudende autoriteit tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen of de ordelijke werking en de integriteit van het financieel systeem te verzekeren, de Autoriteit, daar waar de desbetreffende eisen van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn, een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens het communautaire recht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten. Het besluit van de Autoriteit dient in overeenstemming te zijn met het door de Commissie ingevolge lid 4 vastgestelde besluit. 7. Op grond van lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de nationale toezichthoudende autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld. Maatregelen van de nationale toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 4 of 6 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten. Artikel 10 Maatregelen in noodsituaties 1. Ingeval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Commissie, op eigen initiatief of na een verzoek van de Autoriteit, de Raad of het ECSR een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van onderhavige verordening. 2. Daar waar de Commissie een besluit heeft vastgesteld ingevolge lid 1, kan de Autoriteit individuele besluiten nemen op grond waarvan nationale toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving de nodige maatregelen dienen te nemen om alle risico’s die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van geheel of een deel van het financieel systeem in gevaar kunnen brengen aan te pakken door te verzekeren dat financiële instellingen en nationale toezichthoudende autoriteiten aan de in die wetgeving vastgestelde eisen voldoen. 3. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 226 van het Verdrag kan, daar waar een nationale toezichthoudende autoriteit het in lid 2 bedoelde besluit van de Autoriteit niet binnen de daarin vastgestelde termijn naleeft, de Autoriteit, daar waar de desbetreffende eisen die zijn vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn, een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen volgens die wetgeving, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten. 4. Op grond van lid 3 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de nationale toezichthoudende autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld. Maatregelen van de nationale toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot feiten die onderworpen worden aan een besluit ingevolge lid 2 of 3 dienen verenigbaar te zijn met die besluiten. Artikel 11 Schikking van meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten 1. Onverminderd de in artikel 9 vastgestelde bevoegdheden kan, daar waar een nationale toezichthoudende autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere nationale toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregelen op gebieden waar de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door nationale toezichthoudende autoriteiten van meer dan een lidstaat vereist, de Autoriteit op verzoek van een of meerdere van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten de autoriteiten bijstaan in het bereiken van een overeenkomst overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde procedure. 2. De Autoriteit stelt een termijn vast voor verzoening tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten rekening houdend met desbetreffende termijnen die in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving worden bepaald en met de complexiteit en urgentie van de aangelegenheid. 3. Indien aan het einde van de verzoeningsfase de nationale toezichthoudende autoriteiten er niet in geslaagd zijn tot een overeenkomst te komen, kan de Autoriteit een besluit nemen op grond waarvan zij specifieke maatregelen dienen te nemen of van maatregelen dienen af te zien om de zaak te schikken, overeenkomstig het communautaire recht. 4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie volgens artikel 226 van het Verdrag kan, daar waar een nationale toezichthoudende autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en er daardoor niet in slaagt te verzekeren dat een financiële instelling voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving rechtstreeks op haar toepasselijk zijn, de Autoriteit een tot een financiële instelling gericht individueel besluit nemen op grond waarvan de financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het communautaire recht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten. Artikel 12 Colleges van toezichthouders 1. De Autoriteit draagt bij tot de bevordering van de efficiënte en consistente werking van de colleges van toezichthouders en moedigt de coherentie van de toepassing van de communautaire wetgeving tussen de colleges aan. 2. De Autoriteit neemt, voor zover zij dit passend acht, als waarnemer aan de colleges van toezichthouders deel. In het kader van die deelname wordt zij beschouwd als een “nationale toezichthoudende autoriteit” in de zin van de desbetreffende wetgeving en ontvangt zij op haar verzoek alle desbetreffende informatie die met een lid van het college wordt gedeeld. 3. Om het werk van deze colleges te vergemakkelijken, bepaalt de Autoriteit, in samenwerking met de toezichthouders die bij colleges van toezichthouders werkzaam zijn, in voorkomend geval welke informatie bij de nationale toezichthoudende autoriteiten relevant is en verzamelt deze. De Autoriteit is belast met de oprichting en het beheer van een centraal systeem om dergelijke informatie beschikbaar te stellen voor de nationale toezichthoudende autoriteiten in colleges van toezichthouders. Artikel 13 Delegatie van taken en verantwoordelijkheden 1. Nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen bij bilaterale overeenkomst taken en verantwoordelijkheden aan andere nationale toezichthoudende autoriteiten delegeren. 2. De Autoriteit vergemakkelijkt de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen nationale toezichthoudende autoriteiten door de taken en verantwoordelijkheden aan te wijzen welke kunnen worden gedelegeerd of gezamenlijk uitgeoefend en door beste praktijken te bevorderen. 3. De nationale toezichthoudende autoriteiten brengen de Autoriteit op de hoogte van delegatieovereenkomsten die zij voornemens zijn te sluiten. Zij voeren de overeenkomsten niet eerder dan één maand na het op de hoogte brengen van de Autoriteit uit. De Autoriteit kan binnen één maand na op de hoogte te zijn gebracht een advies over de voorgenomen overeenkomst geven. De Autoriteit publiceert op passende manieren elke delegatieovereenkomst zoals door de nationale toezichthoudende autoriteiten gesloten om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht. Artikel 14 Gemeenschappelijke toezichtcultuur 1. De Autoriteit speelt een actieve rol in het opbouwen van een gemeenschappelijke Europese toezichtcultuur en consistente toezichtpraktijken en in het verzekeren van uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Gemeenschap en voert ten minste de volgende activiteiten uit: a) verlenen van adviezen aan nationale toezichthoudende autoriteiten; b) bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen nationale toezichthoudende autoriteiten, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming waarin de desbetreffende communautaire wetgeving voorziet; c) bijdragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaande en uniforme toezichtnormen, daaronder begrepen rapportagenormen; d) evalueren van de toepassing van de door de Commissie vastgestelde desbetreffende technische normen en de door de Autoriteit gegeven richtsnoeren en aanbevelingen, en in voorkomend geval voorstellen van wijzigingen; e) opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en aanmoedigen van de nationale toezichthoudende autoriteiten om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten. 2. De Autoriteit kan in voorkomend geval nieuwe praktische instrumenten en convergentiehulpmiddelen ontwikkelen ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtbenaderingen en -praktijken. Artikel 15 Collegiale toetsing van nationale toezichthoudende autoriteiten 1. De Autoriteit houdt periodiek collegiale toetsingen van sommige of alle activiteiten van nationale toezichthoudende autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te verbeteren. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de geëvalueerde autoriteiten mogelijk te maken. 2. De collegiale toetsing omvat een beoordeling van met name: a) de adequaatheid van de institutionele regelingen, inrichting en personeelsexpertise van de nationale toezichthoudende autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren; b) de mate van convergentie die in de toepassing van het communautaire recht en in de toezichtpraktijk, daaronder begrepen de op grond van de artikelen 7 en 8 vastgestelde technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen, is bereikt, en de mate waarin de toezichtpraktijk de in het communautaire recht vastgestelde doelstellingen bereikt; c) door sommige nationale toezichthoudende autoriteiten ontwikkelde goede praktijken die voor andere nationale toezichthoudende autoriteiten nuttig om te volgen kunnen zijn. 3. Op basis van de collegiale toetsing kan de Autoriteit tot de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten aanbevelingen richten. Artikel 16 Coördinerende functie De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen nationale toezichthoudende autoriteiten, daaronder begrepen in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap in gevaar kunnen brengen. De Autoriteit bevordert een gecoördineerde communautaire reactie, onder meer door: (1) de uitwisseling van informatie tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten te vergemakkelijken; (2) de omvang te bepalen en de betrouwbaarheid te controleren van informatie die voor alle betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten beschikbaar moet worden gesteld; (3) onverminderd artikel 11 op verzoek van de nationale toezichthoudende autoriteiten of op eigen initiatief als bemiddelaar op te treden; (4) het ECSR onverwijld van mogelijke noodsituaties in kennis te stellen. Artikel 17 Beoordeling van marktontwikkelingen 1. De Autoriteit volgt en beoordeelt de marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied en brengt waar nodig de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor effecten en markten, het ECSR, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van trends, potentiële risico’s en zwakke plekken. Met name neemt de Autoriteit, in samenwerking met het ECSR, het initiatief tot het op communautaire schaal beoordelen van de veerkracht van financiële instellingen bij ongunstige marktontwikkelingen en treedt zij daarbij als coördinator op. Hiertoe ontwikkelt zij voor toepassing door de nationale toezichthoudende autoriteiten: a) gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van het effect van economische scenario’s op de financiële posities van een instelling; b) gemeenschappelijke benaderingen voor communicatie over de resultaten van deze beoordelingen van de veerkracht van financiële instellingen. 