52009PC0439

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften /* COM/2009/0439 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 1.9.2009

COM(2009) 439 definitief

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

110

- Doel van het voorstel

Met dit voorstel wordt de vaststelling beoogd van de vangstmogelijkheden van de lidstaten voor 2010 wat betreft de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden in de Oostzee.

120

- Algemene context

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet het GVB zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Een belangrijk instrument in dit verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden in de vorm van totaal toegestane vangsten (total allowable catches, TAC’s), quota en beperkingen van de visserijinspanning.

Met het oog op vereenvoudiging en verduidelijking van de jaarlijkse besluiten inzake TAC’s en quota worden de vangstmogelijkheden in de Oostzee sinds 2006 bij een aparte verordening vastgesteld; de eerste in deze reeks was Verordening (EG) nr. 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) hebben, respectievelijk in mei 2009 en in juni 2009, wetenschappelijk advies afgegeven inzake de vangstmogelijkheden in de Oostzee in 2010.

Het voorstel bevat drie delen die voor het beheer van de visserij in de Oostzee in 2010 van belang zijn: in het eerste deel zijn de TAC's en quota vastgelegd, het tweede bevat beperkingen van de visserijinspanning en in het derde deel zijn de ter zake relevante technische maatregelen vastgelegd.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De vangstmogelijkheden en de verdeling daarvan over de lidstaten worden jaarlijks vastgesteld. Het meest recent is dit gebeurd bij Verordening (EG) nr. 1322/2008 van de Raad van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Eveneens relevant voor het beheer van de visserij in de Oostzee is Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98.

Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 bevat de controle- en toezichtsmaatregelen voor het herstel van de betrokken kabeljauwbestanden. Bovendien bevat die verordening regels voor de vaststelling van de TAC's voor de westelijke en de oostelijke kabeljauwbestanden en de bij de visserij op die bestanden in acht te nemen beperkingen van de visserijinspanning.

- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

De geraadpleegde wetenschappelijke organisaties zijn de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV).

De Gemeenschap verzoekt de ICES en het WTECV elk jaar om wetenschappelijk advies over de toestand van belangrijke visbestanden. Het verstrekte advies heeft betrekking op alle bestanden in de Oostzee waarvoor TAC's worden voorgesteld, met uitzondering van schol en haring in deelsector 31, waarover dit jaar geen advies werd gegeven. De voorgestelde TAC's zijn op het advies gebaseerd, maar volgen dit niet noodzakelijk naar de letter. Overeenkomstig het voornemen van de Commissie om het duurzame gebruik van de visserijbestanden te garanderen en de vangstmogelijkheden op een stabiel niveau te houden, mogen TAC’s van het ene jaar tot het andere met niet meer dan 15 % schommelen, tenzij de toestand van een bestand ingrijpender maatregelen vereist. Voor bestanden waarvoor een beheersplan geldt, stemt de voorgestelde TAC overeen met dat plan.

In de TAC-voorstellen voor kabeljauw is rekening gehouden met de geleidelijke benadering die wordt toegepast in het meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Het centrale element in dit plan is een geleidelijke verlaging van de visserijinspanning tot een op lange termijn duurzaam niveau dat zorgt voor het herstel van de bestanden en voor een grote en stabiele opbrengst.

Om het herstel van de zalmbestanden in de Oostzee waar nodig te bevorderen, moeten aanvullende maatregelen voor het beheer van de mariene wateren en de binnenwateren worden vastgesteld. Er wordt een beheersplan voor zalm opgesteld.

- Raadpleging van belanghebbende partijen

De delen betreffende de beperking van de visserijinspanning en de vaststelling van de ter zake relevante technische maatregelen zijn in overeenstemming met de besluiten die de Raad in december 2006 heeft genomen met betrekking tot Verordening (EG) 1941/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en met Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Over beide verordeningen is in 2005 en 2006 overleg gepleegd met de belanghebbende partijen: de visserijsector, NGO's die actief zijn op visserijgebied, en de betrokken lidstaten.

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie met als titel "Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010” is de regionale adviesraad voor de Oostzee (RAR-Oostzee) in juni 2009 geraadpleegd tijdens de vergaderingen van zijn werkgroep voor demersale en pelagische visserij en tijdens de vergadering van zijn uitvoerend comité. De wetenschappelijke basis voor het voorstel is aangeleverd door de ICES en het WTECV. DG MARE heeft uiteengezet welke regels het op basis van de beleidsverklaring zou volgen bij de vaststelling van de TAC's en quota voor 2010. In het voorstel is naar behoren rekening gehouden met de voorlopige standpunten die tijdens die vergaderingen naar voren werden gebracht en met de schriftelijke aanbevelingen over alle betrokken visbestanden die nadien werden ingediend.

