[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 9.6.2009 COM(2009) 260 definitief 2009/0074 (ACC) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Comité, opgericht bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, over de wijziging van de Protocollen 10 en 37 inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer TOELICHTING I. Algemene inleiding Bijgevoegd voorstel voor een besluit van de Raad is het wettelijk instrument voor de ondertekening, voorlopige toepassing en goedkeuring van het besluit van het Gemengd Comité van de EER tot wijziging van de Protocollen 10 en 37 bij de EER-overeenkomst. Deze wijziging heeft ten doel de toepassing van de EER-overeenkomst op het gebied van douaneveiligheidsmaatregelen te verlengen. Het communautair douanewetboek[1] en de uitvoeringsbepalingen daarvan[2], die de regels bevatten voor de douanebehandeling van goederen die worden in- of uitgevoerd, zijn respectievelijk in 2005[3] en 2006[4] gewijzigd teneinde daarin douaneveiligheidsmaatregelen op te nemen. Deze veiligheidsmaatregelen voorzien onder meer in de verplichting dat bedrijven, voordat goederen worden in- of uitgevoerd, bepaalde gegevens verstrekken, aan de hand waarvan een risicoanalyse kan worden uitgevoerd voordat die goederen het douanegebied binnenkomen of verlaten. In principe zijn deze veiligheidsmaatregelen van toepassing op het goederenverkeer met alle derde landen. Het communautair douanewetboek bepaalt evenwel dat andere regels kunnen worden vastgesteld voor het verstrekken van gegevens vóór aankomst en vóór vertrek wanneer een internationale overeenkomst bijzondere bepalingen op veiligheidsgebied bevat. In dit verband waren de EG en Noorwegen van oordeel dat het noodzakelijk was en in hun beider belang een bijzondere regeling vast te stellen betreffende douaneveiligheidsvoorschriften voor hun bilaterale goederenverkeer. Gelet op de geografische ligging van Noorwegen ten opzichte van het douanegebied van de EG en het grote aantal in- en uitvoertransacties dat dagelijks tussen Noorwegen en de lidstaten van de EU plaatsvindt, alsmede de juridische banden tussen de EG en Noorwegen in het kader van de EER-overeenkomst, is een dergelijke regeling met name nodig om het goederenverkeer vlot te laten verlopen en tegelijk een hoog veiligheidsniveau te handhaven. In juni 2008 zijn besprekingen begonnen die tot een regeling hebben geleid waarbij de verplichting tot de voorafgaande aangifte van goederen die tussen de EG en Noorwegen worden verhandeld is afgeschaft. De afschaffing van deze verplichting is afhankelijk van de voorwaarde dat de overeenkomstsluitende partijen in hun douanegebieden een gelijkwaardig veiligheidsniveau handhaven door middel van maatregelen die op de EG-wetgeving zijn gebaseerd. Naast de bepalingen over douaneveiligheidsmaatregelen bevat de regeling een aantal bepalingen om ervoor te zorgen dat de overeenkomst mee-evolueert met het acquis communautaire en dat elke partij, indien de gelijkwaardigheid van de veiligheidsmaatregelen niet meer is gewaarborgd, evenwichtsherstellende maatregelen kan nemen, inclusief de schorsing van de toepassing van het betrokken hoofdstuk van de overeenkomst. Doel van dit voorstel is de wijziging van Protocol 10 en van Protocol 37 bij de EER-overeenkomst ten einde de toepassing op douaneveiligheidsmaatregelen te verlengen. Deze wijzigingen zullen uitsluitend van toepassing zijn in het handelsverkeer tussen de EG en Noorwegen. Zij kunnen bij besluit van het Gemengd Comité van de EER in de toekomst ook van toepassing worden op het handelsverkeer met IJsland en Liechtenstein. De overeenkomst inzake douaneveiligheidsmaatregelen tussen de EG en Zwitserland zal echter van toepassing zijn op Liechtenstein. In afwachting van de afronding van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen zal de gewijzigde overeenkomst voorlopig worden toegepast zodat vanaf 1 juli 2009 rekening kan worden gehouden met de nieuwe bepalingen, op welke datum de veiligheidsmaatregelen van kracht zullen worden die door de wijziging van het douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen van het douanewetboek zijn ingevoerd. Deze wijzigingen van de EER-overeenkomst hebben geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Gemeenschap. II. Wijzigingen op Protocol 10 A. In hoofdstuk II bis van Protocol 10 opgenomen bepalingen van het acquis communautaire met betrekking tot douaneveiligheidsmaatregelen Het nieuwe hoofdstuk II bis (en de bijlagen I en II waarnaar in dat hoofdstuk wordt verwezen) betreffende douaneveiligheidsmaatregelen bevat bepalingen die gelijkwaardig zijn met de bepalingen die aan het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen zijn toegevoegd ten einde een coherent en doeltreffend antwoord te bieden op de veiligheidsproblematiek in het internationale goederenverkeer. Die bepalingen betreffen: - de verplichting voor bedrijven om de douane informatie over goederen te verstrekken voordat deze in de EU worden ingevoerd of uit de EU uitgevoerd; - de mogelijkheid voor betrouwbare bedrijven (gecertificeerde bedrijven, ook wel bedrijven met de AEO-("authorised economic operator") status genoemd) om gebruik te maken van een vereenvoudigde versie van de douaneveiligheidsmaatregelen; - de invoering van uniforme criteria voor de selectie van risico’s voor controledoeleinden, die met behulp van computersystemen zullen worden vastgesteld. B. Bepalingen die de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen moeten garanderen Volgens het nieuwe artikel 9 septies van Protocol 10 stelt het Gemengd Comité van de EER de regels vast volgens welke de overeenkomstsluitende partijen toezicht uitoefenen op de uitvoering van dit hoofdstuk en controleren of de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen I en II bij dit protocol in acht worden genomen. Dit toezicht kan worden uitgeoefend door middel van periodieke evaluaties van de tenuitvoerlegging van die bepalingen, de organisatie van themavergaderingen van deskundigen van beide partijen en audits