[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 8.4.2009 COM(2009) 126 definitief 2009/0054 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (Herschikking) Tenuitvoerlegging van de “Small Business Act” {SEC(2009) 315}{SEC(2009) 316} TOELICHTING ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL | 110 | Motivering en doel van het voorstel Veel betalingen voor handelstransacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties worden zeer lang na levering verricht, veelal pas na de overeengekomen of in de algemene handelsvoorwaarden vastgelegde termijn. Deze praktijk doet een aanslag op de liquide middelen en bemoeilijkt het financiële beheer van ondernemingen. Betalingsachterstanden beïnvloeden het concurrentievermogen en de levensvatbaarheid van ondernemingen, met name in het mkb. Daarnaast hebben zij ook negatieve gevolgen voor de handelstransacties op de interne markt. Zij kunnen leiden tot het faillissement van overigens gezonde ondernemingen en in het ergste geval een reeks faillissementen in de hele toeleveringsketen op gang brengen. In tijden van economische neergang, wanneer de toegang tot financiering bijzonder lastig is, neemt dit risico sterk toe. Er zijn aanwijzingen dat deze ontwikkeling heeft ingezet nu de huidige economische crisis zich voltrekt en dit vraagt om krachtige beleidsmaatregelen. In de “Small Business Act” [COM(2008) 394] is het cruciale belang van het mkb voor het concurrentievermogen van de EU-economie benadrukt en is erop gewezen dat goede toegang tot financiering een van de grootste uitdagingen is waar het mkb voor staat, naast het beter benutten van de kansen van de interne markt. In het Europees economisch herstelplan [COM(2008) 800] is onderstreept dat de particuliere sector bij een economische groeivertraging in elk geval toegang tot betaalbare financiering moet hebben om te kunnen investeren en groei en banen te kunnen scheppen en werden de EU en de lidstaten opgeroepen ervoor te zorgen dat overheidsinstanties alle facturen voor leveringen en diensten binnen een maand betalen. Betalingsachterstanden van overheidsinstanties tasten de geloofwaardigheid van het beleid aan en zijn in strijd met het beleden beleid om stabiele en voorspelbare voorwaarden voor ondernemingen te scheppen en groei en werkgelegenheid te bevorderen. Gezien de grote economische waarde die overheidsopdrachten in de EU vertegenwoordigen (meer dan 1 943 miljard euro per jaar), hebben betalingsachterstanden van overheidsinstanties grote repercussies voor ondernemingen, met name in het mkb. Veel overheidsinstanties hebben niet dezelfde financieringsproblemen als bedrijven en betalingsachterstanden zijn voor hen niet onvermijdelijk. Daarom moet een zwaardere sanctie gelden voor betalingsachterstanden van overheidsinstanties. Ook kan een uiteenlopende betalingsmoraal in de EU ondernemingen ervan weerhouden aan aanbestedingen deel te nemen, waardoor niet alleen de mededinging wordt verstoord en de werking van de interne markt wordt aangetast, maar waardoor overheidsinstanties bovendien worden beperkt in hun mogelijkheden om belastinggeld zo goed mogelijk te besteden. Dit voorstel is dan ook bedoeld om de kasstroom van Europese ondernemingen te verbeteren, wat met name in tijden van economische neergang zeer belangrijk is. Daarnaast wordt getracht de soepele werking van de interne markt te bevorderen door in dit verband belemmeringen voor grensoverschrijdende handelstransacties weg te nemen. Hiertoe worden schuldeisers instrumenten aangereikt om in geval van betalingsachterstand hun rechten volledig en doeltreffend te kunnen uitoefenen en worden overheden maatregelen in het vooruitzicht gesteld die hen ervan moeten weerhouden te laat te betalen. | 120 | Algemene context Wanneer ondernemingen in de EU goederen en diensten aan andere ondernemingen of aan overheidsinstanties leveren, gebeurt dit meestal op basis van uitgestelde betaling, waarbij de leverancier aan de afnemer een betalingstermijn toekent. Deze termijn wordt door beide partijen overeengekomen, wordt in de factuur van de leverancier vermeld, of is wettelijk vastgesteld. De leverancier verwacht uiterlijk bij het verstrijken van deze termijn voor de geleverde goederen of verleende diensten te worden betaald. Wordt de betaling na deze termijn verricht, dan is er sprake van een betalingsachterstand. Richtlijn 2000/35/EG was bedoeld om betalingsachterstanden bij handelstransacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties tegen te gaan. In de richtlijn is onder meer bepaald dat wettelijke interest in rekening mag worden gebracht wanneer een betaling niet binnen de contractuele of wettelijke termijn is verricht. Er zijn bewijzen te over dat, ondanks de inwerkingtreding van Richtlijn 2000/35/EG, betalingsachterstanden in de EU nog steeds aan de orde van de dag zijn. Daarnaast bedingen overheidsinstanties in een aantal lidstaten ongerechtvaardigd lange contractuele betalingstermijnen voor transacties. Beide problemen vormen een ernstige belemmering voor een gezond ondernemingsklimaat en voor de werking van de interne markt, die in tijden van economische neergang extra zwaar weegt. De betalingsachterstanden bij handelstransacties en de passieve opstelling van veel schuldeisers in dit verband hebben vele oorzaken, die met elkaar verband houden: 1. de marktstructuur: de mate van concurrentie op een markt, de marktpositie van marktdeelnemers en de daarmee verbonden angst om de handelsrelaties met afnemers te schaden, zijn belangrijke factoren die bepalen of schuldeisers betalingsachterstanden al dan niet dulden en of schuldenaren proberen de handelskrediettermijn te rekken; 2. veranderende macro-economische omstandigheden: een conjuncturele neergang zal waarschijnlijk leiden tot meer betalingsachterstanden doordat bedrijven hun rekeningen trager betalen. Ook zullen de gevolgen van betalingsachterstanden in tijden van economische neergang ernstiger zijn, aangezien het moeilijker wordt om aan alternatieve financiering te komen; 3. toegang tot financiering en budgettaire beperkingen: ook de beschikbaarheid van krediet, het monetaire beleid, de aanlevering en de aard van kredietinformatie, de kaspositie van het bedrijf en de beschikbaarheid van financiële middelen van banken kunnen van invloed zijn op betalingsachterstanden, met name voor bedrijven die bankkredieten gebruiken als substituut voor leverancierskrediet. Veel bedrijven beschouwen betalingsachterstanden als een efficiënte en goedkope manier om hun eigen transacties en activiteiten te financieren. Voor overheidsinstanties vormt het te laat betalen van schuldeisers een gemakkelijke, maar onterechte, manier om budgettaire problemen op te lossen door betalingen tot de volgende begrotingsperiode uit te stellen; 4. het financiële beheer van schuldenaren (waaronder overheidsinstanties) en het kredietbeheer van schuldeisers, alsook de kwaliteit van hun producten en diensten en hun service na verkoop spelen een belangrijke rol bij (het voorkomen van) betalingsachterstanden; 5. het ontbreken van doeltreffende en doelmatige rechtsmiddelen: ondanks Richtlijn 2000/35/EG brengen veel bedrijven, met name in het mkb, geen rente in rekening als zij daar recht op hebben, waardoor schuldenaren nog minder geneigd zijn op tijd te betalen. Voor sommige schuldeisers wegen de financiële voordelen die het optreden tegen betalingsachterstanden kan opleveren, niet op tegen de kosten ervan. De uitgaven voor het extra papierwerk dat hiermee gemoeid is, kunnen in veel gevallen niet worden teruggevorderd. De administratieve kosten weerhouden veel ondernemingen ervan achter wanbetalers aan te gaan of interest bij betalingsachterstand in rekening te brengen. Bovendien zijn enkele belangrijke bepalingen van de richtlijn onduidelijk of in de praktijk moeilijk toe te passen. Hoewel Richtlijn 2000/35/EG op enkele punten tekortschiet, vormen de basisbegrippen van interest voor betalingsachterstand en eigendomsvoorbehoud en de invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden essentiële en alom aanvaarde pijlers van het rechtskader voor de bestrijding van betalingsachterstanden. Ondanks enkele recente verbeteringen, blijven betalingsachterstanden in de EU aan de orde van de dag, terwijl overheidsinstanties er in een aantal lidstaten een bijzonder slechte betalingsmoraal op na houden. Dit blijft