2. Onverminderd de in Verordening (EG) nr. …/… [ECSR] vastgestelde taken van het ECSR verstrekt de Autoriteit op haar bevoegdheidsgebied ten minste eenmaal per jaar en voor zover nodig vaker aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ECSR beoordelingen van trends, potentiële risico’s en zwakke plekken. De Autoriteit neemt in deze beoordelingen een indeling van de voornaamste risico’s en zwakke plekken op en beveelt in voorkomend geval preventieve of remediërende maatregelen aan. 3. De Autoriteit brengt over sectoroverschrijdende ontwikkelingen, risico’s en zwakke plekken adequaat verslag uit door nauw samen te werken met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. Artikel 18 Internationale betrekkingen Onverminderd de bevoegdheden van de communautaire instellingen kan de Autoriteit contacten met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen ontwikkelen. Zij kan administratieve regelingen met internationale organisaties en overheidsinstanties van derde landen sluiten. De Autoriteit verleent bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten betreffende toezichthoudende regelingen in derde landen overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving. Artikel 19 Andere taken 1. De Autoriteit kan op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met haar bevoegdheidsgebied. 2. Met betrekking tot prudentiële beoordelingen van fusies en overnames die onder Richtlijn 2007/44/EG vallen, kan de Autoriteit op eigen initiatief of op verzoek van een nationale toezichthoudende autoriteit een advies verlenen en publiceren over een prudentiële beoordeling die door een autoriteit van een lidstaat moet worden uitgevoerd. Artikel 20 is van toepassing. Artikel 20 Vergaren van informatie 1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de nationale toezichthoudende autoriteiten en andere overheidsinstanties van de lidstaten aan de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij onderhavige verordening opgedragen verplichtingen uit te voeren. De Autoriteit kan tevens verzoeken op gezette tijden informatie te verstrekken. 2. Daar waar door de nationale toezichthoudende autoriteiten en andere overheidsinstanties van de lidstaten informatie niet of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld, kan de Autoriteit rechtstreeks tot de desbetreffende financiële instellingen en andere partijen een met redenen omkleed verzoek richten. De autoriteit brengt de desbetreffende nationale toezichthoudende autoriteiten op de hoogte van dergelijke verzoeken. Op verzoek van de Autoriteit verlenen de nationale toezichthoudende autoriteiten en andere overheidsinstanties van de lidstaten aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van dergelijke informatie. 3. De Autoriteit kan van nationale toezichthoudende autoriteiten en andere overheidsinstanties of van financiële instellingen en andere partijen ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij onderhavige verordening opgedragen verplichtingen. Artikel 21 Verhouding met het ECSR 1. De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen werkt met het ECSR samen. 2 De Autoriteit werkt nauw samen met het ECSR. Zij verstrekt het ECSR regelmatig actuele informatie die nodig is voor de vervulling van zijn taken. Alle voor de vervulling van zijn taken nodige gegevens die niet in een samengevatte of geaggregeerde vorm beschikbaar zijn, worden op met redenen omkleed verzoek onverwijld aan het ECSR verstrekt, als bepaald in artikel [15] van Verordening (EG) nr. …./… [ECSR]. 3. De Autoriteit geeft, overeenkomstig de leden 4 en 5, een behoorlijke follow-up aan waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR als bedoeld in artikel [16] van Verordening (EG) nr. …./… [ECSR]. 4. Bij ontvangst van een tot de Autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR roept de Autoriteit onverwijld een vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en beoordeelt zij de implicaties van een dergelijke waarschuwing of aanbeveling voor de vervulling van haar taken. Zij neemt, volgens de toepasselijke besluitvormingsprocedure, een besluit over de maatregelen die moeten worden genomen overeenkomstig de bij onderhavige verordening aan haar verleende bevoegdheden voor de behandeling van de in de waarschuwingen en aanbevelingen aangewezen kwesties. Indien de Autoriteit aan een aanbeveling geen gevolg geeft, motiveert zij dit voor het ECSR. 5. Bij ontvangst van een tot een nationale toezichthoudende autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ECSR maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij onderhavige verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren. Daar waar de adressaat voornemens is de aanbevelingen van het ECSR niet op te volgen, motiveert hij dit voor en bespreekt hij dit met de raad van toezichthouders. De nationale toezichthoudende autoriteit houdt naar behoren met de zienswijzen van de raad van toezichthouders rekening wanneer zij het ECSR informeert overeenkomstig artikel [17] van Verordening (EG) nr. …/… [ECSR]. 6. Bij het vervullen van haar in onderhavige verordening vastgestelde taken houdt de Autoriteit zoveel mogelijk rekening met de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR. Artikel 22 Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen 1. Met het oog op overleg met stakeholders op gebieden die relevant zijn voor de taken van de Autoriteit wordt een Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen opgericht. 2. In de Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen, die uit 30 leden is samengesteld, zijn de communautaire verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en bedrijfspensioenfondsen, hun werknemers alsmede consumenten en gebruikers van de verzekerings-, herverzekerings- en bedrijfspensioendiensten evenwichtig vertegenwoordigd. De Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. 3. De leden van de Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen worden na voorstellen van de desbetreffende stakeholders door de raad van toezichthouders van de Autoriteit aangesteld. Bij het nemen van zijn besluit verzekert de raad van toezichthouders, rekening houdend met de mogelijkheden, een passende geografische balans en vertegenwoordiging van de communautaire stakeholders. De Autoriteit verzekert toereikende secretariaatsondersteuning voor de Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen. 4. De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen bedraagt twee en een half jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt. De leden kunnen twee opeenvolgende ambtstermijnen vervullen. 5. De Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen kan aan de Autoriteit opinies en advies verstrekken over alle kwesties die verband houden met de in de artikelen 7 en 8 vermelde taken van de Autoriteit. 6. De Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. 7. De Autoriteit maakt de opinies en het advies van de Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen en de resultaten van haar raadplegingen openbaar. Artikel 23 Vrijwaringsmaatregelen 1. De Autoriteit verzekert dat een op grond van de artikelen 10 en 11 vastgesteld besluit in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. 2. Daar waar een lidstaat meent dat een op grond van artikel 11 genomen besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden, kan hij binnen één maand na kennisgeving aan de nationale toezichthoudende autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit en de Commissie ervan in kennis stellen dat de nationale toezichthoudende autoriteit het besluit niet zal uitvoeren. In zijn kennisgeving rechtvaardigt de lidstaat waarom en toont hij duidelijk aan hoe het besluit aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden afbreuk doet. In dat geval wordt het besluit van de Autoriteit opgeschort. Binnen een termijn van één maand na kennisgeving door de lidstaat brengt de Autoriteit de lidstaat ervan op de hoogte of zij haar besluit handhaaft dan wel wijzigt of herroept. Daar waar de Autoriteit haar besluit handhaaft, beslist de Raad, handelend met gekwalificeerde meerderheid als bepaald in artikel 205 van het Verdrag, binnen twee maanden of het besluit van de Autoriteiten wordt gehandhaafd of herroepen. Daar waar de Raad besluit om het besluit van de Autoriteit te handhaven of daar waar de Raad binnen twee maanden geen besluit neemt, wordt de opschorting van dat besluit onmiddellijk beëindigd. 3. Daar waar een lidstaat meent dat een op grond van artikel 10, lid 2, genomen besluit aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden afbreuk doet, kan hij binnen drie werkdagen na kennisgeving aan de nationale toezichthoudende autoriteit van het besluit van de Autoriteit, de Autoriteit, de Commissie en de Raad ervan in kennis stellen dat de nationale toezichthoudende autoriteit het besluit niet zal uitvoeren. In zijn kennisgeving rechtvaardigt de lidstaat waarom en toont hij duidelijk aan hoe het besluit aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden afbreuk doet. De Raad, handelend met gekwalificeerde meerderheid als bepaald in artikel 205 van het Verdrag, beslist binnen tien werkdagen of het besluit van de Autoriteit wordt gehandhaafd dan wel herroepen. Ingeval de Raad binnen tien werkdagen geen besluit neemt, wordt het besluit van de Autoriteit geacht gehandhaafd te worden. Artikel 24 Besluitvormingsprocedures 1. Alvorens de besluiten te nemen waarin artikel 9, lid 6, artikel 10, leden 2 en 3, en artikel 11, leden 3 en 4, voorzien, brengt de Autoriteit de adressaat op de hoogte van haar voornemen om het besluit te nemen en stelt zij een termijn vast waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdend met de urgentie van de zaak, zijn standpunten over de zaak duidelijk kan maken. 2. De besluiten van de Autoriteit worden gemotiveerd. 3. Adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van onderhavige verordening beschikbare rechtsmiddelen. 4. Daar waar de Autoriteit een besluit ingevolge artikel 10, leden 2 of 3, heeft genomen, evalueert het dat besluit met passende tussenpozen. 