52009PC0364

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 168 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde /* COM/2009/0364 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 16.7.2009

COM(2009) 364 definitief

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 19 december 2008, heeft de Bondsrepubliek Duitsland (hierna "Duitsland" genoemd) verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 168 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 3 juni 2009 van het verzoek van Duitsland in kennis gesteld. Bij brief van 9 juni 2009 heeft de Commissie Duitsland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |

120 | Algemene context Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. De derogatiemaatregel waarvoor Duitsland een verlenging vraagt, bepaalt evenwel dat de btw op de goederen en diensten die een belastingplichtige voor meer dan 90 % voor privédoeleinden of andere dan bedrijfsdoeleinden gebruikt, volledig van de aftrek wordt uitgesloten. De machtiging voor deze derogatie werd oorspronkelijk verleend bij Beschikking 2000/186/EG van de Raad van 28 februari 2000 (PB L 59 van 4.3.2000, blz. 12) tot 31 december 2002 en werd vervolgens verlengd, eerst bij Beschikking 2003/354/EG van de Raad van 13 mei 2003 (PB L 123 van 17.5.2003, blz. 47) tot 30 juni 2004 en nadien bij Beschikking 2004/817/EG van de Raad van 19 november 2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 33) tot 31 december 2009. De Commissie heeft deze maatregel al in haar voorstel dat uiteindelijk tot Beschikking 2000/186/EEG (COM(1999) 690 definitief) leidde, beoordeeld als zijnde in overeenstemming met artikel 27 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1), dat zonder materiële wijzigingen is vervangen door artikel 395 van de btw-richtlijn. Zij stelde zich toen met name op het standpunt dat de derogatie werd gerechtvaardigd door de noodzaak om de btw-heffing te vereenvoudigen, en dat de in het stadium van het eindverbruik verschuldigde belasting er niet noemenswaardig door werd beïnvloed. Aangezien de juridische en feitelijke omstandigheden van de oorspronkelijke derogatie nog steeds relevant zijn, moet voorliggend derogatieverzoek worden ingewilligd. De verlenging moet evenwel in de tijd worden beperkt zodat kan worden geëvalueerd - vóórdat een eventueel nieuw verzoek van Duitsland tot verlenging, op basis van de daarvoor vereiste informatie die het land moet verstrekken, in overweging wordt genomen - of deze omstandigheden, die de rechtvaardiging voor de derogatie vormen, niet zijn gewijzigd. Daarom moet de derogatie worden beperkt tot 31 december 2012. |

130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Beschikking van de Raad van 19 november 2004 waarbij Duitsland wordt gemachtigd een maatregel toe te passen in afwijking van artikel 17 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 33). |

141 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Niet van toepassing. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

219 | Niet relevant. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling Dit voorstel voor een beschikking strekt ertoe de heffing van de btw te vereenvoudigen ter zake van goederen en diensten die in zeer grote mate voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en kan bijgevolg een positief effect sorteren. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingduur van de derogatie, zal het effect evenwel in ieder geval beperkt zijn. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel Machtiging van Duitsland tot handhaving van een maatregel die afwijkt van de btw-richtlijn en voorziet in een totale uitsluiting van het recht op aftrek ter zake van goederen en diensten die door een belastingplichtige voor meer dan 90 % voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. |

310 | Rechtsgrondslag Artikel 395 van de btw-richtlijn. |

329 | Subsidiariteitsbeginsel Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn moet een lidstaat die van die richtlijn afwijkende maatregelen wil treffen, daarvoor machtiging krijgen van de Raad in de vorm van een beschikking van de Raad. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |

331 | Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in. |

332 | Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel. |

Keuze van instrumenten |

341 | Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een beschikking van de Raad is het meest geschikte instrument, aangezien een beschikking tot individuele lidstaten kan worden gericht. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling |

533 | Het voorstel bevat een vervalbepaling. |

E-4931 |

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[1], en met name op artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 19 december 2008, heeft de Bondsrepubliek Duitsland (hierna "Duitsland" genoemd) verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het recht op aftrek, waarvoor het land bij Beschikking 2004/817/EG[2] van de Raad in het kader van de toen geldende Zesde Richtlijn 77/388/EEG[3] machtiging had verkregen.

(2) Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 3 juni 2009 van het verzoek van Duitsland in kennis gesteld. Bij brief van 9 juni 2009 heeft de Commissie Duitsland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3) De derogatiemaatregel strekt ertoe de btw op goederen en diensten volledig van het recht op aftrek uit te sluiten wanneer die goederen en diensten voor meer dan 90 % voor de privédoeleinden van de belastingplichtige of diens werknemers, dan wel in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.

(4) Deze maatregel wijkt af van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG waarin het algemene beginsel van het recht op aftrek is vastgesteld, en strekt ertoe de heffing van de btw te vereenvoudigen. Hij heeft geen noemenswaardig effect op de in het stadium van het eindverbruik verschuldigde belasting.

(5) De juridische en feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging vormden voor de huidige toepassing van deze vereenvoudigingsmaatregel, zijn ongewijzigd en nog steeds relevant. Duitsland moet derhalve worden gemachtigd de vereenvoudigingsmaatregel toe te passen gedurende een nieuwe periode, die evenwel wordt beperkt tot 31 december 2012, zodat de maatregel kan worden geëvalueerd.

(6) De derogatiemaatregel heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Duitsland gemachtigd de btw op goederen en diensten van het recht op aftrek uit te sluiten, wanneer deze goederen en diensten voor meer dan 90 % voor de privédoeleinden van een belastingplichtige of diens werknemers of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing tot en met 31 december 2012.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[2] PB L 357 van 2.12.2004, blz. 33.

[3] PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.