de werking van de interne markt verstoren en kan de overlevingskansen van bedrijven in tijden van economische crisis ernstig verkleinen. Daarom is het cruciaal dat de hoofdelementen van de richtlijn behouden blijven en tegelijkertijd wordt voorzien in aanvullende middelen om betalingsachterstanden bij handelstransacties te bestrijden, de betalingstermijnen voor overheidsinstanties terug te brengen en de stimulansen voor overheidsinstanties om op tijd te betalen wezenlijk te vergroten door tot herschikking van de richtlijn over te gaan en zowel de materiële wijzigingen als de ongewijzigde bepalingen van de richtlijn in één tekst op te nemen. Door dit voorstel wordt Richtlijn 2000/35/EG vervangen en ingetrokken. Wanneer dit voorstel door de wetgever is goedgekeurd, zal de Commissie daarmee vanzelfsprekend rekening houden bij de komende evaluatie van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan (2010). Omdat een aanpassing van de financiële voorschriften door de wetgever veel tijd vergt, heeft de Commissie ondertussen een mededeling[1] goedgekeurd waarin zij haar diensten opdraagt zo spoedig mogelijk een reeks maatregelen ten uitvoer te leggen om de financiële voorschriften te stroomlijnen en de uitvoering van de begroting te bespoedigen. Zij wil daarmee het economische herstel bevorderen door met name haar eigen betalingsgedrag te verbeteren en te streven naar kortere betalingstermijnen. | 130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied De enige bestaande bepalingen zijn die in Richtlijn 2000/35/EG, de richtlijn die een herschikking ondergaat. | 140 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Dit voorstel maakt deel uit van de Lissabonagenda voor groei en werkgelegenheid en legt de “Small Business Act” [COM(2008) 394] en de mededeling van de Commissie over een Europees economisch herstelplan [COM(2008) 800] ten uitvoer. | RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING | Raadpleging van belanghebbende partijen | 211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De belanghebbenden zijn geraadpleegd in een openbare raadpleging via interactieve beleidsvorming (Uw stem in Europa). Ook het EBTP (panel van Europese bedrijven) is geraadpleegd. | 212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Een ruime meerderheid van de respondenten acht de wettelijke interest die momenteel in de richtlijn is vastgelegd toereikend. De meeste respondenten vragen de Commissie echter doeltreffende en doelmatige rechtsmiddelen voor betalingsachterstanden in te voeren en de rol van vertegenwoordigende organisaties te vergroten. De antwoorden waren een zeer belangrijke input voor de effectbeoordeling. | 213 | Van 19 mei 2008 tot 31 augustus 2008 werd via internet een open raadpleging gehouden. De Commissie heeft 510 reacties ontvangen. De resultaten zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/enterprise/regulation/late_payments/index.htm. | Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid | 229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. | 230 | Effectbeoordeling In de effectbeoordeling en de samenvatting ervan worden de verschillende opties op een rij gezet. Alleen de opties 3a/2 (wetgeving - harmonisatie van termijnen voor betalingen door overheidsinstanties aan ondernemingen), 3c (wetgeving - afschaffing van de drempel van 5 euro), 3d (wetgeving - invoering van een boete voor te late betaling) en 3e (wetgeving - invoering van een vergoeding voor te late betaling) voldoen aan de criteria van doeltreffendheid, doelmatigheid en consistentie. Dit voorstel is dan ook op die vier opties gebaseerd. | 231 | De Commissie heeft conform haar werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd, waarvan het verslag kan worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/enterprise/regulation/late_payments/index.htm. | JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL | 305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en) Deze herschikking van Richtlijn 2000/35/EG is bedoeld om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de rechtsmiddelen voor betalingsachterstanden te vergroten door te bepalen dat schuldeisers recht hebben op vergoeding van de administratiekosten en interne kosten die zij gemaakt hebben als gevolg van betalingsachterstanden. Daarnaast verkort het voorstel de betalingstermijn voor overheidsinstanties door de termijnen voor betalingen door overheidsinstanties aan ondernemingen te harmoniseren en ontmoedigt het overheidsinstanties te laat te betalen door vanaf de eerste dag van de betalingsachterstand een forfaitaire boete ter hoogte van 5% van het gefactureerde bedrag in te voeren, naast de interest voor betalingsachterstand en de vergoeding voor de invorderingskosten. Ten slotte zal het niet meer mogelijk zijn vorderingen voor rentebedragen van minder dan 5 euro uit te sluiten. | 310 | Rechtsgrondslag Artikel 95 van het EG-Verdrag. | 320 | Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. | De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. | 321 | Omdat er geen Gemeenschapswetgeving was voordat Richtlijn 2000/35/EG ten uitvoer werd gelegd, vormden betalingsachterstanden een grote belemmering voor de intracommunautaire handel. Wanneer nationale voorschriften om betalingsachterstanden tegen te gaan geheel ontbreken of niet doeltreffend zijn, worden nationale marktdeelnemers namelijk op oneerlijke wijze beschermd tegen de concurrentie van producten en diensten uit andere lidstaten. Als een lidstaat nalaat belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen of diensten uit andere lidstaten als gevolg van betalingsachterstanden van nationale instanties of ondernemingen te voorkomen, wordt de intracommunautaire handel evenzeer geschaad als door handelsbelemmerend optreden. Ook kan een uiteenlopende betalingsmoraal van overheidsinstanties in de EU ondernemingen ervan weerhouden aan aanbestedingen deel te nemen, waardoor niet alleen de mededinging wordt verstoord en de werking van de interne markt wordt aangetast, maar waardoor overheidsinstanties bovendien worden beperkt in hun mogelijkheden om belastinggeld zo goed mogelijk te besteden. | 323 | De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt. | De doelstelling om de werking van de interne markt te waarborgen door belemmeringen voor de intracommunautaire handel als gevolg van betalingsachterstanden te beperken, kon niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten of door Richtlijn 2000/35/EG. Daarom werd het overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en in verband met de omvang en de gevolgen van het probleem passend geacht deze doelstelling te verwezenlijken door een nader optreden op Gemeenschapsniveau. | 324 | Uit onderzoek en uit de raadpleging van belanghebbenden blijkt dat optreden van de EU nodig is om de betalingsachterstanden bij handelstransacties te verkleinen en dat een herschikking van Richtlijn 2000/35/EG hiervoor de aangewezen manier is. De beschikbare cijfers wijzen erop dat de meeste ondernemers denken dat aan de levering van goederen en de verlening van diensten aan bedrijven en overheden in andere lidstaten een groter risico van wanbetaling verbonden is. Het risico van wanbetaling is een van de factoren die bedrijven ervan weerhoudt producten en diensten in andere lidstaten aan te bieden, omdat de onzekerheid en de transactiekosten erdoor toenemen. De kosten zijn bij grensoverschrijdende transacties hoger door asymmetrische informatie en onzekerheid over de marktpositie en solvabiliteit van buiten de thuismarkt gevestigde afnemers. Voor veel schuldenaren is de kans op reputatieschade als gevolg van wanbetaling veel kleiner wanneer de schuldeiser in een andere lidstaat gevestigd is, aangezien de reputatieschade kleiner is naarmate de schuldeiser zich verder weg bevindt. Bij grensoverschrijdende handel zijn bovendien de kosten voor de verlening van handelskrediet hoger vanwege de verschillende talen, rechtsgebieden en toegang tot solvabiliteitsgegevens. Hierdoor zijn de kosten van monitoring hoger, terwijl de kans om met succes betaling af te dwingen kleiner is. Om deze reden wordt bij grensoverschrijdende handel vaak gebruikgemaakt van handelskredietverzekeringen en andere instrumenten voor handelsrisicomanagement. Deze instrumenten verkleinen de onzekerheid omtrent de inkomsten, maar kunnen wel