52009PC0102

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren /* COM/2009/0102 def. - CNS 2009/0033 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.3.2009

COM(2009)102 definitief

2009/0033 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

- Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel voor een verordening heeft als hoofddoel een juridisch kader te scheppen voor het evalueren van de toepassing van de elementen van het Schengenacquis die deel uitmaken van het Gemeenschapsrecht. Het gaat vergezeld van het voorstel voor een besluit tot het instellen van een evaluatiemechanisme voor toezicht op de toepassing van de elementen van het Schengenacquis die deel uitmaken van het EU-recht. Dit dubbele evaluatiemechanisme moet ervoor zorgen dat de lidstaten blijven vertrouwen op elkaars vermogen om de begeleidende maatregelen voor de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen doeltreffend en doelmatig toe te passen.

De algemene doelstelling van dit nieuwe mechanisme moet de transparante, doeltreffende en consistente toepassing van het Schengenacquis zijn. Daarbij moeten ook de wijzigingen in de juridische situatie na de opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie in aanmerking worden genomen.

- Algemene context

De met het Schengenacquis ingestelde ruimte zonder binnengrenzen – het Schengengebied – werd eind jaren tachtig, begin jaren negentig in een intergouvernementeel kader ontwikkeld door lidstaten die bereid waren de binnengrenscontroles af te schaffen en daartoe begeleidende maatregelen ten uitvoer te leggen, zoals gemeenschappelijke regels voor controles aan de buitengrenzen, een gemeenschappelijk visumbeleid, politiële en justitiële samenwerking en de instelling van een Schengeninformatiesysteem (SIS). Het was niet mogelijk om de binnengrenscontroles binnen het communautaire kader af te schaffen, aangezien de lidstaten het er niet over eens werden of de afschaffing nodig was om de doelstelling van vrij verkeer van personen te bereiken (artikel 14 van het EU-Verdrag). Door de jaren heen zijn echter alle toenmalige lidstaten, op het Verenigd Koninkrijk en Ierland na, tot Schengen toegetreden.

Het Schengenacquis werd deel van het kader van de Europese Unie met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in 1999[1].

Het Schengengebied is gebaseerd op het volledige vertrouwen dat de lidstaten stellen in elkaars vermogen om de begeleidende maatregelen voor de opheffing van de binnengrenscontrole geheel ten uitvoer te leggen. Dit betekent onder meer dat lidstaten de controles aan de buitengrenzen niet enkel ter bescherming van hun eigen belangen verrichten, maar ook namens alle andere lidstaten waar mensen naar toe kunnen reizen wanneer zij de buitengrenzen van het Schengengebied eenmaal hebben overgestoken.

Om dit wederzijdse vertrouwen te winnen en te behouden hebben de Schengenlidstaten in 1998 een permanente commissie opgericht. Haar mandaat is vastgelegd in een besluit van het Uitvoerend Comité van Schengen (SCH/Com-ex (98) 26 def.) en omvat twee afzonderlijke taken:

1. controleren of de lidstaten die willen toetreden tot Schengen voldoen aan alle vereiste voorwaarden voor de inwerkingstelling van het Schengenacquis (namelijk de opheffing van de grenscontroles) ('inwerkingstelling');

2. controleren of het Schengenacquis correct wordt toegepast door de lidstaten die het ten uitvoer leggen ('toepassing').

In dit verband wordt dus een onderscheid gemaakt tussen 'inwerkingstelling' en 'toepassing'. Voordat het acquis in werking kan worden gesteld, moet dan ook eerst worden gecontroleerd of aan de voorwaarden voor wederzijds vertrouwen is voldaan. Vervolgens moet het wederzijds vertrouwen worden behouden door te controleren of het acquis correct wordt toegepast. In de intergouvernementele fase van Schengen waren specifieke bepalingen nodig voor het controleren van de toepassing.

Het Schengenacquis werd zonder nieuwe onderhandelingen opgenomen in het kader van de Europese Unie. De permanente commissie en haar in 1998 geformuleerde mandaat werden dus ongewijzigd overgenomen, zij het dat de permanente commissie de Groep Schengenevaluatie (SCH-EVAL) van de Raad werd. Zij viel onder artikel 66 van het EG-Verdrag en de artikelen 30 en 31 van het EU-Verdrag, aangezien het Schengenacquis maatregelen van zowel de eerste als de derde pijler omvat.