5. Besluiten die de Autoriteit neemt ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 worden bekendgemaakt en vermelden de identiteit van de nationale toezichthoudende autoriteit of financiële instelling in kwestie en de hoofdinhoud van het besluit, rekening houdend met het legitieme belang van financiële instellingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. HOOFDSTUK III ORGANISATIE AFDELING 1 RAAD VAN TOEZICHTHOUDERS Artikel 25 Samenstelling 1. De raad van toezichthouders bestaat uit: a) de voorzitter, zonder stemrecht; b) het hoofd van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op financiële instellingen in elke lidstaat. Indien er in een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit is, wordt het hoofd van een van die autoriteiten door de autoriteiten aangewezen als vertegenwoordiger in de raad van toezichthouders; c) één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie; d) één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR; f) één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten. 2. Elke nationale toezichthoudende autoriteit, en indien er meer dan één betrokken nationale toezichthoudende autoriteit is, die autoriteiten samen, is/zijn verantwoordelijk voor de voordracht uit haar/hun midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn. 3. De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten. De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen. Artikel 26 Interne comités en panels 1. De raad van toezichthouders kan voor bepaalde aan de raad van toezichthouders toegekende taken interne comités of panels oprichten en kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités of panels, aan de raad van bestuur of aan de voorzitter. 2. Voor de toepassing van artikel 11 roept de raad van toezichthouders om de schikking van het meningsverschil te vergemakkelijken een panel bijeen bestaande uit de voorzitter en twee van zijn leden die geen vertegenwoordiger zijn van de nationale toezichthoudende autoriteiten welke partij zijn bij de overeenkomst. Een besluit ingevolge artikel 11 wordt door de raad van toezichthouders genomen op voorstel van het panel. Artikel 27 Onafhankelijkheid Bij de uitvoering van de bij onderhavige verordening aan hen opgedragen taken handelen de voorzitter en de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief in het communautaire belang en vragen noch aanvaarden zij instructies van communautaire instellingen of organen, van een regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan. Artikel 28 Taken 1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit en is belast met het nemen van de in hoofdstuk II bedoelde besluiten. 2. De raad van toezichthouders stelt de adviezen, aanbevelingen en besluiten vast en geeft het advies als bedoeld in hoofdstuk II. 3. De raad van toezichthouders benoemt de voorzitter. 4. De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar op basis van een voorstel van de raad van bestuur het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt. 5. De raad van toezichthouders stelt het meerjarenwerkprogramma van de Autoriteit vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het meerjarenwerkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt bekendgemaakt. 6. De raad van toezichthouders keurt de ontwerpbegroting goed overeenkomstig artikel 49. 7. De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter en de uitvoerend directeur uit en kan hen respectievelijk overeenkomstig artikel 33, lid 5, of artikel 36, lid 5, uit hun ambt ontslaan. Artikel 29 Besluitvorming 1. De raad van toezichthouders handelt, voor besluiten als bepaald in de artikelen 7, 8 en alle op grond van hoofdstuk VI vastgestelde maatregelen en besluiten, op basis van gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 205 van het Verdrag. Alle andere besluiten van de raad van toezichthouders worden bij eenvoudige meerderheid van de leden genomen. 2. De vergaderingen van de raad van toezichthouders worden door de voorzitter, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste één derde van zijn leden bijeengeroepen, en worden door de voorzitter voorgezeten. 3. De raad van toezichthouders stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend. 4. Het reglement van orde omvat de nadere regelingen voor de stemming, daaronder begrepen in voorkomend geval de quorumregeling. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers, met uitzondering van de voorzitter en de uitvoerend directeur, wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 61 of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving. AFDELING 2 RAAD VAN BESTUUR Artikel 30 Samenstelling 1. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter, een vertegenwoordiger van de Commissie en vier leden die door de raad van toezichthouders uit zijn leden worden verkozen. Elk lid, uitgezonderd de voorzitter, heeft een plaatsvervanger, die het lid van de raad van bestuur vervangt als dat lid niet aanwezig kan zijn. Het mandaat van de door de raad van toezichthouders verkozen leden bedraagt twee en een half jaar. Het kan één keer worden verlengd. 2. Beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met een meerderheid van de aanwezige leden. Elk lid heeft één stem. De uitvoerend directeur neemt deel aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur, maar heeft geen stemrecht. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. 3. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een derde van de leden samengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter. De raad van bestuur komt ten minste halfjaarlijks in gewone zitting bijeen. 4. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. Artikel 31 Onafhankelijkheid De leden van de raad van bestuur handelen onafhankelijk en objectief in het belang van de Gemeenschap en vragen noch aanvaarden instructies van communautaire instellingen of organisaties, van de overheid van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere instelling. Artikel 32 Taken 1. De raad van bestuur ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden. 2. De raad van bestuur legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders. 3. De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 49 en 50. 4. De raad van bestuur stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft overeenkomstig artikel 54, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna “het Statuut” genoemd). 5. De raad van bestuur stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van de Autoriteit overeenkomstig artikel 58. 6. De raad van bestuur keurt na raadpleging van de raad van toezichthouders het jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit goed op basis van het in artikel 38, lid 7, bedoelde ontwerpverslag en bezorgt dat verslag tegen 15 juni aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt gepubliceerd. 7. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. 8. De raad van bestuur benoemt en ontslaat de leden van de raad van beroep overeenkomstig artikel 44, leden 3 en 5. AFDELING 3 VOORZITTER Artikel 33 Benoeming en taken 1. De Autoriteit wordt vertegenwoordigd door een voorzitter, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is. De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur voor. 2. De voorzitter wordt na een open selectieprocedure door de raad van toezichthouders benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van financiële instellingen en markten en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving. Vóór de benoeming dient het Europees Parlement zijn goedkeuring te verlenen aan de door de raad van toezichthouders geselecteerde kandidaat. De raad van toezichthouders kiest uit zijn leden ook een vervanger die de functies van de voorzitter uitoefent als deze afwezig is. 3. Het mandaat van de voorzitter bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd. 4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de voorzitter, beoordeelt de raad van toezichthouders: a) de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt; b) de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren. Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de voorzitter één keer verlengen, behoudens bevestiging van het Europees Parlement. 5. De voorzitter kan slechts uit zijn functie worden ontheven door een besluit van de raad van toezichthouders, behoudens bevestiging van het Europees Parlement. De voorzitter mag de raad van toezichthouders niet beletten kwesties met betrekking tot de voorzitter te bespreken, in het bijzonder de noodzaak van zijn ontslag, en mag niet betrokken zijn bij de beraadslaging daaromtrent. Artikel 34 Onafhankelijkheid Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de voorzitter, vraagt noch aanvaardt de voorzitter instructies van communautaire instellingen of organisaties, van de overheid van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere instelling. Artikel 35 Verslaglegging 1. Het Europees Parlement kan de voorzitter of zijn vervanger, met volledige inachtneming van zijn onafhankelijkheid, ook verzoeken regelmatig een verklaring af te leggen voor zijn bevoegde commissie en vragen van de leden van die commissie te beantwoorden. 2. Het Europees Parlement kan de voorzitter ook verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken. AFDELING 4 UITVOEREND DIRECTEUR Artikel 36 Benoeming 1. De Autoriteit wordt geleid door de uitvoerend directeur, die een voltijds, onafhankelijk deskundige is. 2. De uitvoerend directeur wordt na een open selectieprocedure door de raad van toezichthouders benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van financiële instellingen en markten, relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regelgeving en managementervaring. 3. Het mandaat van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar en kan één keer worden verlengd. 4. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van de uitvoerend directeur, voert de raad van toezichthouders een beoordeling uit. Daarbij beoordeelt de raad van toezichthouders in het bijzonder: a) de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt; b) de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren. Rekening houdend met deze beoordeling kan de raad van toezichthouders het mandaat van de uitvoerend directeur één keer verlengen. 5. De uitvoerend directeur kan slechts uit zijn functie worden ontheven door een besluit van de raad van toezichthouders. Artikel 37 Onafhankelijkheid Onverminderd de respectieve rol van de raad van bestuur en van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van de uitvoerend directeur, vraagt noch aanvaardt de uitvoerend directeur instructies van overheden, instanties, organisaties of personen buiten de Autoriteit. Artikel 38 Taken 1. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de Autoriteit en bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor. 2. De uitvoerend directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de raad van bestuur. 3. De uitvoerend directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert. 4. De uitvoerend directeur bereidt een meerjarig werkprogramma voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2. 5. Elk jaar bereidt de uitvoerend directeur tegen 30 juni een werkprogramma voor het volgende jaar voor, als bedoeld in artikel 32, lid 2. 6. De uitvoerend directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit op overeenkomstig artikel 49 en voert de begroting van de Autoriteit uit overeenkomstig artikel 50. 7. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpjaarverslag op met een hoofdstuk over de regelgevings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden. 8. De uitvoerend directeur voert de in artikel 54 bepaalde bevoegdheden uit met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en beheert personeelskwesties. HOOFDSTUK IV EUROPEES SYSTEEM VAN FINANCIËLE TOEZICHTHOUDERS AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 39 Samenstelling 1. De Autoriteit maakt deel uit van het ESFT, dat als netwerk van toezichthouders functioneert. 