van de administratieve procedures. Met het oog op de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsbepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II, is in artikel 9 decies van het protocol voorts bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij passende vrijwaringsmaatregelen kan nemen, inclusief de schorsing van de toepassing van het betrokken hoofdstuk, indien zij van oordeel is dat de andere partij niet aan de voorwaarden voldoet of wanneer de gelijkwaardigheid niet langer een feit is. Voordat dergelijke maatregelen worden genomen, moet het advies van het Gemengd Comité van de EER worden ingewonnen. Tenzij het Gemengd Comité van de EER anders besluit, kan een overeenkomstsluitende partij de toepassing van hoofdstuk II bis schorsen als dat comité geen besluit heeft genomen over de wijzigingen die in dat hoofdstuk moeten worden aangebracht om rekening te houden met de ontwikkeling van de betrokken EG-wetgeving, waardoor de gelijkwaardigheid van de douanemaatregelen niet langer is gewaarborgd. Indien de EG tot een dergelijke maatregel besluit, stelt de Commissie Noorwegen in kennis van de schorsing, die in werking treedt op de eerste dag waarop de betrokken EG-wetgeving van toepassing is. III. Wijzigingen op Protocol 37 Het protocol bevat een lijst van comités die de Europese Commissie in de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden bijstaan. Het Comité Douanewetboek wordt aan de lijst toegevoegd om ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers van Noorwegen aan de vergaderingen van dit comité kunnen deelnemen wanneer dit, overeenkomstig artikel 101 van de EER-overeenkomst, voor de goede werking van de EER-overeenkomst nodig is. IV. Conclusie In artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94[5] van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst is bepaald dat de Raad, voor dit soort besluiten, op voorstel van de Commissie het standpunt van de Gemeenschap vaststelt. Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt de Raad ter goedkeuring voorgelegd, waarna de Commissie het standpunt van de Gemeenschap in dit Gemengd Comité zo spoedig mogelijk naar voren zal brengen. 2009/0074 (ACC) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Comité, opgericht bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, over de wijziging van de Protocollen 10 en 37 inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, in verbinding met artikel 300, tweede alinea, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende hetgeen volgt: 1. Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[6] en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende de uitvoeringsbepalingen van dat wetboek[7] werden respectievelijk in 2005[8] en 2006[9] gewijzigd om daarin douaneveiligheidsmaatregelen op te nemen. Deze veiligheidsmaatregelen voorzien onder meer in de verplichting dat bedrijven vanaf 1 juli 2009 de douane bepaalde gegevens verstrekken voordat goederen worden in- of uitgevoerd. 2. Volgens de gewijzigde bepalingen op het gebied van douaneveiligheidsmaatregelen kunnen andere regels en termijnen worden vastgesteld voor het verstrekken van gegevens vóór aankomst en vóór vertrek van de goederen wanneer een internationale overeenkomst bijzondere wijzigingen inhoudt ten opzichte van de bepalingen op veiligheidsgebied. 3. Gelet op de omvang van de handel tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen en de douaneveiligheidsmaatregelen die in Noorwegen zijn genomen, hebben Noorwegen en de Europese Gemeenschap besprekingen gevoerd om de veiligheid te waarborgen van het goederenverkeer dat hun grondgebied binnenkomt of verlaat, zonder de doorstroming van dit goederenverkeer te belemmeren. 4. Het is daarom dienstig Protocol 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer te wijzigen om een passend niveau van douaneveiligheid te garanderen zonder de legitieme handel tussen partijen te belemmeren; ook is het dienstig Protocol 37 te wijzigen dat de lijst van comités bevat als bedoeld in artikel 101 van de EER-overeenkomst. 5. Deze wijzigingen moeten worden ingevoerd bij een besluit van het Gemengd Comité dat bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte is opgericht, BESLUIT: Artikel 1 Het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Comité over het voorstel tot wijziging van de Protocollen 10 en 37 bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op de hierbij gevoegde tekst. Artikel 2 Het besluit van het Gemengd Comité van de EER wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De Voorzitter BIJLAGE Voorstel voor een BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. […] van […] tot wijziging van Protocol 10 inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer en van Protocol 37 van de EER-overeenkomst HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER, Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "de overeenkomst" genoemd, en met name op de artikelen 98 en 101, Overwegende hetgeen volgt: 6. Protocol 10 bij de overeenkomst is niet gewijzigd door het Gemengd Comité van de EER. 7. Protocol 37 bij de overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER van ... 8. Protocol 10 bij de overeenkomst moet in het wederzijds belang van de Europese Gemeenschap en de EVA-staten worden gewijzigd om onnodige beperkingen te voorkomen en om gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen in te voeren die van toepassing zijn op het goederenvervoer naar en vanuit derde landen. 9. Onderhavig besluit van het Gemengd Comité van de EER is niet van toepassing op IJsland en Liechtenstein. Het staat echter open voor alle EVA-staten, afhankelijk van een nieuw besluit van het Gemengd Comité van de EER. 10. De Europese Gemeenschap en Noorwegen zijn vastbesloten de veiligheid van het goederenverkeer dat hun grondgebied binnenkomt of verlaat te verbeteren zonder de vrije doorstroming van dit verkeer te belemmeren. 