ten koste gaan van een groot deel van de winstmarge, met name voor kleine ondernemingen. | 325 | Zoals in de effectbeoordeling is aangegeven, zijn om redenen van subsidiariteit tijdens de effectbeoordelingsprocedure veel niet-wetgevende opties afgevallen. | 326 | Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. | Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. | 331 | De richtlijn blijft een facultatief instrument voor marktdeelnemers omdat zij niet verplicht worden rente aan wanbetalers in rekening te brengen of een vergoeding voor de invorderingskosten te vragen. Bovendien behouden ondernemingen in het voorstel de vrijheid om andere contractuele betalingsafspraken te maken, die in het geval van transacties tussen ondernemingen, en in uitzonderingsgevallen ook bij transacties tussen overheidsinstanties en ondernemingen, ook de betalingstermijn mogen betreffen. Dit is in overeenstemming met het basisbeginsel van contractvrijheid tussen marktdeelnemers. Het voorstel biedt de lidstaten voldoende flexibiliteit om bij de omzetting van de richtlijn rekening te houden met de economische en commerciële situatie op hun grondgebied. De bestaande mogelijkheid voor de lidstaten om bepalingen te handhaven of in werking te doen treden die gunstiger zijn voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen, wordt door het voorstel niet aangetast. | 332 | Dit voorstel levert geen nieuwe administratieve lasten op voor marktdeelnemers. De financiële lasten als gevolg van het nieuwe recht om vergoeding van invorderingskosten te eisen, zijn afhankelijk van de betalingsmoraal van ondernemingen. De gevolgen voor de begroting van de nationale autoriteiten hangen af van de mate waarin zij kunnen waarborgen dat de richtlijn wordt nageleefd. | Keuze van instrumenten | 341 | Voorgesteld(e) instrument(en): richtlijn. | 342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Aangezien dit voorstel een herschikking betreft van een bestaande richtlijn die de lidstaten veel speelruimte laat, zouden alternatieve opties niet volstaan om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. | GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING | 401 | Het voorstel heeft uitsluitend gevolgen voor de administratieve uitgaven. | AANVULLENDE INFORMATIE | 510 | Vereenvoudiging | 511 | Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van wetgeving. | 512 | De definities van belangrijke begrippen van de richtlijn worden uitgebreid en gehergroepeerd om uiteenlopende interpretaties te voorkomen. De bepalingen betreffende de rechten van schuldeisers die verschillend konden worden uitgelegd, zijn ofwel geschrapt, ofwel opnieuw geformuleerd, zodat marktdeelnemers nauwkeurig op de hoogte zijn van de rechten die zij aan de richtlijn kunnen ontlenen. Een andere vereenvoudiging betreft de invoering van een algemene transparantieverplichting voor de lidstaten. Ten slotte wordt het onduidelijke begrip “invorderingskosten” vervangen door een nieuw systeem, waarbij de hoogte van de interne invorderingskosten is vastgesteld. | 515 | Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire en in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie, onder referentie 2009/ENTR/006. | 520 | Intrekking van bestaande wetgeving De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg. | Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling | 531 | Het voorstel bevat een evaluatiebepaling. | 540 | Herschikking Het voorstel impliceert een herschikking van de huidige wetgeving. | 550 | Transponeringstabel De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. | 560 | Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. | 570 | Nadere uitleg van het voorstel De bepalingen van Richtlijn 2000/35/EG betreffende het toepassingsgebied (artikel 1 van dit voorstel), interest in geval van betalingsachterstand (artikel 3), eigendomsvoorbehoud (artikel 8) en de invorderingsprocedure voor onbetwiste schulden (artikel 9) blijven in hoofdzaak onveranderd. De verschillende definities en begrippen worden gestroomlijnd en allemaal in artikel 2 opgenomen. De overige materiële wijzigingen die worden voorgesteld, hebben de volgende redenen: In artikel 1, lid 2, wordt de mogelijkheid dat de lidstaten vorderingen voor rentebedragen van minder dan 5 euro mogen uitsluiten, geschrapt. Hierdoor wordt een belemmering voor het invorderen van interest bij betalingsachterstand weggenomen, met name voor het mkb en voor betalingsachterstanden voor kleinere transacties, waarbij de rente een gering bedrag vormt. In artikel 4 wordt bepaald dat schuldeisers bij betalingsachterstand recht hebben op een vergoeding van de interne invorderingskosten, die afhangt van de hoogte van het te laat betaalde bedrag. De doelstelling is tweeledig: enerzijds kunnen schuldeisers hun interne administratiekosten voor betalingsachterstanden vergoed krijgen en anderzijds heeft ook dit, naast de wettelijke interest, een ontmoedigende werking op schuldenaren. In artikel 5 van het voorstel worden betalingsachterstanden van overheidsinstanties aangepakt. Zij worden in de regel verplicht rekeningen voor handelstransacties die tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten leiden, binnen 30 dagen te voldoen. Daarna heeft de schuldeiser in principe recht op een vergoeding van 5% van het verschuldigde bedrag, naast de interest voor betalingsachterstand en de vergoeding voor de invorderingskosten. De gevolgen voor de begroting van de nationale autoriteiten hangen af van de mate waarin zij kunnen waarborgen dat de richtlijn wordt nageleefd. Daarnaast zullen door de verwachte verbetering van de betalingsmoraal van overheidsinstanties minder ondernemingen failliet gaan, waardoor de aan faillissementen verbonden sociale kosten worden beperkt. Artikel 6 van het voorstel versterkt de bepalingen over kennelijk onbillijke contractbepalingen. Contractbepalingen die de betaling van interest voor betalingsachterstand uitsluiten, worden volgens het voorstel altijd als kennelijk onbillijk beschouwd. In artikel 7 worden de lidstaten verplicht volledige transparantie over de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten te bieden en met name de wettelijke interestvoet te publiceren. Deze bepaling is bedoeld om het bedrijfsleven, en met name het mkb, op passende wijze praktische informatie te geven en in staat te stellen op te treden tegen wanbetalers. In artikel 10 wordt een toezicht- en evaluatiesysteem ingesteld dat de andere Europese instellingen en belanghebbenden inzicht in de feitelijke tenuitvoerlegging van de richtlijn moet geven. | 2009/0054 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (Herschikking) (Voor de EER relevante tekst) ⎢ 2000/35/EG HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie[2], Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3], Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[4], Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, Overwegende hetgeen volgt: ∫ nieuw 1. Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties[5] moet op verscheidene punten materieel worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan. 2. Wanneer marktdeelnemers op de interne markt goederen en diensten aan andere marktdeelnemers of aan overheidsinstanties leveren, gebeurt dit meestal op basis van uitgestelde betaling, waarbij de leverancier de afnemer een betalingstermijn toekent die door beide partijen is overeengekomen, in de factuur van de leverancier is vermeld, of wettelijk is vastgesteld. 