Vanwege de intergouvernementele basis was en is de Schengenevaluatie nog steeds geheel een aangelegenheid van de lidstaten, terwijl de Commissie deelneemt als waarnemer. Voor het eerste deel van het mandaat is dit nog steeds een logische benadering, aangezien het EU-acquis op het gebied van justitie en binnenlandse zaken geen vergelijkbaar onderscheid tussen 'inwerkingstelling' en 'toepassing' maakt. Bovendien werd de besluitvormingsprocedure betreffende de opheffing van binnengrenscontroles en de volledige toepassing van het Schengenacquis voor de uitbreidingen van 2004 en 2007 vastgelegd in de toetredingsverdragen, ofwel in primair recht. De toetredingsakten voorzagen in een na raadpleging van het Europees Parlement vast te stellen besluit van de Raad. De Commissie heeft in dezen geen initiatiefrecht.

Deze benadering is echter minder logisch voor het tweede deel van het mandaat, met name wat betreft aangelegenheden van de eerste pijler. De Commissie heeft dan ook al ten tijde van de opneming van het acquis verklaard van mening te zijn "dat de opneming van het besluit van het Uitvoerend Comité tot oprichting van een permanente beoordelings- en toepassingscommissie inzake Schengen (SCH/Com-ex (98) 26 def. van 16.9.1998) in het kader van de Unie, geenszins afbreuk doet aan de bevoegdheden die haar door de Verdragen worden toegekend, met name wat haar verantwoordelijkheid als hoedster van de Verdragen betreft."

Aangezien het voor het winnen van wederzijds vertrouwen voor de lidstaten van essentieel belang is dat er vóór de inwerkingstelling controle plaatsvindt, lijkt het redelijk dat de lidstaten hiervoor verantwoordelijk blijven. Wanneer een lidstaat de gedane aanbevelingen niet volgt, kan overigens niet worden besloten om de binnengrenscontroles op te heffen; dit is een doeltreffende stimulans om het acquis volledig en correct toe te passen. De Commissie blijft als waarnemer volwaardig deelnemen aan deze evaluaties.

- Betere evaluatie van de correcte toepassing van het acquis nodig

In het Haags programma van 2004 werd gevraagd dat de Commissie "zo spoedig mogelijk nadat de afschaffing van de binnengrenscontrole voltooid is, een voorstel indient ter aanvulling van het bestaande Schengenevaluatiemechanisme met een toezichtmechanisme, waarbij de deskundigen van de lidstaten volledig worden betrokken en dat tevens onaangekondigde inspecties omvat."

Sinds 1999 zijn er tussen de lidstaten en de Commissie meerdere discussies over het doeltreffender maken van het Schengenevaluatiemechanisme gevoerd, in het bijzonder wat betreft het tweede deel van het mandaat, namelijk de controle van de toepassing van het acquis na de opheffing van de binnengrenscontroles. Hier volgen de belangrijkste vastgestelde tekortkomingen:

1. de huidige methode van het evaluatiemechanisme is inadequaat. De regels inzake consistentie en frequentie van de evaluaties zijn niet duidelijk. Het is niet gebruikelijk om onaangekondigde controles ter plaatse te verrichten;

2. er moet een methode worden ontwikkeld voor prioriteitstelling op basis van risicoanalyse;

3. er moet worden verzekerd dat de deskundigheid gedurende de evaluatie van constant hoge kwaliteit is. De deskundigen die deelnemen aan de evaluatie moeten beschikken over voldoende juridische kennis en praktische ervaring. Als voor elke controle ter plaatse door elke lidstaat een deskundige wordt gestuurd, gaat dit wellicht ten koste van de doeltreffendheid van de evaluatie. Er moet een geschikt aantal deskundigen worden vastgesteld voor deelname aan een controle ter plaatse;

4. het mechanisme waarmee de follow-up wordt beoordeeld die is gegeven aan de na de controles ter plaatse gedane aanbevelingen moet worden verbeterd. De maatregelen die worden genomen om gebreken te verhelpen en het tijdsbestek waarin deze moeten worden verholpen, verschillen namelijk per lidstaat;

5. de institutionele verantwoordelijkheid van de Commissie als hoedster van het Verdrag komt wat betreft aangelegenheden van de eerste pijler in het bestaande evaluatiesysteem niet tot uitdrukking.