11. In het wederzijdse belang van de Europese Gemeenschap en Noorwegen moeten gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen worden vastgesteld voor het vervoer van goederen vanuit en naar derde landen die tezelfdertijd in werking moeten treden als de overeenkomstige maatregelen van de lidstaten van de EU. 12. De Europese Gemeenschap en Noorwegen zijn vastbesloten op hun grondgebied een gelijkwaardig veiligheidsniveau te garanderen door middel van douaneveiligheidsmaatregelen die gebaseerd zijn op de wetgeving van de Europese Gemeenschap. 13. Bedoelde douaneveiligheidsmaatregelen hebben betrekking op het verstrekken van gegevens over goederen in verband met de veiligheid voordat de goederen het grondgebied binnenkomen of verlaten, op veiligheidsrisicobeheer en de daarmee verband houdende douanecontroles en de toekenning van de wederzijds erkende AEO-("authorised economic operator")status. 14. Het is wenselijk dat Noorwegen wordt geraadpleegd over de ontwikkeling van de regelgeving van de EG op het gebied van douaneveiligheidsmaatregelen en dat dit land wordt ingelicht over de toepassing van die maatregelen. Daarom moet ook Protocol 37 bij de overeenkomst worden gewijzigd dat een lijst bevat van de comités bij de werkzaamheden waarvan deskundigen van de EVA-staten worden betrokken wanneer dit voor de goede werking van de overeenkomst nodig is. 15. Voor zover Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens bij Besluit 83/1999 van het Gemengd Comité van de EER[10] in de overeenkomst is opgenomen, zorgt Noorwegen voor een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens, BESLUIT: Artikel 1 Protocol 10 bij de overeenkomst wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij dit besluit. Artikel 2 De volgende punten worden ingevoegd in Protocol 37 bij de overeenkomst (dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat): "27. Het Comité Douanewetboek (Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad)." Artikel 3 1. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2009 of op de dag volgende op de laatste kennisgeving aan het Gemengd Comité van de EER op grond van artikel 103, lid 1, van de overeenkomst, indien dit later is[11]. 2. In afwachting van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen passen de Europese Gemeenschap en Noorwegen dit besluit vanaf 1 juli 2009 voorlopig toe, of vanaf een door de Europese Gemeenschap en Noorwegen overeengekomen latere datum die aan de andere EVA-staten en aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is medegedeeld. Artikel 4 Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-deel van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie . Gedaan te Brussel, Voor het Gemengd Comité van de EER De Voorzitter De Secretarissen van het Gemengd Comité van de EER BIJLAGE bij Besluit nr. […] van het Gemengd Comité van de EER Protocol 10 bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd: "3. De douaneveiligheidsmaatregelen in hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij het protocol zijn slechts van toepassing tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen. 4. Wanneer in hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij dit protocol wordt verwezen naar het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen, wordt bedoeld: - het douanegebied van de Gemeenschap; - het douanegebied van Noorwegen." 2. Het volgende hoofdstuk wordt toegevoegd na hoofdstuk II (PROCEDURES): "HOOFDSTUK II bis DOUANEVEILIGHEIDSMAATREGELEN Artikel 9 bis Definities a) "risico" is de kans dat zich in verband met de binnenkomst, de uitgang, de doorvoer, de overbrenging en de bijzondere bestemming van goederen die worden vervoerd tussen het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen en dat van een derde land, alsook de aanwezigheid van niet in het vrije verkeer zijnde goederen een gebeurtenis voordoet die een bedreiging vormt voor de veiligheid van de overeenkomstsluitende partijen, de volksgezondheid, het milieu of de consument; b) "risicobeheer": het systematisch in kaart brengen van risico's en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico's te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico’s, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van het proces en de procesresultaten, op basis van bronnen of strategieën die door de overeenkomstsluitende partijen of internationaal zijn gedefinieerd. Artikel 9 ter Algemene bepalingen inzake veiligheid 1. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen op goederen die hun douanegebied binnenkomen of verlaten de douaneveiligheidsmaatregelen toe te passen die in dit hoofdstuk zijn beschreven ter waarborging van een gelijkwaardig veiligheidsniveau aan hun buitengrenzen. 2. De overeenkomstsluitende partijen zien af van de toepassing van de in dit hoofdstuk beschreven douaneveiligheidsmaatregelen op goederen die tussen hun douanegebieden worden vervoerd. 3. Voor het sluiten van een overeenkomst met een derde land op een door dit hoofdstuk bestreken gebied, raadplegen de overeenkomstsluitende partijen elkaar om zich ervan te vergewissen dat die overeenkomst niet in strijd is met de bepalingen van dit hoofdstuk, met name wanneer die overeenkomst bepalingen bevat die afwijken van de in dit hoofdstuk bedoelde douaneveiligheidsmaatregelen. Elke overeenkomstsluitende partij zorgt ervoor dat overeenkomsten met derde landen geen rechten en plichten scheppen voor een andere overeenkomstsluitende partij tenzij het Gemengd Comité van de EER anders besluit. Artikel 9 quater Aangiften vóór aankomst en vóór vertrek 1. Voor goederen uit derde landen die het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen, wordt een aangifte bij binnenkomst (hierna "summiere aangifte bij binnenkomst" genoemd) ingediend, behalve wanneer de goederen uitsluitend over de territoriale wateren of door het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder tussenstop in dit gebied. 2. Voor goederen die vanuit het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen naar derde landen gaan, wordt een aangifte bij uitgang (hierna "summiere aangifte bij uitgang" genoemd) ingediend, behalve wanneer de goederen uitsluitend over de territoriale wateren of door het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder tussenstop in dit gebied. 