3. Veel betalingen voor handelstransacties tussen marktdeelnemers of tussen marktdeelnemers en overheidsinstanties worden later verricht dan contractueel is overeengekomen of in de algemene handelsvoorwaarden is vastgelegd. Hoewel de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht, worden de desbetreffende facturen veelal ruim na het verstrijken van de betalingstermijn voldaan. Dergelijke betalingsachterstanden hebben een negatieve uitwerking op de liquide middelen en bemoeilijken het financiële beheer van ondernemingen. Bovendien hebben zij, wanneer de schuldeiser als gevolg van betalingsachterstanden externe financiering nodig heeft, gevolgen voor het concurrentievermogen en de winstgevendheid. In tijden van economische neergang, wanneer de toegang tot financiering lastiger is, neemt dit risico sterk toe. 4. Rechtsvorderingen in verband met betalingsachterstanden zijn al vergemakkelijkt door Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[6], Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen[7], Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure[8] en Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen[9]. Om betalingsachterstanden bij handelstransacties te ontmoedigen moeten echter aanvullende bepalingen worden vastgesteld. ⎢ 2000/35/EG overweging 1 (aangepast) (1) Het Europees Parlement heeft er in zijn resolutie over het geïntegreerd programma ten behoeve van het MKB en de ambachtelijke sector [10] bij de Commissie op aangedrongen voorstellen te doen om het vraagstuk van betalingsachterstand te regelen. ⎢ 2000/35/EG overweging 2 (aangepast) (2) De Commissie heeft op 12 mei 1995 een aanbeveling over de betalingstermijnen bij handelstransacties[11] vastgesteld. ⎢ 2000/35/EG overweging 3 (aangepast) (3) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie betreffende de aanbeveling van de Commissie over de betalingstermijnen bij handelstransacties [12] deze laatste in overweging gegeven haar aanbeveling in een voorstel voor een richtlijn van de Raad om te zetten en dit zo spoedig mogelijk in te dienen. ⎢ 2000/35/EG overweging 4 (aangepast) (4) Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 mei 1997 advies uitgebracht over het groenboek van de Commissie: "De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid"[13].. ⎢ 2000/35/EG overweging 5 (aangepast) (5) De Commissie heeft op 4 juni 1997 een actieprogramma voor de interne markt bekendgemaakt, waarin wordt onderstreept dat betalingsachterstand een steeds ernstiger wordende hinderpaal vormt voor het welslagen van de interne markt. ⎢ 2000/35/EG overweging 6 (aangepast) (6) De Commissie heeft op 17 juli 1997 een mededeling met de titel "Verslag over betalingsachterstanden bij handelstransacties"[14] bekendgemaakt, die een samenvatting biedt van de uitkomsten van een beoordeling van de uitwerking van de aanbeveling van de Commissie van 12 mei 1995. ⎢ 2000/35/EG overweging 7 (7) Als gevolg van buitensporige betalingstermijnen en betalingsachterstand drukken zware administratieve en financiële lasten op het bedrijfsleven, met name op het midden- en kleinbedrijf. Deze problemen zijn bovendien een belangrijke oorzaak van insolventie, die een bedreiging voor de overlevingskansen van ondernemingen vormt, en doen talrijke arbeidsplaatsen verloren gaan. ⎢ 2000/35/EG overweging 8 (aangepast) (8) In sommige lidstaten wijken de contractuele betalingstermijnen aanmerkelijk af van het communautaire gemiddelde. ⎢ 2000/35/EG overweging 9 (aangepast) (9) De verschillen tussen de betalingsvoorschriften en -praktijken in de lidstaten vormen een hinderpaal voor de goede werking van de interne markt. ⎢ 2000/35/EG overweging 10 (aangepast) 5. De handelstransacties tussen lidstaten worden hierdoor aanzienlijk beperkt. Dit is strijdig met artikel 14 van het Verdrag, aangezien oOndernemers moeten overal op de interne markt onder zodanige omstandigheden zaken moeten kunnen doen dat grensoverschrijdende transacties geen grotere risico’s meebrengen dan binnenlandse transacties. Wanneer voor binnenlandse en grensoverschrijdende transacties wezenlijk verschillende regels van toepassing zijn, is er sprake van concurrentievervalsing. ⎢ 2000/35/EG overweging 11 (aangepast) (11) De meest recente statistieken tonen aan dat de situatie ten aanzien van betalingsachterstand sinds de goedkeuring van de aanbeveling van 12 mei 1995 in veel lidstaten in het gunstigste geval niet is verbeterd. ∫ nieuw 6. In haar mededeling “Denk eerst klein” – Een “Small Business Act” voor Europa[15] heeft de Commissie benadrukt dat de toegang van het midden- en kleinbedrijf (mkb) tot financiering moet worden vergemakkelijkt en dat een juridisch en commercieel klimaat moet worden geschapen dat tijdige betaling bij handelstransacties bevordert. 7. Een van de prioritaire acties van het Europees economisch herstelplan[16] betreft terugdringing van de administratieve lasten en bevordering van ondernemerschap, onder andere door ervoor te zorgen dat overheidsinstanties alle facturen voor leveringen en diensten, dus ook die van het mkb, binnen een maand betalen om liquiditeitsproblemen tegen te gaan. ⎢ 2000/35/EG overweging 12 8. De doelstelling van de bestrijding van betalingsachterstand binnen de interne markt kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt indien zij afzonderlijk handelen en kan derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. Deze richtlijn voldoet derhalve in haar geheel aan de vereisten van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag. ⎢ 2000/35/EG overweging 13 (aangepast) 9. Deze richtlijn heeft enkel betrekking op betalingen tot vergoeding van handelstransacties en strekt niet √ mag niet strekken ∏ tot regulering van transacties met consumenten, interest betreffende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen. ⎢ 2000/35/EG overweging 22 10. Deze richtlijn dient alle handelstransacties te bestrijken, ongeacht of deze tussen particuliere of openbare ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties plaatsvinden, rekening houdend met het feit dat de overheid een aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan bedrijven verricht. De richtlijn moet bijgevolg ook alle handelstransacties tussen hoofdaannemers en hun leveranciers en onderaannemers regelen. ⎢ 2000/35/EG overweging 14 11. Het feit dat de vrije beroepen onder deze richtlijn vallen, betekent niet dat de lidstaten deze beroepen als ondernemingen of handelaars moeten behandelen voor doeleinden buiten deze richtlijn. ⎢ 2000/35/EG overweging 16 (aangepast) ? nieuw 12. Betalingsachterstand is een vorm van contractbreuk die door √ het in rekening brengen van een ∏ lage ? of geen ⎪ interest op achterstallige betalingen en/of door traag verlopende invorderingsprocedures in de meeste lidstaten voor de schuldenaren financieel aantrekkelijk is geworden. Een ingrijpende verandering – met inbegrip van ? het tot onredelijke contractbepaling verklaren van de uitsluiting van het recht om interest in rekening te brengen en de invoering van een ⎪ vergoeding voor de schuldeisers van de kosten die zij hebben gemaakt – is nodig om deze tendens te keren en om ervoor te zorgen dat de gevolgen van betalingsachterstand ontmoedigend werken. ∫ nieuw 13. Met het oog op de samenhang van de Gemeenschapswetgeving moet de definitie van “aanbestedende diensten” in Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[17] ook voor de toepassing van deze richtlijn gelden. 14. De wettelijke interest die voor betalingsachterstand verschuldigd is, moet overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden[18] als enkelvoudige interest in dagen worden berekend. ⎢ 2000/35/EG overweging 17 (aangepast) ? nieuw 15. ? Om ervoor te zorgen dat de gevolgen van betalingsachterstand ontmoedigend werken, moeten schuldeisers een redelijke schadeloosstelling ontvangen voor de invorderingskosten die door de betalingsachterstand ontstaan. De invorderingskosten moeten ook een vergoeding omvatten voor de administratiekosten en de interne kosten die als gevolg van de betalingsachterstand worden gemaakt; hiertoe moet deze richtlijn voorzien in de mogelijkheid van een forfaitair minimumbedrag, dat gecumuleerd kan worden met interest voor betalingsachterstand ⎪. De redelijke Een vergoeding van de invorderingskosten geldt onverminderd √ mag geen afbreuk doen aan ∏ nationale bepalingen volgens welke een nationale rechter een schuldeiser een aanvullende vergoeding kan toekennen voor schade ten gevolge van √ in verband met de ∏ betalingsachterstand van een schuldenaar, ermee rekening houdend dat dergelijke gemaakte kosten reeds vergoed kunnen zijn door de interest voor de betalingsachterstand. ∫ nieuw 16. Uit onderzoek blijkt dat overheidsinstanties vaak contractuele betalingstermijnen voor handelstransacties verlangen die aanmerkelijk langer zijn dan 30 dagen. Daarom moet de betalingstermijn voor overheidsopdrachten bij wijze van algemene regel tot een maximum van 30 dagen worden beperkt. 