De RAR-Oostzee staat gunstig ten opzichte van de toepassing van het meerjarenplan voor kabeljauw, maar is het er niet mee eens dat de TAC's tot een op langere termijn duurzaam niveau worden verlaagd wanneer, volgens de RAR-Oostzee, het bestand stabiel is of positieve effecten voor het betrokken bestand of andere bestanden kunnen worden verwacht van het behoud van de TAC's op hun huidige niveau of van de verhoging ervan tot boven de niveaus die voortvloeien uit de toepassing van de vangstcontrolevoorschriften die zijn vastgesteld in de mededeling inzake de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010.

- Effectbeoordeling

Door de uitvoering van de voorgestelde maatregelen zullen de vangstmogelijkheden, uitgedrukt in vangsthoeveelheden, voor vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de Oostzee voor alle betrokken soorten afnemen met ca. 10%. Voor een aantal haringbestanden en voor sprot is de verlaging gebaseerd op het feit dat de toestand van de bestanden niet precies bekend is en op de afnemende rekrutering van de bestanden. De verlaging met de grootste economische impact is die van de TAC voor haring in de westelijke Oostzee, die voortvloeit uit het feit dat het bestand wordt overbevist en naar verwachting snel zal afnemen als gevolg van de geringe rekrutering tijdens de laatste jaren. De TAC’s voor kabeljauw in de westelijke en de oostelijke Oostzee zijn overeenkomstig het meerjarenplan verhoogd.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar past ook in de langeretermijnaanpak om de visserij geleidelijk tot een duurzaam niveau te reduceren.

De voorgestelde benadering zal daarom op de middellange tot lange termijn resulteren in een verlaging van de visserijinspanning, maar op de lange termijn in stabiele of zelfs stijgende quota. Naar verwachting zal de aanpak op lange termijn minder gevolgen hebben voor het milieu omdat de visserijinspanning, het aantal vissersvaartuigen en/of de gemiddelde visserijinspanning per vaartuig worden beperkt, terwijl de aangelande hoeveelheden onveranderd zullen blijven of zelfs zal stijgen. De duurzaamheid van de visserijactiviteiten zal op lange termijn toenemen.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslagen voor dit voorstel zijn Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, en met name artikel 20, Verordening (EG) nr. 847/1996 van de Raad, en met name artikel 2, en Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad, en met name artikel 5 en artikel 8, lid 3.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

- Gedetailleerde toelichting

Dit voorstel behelst de vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften.

De aan de lidstaten toegewezen TAC’s en quota zijn opgenomen in bijlage I. De voorgestelde hoeveelheden zijn gebaseerd op wetenschappelijk advies, het overleg met de RAR-Oostzee en het kader voor de vaststelling van de TAC's en quota dat is aangegeven in de mededeling van de Commissie inzake de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010. De TAC's en quota voor de twee kabeljauwbestanden hangen nauw samen met de beperkingen van de visserijinspanning die zijn vastgesteld in bijlage II. De in bijlage III opgenomen technische maatregelen zijn overgangsmaatregelen voor het beheer van de visserij op bot en tarbot.

Voor alle soorten waarvoor quota gelden, wordt een verbod op high-grading ingesteld. Het algemene doel van dit verbod is de teruggooi te verminderen. Een verbod op high-grading houdt in dat soorten waarvoor quota gelden en die krachtens de communautaire regelgeving voor de visserij legaal kunnen worden gevangen en aangeland, niet mogen worden teruggegooid.

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1], en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/1996 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota[2], en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren[3], en met name op artikel 5 en artikel 8, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), alsmede in het licht van eventuele adviezen die zijn ontvangen van de regionale adviesraad voor de Oostzee (RAR-Oostzee), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2) Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze aan de lidstaten toe te wijzen.

(3) Voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4) De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgelegd om de lidstaten in staat te stellen het beheer van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen te garanderen.

(5) In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

(6) Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

(7) Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen[4], Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten[5], Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid[6], Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS)[7], Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen[8], Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen[9], Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont[10], Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 december 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren[11], en Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen[12].

(8) Om te garanderen dat de jaarlijkse vangstmogelijkheden worden vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met een vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de bestanden, is rekening gehouden met de beginselen voor het bepalen van de TAC's die zijn omschreven in de punten 4, 5, 7, 8 en 9 van de mededeling van de Commissie "Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010"[13].

(9) Om de teruggooi te verminderen is het dienstig voor soorten waarvoor quota gelden, een verbod op high-grading in te stellen dat inhoudt dat soorten waarvoor quota gelden en die krachtens de communautaire regelgeving voor de visserij legaal kunnen worden gevangen en aangeland, niet mogen worden teruggegooid.