2. Het ESFT bestaat uit de volgende instanties: a) de autoriteiten van de lidstaten, als gespecificeerd in artikel 1, lid 2, van deze verordening, artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. …/… [EBA] en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. …/… [EAEM]; b) de Autoriteit; c) de in het kader van artikel 1 van Verordening (EG) nr. …/… opgerichte Europese Bankautoriteit [EBA]; d) de in het kader van artikel 1 van Verordening (EG) nr. …/… [EAEM] opgerichte Europese Autoriteit voor effecten en markten; e) het in artikel 40 bedoelde Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten; f) de Commissie, voor het uitvoeren van de in de artikelen 7, 9 en 10 bedoelde taken. 3. De Autoriteit werkt regelmatig en nauw samen met deze autoriteiten, zorgt voor de intersectorale samenhang van de werkzaamheden en bepaalt met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten via het bij artikel 40 opgerichte Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten een gemeenschappelijk standpunt op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere intersectorale kwesties. AFDELING 2 GEMENGD COMITÉ VAN EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN Artikel 40 Oprichting 1. Hierbij wordt een Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten opgericht. 2. Het Gemengd Comité dient als forum waarmee de autoriteit regelmatig en nauw samenwerkt en zorgt voor de intersectorale samenhang met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. 3. De Autoriteit stelt adequate middelen ter beschikking voor de administratieve ondersteuning van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten. Deze omvatten personele, administratieve, infrastructuur- en operationele kosten. Artikel 41 Samenstelling 1. Het Gemengd Comité bestaat uit de voorzitter en de voorzitters van de Europese Bankautoriteit en van de Europese Autoriteit voor effecten en markten en, waar van toepassing, de voorzitter van een overeenkomstig artikel 43 opgericht subcomité. 2. De uitvoerend directeur, de Commissie en het ECSR worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten en van de in artikel 43 bedoelde subcomités bij te wonen. 3. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten wordt via een jaarlijks rotatiesysteem toegekend aan de voorzitters van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. 4. Het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. In het reglement kunnen verdere details worden bepaald over extra deelnemers aan de vergaderingen van het Gemengd Comité. Het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten vergadert ten minste om de twee maanden. Artikel 42 Gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke besluiten Binnen de draagwijdte van haar in hoofdstuk II bepaalde taken en in voorkomend geval, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/87/EG, bepaalt de Autoriteit gemeenschappelijke standpunten met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. In het kader van de artikelen 7, 9, 10 of 11 van deze verordening genomen besluiten met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2002/87/EG en van andere in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving, die ook binnen de bevoegdheid van de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten valt, worden, indien zulks passend is, gezamenlijk vastgesteld door de Autoriteit, de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. Artikel 43 Subcomités In het kader van artikel 42 wordt bij het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten een subcomité inzake financiële conglomeraten opgericht. Dit subcomité is samengesteld uit de in artikel 41, lid 1, bedoelde personen en één vertegenwoordiger op hoog niveau van het huidige personeel van de relevante nationale toezichthoudende autoriteit van elke lidstaat. Het subcomité kiest uit zijn leden een voorzitter, die ook lid is van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten. Het Gemengd Comité kan aanvullende subcomités oprichten. AFDELING 3 RAAD VAN BEROEP Artikel 44 Samenstelling 1. De raad van beroep is een gemeenschappelijk orgaan van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. 2. De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes vervangers, allen personen met relevante kennis en ervaring en geen deel uitmakend van het huidige personeel van de nationale toezichthoudende autoriteiten of van andere nationale of communautaire instellingen die bij de activiteiten van de Autoriteit betrokken zijn. De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan. De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een meerderheid van de stemmen van ten minste vier van de zes leden. De raad van beroep wordt door de voorzitter samengeroepen wanneer dat noodzakelijk is. 3. Twee leden van de raad van beroep en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van voorstellen en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de raad van bestuur van de Autoriteit. De andere leden worden benoemd overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/… [EBA] en Verordening (EG) nr. …/… [EAEM]. 4. De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan één keer worden verlengd. 5. Een lid van de raad van beroep, dat door de raad van bestuur van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet ontslagen worden, tenzij het op ernstige wijze is tekortgeschoten en de raad van bestuur daartoe na raadpleging van de raad van toezichthouders een besluit neemt. 6. De Autoriteit, de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten zorgen voor adequate operationele en secretariële ondersteuning van de raad van beroep. Artikel 45 Onafhankelijkheid en onpartijdigheid 1. De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten in de Autoriteit zelf of in de raad van bestuur of de raad van toezichthouders van de Autoriteit. 2. De leden van de raad van beroep mogen niet deelnemen aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen beroep is ingesteld. 3. Indien een lid van de raad van beroep om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt het de raad van beroep daarvan in kennis. 4. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in de leden 1 en 2 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt. Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, toch reeds een andere procedurehandeling heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep. 5. De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen. Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger, tenzij deze in een vergelijkbare situatie verkeert. In dat geval wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan. 6. De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden. Daartoe leggen zij een verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks schriftelijk openbaar gemaakt. HOOFDSTUK V RECHTSMIDDELEN Artikel 46 Beroepsprocedures 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon, inclusief een nationale toezichthoudende autoriteit, kan beroep instellen tegen een besluit van de Autoriteit als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 en tegen enigerlei ander besluit van de Autoriteit, overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving, dat gericht is tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook als het tot een andere persoon is gericht. 2. Het beroep wordt tezamen met de uiteenzetting van de gronden voor het beroep binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door de Autoriteit, schriftelijk bij de Autoriteit ingediend. De raad van beroep neemt binnen twee maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake. 3. Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten. 4. Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. De raad nodigt zo vaak als noodzakelijk is de partijen in de beroepsprocedure uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven. 5. De raad van beroep kan binnen de bepalingen van dit artikel elke bevoegdheid uitoefenen die binnen de bevoegdheid van de Autoriteit valt, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van de Autoriteit. Dit bevoegde orgaan van de Autoriteit is gebonden aan de beslissing van de raad van beroep. 6. De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt het bekend. 7. De door de raad van beroep genomen besluiten worden met redenen omkleed en door de Autoriteit bekendgemaakt. Artikel 47 Beroep bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie 1. Overeenkomstig artikel 230 van het Verdrag kan bij het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen beslissingen van de Autoriteit. 2. Ingeval de Autoriteit verplicht is een besluit te nemen en dat nalaat, kan overeenkomstig artikel 232 van het Verdrag bij het Gerecht van eerste aanleg of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalating worden ingesteld. 3 . De Autoriteit treft de noodzakelijke maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie. HOOFDSTUK VI FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 48 Begroting van de Autoriteit 1. De ontvangsten van de Autoriteit bestaan met name uit: a) verplichte bijdragen van de voor toezicht op de financiële instellingen bevoegde nationale openbare autoriteiten; b) een subsidie van de Gemeenschap, die in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen; c) vergoedingen die aan de Autoriteit worden betaald in de gevallen als bedoeld in de relevante communautaire rechtsinstrumenten. 2. De uitgaven van de Autoriteit bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon-, infrastructuur- en werkingskosten. 3. De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht. 4. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de Autoriteit. Artikel 49 Vaststelling van de begroting 1. Tegen 15 februari van ieder jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de ontvangsten en uitgaven voor het volgende begrotingsjaar en stuurt hij dit voorontwerp van begroting samen met de personeelsformatie naar de raad van bestuur. De raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van het voorontwerp van de uitvoerend directeur, de raming van de ontvangsten en uitgaven van de Autoriteit voor het volgende begrotingsjaar vast. De raad van bestuur dient deze raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Alvorens de raming wordt vastgesteld, wordt het voorontwerp van de uitvoerend directeur goedgekeurd door de raad van toezichthouders. 2. De raming wordt door de Commissie samen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de Raad (hierna "de begrotingsautoriteit" genoemd) gezonden. 3. Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de ramingen in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag. 4. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan de Autoriteit goed. 5. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast. 6. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze de Autoriteit binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien de Autoriteit geen antwoord ontvangt, kan zij doorgaan met haar plannen. Artikel 50 Uitvoering van en toezicht op de begroting 1. De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit. 2. Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van de Autoriteit stuurt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tegen 31 maart van het volgende jaar ook naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 [40] van de Raad (hierna "het Financieel Reglement" genoemd). 3. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de Autoriteit op en zendt ze voor advies toe aan de raad van bestuur. 4. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Autoriteit. 5. De uitvoerend directeur stuurt de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, tegen 1 juli na afloop van het boekjaar naar de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. 6. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd. 7. De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen. Hij stuurt dit antwoord ook door naar de raad van bestuur en de Commissie. 8. Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar. 9. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N. Artikel 51 Financiële regeling De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze voorschriften mogen niet afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie[41], tenzij de specifieke eisen van de werking van de Autoriteit dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend. Artikel 52 Fraudebestrijdingsmaatregelen 1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder enige beperking op de Autoriteit van toepassing. 2. De Autoriteit treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) [42] en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van de Autoriteit van toepassing zijn. 3. In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de Autoriteit toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen. HOOFDSTUK VII ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 53 Voorrechten en immuniteiten Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de Autoriteit en haar personeel. Artikel 54 Personeel 1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschappen zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoerend directeur. 2. De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut. 3. De Autoriteit oefent ten aanzien van haar personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag. 4. De raad van bestuur stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit. Artikel 55 Aansprakelijkheid van de Autoriteit 1. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Autoriteit overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door de Autoriteit zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade. 2. De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van de Autoriteit ten aanzien van de Autoriteit wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van de Autoriteit geldende voorschriften. Artikel 56 Beroepsgeheim 1. De leden van de raad van toezichthouders en van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag en de desbetreffende bepalingen in de communautaire wetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie. 2. Onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, mag vertrouwelijke informatie die de in lid 1 bedoelde personen ontvangen tijdens de uitvoering van hun taken, aan geen enkele persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat de individuele financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd. De verplichting in het kader van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid verhindert de Autoriteit en de nationale toezichthoudende autoriteiten niet de informatie te gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde wetgeving, en met name voor procedures voor de vaststelling van besluiten. 3. De leden 1 en 2 verhinderen de Autoriteit niet informatie uit te wisselen met nationale toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Gemeenschapswetgeving die op financiële instellingen van toepassing is. Deze gegevens vallen onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast. 4. De Autoriteit past Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie[43] toe. Artikel 57 Gegevensbescherming Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 95/46/EG of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EG) nr. 45/2001 bij het uitoefenen van haar taken, onverlet. Artikel 58 Toegang tot documenten 1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de Autoriteit. 2. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uiterlijk op 31 mei 2011 vast. 3. Tegen besluiten van de Autoriteit uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, na beroep bij de raad van beroep, een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie, al naargelang het geval, onder de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag. Artikel 59 Talenregeling 1. De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad[44] zijn van toepassing op de Autoriteit. 2. De raad van bestuur besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit. 3. De voor het functioneren van de Autoriteit vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie. Artikel 60 Zetelovereenkomst De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter beschikking gestelde installaties, alsook de specifieke voorschriften die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd. De gastlidstaat zorgt ervoor dat de Autoriteit in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen. Artikel 61 Deelneming van derde landen Landen die geen lid zijn van de Europese Unie en die met de Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten waardoor zij het Gemeenschapsrecht binnen het in artikel 1, lid 2, bedoelde bevoegdheidsgebied van de Autoriteit hebben vastgesteld en toepassen, mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de Autoriteit. Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van de Autoriteit, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage. Zij kunnen zorgen voor een vertegenwoordiger, als waarnemer, bij de raad van toezichthouders, maar zorgen ervoor dat deze landen niet deelnemen aan besprekingen met betrekking tot individuele financiële instellingen, behalve in gevallen waarbij zij rechtstreeks belang hebben. HOOFDSTUK VIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 62 Voorbereidende maatregelen 1. De Commissie is verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële werkzaamheden van de Autoriteit totdat de Autoriteit voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren. Daartoe kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn functie opneemt na benoeming door de raad van toezichthouders overeenkomstig artikel 36, één ambtenaar ad interim aanstellen om de functies van de uitvoerend directeurs uit te oefenen. 2. De uitvoerend directeur ad interim mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten van de begroting van de Autoriteit, na goedkeuring door de raad van bestuur, en mag contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van de Autoriteit. 3. De leden 1 en 2 laten de bevoegdheden van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur onverlet. Artikel 63 Overgangsbepalingen voor het personeel 1. In afwijking van artikel 54 blijven alle door het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen of het secretariaat daarvan gesloten arbeidsovereenkomsten die van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot hun einddatum geldig. Zij kunnen niet worden verlengd. 2. Alle in lid 1 bedoelde contractuele personeelsleden wordt de mogelijkheid geboden een tijdelijk contract te sluiten overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, in de graad als bepaald in de personeelsformatie van de Autoriteit. Na de inwerkingtreding van deze verordening organiseert de voor het sluiten van contracten bevoegde Autoriteit een interne selectie voor het contractueel personeel van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen of het secretariaat daarvan om te peilen naar de bekwaamheid, efficiëntie en integriteit van de in dienst te nemen personen. 3 Afhankelijk van het type en het niveau van de uit te oefenen functies wordt de geslaagde kandidaten een contract als tijdelijk ambtenaar aangeboden, met een duur die ten minste de resterende tijd van het vroegere contract bedraagt. 4. De relevante nationale wetgeving met betrekking tot arbeidsovereenkomsten en andere relevante instrumenten blijven van toepassing op de voormalige contractuele personeelsleden die niet voor een contract als tijdelijk ambtenaar solliciteren of geen tijdelijk contract aangeboden krijgen overeenkomstig lid 2. Artikel 64 Wijzigingen Besluit … van … van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen wordt hierbij gewijzigd in zoverre dat het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen verwijderd wordt uit de lijst van begunstigden in afdeling B van de bijlage bij dat besluit. Artikel 65 Intrekkingen Besluit 2009/79/EG van de Commissie tot instelling van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen wordt hierbij ingetrokken. Artikel 66 Evaluatie 1. Binnen drie jaar na de in artikel 67, tweede alinea, bepaalde datum en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de opgedane ervaring met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures. In het verslag wordt ook de geboekte vooruitgang met betrekking tot regelgevings- en toezichtconvergentie op het gebied van crisisbeheer en -oplossing in de Gemeenschap beoordeeld. De beoordeling dient gebaseerd te zijn op uitgebreide raadpleging, onder meer van de Stakeholdersgroep inzake verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen. 2. Het verslag en, in voorkomend geval, eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend. Artikel 67 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM Dit document dient als aanvulling op de toelichting. Vul dit financieel memorandum dus in zonder informatie uit de toelichting te herhalen, voor zover de leesbaarheid dit toelaat. Lees voor het invullen de specifieke richtsnoeren voor de onderstaande punten. 1. BENAMING VAN HET VOORSTEL Verordening (EG) nr. xxx van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen 2. ABM/ABB-KADER Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en): Interne Markt – Financiële markten 3. BEGROTINGSONDERDELEN 3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving: Nieuwe lijnen (namen en nummers zijn slechts indicatief): Rubrieken: 12 Interne Markt 12.04 Financiële markten 12.0403 Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen Begrotingsonderdelen: 12.0403.01 EAVB – Subsidiëring titels 1 en 2 (Personeels- en administratieve uitgaven) 12.0403.02 EAVB – Subsidiëring titel 3 (Beleidsuitgaven) 3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen: Nader te bepalen 3.3. Begrotingskenmerken Begro-tings-onder-deel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruit-zichten | 1204010101 | Niet-verplicht | Gespl.