17. Betalingsachterstanden zijn vooral kwalijk wanneer de schuldenaar voldoende solvabel is. Uit onderzoek blijkt dat overheidsinstanties rekeningen vaak zeer lang na het verstrijken van de betalingstermijn voldoen. Overheidsinstanties hebben vaak minder financieringsproblemen dan particuliere ondernemingen, omdat hun inkomstenstromen veelal gekenmerkt worden door een grotere zekerheid, voorspelbaarheid en continuïteit. Tegelijkertijd zijn zij voor het bereiken van hun doelen minder afhankelijk van het onderhouden van stabiele commerciële relaties dan particuliere ondernemingen. Hierdoor kunnen overheidsinstanties minder stimulansen hebben om op tijd te betalen. Bovendien kunnen veel overheidsinstanties tegen gunstigere voorwaarden financiering krijgen dan particuliere ondernemingen. Daarom jagen betalingsachterstanden van overheidsinstanties niet alleen particuliere ondernemingen op kosten, maar leiden zij ook tot algemene ondoelmatigheid. Om deze reden is het wenselijk om voor betalingsachterstanden van overheidsinstanties een navenant hogere, ontmoedigende vergoeding in te voeren. ⎢ 2000/35/EG overweging 18 18) Deze richtlijn behandelt het probleem van lange contractuele betalingstermijnen en in het bijzonder het vóórkomen van bepaalde categorieën van overeenkomsten waarvoor een langere betalingstermijn gecombineerd met een beperking van de contractvrijheid of een hogere interestvoet gerechtvaardigd kan zijn. ⎢ 2000/35/EG overweging 19 (aangepast) ? nieuw 18. Deze richtlijn dient misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te verbieden. Heeft een overeenkomst hoofdzakelijk tot doel de schuldenaar aanvullende liquide middelen te verschaffen ten koste van de schuldeiser ? , bijvoorbeeld door de mogelijkheid uit te sluiten dat de schuldeiser interest voor betalingsachterstand in rekening brengt of de vastlegging van een interestvoet die wezenlijk lager is dan de wettelijke interest waarin deze richtlijn voorziet ⎪, of legt de hoofdaannemer zijn leveranciers en onderaannemers betalingsvoorwaarden op die niet gerechtvaardigd zijn gelet op de voorwaarden die hij voor zichzelf heeft gekregen, dan kan dit worden beschouwd als een element van dergelijk misbruik. Deze richtlijn laat √ moet ∏ nationale bepalingen betreffende de wijze van sluiting van contracten of betreffende de regulering van de geldigheid van voor de schuldenaar onbillijke contractuele voorwaarden, onverlet √ laten ∏. ⎢ 2000/35/EG overweging 21 19. Het is wenselijk ervoor te zorgen dat schuldeisers een eigendomsvoorbehoud op niet-discriminerende basis in de gehele Gemeenschap kunnen doen gelden, telkens wanneer het gaat om een beding van eigendomsvoorbehoud dat geldig is volgens de nationale bepalingen welke ingevolge het internationaal privaatrecht van toepassing zijn. ⎢ 2000/35/EG overweging 15 20. Deze richtlijn geeft alleen een definitie van de term "executoriale titel", maar zij houdt geen regulering in van de verschillende procedures van gedwongen executie van een dergelijke titel en de voorwaarden waaronder gedwongen executie van een dergelijke titel kan worden beëindigd of opgeschort. ⎢ 2000/35/EG overweging 20 (aangepast) 21. De gevolgen van betalingsachterstand kunnen slechts ontmoedigend werken indien zij vergezeld gaan van snelle, efficiënte en voor de schuldeiser niet dure invorderingsprocedures. Deze procedures dienen overeenkomstig het niet-discriminatiebeginsel van artikel 12 van het Verdrag open te staan voor alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap. ⎢ 2000/35/EG overweging 23 (aangepast) ? nieuw 22. ?Er moet voor worden gezorgd dat de invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden in verband met betalingsachterstanden bij handelstransacties ⎪ Artikel 5 schrijft voor dat de invorderingsprocedure voor onbetwiste schulden binnen een korte termijn moet worden afgewikkeld overeenkomstig de nationale wetgeving, maar verplicht de lidstaten niet ertoe een specifieke procedure vast te stellen of hun bestaande procedures in een specifieke zin te wijzigen. ∫ nieuw 23. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht moet worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2000/35/EG inhoudelijk zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn. 24. Deze richtlijn moet de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in intern recht en de toepassing van Richtlijn 2000/35/EG onverlet laten, ⎢ 2000/35/EG HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties. ⎢ 2000/35/EG artikel 6, lid 3 (aangepast) 32. Bij de omzetting van deze richtlijn mogen de lidstaten √ het volgende ∏ uitsluiten: a) schulden die het voorwerp zijn van een insolventieprocedure tegen de schuldenaar, b) overeenkomsten die gesloten zijn vóór 8 augustus 2002., en c) vorderingen inzake interestbedragen van minder dan 5 EUR. ⎢ 2000/35/EG Artikel 2 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 1.(1) “handelstransacties”: transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding; ⎢ 2000/35/EG (aangepast) ? nieuw (2) “overheidsinstantie”: elke aanbestedende instantie dienst of entiteit, zoals omschreven in de Richtlijnen 92/50/EEG[19], 93/36/EEG[20], 93/37/EEG[21] en ook 93/38/EEG[22] betreffende overheidsopdrachten √ Richtlijn 2004/18/EG ∏; (3) “onderneming”: elke organisatie ? , met uitsluiting van overheidsinstanties, ⎪ die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze door slechts één persoon wordt uitgeoefend; 2.(4) “betalingsachterstand”: overschrijding van de contractuele of wettelijke betalingstermijn ? het niet binnen de in artikel 3, lid 2, of artikel 5, lid 2, bedoelde betalingstermijn verrichten van de betaling ⎪ ; ∫ nieuw (5) “interest voor betalingsachterstand”: de wettelijke interest of de door onderhandeling tussen de ondernemingen overeengekomen interest; (6) “wettelijke interest”: de enkelvoudige rente voor betalingsachterstand, overeenkomend met de referentie-interestvoet vermeerderd met ten minste zeven procentpunten; (7) “referentie-interestvoet”: ⎢ 2000/35/EG ? nieuw 4.a) de “door de Europese Centrale Bank voor ð haar meest recente ï basisfinancieringstransacties toegepaste interestvoet ð of de marginale interestvoet die het gevolg is van variabele-rentetenders voor dergelijke transacties; of ï ": de interestvoet die voor zulke transacties wordt toegepast in het geval van vast rentende tenders. Ingeval een basisherfinancieringstransactie wordt uitgevoerd als tender met fluctuerende rente, verwijst deze rentevoet naar de uit deze tender voortvloeiende referentie-interestvoet. Dit geldt zowel voor operaties met vaste als met fluctuerende interestvoet; ⎢ 2000/35/EG artikel 3, lid 1, onder d), tweede zin (aangepast) b) Vvoor lidstaten die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de referentie-interestvoet de door hun centrale bank vastgestelde equivalente interestvoet.; ⎢ 2000/35/EG (aangepast) 3.(8) “eigendomsvoorbehoud”: contractuele afspraak volgens dewelke de verkoper eigenaar blijft van de goederen in kwestie totdat de prijs volledig is betaald; ⎢ 2000/35/EG (aangepast) ? nieuw 5.(9) “executoriale titel”: beslissing, uitspraak of bevel tot betaling van een rechter of andere bevoegde autoriteit, ? met inbegrip van beslissingen, uitspraken of bevelen die voorlopig executoriaal zijn, ⎪ strekkende tot onmiddellijke dan wel gespreide betaling, waarbij de schuldeiser wordt gemachtigd zijn vordering op de schuldenaar te doen innen door middel van gedwongen executie; onder deze definitie valt ook een beslissing, uitspraak of bevel tot betaling, die of dat voorlopig executoriaal is en dat blijft, zelfs als de schuldenaar ertegen in beroep gaat. ⎢ 2000/35/EG (aangepast) ? nieuw Artikel 3 Interest in geval van betalingsachterstand c) 1. √ De lidstaten zorgen ervoor dat ∏ ? bij handelstransacties tussen ondernemingen ⎪ de schuldeiser √ zonder aanmaning ∏ recht heeft op interest voor betalingsachterstand voorzover √ mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: ∏ ia) ? de schuldeiser heeft ⎪ hij zijn contractuele en wettelijke verplichtingen heeft vervuld, iib) ? de schuldeiser heeft ⎪ hij het verschuldigde bedrag niet op tijd heeft ontvangen, tenzij de schuldenaar niet voor de vertraging verantwoordelijk is. 12. ? Wanneer aan de voorwaarden in lid 1 wordt voldaan, zorgen de lidstaten ⎪ De lidstaten zorgen ervoor dat √ voor het volgende ∏: a) interest overeenkomstig punt d) voor verschuldigd is met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst, ? is interest voor betalingsachterstand verschuldigd ⎪; b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, √ is binnen een van de volgende termijnen ∏ automatisch zonder aanmaning interest ? voor betalingsachterstand ⎪ verschuldigd is: i) 30 dagen na de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, of ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of iii)ii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of iv)iii) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of de diensten met de overeenkomst en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt, 30 dagen na de √ die ∏ datum van die aanvaarding of controle. ? 