Deze zwakke punten moeten met de navolgende maatregelen worden aangepakt.

Evaluatiemethode

Dit voorstel biedt een duidelijke programmering, die voorziet in meerjaren- en jaarprogramma's voor zowel aangekondigde als onaangekondigde controles ter plaatse. De lidstaten blijven onderworpen aan regelmatige evaluatie om te waarborgen dat het acquis over de hele linie correct wordt toegepast. Alle delen van het Schengenacquis met rechtsgrondslag in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap komen voor evaluatie in aanmerking.

Deze evaluatie kan worden gebaseerd op antwoorden op vragenlijsten, controles ter plaatse of een combinatie van die twee. In het laatste geval kunnen de controles kort na ontvangst van de antwoorden op de vragenlijsten plaatsvinden.

De laatste jaren achtten de lidstaten het niet nodig evaluaties ter plaatse te verrichten met betrekking tot justitiële samenwerking in strafzaken, wapens en drugs. Ook gegevensbescherming is niet altijd ter plaatse geëvalueerd.

Toch zijn controles ter plaatse niet beperkt tot buitengrenzen en visa. Zij kunnen alle delen van het Schengenacquis bestrijken, met inbegrip van de bepalingen inzake het opheffen van binnengrenscontroles. Wat wapens betreft, zij er echter op gewezen dat bij de opneming van het acquis in het EU-kader de betrokken bepalingen van het Schengenacquis zijn vervangen door Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens[2]. Overeenkomstig het EG-Verdrag werd de controle van de omzetting van deze richtlijn toevertrouwd aan de Commissie. Aangezien de lidstaten het nooit nodig hebben geacht evaluaties ter plaatse te verrichten, hoeft in dit voorstel geen controle van de omzetting van deze richtlijn te worden opgenomen.

Of controles ter plaatse geboden zijn, stelt de Commissie vast na raadpleging van de lidstaten en rekening houdend met wijzigingen in de wetgeving, procedures of organisatie van de betrokken lidstaat, en met de door Frontex geleverde risicoanalyse betreffende de buitengrenzen en visa.

Verder kunnen zo nodig ook thematische of regionale evaluaties in het jaarprogramma worden opgenomen.

Naast deze gewone evaluaties kunnen onaangekondigde controles ter plaatse worden verricht op grond van de risicoanalyse van Frontex, of van andere bronnen waaruit blijkt dat dit nodig is.

Zowel meerjaren- als jaarprogramma's kunnen zo nodig altijd worden aangepast.

Deskundigheid van de lidstaten

De deskundigen van de lidstaten zijn ook betrokken bij het controleren van de toepassing van andere delen van het Gemeenschapsrecht, bijvoorbeeld inzake de veiligheid van de luchtvaart en de zeevaart. Aangezien het voor de binnenlandse veiligheid van de lidstaten van fundamenteel belang is dat de begeleidende maatregelen voor de opheffing van de binnengrenscontrole correct worden toegepast, blijven de deskundigen van de lidstaten in het evaluatieproces een belangrijke rol spelen. Zij nemen deel aan aangekondigde en onaangekondigde controles ter plaatse en adviseren de Commissie over het opstellen van de meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma's.

Om te verzekeren dat de deskundigheid van hoge kwaliteit is, dienen de lidstaten zich ervan te vergewissen dat de deskundigen beschikken over de nodige kwalificaties, waaronder solide theoretische kennis van en praktische ervaring op de te evalueren gebieden, alsmede gedegen kennis van de beginselen, procedures en technieken van controles ter plaatse.