[45] | JA | JA | NEE | nr. 1a | 1204010102 | Niet-verplicht | Gespl. | JA | JA | NEE | nr. 1a | 4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN 4.1. Financiële middelen 4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK) in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Soort uitgave | Punt nr. | 2011 | 2012 | 2013 | Totaal | Beleidsuitgaven[46] | Vastleggingskredieten (VK) | 8.1. | a | 4, 235 | 5, 950 | 6, 799 | 16, 984 | Betalingskredieten (BK) | b | 4, 235 | 5, 950 | 6, 799 | 16, 984 | Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[47] | Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c | -- | -- | -- | -- | TOTAAL REFERENTIEBEDRAG | Vastleggingskredieten | a+c | 4, 235 | 5, 950 | 6, 799 | 16, 984 | Betalingskredieten | b+c | 4, 235 | 5, 950 | 6, 799 | 16, 984 | Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[48] | Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5. | d | -- | -- | -- | -- | Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e | -- | -- | -- | -- | Totale indicatieve kosten van de maatregel | TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 4, 235 | 5, 950 | 6, 799 | 16, 984 | TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 4, 235 | 5, 950 | 6, 799 | 16, 984 | Medefinanciering in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Medefinancieringsbron | 2011 | 2012 | 2013 | Totaal | Lidstaten (nationale toezichthoudende autoriteiten of ministeries van Financiën) | f | 6, 352 | 8, 925 | 10, 199 | 25, 476 | TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f | 10, 587 | 14, 874 | 16, 998 | 42, 459 | 4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering ( Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering. × Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten. × Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[49] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten). 4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten × Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten 4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) - zie punt 8.2.1. Jaarlijkse behoeften | 2011 | 2012 | 2013 | n + 3 | n + 4 | n + 5 e.v. | Totale personele middelen in VTE | 2,4 | 2,4 | 2,4 | 5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN 5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien Op korte termijn: een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen oprichten als onderdeel van het nieuwe Europese Systeem van Financiële Toezichthouders, dat bestaat uit een netwerk van Europese en nationale toezichthoudende autoriteiten en een effectievere en efficiëntere organisatie van het financieel toezicht in de EU beoogt. Op langere termijn dient de EAVB te zorgen voor de coördinatie van het toezicht op de verzekerings- en pensioenfondssector in de EU, alsmede bij te dragen tot de ontwikkeling van een Europese dimensie van het financiële toezicht ter voltooiing van de Europese interne markt voor financiële diensten. 5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie De financiële crisis heeft verscheidene substantiële zwakheden van het huidige EU-kader voor financieel toezicht aan het licht gebracht. De volgende problemen, die aan de basis liggen van de behoefte aan communautaire interventie, zijn geïdentificeerd: - er bestaat geen mechanisme om ervoor te zorgen dat de nationale toezichthouders de best mogelijke besluiten inzake toezicht treffen voor grensoverschrijdende instellingen; - de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen nationale toezichthoudende autoriteiten is ontoereikend; - alle technische details van de financiële regelgeving zijn aan trage en omslachtige procedures onderworpen; - bij gemeenschappelijke actie van de nationale autoriteiten moet rekening worden gehouden met een lappendeken van wettelijke en toezichteisen; - voor pan-Europese problemen zijn alleen nationale oplossingen beschikbaar en uitvoerbaar. De huidige comités van toezichthouders[50] van de EU hebben beperkte bevoegdheden om dergelijke kwesties aan te pakken. 5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM De volgende algemene doelstellingen zijn geformuleerd voor het Europese Systeem van Financiële Toezichthouders, en met name voor de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen: 1. zorgen voor een evenwicht tussen de belangen van de toezichthouder van de lidstaat van herkomst en die van de lidstaat van ontvangst, d.w.z. de processen en praktijken versterken voor het betwisten van de besluiten van nationale toezichthouders op grensoverschrijdende basis; 2. waarborgen van gelijke mededingingsvoorwaarden voor financiële instellingen die in diverse lidstaten activiteiten ontplooien; 3. verbeteren van crisispreventie en crisisbeheer op Europees niveau; 4. doeltreffender en kostenefficiënter maken van het toezicht op onder toezicht staande ondernemingen. Uit deze algemene doelstellingen vloeien een aantal specifieke opdrachten voor het ESFT voort: 1. alle opdrachten van de huidige comités van toezichthouders van de EU; 2. de ontwikkeling van technische normen om voor de EU één enkel wetboek op te stellen; 3. zorgen voor de consequente toepassing van de EU-regels en bemiddelen bij en oplossen van meningsverschillen tussen nationale toezichthouders; 4. zorgen voor gecoördineerde besluitvorming in noodsituaties; 5. toezicht op bepaalde entiteiten met een pan-Europese draagwijdte; 6. zorgen voor een gemeenschappelijke toezichtcultuur. De volgende tabel bevat de specifieke doelstellingen van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en koppelt die aan de desbetreffende indicatoren: Doelstelling | Voorgestelde indicator | Ontwikkelen van technische normen om voor de EU één enkel wetboek op te stellen | Aantal technische normen dat is goedgekeurd in verhouding tot het aantal normen dat vereist is Aantal door de EAVB voorgestelde normen die door de Commissie zijn verworpen Aantal goedgekeurde niet-bindende aanbevelingen | Toezien op een consequente toepassing van EU-regels | Aantal succesvolle bemiddelingen zonder bindende regeling Aantal waarschuwingen in verband met kennelijke schending van het Gemeenschapsrecht | Zorgen voor een gemeenschappelijke toezichtcultuur: deelname aan colleges van toezichthouders | Aantal colleges met deelname van de EAVB Gemiddeld aantal vergaderingen per college dat door EAVB-vertegenwoordigers is bijgewoond | Zorgen voor een gemeenschappelijke toezichtcultuur: andere activiteiten | Aantal uren opleiding voor toezichthouders Aantal uitgewisselde/gedetacheerde personeelsleden Aantal uitgevoerde collegiale toetsingen Aantal geïdentificeerde en weggewerkte hindernissen voor convergentie Nieuwe praktische instrumenten om convergentie te bevorderen | Rechtstreeks toezicht op pan-Europese financiële instellingen uitoefenen | [Momenteel alleen relevant voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten] | Zorgen voor gecoördineerde besluitvorming in noodsituaties | Bemiddeling, besluitvorming en coördinatie betreffende de effectiviteit in crisissituaties | Zorgen voor een gemeenschappelijke toezichtcultuur: microprudentiële informatie vergaren en beheren | Voortgang van de ontwikkeling van de centrale gegevensbestanden: volledigheid en actualiteit van de informatie | 5.4. Wijze van uitvoering (indicatief) ( Gecentraliseerd beheer ( rechtstreeks door de Commissie ( gedelegeerd aan: ( uitvoerende agentschappen × door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak ( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer ( met lidstaten ( met derde landen ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke) Opmerkingen: 6. TOEZICHT EN EVALUATIE 6.1. Toezichtsysteem De verordening tot oprichting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen voorziet in een evaluatie van de opgedane ervaring met de werking van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures, om de drie jaar na de effectieve start van de werkzaamheden. De Commissie zal daartoe een algemeen verslag publiceren, waarin ook de geboekte vooruitgang met betrekking tot de convergentie van regelgeving en toezicht zal worden beoordeeld. Het verslag en eventuele begeleidende voorstellen worden bij het Europees Parlement en de Raad ingediend. 6.2. Evaluatie 6.2.1. Voorafgaande evaluatie Er zijn twee effectbeoordelingen uitgevoerd van het voorstel om het systeem van financieel toezicht in de EU te hervormen: 1. De eerste algemene effectbeoordeling (SEC(2009) 715) was gekoppeld aan de mededeling 'Europees financieel toezicht' van 27 mei 2009 (COM(2009) 252). Naar aanleiding van de analyse in dat verslag werd besloten tot de invoering van het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders als beste optie voor de hervorming van het microprudentieel toezichtkader in de EU. 2. De tweede, meer specifieke effectbeoordeling werd uitgevoerd in het kader van de ontwerpverordeningen tot oprichting van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. In deze effectbeoordeling is een aantal opties voor bijzondere taken en aspecten van governance voor de nieuwe Autoriteiten in overweging genomen. Zij omvat ook begrotingsramingen die in dit Financieel Memorandum zijn gebruikt. 6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan) Niet van toepassing. 6.2.3. Termijnen en frequentie van toekomstige evaluaties De Commissie zal ten tijde van de eerste beoordeling een besluit nemen over de definitieve reeks indicatoren ter beoordeling van de prestaties van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen. Voor de definitieve beoordeling zullen de kwantitatieve indicatoren even belangrijk zijn als het kwalitatieve bewijsmateriaal dat tijdens de raadplegingen is vergaard, met inbegrip van de input van de speciaal opgerichte Stakeholdersgroep inzake verzekeringen en bedrijfspensioenen. Deze beoordeling vindt om de drie jaar plaats. 