3. De summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang worden ingediend vóór de goederen het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen respectievelijk verlaten. 4. Het indienen van de in de leden 1 en 2 bedoelde summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang is tot en met 31 december 2010 facultatief, mits in de Gemeenschap overgangsmaatregelen van toepassing zijn die ontheffing verlenen van de verplichting dergelijke aangiften in te dienen. Wanneer, in overeenstemming met de voorgaande alinea, geen summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang wordt ingediend, wordt de in artikel 9 sexies bedoelde risicoanalyse voor douaneveiligheidszaken ten laatste door de douane uitgevoerd bij het aanbrengen van de goederen bij binnenkomst of uitgang, in voorkomend geval aan de hand van een aangifte die op die goederen betrekking heeft of van enige andere informatie die beschikbaar is. 5. Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt welke personen verantwoordelijk zijn voor het indienen van summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang en welke autoriteiten bevoegd zijn dergelijke aangiften te aanvaarden. 6. Bij bijlage I bij dit protocol wordt het volgende vastgesteld: – de vorm en de inhoud van de summiere aangifte bij binnenkomst en bij uitgang; – de uitzonderingen op de verplichting een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang in te dienen; – de plaats waar de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang moet worden ingediend; – de termijnen waarbinnen de summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang moet worden ingediend; – alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen. 7. Een douaneaangifte kan als summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang worden gebruikt, mits zij alle gegevens bevat die een summiere aangifte moet bevatten. Artikel 9 quinquies Bedrijf met AEO-status 1. Een overeenkomstsluitende partij kent, op de in bijlage II bij dit protocol vastgestelde voorwaarden, de AEO ("authorised economic operator")-status toe aan een in haar douanegebied gevestigd bedrijf. Op bepaalde voorwaarden, en met name rekening houdend met internationale overeenkomsten met derde landen, kan ontheffing worden verleend van de eis van vestiging in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij voor bepaalde categorieën bedrijven met AEO-status. Voorts bepaalt elke overeenkomstsluitende partij of, en op welke voorwaarden, een luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij die niet op haar grondgebied is gevestigd maar daar over een regionaal kantoor beschikt, voor de toekenning van deze status in aanmerking komt. Een bedrijf met AEO-status komt voor faciliteiten bij douaneveiligheidscontroles in aanmerking. Onder voorbehoud van de in lid 2 bedoelde regels en voorwaarden wordt de door een overeenkomstsluitende partij toegekende AEO-status door de andere overeenkomstsluitende partij erkend zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid van douanecontroles, met name rekening houdend met de uitvoering van overeenkomsten met derde landen die voorzien in de wederzijdse erkenning van de AEO-status. 2. Bij bijlage II bij dit protocol wordt het volgende vastgesteld: – de regels inzake de toekenning van de AEO-status, en met name de criteria en voorwaarden voor de toekenning van die status, – het soort faciliteiten dat kan worden toegestaan, – de omstandigheden waarin de status kan worden geschorst of ingetrokken, – de procedures betreffende de uitwisseling van informatie tussen de overeenkomstsluitende partijen van gegevens over hun bedrijven met AEO-status, – alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen. Artikel 9 sexies Douaneveiligheidscontroles en veiligheidsrisicobeheer 1. Andere douanecontroles dan steekproefsgewijze controles worden gebaseerd op de risicoanalyse met behulp van gegevensverwerkingstechnieken. 2. Elke overeenkomstsluitende partij stelt haar risicobeheerkader, risicocriteria en prioritaire controlegebieden op veiligheidsgebied vast. 3. De overeenkomstsluitende partijen erkennen de gelijkwaardigheid van elkaars systemen voor veiligheidsrisicobeheer. 4. De overeenkomstsluitende partijen werken samen om: – informatie uit te wisselen om hun risicoanalyse en de doeltreffendheid van hun veiligheidscontroles te verbeteren en te versterken, en – binnen een passende termijn een gemeenschappelijk risicobeheerkader, gemeenschappelijke risicocriteria, gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden vast te stellen en een gemeenschappelijk elektronisch risicobeheersysteem op te zetten. 5. Het Gemengd Comité van de EER stelt de bepalingen vast die voor de toepassing van dit artikel noodzakelijk zijn. Artikel 9 septies Toezicht op de uitvoering van de douaneveiligheidsmaatregelen 1. Het Gemengd Comité van de EER stelt de regels vast volgens welke de overeenkomstsluitende partijen toezicht uitoefenen op de uitvoering van dit hoofdstuk en controleren of de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen I en II bij dit protocol in acht worden genomen. 2. Het toezicht zal worden uitgeoefend door middel van: – een periodieke evaluatie van de uitvoering van dit hoofdstuk, en met name van de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen, – een onderzoek om de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk te verbeteren of om deze te wijzigen om ervoor te zorgen dat ze beter aan het doel beantwoorden, – vergaderingen van deskundigen van beide partijen om bepaalde punten en de administratieve procedures, waaronder steekproefcontroles, te bespreken. 