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke referentie-interestvoet: a) voor de eerste helft van het jaar de rentevoet is die op 1 januari van dat jaar geldt; b) voor de tweede helft van het jaar de rentevoet is die op 1 juli van dat jaar geldt. ⎪ ⎢ 2000/35/EG (aangepast) d) het niveau van de interest voor betalingsachterstand ("de wettelijke interestvoet") die door de schuldenaar moet worden betaald, de interestvoet is die door de Europese Centrale Bank wordt gehanteerd voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie vóór de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar ("de referentie-interestvoet"), vermeerderd met ten minste 7 procentpunten (de "marge"), behoudens andersluidende bepalingen in het contract. Voor een lidstaat die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelneemt, is bovenbedoelde referentierentevoet de door zijn centrale bank vastgestelde equivalente rentevoet. In beide gevallen is gedurende de eerstvolgende zes maanden de referentie-interestvoet van toepassing op de eerste kalenderdag van het betrokken halfjaar; e) tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de betalingsachterstand, de schuldeiser aanspraak heeft op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door diens betalingsachterstand. Dergelijke invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en verhouding tot de schuld in kwestie. De lidstaten kunnen met inachtneming van de bovengenoemde beginselen een maximumbedrag vaststellen voor de invorderingskosten voor diverse schuldniveaus. 2. Voor bepaalde in de nationale wetgeving te definiëren categorieën overeenkomsten kunnen de lidstaten de termijn waarna interest verschuldigd is, vaststellen tot een maximum van 60 dagen, mits zij de partijen bij de overeenkomst ervan weerhouden deze termijn te overschrijden of een dwingende interestvoet vaststellen die aanmerkelijk hoger is dan de wettelijke interestvoet. 3. De lidstaten voorzien erin dat bedingen over de datum voor betaling of de gevolgen van betalingsachterstand die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1, onder b) tot en met d), en in lid 2, ofwel niet afdwingbaar zijn ofwel aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding indien zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van goede handelspraktijken en de aard van het product, een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen. Bij de beoordeling of een beding een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelst, wordt onder meer bezien of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de bepalingen van lid 1, onder b) tot en met d), en lid 2. Wanneer een dergelijk beding als kennelijk onbillijk wordt aangemerkt, zijn de wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij de nationale rechter andere voorwaarden vaststelt die billijk zijn. 4. In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een adequaat en doeltreffend middel voorhanden is om te voorkomen dat bedingen die in de zin van lid 3 een kennelijke onbillijkheid behelzen, verder worden gebruikt. 5. Het in lid 4 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een organisatie die officieel erkend is als organisatie die de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigt, of die rechtmatige belangen heeft bij die vertegenwoordiging, in overeenstemming met de nationale wetgeving de rechter of bevoegde administratieve instanties kan adiëren op grond van het feit dat contractuele bedingen die voor algemeen gebruik zijn opgesteld een kennelijke onbillijkheid behelzen in de zin van lid 3, opdat deze passende en doeltreffende middelen aanwenden om de verdere toepassing van dergelijke bedingen te voorkomen. ∫ nieuw Artikel 4 Vergoeding van invorderingskosten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de schuldeiser een van de volgende bedragen van de schuldenaar mag invorderen wanneer bij handelstransacties interest voor betalingsachterstand overeenkomstig de artikelen 3 en 5 verschuldigd is, tenzij in de overeenkomst anders is bepaald: a) voor een schuld van minder dan 1 000 euro: een vast bedrag van 40 euro; b) voor een schuld van 1 000 euro of meer, doch minder dan 10 000 euro: een vast bedrag van 70 euro; c) voor een schuld van 10 000 euro of meer: een bedrag dat overeenkomt met 1% van het bedrag waarover interest voor betalingsachterstand verschuldigd is. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde bedragen zonder aanmaning verschuldigd zijn als vergoeding voor de eigen invorderingskosten van de schuldeiser. ⎢ 2000/35/EG artikel 3, lid 1, onder e) (aangepast) ? nieuw e) 3. Ttenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de betalingsachterstand, heeft de schuldeiser ? , behalve op de in lid 1 bedoelde bedragen, ⎪ aanspraak heeft op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle relevante ? overige ⎪ invorderingskosten ontstaan door diens betalingsachterstand. Dergelijke invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en verhouding tot de schuld in kwestie. De lidstaten kunnen met inachtneming van de bovengenoemde beginselen een maximumbedrag vaststellen voor de invorderingskosten voor diverse schuldniveaus. ∫ nieuw Artikel 5 Betaling door overheidsinstanties 1. De lidstaten zorgen ervoor dat bij handelstransacties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding aan overheidsinstanties de schuldeiser zonder aanmaning recht heeft op interest voor betalingsachterstand ter hoogte van de wettelijke interest mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) de schuldeiser heeft zijn contractuele en wettelijke verplichtingen vervuld, b) de schuldeiser heeft het verschuldigde bedrag niet op tijd ontvangen, tenzij de schuldenaar niet voor de vertraging verantwoordelijk is. 2. Wanneer aan de voorwaarden in lid 1 wordt voldaan, zorgen de lidstaten voor het volgende: a) met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst, is interest voor betalingsachterstand verschuldigd; b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, is binnen een van de volgende termijnen automatisch interest voor betalingsachterstand verschuldigd: i) 30 dagen na de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, ii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, iii) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of de diensten met de overeenkomst en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt, 30 dagen na die datum. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat de duur van een procedure voor aanvaarding of controle als bedoeld in lid 2, onder b) iii), niet meer dan 30 dagen bedraagt, tenzij in de aanbestedingsstukken en de overeenkomst anders is bepaald en deze bepalingen naar behoren gemotiveerd zijn. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de overeenkomst vastgestelde betalingstermijn niet langer is dan de in lid 2, onder b), genoemde termijnen, tenzij de schuldenaar en de schuldeiser uitdrukkelijk een langere termijn overeenkomen en er bijzondere omstandigheden zijn, zoals een objectieve noodzaak om de betaling over een langere periode te spreiden, die dit rechtvaardigen. 5. De lidstaten zorgen ervoor dat de schuldeiser recht heeft op een forfaitaire vergoeding ter hoogte van 5% van het verschuldigde bedrag wanneer interest voor betalingsachterstand verschuldigd is. Deze vergoeding komt bovenop de interest voor betalingsachterstand. 6. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke referentie-interestvoet bij handelstransacties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding aan overheidsinstanties: a) voor de eerste helft van het jaar de rentevoet is die op 1 januari van dat jaar geldt; b) voor de tweede helft van het jaar de rentevoet is die op 1 juli van dat jaar geldt. ⎢ 2000/35/EG (aangepast) Artikel 6 √ Kennelijk onbillijke contractbepalingen ∏ ⎢ 2000/35/EG artikel 3, leden 3, 4 en 5 (aangepast) ? nieuw 31. De lidstaten voorzien erin dat bedingen ð in een overeenkomst ï over de datum voor betaling of ð , de interest voor betalingsachterstand of de invorderingskosten ï de gevolgen van betalingsachterstand die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1, onder b) tot en met d), en in lid 2, ofwel niet afdwingbaar zijn ofwel aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding indien zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van goede handelspraktijken en de aard van het product, een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen. Bij de beoordeling of een beding een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelst, Ö worden alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van goede handelspraktijken en de aard van het product Õ ð of de dienst. ï wordt onder meer bezien Ö Er wordt Õ ð ook ï Ö rekening mee gehouden Õ of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de bepalingen van lid 1, onder b) tot en met d), en lid 2 ð de wettelijke interestvoet of van artikel 3, lid 2, onder b), artikel 4, lid 1, of artikel 5, lid 2, onder b) ï. Wanneer een dergelijk beding als kennelijk onbillijk wordt aangemerkt, zijn de wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij de nationale rechter andere voorwaarden vaststelt die billijk zijn. ð Voor de toepassing van de eerste alinea worden bedingen die de betaling van interest voor betalingsachterstand uitsluiten, altijd kennelijk onbillijk geacht. ï 42. In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een adequaat en doeltreffend middel voorhanden is om te voorkomen dat bedingen die in de zin van lid 31 een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen, verder worden gebruikt. 53. Het in lid 42 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een ð vertegenwoordigende ï organisatie die officieel erkend is als organisatie die de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigt, of die rechtmatige belangen heeft bij die vertegenwoordiging, in overeenstemming met de nationale wetgeving de rechter of bevoegde administratieve instanties kan adiëren op grond van het feit dat contractuele bedingen die voor algemeen gebruik zijn opgesteld een kennelijke onbillijkheid behelzen in de zin van lid 3, opdat deze passende en doeltreffende middelen aanwenden om de verdere toepassing ð daarvan ï van dergelijke bedingen te voorkomen. ∫ nieuw Artikel 7 Transparantie De lidstaten bieden volledige transparantie over de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten, in het bijzonder door de toepasselijke wettelijke interestvoet te publiceren. ⎢ 2000/35/EG Artikel 48 Eigendomsvoorbehoud 1. De lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met de nationale bepalingen die ingevolge het internationaal privaatrecht van toepassing zijn, dat de verkoper eigenaar blijft van de goederen totdat de prijs volledig is betaald, wanneer tussen koper en verkoper vóór de levering van de goederen uitdrukkelijk een beding van eigendomsvoorbehoud is overeengekomen. 2. De lidstaten kunnen bepalingen aangaande door de schuldenaar betaalde voorschotten vaststellen of handhaven. ⎢ 2000/35/EG (aangepast) ? nieuw Artikel 59 Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden 1. De lidstaten zorgen ervoor dat, ongeacht het bedrag van de schuld, normaliter binnen een periode van 90 kalenderdagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan worden verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. De lidstaten kwijten zich van deze verplichting overeenkomstig hun respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. 2. De respectieve nNationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen leggen dezelfde voorwaarden op aan alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap. 3. De in lid 1 bedoelde periode van 90 kalenderdagen omvat niet √ Bij de berekening van de in lid 1 bedoelde periode wordt geen rekening gehouden met het volgende ∏: a) de termijnen voor betekening en kennisgeving, b) de vertraging die te wijten is aan de schuldeiser, bijvoorbeeld als gevolg van het corrigeren van verzoeken. 4. Dit artikel laat de bepalingen van het Verdrag van Brussel inzake de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[23] onverlet. ? 4. De leden 1, 2 en 3 laten Verordening (EG) nr. 1986/2006 onverlet. ⎪ ∫ nieuw Artikel 10 Verslag 1. De lidstaten zenden de Commissie binnen twee jaar na de in artikel 11, lid 1, bedoelde datum, en vervolgens om de drie jaar, een verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. 2. Binnen drie jaar na de in artikel 11, lid 1, bedoelde datum dient de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in bij het Europees Parlement en de Raad. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen. ⎢ 2000/35/EG (aangepast) Artikel 611 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen vóór 8 augustus 2002. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. ⎢ . (aangepast) 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [laatste dag van de twaalfde maand na de bekendmaking van deze richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie] aan de artikelen 1 tot en met 7 en artikel 9 te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ⎢ 2000/35/EG (aangepast) ? nieuw 42. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. 23. De lidstaten mogen bepalingen handhaven of in werking doen treden die gunstiger zijn voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen. 4. Bij de omzetting van deze richtlijn mogen de lidstaten ? overeenkomsten die voor de in lid 1 genoemde datum zijn gesloten, ⎪ uitsluiten:. a) schulden die het voorwerp zijn van een insolventieprocedure tegen de schuldenaar, b) overeenkomsten die gesloten zijn vóór 8 augustus 2002, en c) vorderingen inzake interestbedragen van minder dan 5 EUR. 4. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. 5. Twee jaar na 8 augustus 2002 stelt de Commissie een onderzoek in naar onder meer de wettelijke interestvoet, de contractuele betalingstermijnen en de betalingsachterstanden, om de invloed op handelstransacties en de praktische werking van de wetgeving te evalueren. De bevindingen van dit onderzoek en van andere onderzoeken worden meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad, en gaan, indien dit nodig wordt geacht, vergezeld van voorstellen ter verbetering van deze richtlijn. ∫ nieuw Artikel 12 Intrekking Behalve ten aanzien van overeenkomsten die voor [in artikel 11, lid 1, vermelde datum] zijn gesloten, waarop deze richtlijn krachtens artikel 11, lid 4, niet van toepassing is, wordt Richtlijn 2000/35/EG met ingang van die datum ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten in verband met de termijn voor omzetting in intern recht en toepassing van die richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen transponeringstabel. ⎢ 2000/35/EG ? nieuw Artikel 713 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de [twintigste] dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . ⎢ 2000/35/EG Artikel 814 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, […] Voor het Europees Parlement Voor de Raad De Voorzitter De Voorzitter […] […] BIJLAGE Transponeringstabel Richtlijn 2000/35/EG | Deze richtlijn | Artikel 1 | Artikel 1, lid 1 | Artikel 2, punt 1, eerste alinea | Artikel 2, punt 1 | Artikel 2, punt 1, tweede alinea | Artikel 2, punt 2 | Artikel 2, punt 1, derde alinea | Artikel 2, punt 3 | Artikel 2, punt 2 | Artikel 2, punt 4 | - | Artikel 2, punt 5 | - | Artikel 2, punt 6 | - | Artikel 2, punt 7, aanhef | Artikel 2, punt 3 | Artikel 2, punt 8 | Artikel 2, punt 4 | Artikel 2, punt 7, onder a) | Artikel 2, punt 5 | Artikel 2, punt 9 | Artikel 3, lid 1, onder a) | Artikel 3, lid 2, onder a) | Artikel 3, lid 1, onder b), aanhef | Artikel 3, lid 2, onder b) | Artikel 3, lid 1, onder b) i) | Artikel 3, lid 2, onder b) i) | Artikel 3, lid 1, onder b) ii) | - | Artikel 3, lid 1, onder b) iii) | Artikel 3, lid 2, onder b) ii) | Artikel 3, lid 1, onder b) iv) | Artikel 3, lid 2, onder b) iii) | Artikel 3, lid 1, onder c) | Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, lid 1, onder d), eerste en derde zin | - | Artikel 3, lid 1, onder d), tweede zin | Artikel 2, punt 7, onder b) | - | Artikel 4, lid 1 | - | Artikel 4, lid 2 | Artikel 3, lid 1, onder e) | Artikel 4, lid 3 | Artikel 3, lid 2 | - | - | Artikel 5 | Artikel 3, lid 3, eerste en tweede zin | Artikel 6, lid 1, eerste alinea | Artikel 3, lid 3, derde zin | - | - | Artikel 6, lid 1, tweede alinea | Artikel 3, lid 4 | Artikel 6, lid 2 | Artikel 3, lid 5 | Artikel 6, lid 3 | - | Artikel 7 | Artikel 4 | Artikel 8 | Artikel 5, leden 1, 2 en 3 | Artikel 9, leden 1, 2 en 3 | Artikel 5, lid 4 | - | - | Artikel 5, lid 4 | - | Artikel 10 | Artikel 6, lid 1 | - | - | Artikel 11, lid 1 | Artikel 6, lid 2 | Artikel 11, lid 3 | Artikel 6, lid 3 | Artikel 1, lid 2 | Artikel 6, lid 4 | Artikel 11, lid 2 | Artikel 6, lid 5 | - | - | Artikel 11, lid 4 | - | Artikel 12 | Artikel 7 | Artikel 13 | Artikel 8 | Artikel 14 | - | Bijlage | FINANCIEEL MEMORANDUM 1. BENAMING VAN HET VOORSTEL Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (herschikking). 