7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op de Autoriteit. De Autoriteit treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van de Autoriteit van toepassing zijn. In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de Autoriteit toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen. 8. MIDDELEN 8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel Zie bijlage 1 voor een gedetailleerde analyse van de kosten van de Autoriteit; zie bijlage 2 voor de belangrijkste onderliggende hypothesen; zie bijlage 3 voor een gedetailleerde personeelsformatie. Vastleggingskredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen) 2011 | 2012 | 2013 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 | Ambtenaren of tijdelijk personeel[52] (XX 01 01) | A*/AD | 1,2 | 1,2 | 1,2 | -- | -- | -- | B*, C*/AST | 1,2 | 1,2 | 1,2 | -- | -- | -- | Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel[53] | -- | -- | -- | -- | -- | Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[54] | -- | -- | -- | -- | -- | TOTAAL | 2,4 | 2,4 | 2,4 | -- | -- | 8.2.2. Beschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien - Operationeel beheer van de relaties van de Commissie met de Autoriteit (voltijdequivalent van één AD in een operationele eenheid) - Financieel beheer van de subsidie uit de communautaire begroting aan de Autoriteit (voltijdequivalent van één AST in een operationele eenheid en 20% van één AST in de financiële eenheid) - Toezicht en controle (20% van één AD in de interne auditcapaciteit (IAC) van DG Markt) 8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel × Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling) 12 posten zijn reeds aangevraagd in het Financieel Memorandum dat als bijlage bij een ontwerpvoorstel tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen (COM(2009) 14 definitief) is gevoegd. In totaal zullen ongeveer 8 van die posten binnen DG Markt worden herschikt om zich (voltijds of deeltijds) bezig te houden met de nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten: 6 in de operationele eenheden; 1 in de financiële eenheid en 1 in de IAC. 8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer) Niet van toepassing 8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Soort personeel | 2011 | 2012 | 2013 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01) | 0,293 | 0,293 | 0,293 | -- | -- | -- | Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) | 0 | 0 | 0 | -- | -- | -- | Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,293 | 0,293 | 0,293 | -- | -- | -- | Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen | 2 ambtenaren in een operationele eenheid | 0,2 voltijdequivalent van één ambtenaar in de financiële eenheid | 0,2 voltijdequivalent van één ambtenaar in de interne auditcapaciteit van DG Markt 2,4 x 0,122 = 0,293 | Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel | Niet van toepassing | 8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TO-TAAL | XX 01 02 11 01 – Zendingen | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | XX 01 02 11 01 – Vergaderingen & conferenties | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | XX 01 02 11 01 – Comités[55] | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | XX 01 02 11 01 – Studies & raadplegingen | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | XX 01 02 11 01 – Informatiesystemen | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 2 Totale andere managementuitgaven (XX 01 02 11) | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 3 Andere uitgaven van administratieve aard (specificeer en vermeld begrotingsonderdeel) | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | Totaal andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen | Niet van toepassing | BIJLAGE 1 Ontwerpbegroting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen In duizenden € Leidinggevend personeel/deskundigen: | 0 | 0 | 0 | Tijdelijke functionarissen | 1 500 | 2 200 | 2 700 | 3 600 | 3 600 | 3 600 | Gedetacheerde nationale deskundigen | 1 500 | 2 200 | 2 700 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | Administratief en ander ondersteunend personeel: | 0 | 0 | 0 | Tijdelijke functionarissen | 400 | 600 | 700 | 700 | 700 | 700 | Arbeidscontractanten | 168 | 252 | 252 | 252 | 252 | 252 | Voordelen voor het personeel | 585 | 938 | 1 103 | 1 358 | 1 358 | 1 358 | Opleiding van personeel: algemeen | 24 | 37 | 44 | 54 | 54 | 54 | Opleiding van personeel: ontwikkeling van toezichthoudende vaardigheden | 135 | 198 | 243 | 320 | 320 | 320 | Uitgaven voor de indienstneming van personeel | 48 | 53 | 26 | 41 | 0 | 0 | Informatie- en communicatietechnologie | 250 | 388 | 457 | 563 | 563 | 563 | Roerende goederen en bijbehorende kosten | 213 | 331 | 389 | 480 | 480 | 480 | Lopende administratieve uitgaven | 166 | 257 | 303 | 373 | 373 | 373 | Port-/telecommunicatie-uitgaven | 70 | 109 | 128 | 158 | 158 | 158 | Reiskosten en kosten voor vergaderingen | 293 | 503 | 535 | 660 | 660 | 660 | Gemeenschappelijke toezichtcultuur: deelname aan colleges van toezichthouders | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | Gemeenschappelijke toezichtcultuur: opleiding voor nationale toezichthouders en personeelsuitwisselingen & detacheringen | 500 | 1 000 | 1 333 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | Vergaren van informatie: ontwikkeling en onderhoud van een Europees centraal gegevensbestand | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | Internationale betrekkingen: waarnemers in internationale comités van toezichthouders | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | Internationale betrekkingen: samenwerking met derde landen m.b.t. gelijkwaardigheidsbesluiten | 60 | 60 | 60 | 60 | 60 | 60 | Toezicht op pan-Europese entiteiten | 0 | 0 | 0 | Raad van bestuur | 26 | 26 | 26 | 26 | 26 | 26 | Gemengd Comité | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | Raad van beroep | 86 | 86 | 86 | 86 | 86 | 86 | TOTAAL | 10 587 | 14 874 | 16 998 | 19 995 | 19 955 | 19 955 | Hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap | 4 235 | 5 950 | 6 799 | 7 998 | 7 982 | 7 982 | Hoogte van de bijdrage van de lidstaten (nationale toezichthoudende autoriteiten of ministeries van Financiën) | 6 352 | 8 925 | 10 199 | 11 997 | 11 973 | 11 973 | Bron: Commissie en ramingen en berekeningen van de niveau 3-comités. BIJLAGE 2 Toegepaste methodologie en belangrijkste onderliggende hypothesen voor het financieel model van de Autoriteit De kosten voor de oprichting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen zijn geraamd op basis van drie kostencategorieën: personeelskosten, infrastructuurkosten en werkingskosten, volgens de algemene kostenclassificatie die wordt gebruikt in de boekhouding van de bestaande regelgevingsagentschappen van de EU. De totale kosten voor de oprichting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen zijn geraamd op ongeveer 10,587 miljoen euro in het eerste begrotingsjaar (2011) en op 16,998 miljoen euro na twee jaar (2013) - zie bijlage 1. Voorgesteld wordt dat 40% van de kosten wordt gefinancierd uit de communautaire begroting en 60% door de lidstaten. De redenen hiervoor zijn als volgt: - een evenwichtige en gemengde financiering is de beste manier om ervoor te zorgen dat de Autoriteiten onafhankelijk van de lidstaten en van de communautaire instellingen handelen (en dit ook aldus wordt gepercipieerd). Indien één specifieke financieringsbron te veel domineert, kan dit de geloofwaardigheid van de besluiten van de Autoriteiten en het nieuwe kader om financiële stabiliteit te garanderen, in het gedrang brengen; - aangezien de nationale toezichthouders overeenkomstig dit nieuwe kader het grootste deel van de toezichtactiviteiten ter plaatse zullen blijven uitvoeren, is het raadzaam dat de lidstaten een iets hogere bijdrage leveren. Daardoor kan ook een vlotte overgang worden gegarandeerd vanuit de huidige situatie, waar de niveau 3-comités bijna uitsluitend door de lidstaten worden gefinancierd; - het is niettemin essentieel dat een belangrijk deel van de middelen uit de Gemeenschapsbegroting komt. De nieuwe Autoriteiten streven namelijk doelstellingen na met een duidelijke communautaire dimensie, met name de financiële stabiliteit op de interne markt en de duurzame groei in de EU. Bovendien is een van de belangrijkste opdrachten en bevoegdheden van de Autoriteiten een consequente, efficiënte en effectieve toepassing van de communautaire voorschriften in de sector te garanderen. Dit rechtvaardigt dat ten minste 40% uit de communautaire begroting wordt gefinancierd (aangezien de meeste van deze entiteiten normaal gezien volledig uit de communautaire begroting worden gefinancierd). Voorts kan worden betwijfeld of alle lidstaten de in het nieuwe kader voorziene sterke stijging van hun bijdrage zullen kunnen dragen; de kosten zullen namelijk veel hoger oplopen dan voor de huidige niveau 3-regelingen; - communautaire financiering is ook bijzonder belangrijk om ervoor te zorgen dat de Autoriteiten echt onafhankelijk zijn van de lidstaten. Om de mogelijke interferenties in het technische werk van de toezichthouders zo veel mogelijk te beperken, is ervoor geopteerd de deelname van de Commissie in de raden van toezichthouders (één niet-stemgerechtigd lid) en in de raden van bestuur (één stemgerechtigd lid) van de Autoriteiten tot een minimum te beperken. Indien men bovendien een bovenmatig beroep zou doen op de bijdragen van de lidstaten, zou de geloofwaardigheid omtrent de onafhankelijkheid van de Autoriteiten ernstig in het gedrang komen. Een aanzienlijke communautaire bijdrage is nodig als compensatie voor de beperkte rol die aan de Commissie wordt verleend bij de besluitvormingsorganen van de Autoriteiten; - deze benadering is het meest bevorderlijk voor een stabiele financiering, zonder al te grote afhankelijkheid van één bron of van bijdragen van grote lidstaten, die de continuïteit van de activiteiten van de Autoriteiten in het gedrang zouden kunnen brengen door een eind te stellen aan hun financiële bijdragen. Ten slotte is deze benadering ook eerlijker dan een volledige of zeer grote financiering door de lidstaten: de nationale toezichthouders gebruiken een waaier aan financieringsmodellen op nationaal niveau - van algemene belastingen tot heffingen voor de sector. Indien de Autoriteit hoofdzakelijk door de lidstaten zou worden gefinancierd, bestaat het risico dat het ‘vlak speelveld’ voor de hele EU in het gedrang komt. De ramingen van de personeelskosten zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de EAVB in het eerste jaar van haar activiteiten haar personeelsleden beoogt te verdubbelen ten opzichte van het aantal personeelsleden van het bestaande niveau 3-comité. Dit betekent een verhoging van ongeveer 20 tot 40 personeelsleden. Verondersteld wordt tevens dat het aantal personeelsleden in de startfase relatief sterk zal toenemen. De Autoriteit zou gemiddeld 15 nieuwe werknemers per jaar in dienst nemen. Bij ongeveer 90 personeelsleden zou zij op "kruissnelheid" komen. De behoefte aan meer personeel is het gevolg van het aanzienlijk aantal nieuwe opdrachten die de Autoriteit, naast haar bestaande verantwoordelijkheden, zal moeten uitvoeren. Deze nieuwe opdrachten worden in detail uiteengezet in de toelichting bij de voorgestelde verordeningen. Zij omvatten, maar zijn niet beperkt tot, de ontwikkeling van nieuwe technische normen op een aantal gebieden inzake financiëledienstenwetgeving, de consistente toepassing van de communautaire voorschriften, de regeling van geschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten, de deelname aan colleges van toezichtouders en de bevordering van collegiale toetsing. Voor elk van deze activiteiten zijn aanzienlijke nieuwe middelen vereist. De gedetailleerde indeling van de geschatte personeelsaantallen in diverse categorieën is opgenomen in bijlage 3. Voor de raming van de personeelskosten wordt ook aangenomen dat het Statuut van de EU-instellingen in alle Autoriteiten van toepassing wordt. Dit wordt - met de nodige wijzigingen - weerspiegeld in de tarieven per hoofd in titel 1 (zie bijlage 1 voor details). Ook met het effect van de locaties van de niveau 3-comités is rekening gehouden (via de vermenigvuldigingsfactor voor kosten van levensonderhoud). De cijfers met betrekking tot infrastructuurkosten in titel 2 zijn gebaseerd op de input van de bestaande niveau 3-comités. Het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen maakte voor deze categorie ramingen van zijn kosten, gebaseerd op extrapolatie van de reële kosten die verbonden zijn aan het beheren van de kantoren en de administratie op zijn huidige locaties. Omdat Frankfurt een financieel centrum en een van de duurste bedrijfslocaties ter wereld is, zijn de geraamde kosten uiteraard hoger dan de gemiddelde kosten voor de regelgevingsagentschappen van de EU. De werkingskosten houden verband met de bevoegdheden en het governancemodel van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten. Wat de bevoegdheden betreft, is rekening gehouden met verscheidene soorten voor het ESFT voorziene activiteiten, met name om na te gaan welke extra operationele kosten zij, naast de algemene personeelskosten, met zich meebrengen. Die kosten konden worden toegeschreven aan een aantal activiteiten, bv. de stakeholdersgroepen leiden, de Europese gegevensbestanden inzake toezicht ontwikkelen, deelnemen aan colleges van toezichthouders, opleidingen organiseren voor toezichthouders van de lidstaten of inspecties ter plaatse uitvoeren bij bedrijven die onder rechtstreeks toezicht staan. De specifieke kosten voor deze activiteiten houden heel vaak verband met zendingen en vergaderingen, maar kunnen ook substantiële uitgaven voor gedelokaliseerde diensten omvatten, bv. voor het tot stand brengen en actualiseren van gegevensbestanden of voor het organiseren van opleidingen. Aan de andere kant was men van oordeel dat veel van de ESFT-activiteiten geen extra operationele kosten met zich meebrengen en reeds volledig in de algemene personeelskosten worden weerspiegeld. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van technische normen, richtsnoeren en aanbevelingen om de consistente toepassing van het Gemeenschapsrecht of de coördinatie in crisissituaties te garanderen. Wat governance betreft, komen de operationele kosten voort uit de activiteiten van diverse instanties die de correcte werking van het Europees Systeem van Financiële Toezichthouders en de Autoriteiten in het algemeen moeten garanderen: de raad van toezichthouders, de raad van bestuur, het Gemengd Comité en de raad van beroep. De berekeningsmethodes voor de begroting van de EAVB zijn opgenomen in tabel 1. Tabel 1. Geraamde begroting van de EAVB in het eerste jaar van de activiteiten (2011) In duizenden € Titel 1 - Personeelskosten | 4 694 | Totaal personeelsbestand: | 40 | Gemiddelde jaarlijkse kosten per hoofd (gebaseerd op richtsnoeren van DG BUDG en advies van de drie niveau 3-comités) | Vermenigvuldigingsfactor voor kosten van levensonderhoud | Frankfurt | 1,0 | Management | 2 | 167,0 | 334 | Leidinggevend personeel/deskundigen: | 0 | Tijdelijke functionarissen | 15 | 100,0 | 1 500 | Gedetacheerde nationale deskundigen | 15 | 100,0 | 1 500 | Administratief en ander ondersteunend personeel: | 0 | Tijdelijke functionarissen | 4 | 100,0 | 400 | Arbeidscontractanten | 4 | 42,0 | 168 | Voordelen voor het personeel | 15% van de totale personeelskosten | 620 | Opleiding van personeel: algemeen | Gemiddeld bedrag per persoon (COM-gegevens) | 0,6 | 24 | Opleiding van personeel: ontwikkeling van toezichthoudende vaardigheden | Advies van drie niveau 3-comités | 4,5 | 135 | Uitgaven voor de indienstneming van personeel | Gemiddeld 3 kandidaten per post worden uitgenodigd voor een gesprek | 0,8 | 48 | Titel 2 - Uitgaven voor gebouwen, materiaal en administratie | 1 822 | Huur van gebouwen en bijbehorende kosten | CETVB-gegevens en -ramingen | 828 | Informatie- en communicatietechnologie | CETVB-gegevens en -ramingen | 250 | Roerende goederen en bijbehorende kosten | CETVB-gegevens en -ramingen | 213 | Lopende administratieve uitgaven | CETVB-gegevens en -ramingen | 166 | Port-/telecommunicatie-uitgaven | CETVB-gegevens en -ramingen | 70 | Reiskosten en kosten voor vergaderingen | CETVB-gegevens en -ramingen | 293 | Titel 3 - Werkzaamheden | - | 4 071 | Bevoegdheden | Geraamde activiteit | Veronderstellingen | Totale kosten | Raadplegingen | Stakeholdersgroep financiële diensten (SGFD) | Één SGFD per ETA. 30 leden die 4 keer per jaar vergaderen. Jaarlijkse vergoeding: 6 000 euro per persoon. De reiskosten van de vertegenwoordigers van de sector worden vergoed, maar zij krijgen geen salaris. | 216 | Gemeenschappelijke toezichtcultuur | Deelname aan colleges van toezichthouders | Ongeveer 25 colleges in de sector. Deelnemen aan 1 vergadering (duur: 2 dagen) per jaar, gemiddeld één EAVB-vertegenwoordiger per vergadering. | 40 | Gemeenschappelijke toezichtcultuur | Gemeenschappelijke opleiding voor toezichthouders en personeelsuitwisselingen & detacheringen | Gebaseerd op het bedrag van de subsidies voor activiteiten van de niveau 3-comités voor 2010-2015 | 500 | Vergaren van informatie | Ontwikkelen en actualiseren van het Europese centrale gegevensbestand | Raming CEBT | 3 000 | Internationale betrekkingen | Contacten met autoriteiten van derde landen en andere internationale instellingen voor bv. advies inzake gelijkwaardigheid | 11 zendingen buiten de EU per jaar voor 2 personen. | 110 | Toezicht op pan-Europese entiteiten | Controles ter plaatse | 0 | Governance | Geraamde activiteit | Veronderstellingen | Totale kosten | Raad van toezichthouders | Besluitvorming | 26 leden dienen vergoed te worden - 4 vergaderingen per jaar. | 83 | Raad van bestuur | Management | 6 leden, waaronder 4 vertegenwoordigers van nationale toezichthouders. Vergaderingen om de maand, indien mogelijk aansluitend op of voorafgaand aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders. | 26 | Gemengd Comité | Intersectorale samenwerking | Periodieke vergaderingen voor de voorzitter van elke ETA | 10 | Raad van beroep | Beroepsprocedures | 6 leden, 8 vergaderingen per jaar, jaarlijkse vergoeding 8 000 euro per persoon | 86 | TOTAAL | 10 587 | Bron: Commissie en ramingen en berekeningen van de niveau 3-comités. BIJLAGE 3 Personeelsformatie (voorlopig) Functiegroep en rang | Posten (tijdelijk) | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | AD 16 | AD 15 | 1 | 1 | AD 14 | 1 | 1 | AD 13 | 1 | 1 | AD 12 | 2 | 5 | AD 11 | 6 | 15 | AD 10 | 10 | 25 | AD 9 | 6 | 15 | AD 8 | 3 | 7 | AD 7 | 2 | 7 | AD 6 | AD 5 | Totaal AD | 32 | 50 | 60 | 77 | AST 11 | AST 10 | 1 | 1 | AST 9 | 2 | 2 | AST 8 | 3 | 5 | AST 7 | 2 | 5 | AST 6 | AST 5 | AST 4 | AST 3 | AST 2 | AST 1 | Totaal AST | 8 | 12 | 13 | 13 | Totaal | 40 | 62 | 73 | 90 | Bron: Commissie [1] Het gaat om het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBT), het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CETVB) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER). [2] Opgemerkt zij dat in onderhavige toelichting de voorstellen tot oprichting van het ESFT door de omvorming van de Europese toezichthoudende comités tot ETA’s centraal staan. Het voorstel tot oprichting van het ECSR wordt in een afzonderlijke toelichting behandeld. [3] Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak C-217/04, punt 44. [4] Zie het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie voor extra informatie over het mechanisme voor schikking van geschillen. [5] De schikkingsbevoegdheid doet geen afbreuk aan artikel 8, dat zich toespitst op situaties waarin een bevoegde nationale toezichthoudende autoriteit het communautaire recht niet naleeft. [6] PB C [...] van [...], blz. [...]. [7] PB C [...] van [...], blz. [...]. [8] PB C [...] van [...], blz. [...]. [9] PB C [...] van [...], blz. [...]. [10] COM(2009) 114. [11] COM(2009) 252. [12] PB L 24 van 29.1.2009, blz. 23. [13] PB L 25 van 29.1.2009, blz. 28. [14] PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18. [15] Punt 44 - nog niet gepubliceerd. [16] Er wordt opgemerkt dat de Richtlijnen 64/225/EEG, 73/239/EEG, 73/240/EEG, 76/580/EEG, 78/473/EEG, 84/641/EEG, 87/344/EEG, 88/357/EEG, 1992/49/EEG, 1998/78/EG, 2001/17/EG, 2002/83/EG en 2005/68/EG deel uitmaken van de Solvency II-herschikking (Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende levensverzekering betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (herschikking) (COM(2008) 119 – C6-0231/2007 – 2007/0143(COD))) en derhalve worden ingetrokken met ingang van 1 november 2012. [17] PB 56 van 4.4.1964, blz. 878. [18] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. [19] PB L 228 van 16.8. [20]./09;<=>BCGKMP[\`aeklm‹Œ?Ž? ¡ÒÓ& ' , 0 2 1973, blz. 20. [21] PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13. [22] PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25. [23] PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21. [24] PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77. [25] PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. [26] PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. [27] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1. [28] PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28. [29] PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. [30] PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3. [31] PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10. [32] PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1. [33] PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15. [34] PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16. [35] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [36] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15. [37] PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. [38] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [39] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [40] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. [41] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. [42] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. [43] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15. [44] PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1. [45] PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58. [46] Gesplitste kredieten. [47] Uitgaven die niet onder hoofdstuk 12 01 van de betrokken titel 12 vallen. [48] Uitgaven in het kader van artikel 12 01 04 van titel 12. [49] Uitgaven in het kader van hoofdstuk 12 01, uitgezonderd de artikelen 12 01 04 en 12 01 05. [50] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord. [51] Comité van Europese bankentoezichthouders, Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen en Comité van Europese effectenregelgevers. [52] Als beschreven in afdeling 5.3. [53] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt. [54] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt. [55] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt. [56] Specificeer het soort comité en de groep waartoe het behoort.