De relevante organen (zoals Frontex) dienen adequate opleiding te bieden en er dienen middelen ter beschikking van de lidstaten te worden gesteld voor specifieke opleidingsinitiatieven op het gebied van de evaluatie van het Schengenacquis (bijvoorbeeld door opleiding op te nemen in de volgens de regels van het Buitengrenzenfonds vast te stellen prioriteiten voor communautaire acties)[3].

Wil een evaluatie ter plaatse doeltreffend zijn, dan dienen er minder deskundigen aan deel te nemen. Daarom moeten er aan aangekondigde controles ter plaatse niet meer dan acht deskundigen deelnemen. Aangezien het wellicht moeilijker is om deskundigen op korte termijn beschikbaar te stellen voor onaangekondigde controles ter plaatse, moeten aan deze controles niet meer dan zes deskundigen deelnemen.

De correcte uitvoering van maatregelen om het vrije verkeer van personen te waarborgen overeenkomstig artikel 14 van het EG-Verdrag is niet van invloed op de binnenlandse veiligheid van andere lidstaten, zodat het evalueren van de afschaffing van de binnengrenscontroles geheel aan de Commissie kan worden toevertrouwd. Er zij op gewezen dat het controleren van de afschaffing van binnengrenscontroles niet onder het intergouvernementele mandaat valt.

Follow-up van de evaluatie

Om de vastgestelde zwakke punten en tekortkomingen daadwerkelijk aan te pakken dienen de bevindingen van het verslag te worden onderverdeeld in drie categorieën. De betrokken lidstaat moet zijn opmerkingen over het verslag binnen twee weken kenbaar maken en binnen zes weken een actieplan met een aanpak voor de zwakke punten indienen. De lidstaat is verplicht binnen zes maanden verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van zijn actieplan. Om te controleren of het actieplan correct ten uitvoer is gelegd kan de Commissie, afhankelijk van de vastgestelde zwakke punten, aangekondigde of onaangekondigde controles ter plaatse plannen en verrichten. In geval van ernstige gebreken moet de Commissie de Raad hiervan onmiddellijk in kennis stellen.

Dit laat de bevoegdheid van de Commissie om in enige fase van de evaluatie een inbreukprocedure in te leiden onverlet. Het kan gebeuren dat een lidstaat het acquis schendt, door bijvoorbeeld toegang te weigeren aan personen die beschikken over een geldig Schengenvisum dat is afgegeven door een andere lidstaat. In dergelijke gevallen is weliswaar geen sprake van een bedreiging van de binnenlandse veiligheid, maar gaat het toch om een inbreuk op het Gemeenschapsrecht.

Opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie

Gelet op haar verantwoordelijkheden uit hoofde van het EG-Verdrag is het voor de Commissie van essentieel belang zich met het Schengenevaluatieproces te belasten om te beoordelen of het acquis na de opheffing van de binnengrenscontroles correct wordt toegepast. De deskundigheid van de lidstaten is echter ook van belang: zowel voor het ter plaatse controleren van de toepassing, als voor het behoud van het wederzijds vertrouwen van de lidstaten.

De kosten in verband met de deelneming van de deskundigen van de lidstaten komen ten laste van de EU-begroting.

Ook zij erop gewezen dat wat betreft de bepalingen die lidstaten bij toetreding moeten toepassen, de Commissie haar bevoegdheden als hoedster van de Verdragen behoudt. Het nieuwe evaluatiemechanisme is niet bedoeld om na te gaan of deze bepalingen correct worden toegepast, aangezien dit eerst door de Raad moet worden geëvalueerd om te bepalen of de binnengrenscontroles kunnen worden opgeheven.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Besluit van het Uitvoerend Comité betreffende de oprichting van een permanente Schengencommissie (SCH/Com-ex (98) 26, def. van 16.9.1998).

- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Het voorstel is in overeenstemming met de bestaande beleidslijnen en doelstellingen van de Europese Unie, en met name met de doelstelling een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te scheppen en in stand te houden.

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Sinds 1999 zijn er binnen de Groep Schengenevaluatie van de Raad meerdere discussies gevoerd om het Schengenevaluatiemechanisme doeltreffender te maken. Zo heeft de groep afgesproken om het aantal deskundigen dat aan evaluaties deelneemt te beperken. Deze afspraak is echter niet juridisch bindend en elke lidstaat heeft nog steeds het recht om een deskundige aan een evaluatiebezoek te laten deelnemen, waardoor het soms moeilijk is het vlotte verloop van deze bezoeken te waarborgen. Voorts zijn de frequentie en methode van de evaluaties besproken.