3. De maatregelen die in overeenstemming met dit artikel zijn genomen doen geen afbreuk aan de rechten van de betrokken bedrijven. Artikel 9 octies Bescherming van het beroepsgeheim en van persoonsgegevens Informatie die in het kader van dit hoofdstuk tussen de overeenkomstsluitende partijen wordt uitgewisseld is beschermd door de wetgeving inzake het beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing is in de overeenkomstsluitende partij waaraan de informatie wordt verstrekt. De informatie wordt niet aan andere personen ter beschikking gesteld dan aan de bevoegde autoriteiten in de overeenkomstsluitende partij en wordt door deze autoriteiten niet voor andere doeleinden gebruikt dan die welke in dit hoofdstuk zijn voorzien. Artikel 9 nonies Ontwikkeling van de wetgeving 1. Alle wijzigingen van de EG-wetgeving die gevolgen hebben voor de bij dit hoofdstuk en de bijlagen I en II bij dit protocol vastgestelde rechten en plichten van de overeenkomstsluitende partijen zijn onderworpen aan de bij dit artikel beschreven procedure. 2. Zodra de Gemeenschap nieuwe wetgeving opstelt op een gebied waarop dit hoofdstuk betrekking heeft, zal zij informeel deskundigen van de betrokken EVA-staat raadplegen volgens de in artikel 99 van de overeenkomst beschreven procedure. 3. Wanneer wijzigingen op dit hoofdstuk en de bijlagen I en II bij dit protocol noodzakelijk zijn om rekening te houden met de ontwikkeling van de EG-wetgeving op gebieden waarop dit hoofdstuk en de bijlagen I en II betrekking hebben, wordt daartoe op zodanige wijze besloten dat deze wijzigingen gelijktijdig kunnen worden toegepast met die welke in de EG-wetgeving zijn aangebracht, met inachtneming van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen. Indien een besluit niet op zodanige wijze kan worden genomen dat gelijktijdige toepassing mogelijk is, passen de overeenkomstsluitende partijen zo mogelijk en met inachtneming van hun interne procedures voorlopig de wijzigingen toe die in het ontwerpbesluit zijn opgenomen. 4. Voor zaken die voor de betrokken EVA-staat van belang zijn, ziet de Gemeenschap erop toe dat deskundigen van de betrokken EVA-staat als waarnemer kunnen deelnemen aan het Comité Douanewetboek dat is opgericht bij Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek. Artikel 9 decies Vrijwaringsmaatregelen en schorsing van de bepalingen van dit hoofdstuk 1. Indien een overeenkomstsluitende partij niet voldoet aan de bij dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden of indien de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen in de overeenkomstsluitende partijen niet meer is gegarandeerd, mag een andere overeenkomstsluitende partij, na raadpleging van het Gemengd Comité van de EER en slechts voor een reikwijdte en duur die strikt noodzakelijk zijn voor het regelen van de situatie, de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geheel of gedeeltelijk schorsen of passende maatregelen nemen. De artikelen 112 tot en met 114 van de overeenkomst zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Indien de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen niet kan worden gewaarborgd omdat geen besluit is genomen over de in artikel 9 nonies, lid 3, bedoelde wijzigingen, wordt de toepassing van het hoofdstuk geschorst op de datum waarop de betrokken EG-wetgeving van toepassing wordt, tenzij het Gemengd Comité van de EER, na onderzoek van de maatregelen om de toepassing te handhaven, anders besluit. Artikel 9 undecies Openbare orde De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, uitgevaardigd door de overeenkomstsluitende partijen of de lidstaten van de Gemeenschap, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid en de openbare zedelijkheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren en planten en van het milieu, van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of van de industriële en commerciële eigendom. Artikel 9 duodecies Bevoegdheden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Wanneer het gaat om de toepassing van dit hoofdstuk en de bijlagen I en II bij dit protocol, pleegt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, voordat zij optreedt, overleg overeenkomstig artikel 109, lid 2, van de overeenkomst. Artikel 9 terdecies Bijlagen De bijlagen bij dit protocol maken daarvan deel uit. De volgende teksten wordt ingevoegd als bijlagen: BIJLAGE I SUMMIERE AANGIFTEN BIJ BINNENKOMST EN BIJ UITGANG Artikel 1 Vorm en inhoud van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang 1. De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang wordt met behulp van een gegevensverwerkingstechniek ingediend. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersdocumenten, mits deze de nodige gegevens bevatten. 2. De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang bevat de gegevens die voor die aangifte zijn voorgeschreven bij bijlage 30 bis bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna "Verordening (EEG) nr. 2454/93" genoemd)[12]. Zij wordt ingevuld met inachtneming van de toelichting in die bijlage. De summiere aangifte dient te worden gewaarmerkt door degene die ze opstelt. 3. De douane staat slechts in een van de volgende omstandigheden toe dat de summiere aangifte bij binnenkomst op papier wordt ingediend of op een andere tussen de douaneautoriteiten overeengekomen wijze: a) het computersysteem van de douane werkt niet, b) de elektronische applicatie van de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst werkt niet, mits de douane hetzelfde niveau van risicobeheer toepast als voor summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang die met behulp van een gegevensverwerkingstechniek worden ingediend. De summiere aangifte bij binnenkomst op papier wordt ondertekend door degene die ze opstelt. Summiere aangiften bij binnenkomst die op papier worden ingediend gaan zo nodig vergezeld van ladinglijsten of andere passende lijsten en bevatten de in lid 2 bedoelde gegevens. 