(10) Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moeten in 2010 bepaalde aanvullende maatregelen in het kader van de technische voorschriften voor de visserij ten uitvoer worden gelegd.

(11) Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visserijtakken op 1 januari 2010 met hun activiteiten van start kunnen gaan. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van acht weken als bedoeld in punt I.4 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK IWerkingssfeer en definities

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2010 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld, alsmede de voorschriften die bij de benutting van deze vangstmogelijkheden in acht moeten worden genomen.

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op in de Oostzee vissende vissersvaartuigen van de Gemeenschap (vaartuigen van de Gemeenschap).

Artikel 3 Definities

Naast de begripsomschrijvingen in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn voor de toepassing van deze verordening de volgende definities van toepassing:

a) "de zones van de ICES" (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de in Verordening (EG) nr. 2187/2005 afgebakende zones;

b) "de Oostzee": ICES-deelsectoren 22-32;

c) "totaal toegestane vangsten (TAC's)": de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

d) "quotum": een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Gemeenschap, aan een lidstaat of aan een derde land;

e) "buitengaats doorgebrachte dag": elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode, waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

HOOFDSTUK IIVangstmogelijkheden en voor de benutting daarvan geldende voorschriften

Artikel 4 Vangstbeperkingen en toewijzingen

De vangstmogelijkheden, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de aanvullende voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, zijn vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 5 Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

1. De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a) het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

b) het aan een andere lidstaat toewijzen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

c) het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

d) het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

e) verminderingen op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 338/2008.

2. Bij inhoudingen op de quota voor overdracht naar 2011 mag artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, in afwijking van die verordening, worden toegepast op alle bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

Artikel 6 Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten

1. Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland mits die vis:

a) is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt; of

b) samen met andere soorten dan haring of sprot is gevangen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm, op voorwaarde dat de vangsten niet aan boord of bij aanlanding worden gesorteerd.

2. Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota aan de lidstaten is toegewezen, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 1, onder b), bedoelde vangsten.

3. Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor haring is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die haring bevatten.

4. Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor sprot is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die sprot bevatten.

Artikel 7 Verbod op high-grading

Soorten waarvoor quota gelden en die tijdens visserijactiviteiten gevangen worden, worden aan boord van het vaartuig gebracht en vervolgens aangeland, tenzij dit indruist tegen de communautaire visserijwetgeving waarbij technische, controle- en instandhoudingsmaatregelen zijn vastgesteld, inzonderheid onderhavige verordening en de Verordeningen (EG) nr. 2187/2005, (EEG) nr. 2847/1993 en (EG) nr. 2371/2002.

Artikel 8 Beperkingen van de visserijinspanning

1. De beperkingen van de visserijinspanning zijn vastgesteld in bijlage II.

2. De in lid 1 vermelde beperkingen gelden voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, voor zover de Commissie niet overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten deze deelsectoren uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die verordening.

3. De in lid 1 vermelde beperkingen zijn niet van toepassing op ICES-deelsector 28.1, voor zover de Commissie niet overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten die deelsector uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007.

Artikel 9 Technische overgangsmaatregelen

De technische overgangsmaatregelen zijn vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK IIISlotbepalingen

Artikel 10 Gegevensverstrekking

Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de hoeveelheden die uit de bestanden zijn aangeland, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE I

Vangstmogelijkheden en bij de visserij in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de vangstmogelijkheden per soort en per zone voor vaartuigen van de Gemeenschap in zones met vangstbeperkingen

Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de daaraan verbonden voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de quota.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In deze tabellen worden voor de verschillende soorten de volgende codes gebruikt:

Wetenschappelijke benaming | Drielettercode | Triviale naam |

Clupea harengus | HER | Haring |

Gadus morhua | COD | Kabeljauw |

Platichthys flesus | FLX | Bot |

Pleuronectes platessa | PLE | Schol |

Psetta maxima | TUR | Tarbot |

Salmo salar | SAL | Atlantische zalm |

Sprattus sprattus | SPR | Sprot |

Soort: | Haring | Gebied: | Deelsectoren 30-31 |

Clupea harengus | HER/3D30.; HER/3D31. |

Finland | 84 721 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Zweden | 18 615 |

EG | 103 336 |

TAC | 103 336 |

Soort: | Haring | Gebied: | Deelsectoren 22-24 |

Clupea harengus | HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24. |

Denemarken | 3 009 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 11 845 |

Finland | 2 |

Polen | 2 793 |

Zweden | 3 820 |

EG | 21 469 |

TAC | 21 469 |

Soort: | Haring | Gebied: | Deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |

Clupea harengus | HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32. |

Denemarken | 2 685 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 712 |

Estland | 13 714 |

Finland | 26 769 |

Letland | 3 384 |

Litouwen | 3 564 |

Polen | 30 412 |

Zweden | 40 828 |

EG | 122 068 |

TAC | Niet relevant |

Soort: | Haring | Gebied: | Deelsector 28.1 |

Clupea harengus | HER/03D.RG |

Estland | 16 809 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Letland | 19 591 |

EG | 36 400 |

TAC | 36 400 |

Soort | Kabeljauw | Gebied: | EG-wateren van de deelsectoren 25-32 |

Gadus morhua | COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32. |

Denemarken | 11 777 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 4 685 |

Estland | 1 148 |

Finland | 901 |

Letland | 4 379 |

Litouwen | 2 885 |

Polen | 13 561 |

Zweden | 11 932 |

EG | 51 267 |

TAC | Niet relevant |

Soort: | Kabeljauw | Gebied: | EG-wateren van de deelsectoren 22-24 |

Gadus morhua | COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24. |

Denemarken | 7 726 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 3 777 |

Estland | 171 |

Finland | 152 |

Letland | 639 |

Litouwen | 415 |

Polen | 2 067 |

Zweden | 2 753 |

EG | 17 700 |

TAC | 17 700 |

Soort: | Schol | Gebied: | EG-wateren van de deelsectoren 22-32 |

Pleuronectes platessa | PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32. |

Denemarken | 2 179 | Voorzorgs-TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 242 |

Polen | 456 |

Zweden | 164 |

EG | 3 041 |

TAC | 3 041 |

Soort: | Atlantische zalm | Gebied: | EG-wateren van de deelsectoren 22-31 |

Salmo salar | SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31. |

Denemarken | 54 556 | (1) | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 6 070 | (1) |

Estland | 5 545 | (1) |

Finland | 68 028 | (1) |

Letland | 34 700 | (1) |

Litouwen | 4 079 | (1) |

Polen | 16 550 | (1) |

Zweden | 73 745 | (1) |

EG | 263 273 | (1) |

TAC | Niet relevant |

__________ |

(1) Aantal stuks |

Soort: | Atlantische zalm | Gebied: | EG-wateren van deelsector 32 |

Salmo salar | SAL/3D32. |

Estland | 1 581 | (1) | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Finland | 13 838 | (1) |

EG | 15 419 | (1) |

TAC | Niet relevant |

_________ |

(1) Aantal stuks |

Soort: | Sprot | Gebied: | EG-wateren van de deelsectoren 22-32 |

Sprattus sprattus | SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32. |

Denemarken | 33 535 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 21 245 |

Estland | 38 941 |

Finland | 17 555 |

Letland | 47 032 |

Litouwen | 17 013 |

Polen | 99 810 |

Zweden | 64 829 |

EG | 339 960 |

TAC | Niet relevant |

BIJLAGE II

Beperkingen van de visserijinspanning

1. De lidstaten zien erop toe dat de visserij door onder hun vlag varende vissersvaartuigen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, slechts wordt toegestaan gedurende ten hoogste:

a) 181 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 22-24, met uitzondering van de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

b) 160 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 25-28, met uitzondering van de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

BIJLAGE III Technische overgangsmaatregelen

Beperkingen van de visserij op bot en tarbot

1. Het is verboden de volgende vissoorten die zijn gevangen in de geografische gebieden en tijdens de perioden die hierna worden gespecificeerd, aan boord te houden:

Soort | Geografisch gebied | Periode |

Bot (Platichthys flesus) | Deelsectoren 26, 27, 28 en 29 bezuiden 59°30'NB Deelsector 32 | 15 februari tot en met 15 mei 15 februari tot en met 31 mei |

Tarbot (Psetta maxima) | Deelsectoren 25, 26 en 28 bezuiden 56°50'NB | 1 juni t/m 31 juli |

2. In afwijking van punt 1 geldt dat, wanneer wordt gevist met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 105 mm of meer, of met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 100 mm of meer, de bijvangsten van bot en tarbot aan boord mogen worden gehouden en aangeland mits het aandeel van deze soorten niet meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst in levend gewicht die aan boord wordt gehouden en wordt aangeland tijdens de in punt 1 vastgestelde verbodsperioden.

[…]

[1] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

[2] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

[3] PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

[4] PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

[5] PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1.

[6] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

[7] PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

[8] PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1.

[9] PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1.

[10] PB L 16 van 20.1.2005, blz. 184.

[11] PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

[12] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

[13] COM(2009) 224.