2. ABM/ABB-KADER Titel 02 – Ondernemingen – Hoofdstuk 02 03 Interne goederenmarkt en sectoraal beleid. 3. BEGROTINGSONDERDELEN 3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving: 02.0301 3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen: Het betreft een wetgevingsvoorstel met onbepaalde duur. 3.3. Begrotingskenmerken: Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten | 02.0301 | Niet-verplicht | GK[24] | NEE | JA | NEE | 1a | 4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN 4.1. Financiële middelen 4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK) in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Soort uitgave | Punt nr. | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 e.v. | Totaal | Beleidsuitgaven[25] | Vastleggingskredieten (VK) | 8.1. | a | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Betalingskredieten (BK) | b | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[26] | Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,3 | 0 | 0,3 | TOTAAL REFERENTIEBEDRAG | Vastleggingskredieten | a+c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,3 | 0 | 0,3 | Betalingskredieten | b+c | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,3 | 0 | 0,3 | Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[27] | Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5. | d | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 1,464 | Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,6 | Totale indicatieve kosten van de maatregel | TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 0,344 | 0,344 | 0,344 | 0,344 | 0,644 | 0,344 | 2,364 | TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 0,344 | 0,344 | 0,344 | 0,344 | 0,644 | 0,344 | 2,364 | 4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering. 4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten 4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1. Jaarlijkse behoeften | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 e.v. | Totale personele middelen | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN 5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien Zie toelichting. 5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie Zie toelichting. 5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM Zie toelichting. 5.4. Wijze van uitvoering (indicatief) Gecentraliseerd beheer: rechtstreeks door de Commissie. 6. TOEZICHT EN EVALUATIE Het opzetten van een betrouwbare toezicht- en evaluatieregeling wordt bemoeilijkt doordat bedrijven niet verplicht zijn de voorschriften in dit voorstel toe te passen en hun rechten uit hoofde van dit voorstel uit te oefenen. Bovendien zijn er aanwijzingen dat in een laagconjunctuur minder vaak op tijd wordt betaald, doordat de kasstromen en financieringskansen van bedrijven afnemen. Bij een aantrekkende economie profiteren bedrijven van een betere kasinstroom, die ten minste voor een deel kan worden gebruikt om sneller te betalen. Het toezichtsysteem berust op twee pijlers: - transparantie : het voorstel verplicht de lidstaten volledige transparantie te bieden over de rechten en plichten die uit deze richtlijn voortvloeien; - rapportage : het voorstel verplicht de lidstaten om de drie jaar aan de Commissie verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de richtlijn. De Commissie verzamelt deze informatie en stelt op basis daarvan een verslag over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn op. Bij de opstelling van dit verslag zal waarschijnlijk onder meer worden verwezen naar de gegevens in de bijlagen 1, 2 en 3 (gedeeltelijk) bij de effectbeoordeling, die als aanvullende indicatoren voor de mate van verwezenlijking van de doelstellingen zullen worden gebruikt. Door nieuwe, soortgelijke onderzoeken op te zetten, kan de Commissie nagaan of het gedrag van schuldeisers na de tenuitvoerlegging van de richtlijn is veranderd. 7. Fraudebestrijdingsmaatregelen Niet van toepassing. 8. MIDDELEN 8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel Niet van toepassing. 8.2. Administratieve uitgaven 8.2.1. Aantal en soort personeelsleden Soort post | Huidig of extra personeel dat zal worden ingezet voor het beheer van de actie (aantal posten/VTE) | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | Ambtenaren of tijdelijk personeel[28] (XX 01 01) | A*/AD | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | B*, C*/AST | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel[29] | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[30] | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | TOTAAL | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien De taken betreffen het administratieve beheer van de richtlijn, met inbegrip van de behandeling van klachten en inbreuken, de tenuitvoerlegging van de transparantiemaatregelen en de voorbereiding en opstelling van het in punt 6 genoemde verslag. 8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling) 8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer) in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 e.v. | TOTAAL | Andere technische en administratieve bijstand | - intern | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | - extern | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,3 | 0 | 0 | Totaal Technische en administratieve bijstand | 0 | 0 | 0 | 0 | 0,3 | 0 | 0 | 8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) Soort personeel | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 e.v. | Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01) | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 0,244 | 8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 e.v. | TOTAAL | XX 01 02 11 01 – Dienstreizen | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,3 | XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,05 | 0,3 | XX 01 02 11 03 – Comités | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | XX 01 02 11 05 – Informatiesystemen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,6 | 3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,6 | [1] SEC(2009) 477 definitief van 8 april 2009. [2] PB C […] van […], blz. […]. [3] PB C […] van […], blz. […]. [4] PB C […] van […], blz. […]. [5] PB L 200 van 8.8.2000, blz. 35. [6] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [7] PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15. [8] PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1. [9] PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1. [10] PB C 323 van 21.11.1994, blz. 19. [11] PB L 127 van 10.6.1995, blz. 19. [12] PB C 211 van 22.7.1996, blz. 43. [13] PB C 287 van 22.9.1997, blz. 92. [14] PB C 216 van 17.7.1997, blz. 10. [15] COM(2008) 394. [16] COM(2008) 800. [17] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. [18] PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1. [19] PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1. [20] PB L 199 van 9.8.1993, blz. 1. [21] PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54. [22] PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84. [23] Geconsolideerde versie, zie PB C 27 van 26.1.1998, blz. 3. [24] Gesplitste kredieten [25] Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen. [26] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx. [27] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05. [28] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt. [29] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt. [30] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt. [31] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.