4. Elke overeenkomstsluitende partij stelt de voorwaarden en procedures vast volgens welke degene die de summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang indient een of meer gegevens daarvan kan wijzigen na indiening bij de douane. Artikel 2 Uitzonderingen op de verplichting een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang in te dienen 1. Een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang is niet vereist voor de volgende goederen: a) elektrische energie; b) goederen die per pijpleiding binnenkomen of uitgaan; c) brieven, briefkaarten en drukwerk, ook indien op elektronische dragers; d) goederen die volgens de voorschriften van het Wereldpostverdrag worden vervoerd; e) goederen waarvoor krachtens de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen een mondelinge douaneaangifte of een douaneaangifte door eenvoudige grensoverschrijding is toegestaan, met uitzondering van laadborden, containers en middelen voor het vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee of de binnenwateren die in het kader van een vrachtcontract worden vervoerd; f) goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers; g) door ATA- en CPD-carnets gedekte goederen; h) goederen die voor vrijstelling in aanmerking komen op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York inzake bijzondere missies van 16 december 1969; i) wapens en militaire uitrusting die door de autoriteiten die met de militaire verdediging van de overeenkomstsluitende partijen zijn belast in of uit het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij worden gebracht, in het kader van een militair transport of een uitsluitend voor de militaire autoriteiten bestemd transport; j) de volgende goederen die het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij rechtstreeks binnenkomen of verlaten vanaf boor- of productieplatforms die door een in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigde persoon worden geëxploiteerd: - goederen die bij de bouw, het herstellen, het onderhoud of de verbouwing van deze platforms daarin zijn opgenomen; - goederen die voor de uitrusting van deze platforms zijn gebruikt; andere voorzieningen die op die platforms worden ge- of verbruikt; ongevaarlijke afvalproducten van deze platforms; k) goederen in een zending met een intrinsieke waarde van niet meer dan 22 euro, mits de douane ermee instemt dat, met goedkeuring van het bedrijf, een risicoanalyse wordt verricht aan de hand van de informatie die aanwezig is in of wordt geleverd door het door het bedrijf gebruikte systeem; l) goederen die worden vervoerd onder geleide van formulier 302 als bedoeld in het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten. 2. Een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang is niet vereist in gevallen die geregeld zijn bij internationale veiligheidsverdragen tussen een overeenkomstsluitende partij en een derde land, onder voorbehoud van de procedure als bedoeld in artikel 9 ter, lid 3, van het protocol. 3. Een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang is in de Gemeenschap niet vereist in gevallen als bedoeld in artikel 181 quater, onder j), artikel 592 bis, onder j), en artikel 842 bis, tweede streepje, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Artikel 3 Plaats waar de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang moet worden ingediend 1. De summiere aangifte bij binnenkomst wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waar de goederen vanuit een derde land binnenkomen. Aan de hand van de gegevens in de aangifte voert dat douanekantoor een risicoanalyse en de nodige geachte douaneveiligheidscontroles uit, ook wanneer goederen bestemd zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij. 2. De summiere aangifte bij uitgang wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waar de uitgangsformaliteiten voor goederen die voor een derde land zijn bestemd worden vervuld. Een aangifte ten uitvoer die als summiere aangifte bij uitgang wordt gebruikt, wordt evenwel ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waarin de formaliteiten voor de uitvoer naar een derde land worden vervuld. Dat bevoegde kantoor voert een risicoanalyse uit aan de hand van de gegevens in de aangifte alsmede de nodig geachte douaneveiligheidscontroles. 3. Wanneer goederen het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij verlaten op weg naar een derde land via het douanegebied van de andere overeenkomstsluitende partij, worden de in artikel 1, lid 2, bedoelde gegevens door de bevoegde autoriteiten van de eerste overeenkomstsluitende partij medegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de tweede overeenkomstsluitende partij. De overeenkomstsluitende partijen zullen trachten een verbinding te leggen met het oog op het gebruik van een gemeenschappelijk systeem voor het toezenden van gegevens dat alle informatie bevat om vast te kunnen stellen dat de betrokken goederen het douanegebied hebben verlaten. Het Gemengd Comité van de EER kan echter vaststellen in welke gevallen het toezenden van gegevens niet is vereist, mits dergelijke gevallen geen afbreuk doen aan het bij deze overeenkomst gegarandeerde veiligheidsniveau. Wanneer de overeenkomstsluitende partijen op de datum waarop deze overeenkomst van toepassing wordt, niet in staat zijn de gegevens toe te zenden als bedoeld in de eerste alinea, wordt de summiere aangifte bij uitgang van voor een derde land bestemde goederen die het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij via het douanegebied van een andere overeenkomstsluitende partij verlaten – rechtstreeks vervoer door de lucht uitgezonderd – uitsluitend ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de tweede overeenkomstsluitende partij. Artikel 4 Termijnen voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang 1. De termijnen voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang zijn die welke zijn vermeld in artikel 184 bis en artikel 592 ter van Verordening (EEG) nr. 2454/93. 2. Onder voorbehoud van de in artikel 9 ter, lid 3, van het protocol bedoelde procedure, zijn de in lid 1 bedoelde termijnen niet van toepassing wanneer internationale veiligheidsverdragen tussen de overeenkomstsluitende partijen en derde landen anders bepalen. BIJLAGE II BEDRIJVEN MET EEN AEO-CERTIFICAAT Titel I Toekenning van de AEO-status Artikel 1 Algemeen 1. De criteria voor het verlenen van de AEO-status zijn: - een goede staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevoorschriften; - een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt; - in voorkomend geval, het bewijs van solvabiliteit; en - indien van toepassing, passende veiligheidsnormen. 2. Elke overeenkomstsluitende partij stelt de procedure vast volgens welke de AEO-status wordt toegekend en stelt vast welke de juridische gevolgen zijn van die status. 3. De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat hun douanediensten erop toezien dat een bedrijf met de AEO-status aan alle voorwaarden en criteria voor het toekennen van die status voldoet en dat zij opnieuw een onderzoek instellen bij een belangrijke wijziging van de betrokken wetgeving of in geval van nieuwe omstandigheden die bij de autoriteiten een redelijk vermoeden hebben doen ontstaan dat het bedrijf niet langer aan de betrokken voorwaarden en criteria voldoet. Artikel 2 Naleving van de douanevoorschriften 1. De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevoorschriften wordt geacht goed te zijn indien in de drie jaar voorafgaande aan het indienen van de aanvraag geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving zijn begaan door: a) de aanvrager; b) de personen die verantwoordelijk zijn voor het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend of die zeggenschap hebben over de leiding van het bedrijf; c) indien van toepassing, de wettelijke vertegenwoordiger van de aanvrager in douanezaken; en d) de verantwoordelijke voor douanezaken in het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend. 2. De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevoorschriften kan als goed worden beschouwd indien de bevoegde douaneautoriteit eventuele overtredingen als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de aanvrager en zij geen twijfel hebben doen ontstaan over diens goede trouw. 3. Wanneer de personen die zeggenschap uitoefenen over het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, in een derde land zijn gevestigd, beoordeelt de douane hun naleving van de douanevoorschriften aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt. 4. Indien de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, beoordeelt de douane diens naleving van de douanevoorschriften aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt. Artikel 3 Deugdelijke handels- en vervoersadministratie Om de douane in staat te stellen vast te stellen of de aanvrager over een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie beschikt, moet deze aan de volgende eisen voldoen: a) een boekhouding bijhouden die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn op de plaats waar de boekhouding wordt bijgehouden en die administratieve douanecontroles vergemakkelijkt; b) de douane fysiek of elektronisch toegang verlenen tot zijn douaneadministratie en, in voorkomend geval, vervoersadministratie; c) over een administratieve organisatie beschikken die in overeenstemming is met de soort en omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom en over een systeem van interne controles waarmee onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden opgespoord; d) in voorkomend geval, toereikende procedures toepassen voor het beheer van invoer- en/of uitvoerlicenties en -vergunningen; e) toereikende procedures toepassen voor het bewaren van de bedrijfsadministratie en -informatie en ter bescherming tegen informatieverlies; f) erop toezien dat werknemers zich bewust zijn van de noodzaak de douane in te lichten wanneer zich problemen voordoen in verband met de naleving van de douanevoorschriften en personen aanwijzen die in dat geval contact opnemen met de douane; g) passende IT-veiligheidsmaatregelen hebben genomen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen. Artikel 4 Solvabiliteit 1. In dit artikel wordt onder solvabiliteit een gezonde financiële situatie verstaan die de aanvrager in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, de kenmerken van zijn zakelijke activiteiten in aanmerking genomen. 2. De aanvrager wordt geacht aan de voorwaarde van solvabiliteit te voldoen als zijn solvabiliteit over de afgelopen drie jaar kan worden aangetoond. 3. Wanneer de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, wordt zijn solvabiliteit beoordeeld aan de hand van de beschikbare documenten en informatie. Artikel 5 Veiligheidsnormen 1. De veiligheidsnormen van de aanvrager worden als bevredigend aangemerkt als aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de gebouwen voor de door het certificaat gedekte activiteiten zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig toegang kunnen verschaffen; b) er zijn passende controlemaatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot verzendingsruimten, los- en laadkades en los- en laaddekken te voorkomen; c) er zijn maatregelen genomen om het toevoegen, omwisselen of wegnemen van materialen of andere manipulaties van de goederen bij het laden, het lossen en de op- en overslag te voorkomen; d) indien van toepassing zijn er procedures voor het beheer van in- en/of uitvoervergunningen die verband houden met verboden en beperkingen en om goederen waarop deze van toepassing zijn van andere goederen te kunnen onderscheiden; e) de aanvrager heeft maatregelen genomen om zijn handelspartners duidelijk te kunnen identificeren met het oog op de veiligheid van de internationale toeleveringsketen; f) de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de wetgeving dit toelaat, en verricht regelmatig achtergrondcontroles; g) de aanvrager ziet erop toe dat de betrokken werknemers actief aan programma’s inzake veiligheidsbewustzijn meewerken. 2. Wanneer de in de overeenkomstsluitende partijen gevestigde aanvrager houder is van een internationaal erkend veiligheidscertificaat dat op grond van internationale overeenkomsten is afgegeven, van een Europees veiligheidscertificaat dat op grond van de EG-wetgeving is afgegeven, van een internationale norm van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, of van een Europese norm van de Europese Organisatie voor Normalisatie of een ander erkend certificaat, wordt aan de in lid 1 vastgestelde criteria geacht te zijn voldaan, voor zover de criteria voor de afgifte van die certificaten identiek of vergelijkbaar zijn met die welke bij dit protocol zijn vastgesteld. Titel II Faciliteiten voor bedrijven met AEO-status Artikel 6 Faciliteiten voor bedrijven met AEO-status De douane kan een bedrijf met AEO-status de volgende faciliteiten verlenen: - het bevoegde douanekantoor kan, voordat goederen het douanegebied binnenkomen of verlaten, het bedrijf met AEO-status laten weten dat, als gevolg van een risicoanalyse, de zending voor nadere fysieke controle is geselecteerd. Deze mededeling wordt slechts gedaan wanneer dit de uit te voeren controle niet in gevaar brengt. De douane kan evenwel ook een fysieke controle uitvoeren wanneer het bedrijf met AEO-status niet vooraf op de hoogte is gebracht; - een bedrijf met AEO-status kan summiere aangiften bij binnenkomst en uitgang indienen die minder gegevens bevatten dan die welke vereist zijn volgens bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Een vervoerder, een vrachtmakelaar of douane-expediteur mag dergelijke aangiften alleen indienen indien hij goederen in- of uitvoert namens een AEO-bedrijf; - een bedrijf met AEO-status wordt aan minder fysieke en documentaire controles onderworpen dan andere bedrijven. De douane kan anders besluiten om rekening te houden met een bijzonder risico of controleverplichtingen op grond van andere EG-wetgeving; - indien de bevoegde douaneautoriteit na een risicoanalyse voor nader onderzoek toch een zending selecteert die wordt gedekt door een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang of door een door een bedrijf met AEO-status ingediende douaneaangifte, verricht zij de nodige controles bij voorrang. Op verzoek van het AEO-bedrijf kan deze controle, indien de betrokken douaneautoriteit hiermee instemt, op een andere plaats worden verricht dan de plaats van het betrokken douanekantoor. Titel III Schorsing en intrekking van de AEO-status Artikel 7 Schorsing van de status 1. De AEO-status wordt door de douaneautoriteit van afgifte geschorst: a) wanneer blijkt dat de houder van het AEO-certificaat zich niet houdt aan de daarvoor geldende voorwaarden en criteria; b) wanneer de douane voldoende redenen heeft om aan te nemen dat zich feiten hebben voorgedaan die tot een strafrechtelijke vervolging aanleiding geven en die verband houden met een overtreding van de douanewetgeving door het bedrijf met AEO-status; c) op verzoek van het bedrijf met AEO-status, wanneer dit tijdelijk niet in staat is om aan de voorwaarden en criteria voor het toekennen van de status te voldoen. 2. In het in lid 1, onder b), bedoelde geval kan de douane evenwel besluiten de AEO-status niet te schorsen, indien zij de overtreding als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van het bedrijf met AEO-status en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw. 3. De schorsing gaat onmiddellijk in wanneer dit wegens de aard en de omvang van het risico voor de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu noodzakelijk is. 4. De schorsing is niet van invloed op douaneprocedures die reeds waren begonnen toen de schorsing inging en die nog niet zijn beëindigd. 5. Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt hoelang de schorsing moet duren om het AEO-bedrijf de tijd te geven zijn situatie te regulariseren. 6. Wanneer het betrokken bedrijf ten genoegen van de douane de nodige maatregelen heeft getroffen om aan de voorwaarden en criteria voor de AEO-status te voldoen, trekt de douaneautoriteit van afgifte de schorsing in. Artikel 8 Intrekking van de AEO-status 1. Het AEO-certificaat wordt door de douaneautoriteit van afgifte ingetrokken: a) wanneer het bedrijf met AEO-status een ernstige overtreding van de douanewetgeving heeft begaan en het geen mogelijkheden meer heeft in beroep te gaan; b) wanneer het bedrijf met AEO-status verzuimt tijdens de in artikel 7, lid 5, bedoelde schorsingstermijn de nodige maatregelen te treffen; c) op verzoek van het bedrijf met AEO-status. 2. In het in lid 1, onder a), bedoelde geval kan de douane echter besluiten het AEO-certificaat niet in te trekken, indien zij de overtreding als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van het bedrijf met AEO-status en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw. 3. De intrekking wordt op de dag na de mededeling ervan van kracht. Titel IV Uitwisseling van inlichtingen Artikel 9 Uitwisseling van inlichtingen De Europese Commissie en de douane van de betrokken EVA-staat wisselen periodiek de volgende gegevens uit over de bedrijven met AEO-status: a) het identificatienummer van het bedrijf (TIN in een formaat dat in overeenstemming is met de EORI-wetgeving); b) naam en adres van het bedrijf met AEO-status; c) het nummer van het document waarbij de AEO-status werd toegekend; d) de huidige status (van kracht, geschorst, ingetrokken); e) de perioden waarin de status was gewijzigd; f) de datum van ingang van de geldigheid van het certificaat; g) de instantie die het certificaat heeft afgegeven. [1] Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1). [2] Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). [3] Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13). [4] Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64). [5] PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6. [6] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. [7] PB L 117 van 4.5.2005. blz. 13. [8] Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13. [9] Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 360 van 19.12.2006, blz. 64). [10] PB L 296 van 23.11.2000, blz. 41. [11] [Er zijn geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [12] PB L 253 van 11.10.1993, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1875/2006 (PB L 360 van 19.12.2006).