In april 2008 heeft de Commissie een deskundigenvergadering gehouden. De lidstaten hebben ingestemd met de beoordeling van de door de Commissie vastgestelde zwakke punten. Hoewel de lidstaten erkennen dat het bestaande mechanisme moet worden veranderd, heeft een aantal lidstaten twijfels geuit over de institutionele rol van de Commissie in een nieuw Schengenevaluatiemechanisme.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Het instrument voorziet in een nieuw Schengenevaluatiemechanisme dat moet zorgen voor de transparante, doeltreffende en consistente toepassing van het Schengenacquis. Ook de wijzigingen in de juridische situatie na de opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie zijn in aanmerking genomen.

- Rechtsgrondslag

Artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Het intergouvernementele mandaat kreeg als rechtsgrondslag artikel 66 van het EG-Verdrag (alsook de artikelen 30 en 31 van het EU-Verdrag voor het deel dat onder de derde pijler valt) en de te evalueren gebieden zijn gelijk gebleven.

- Subsidiariteit en evenredigheid

In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel kan de doelstelling van het voorgestelde instrument, namelijk het bestaande Schengenevaluatiemechanisme doeltreffender te maken, waarvoor thans de Raad verantwoordelijk is, alleen op communautair niveau worden verwezenlijkt.

Dit voorstel blijft binnen het bestaande kader, maar beperkt het aantal deelnemende deskundigen en vergroot de doeltreffendheid. Het gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstelling te verwezenlijken.

- Keuze van instrumenten

Aangezien de lidstaten een evaluatiemechanisme voor de correcte toepassing van het Gemeenschapsrecht per definitie niet hoeven om te zetten in nationale wetgeving, is gekozen voor een verordening.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Commissie heeft een gemeenschappelijk financieel memorandum opgesteld dat ook van toepassing is op het op basis van titel VI van het EU-Verdrag voorgestelde besluit. Dit memorandum is als bijlage aan deze verordening gehecht. Er moeten voldoende personele en financiële middelen worden toegewezen aan de Commissie, die verantwoordelijk zal zijn voor het nieuwe Schengenevaluatiemechanisme. Ook de door de deskundigen van de lidstaten gemaakte kosten worden vergoed.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

Gevolgen van de diverse protocollen bij de Verdragen en van de associatieovereenkomsten met derde landen

Aangezien dit voorstel zijn rechtsgrondslag heeft in titel IV van het EG-Verdrag, valt het onder het stelsel van 'variabele geometrie' dat is vervat in de protocollen betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken en in het Schengenprotocol.

Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis. Derhalve moet met betrekking tot de diverse protocollen rekening worden gehouden met de navolgende consequenties.

Verenigd Koninkrijk en Ierland: Dit voorstel betreft een evaluatiemechanisme dat betrekking heeft op delen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland, overeenkomstig Besluit nr. 365/2000/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis en Besluit (EG) nr. 192/2002 van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, niet deelnemen. Derhalve nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming van deze verordening en is deze voor deze lidstaten slechts bindend en van toepassing voor zover het evaluatiemechanisme betrekking heeft op de delen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland deelnemen, zoals de aansprakelijkheid van de vervoerder en drugs.

Denemarken: Volgens het aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van overeenkomstig titel IV van het EG-Verdrag voorgestelde maatregelen, met uitzondering echter van "maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum of (...) maatregelen betreffende een uniform visummodel".

Aangezien dit voorstel een ontwikkeling van het Schengenacquis vormt, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 5 van het Protocol "binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over een voorstel of een initiatief tot uitwerking van het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten".

Gevolgen voor de nieuwe lidstaten van de gefaseerde procedure voor de tenuitvoerlegging van op Schengenacquis gebaseerde wetgeving (Bulgarije, Cyprus en Roemenië):

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de toetredingsakte van 2003[4] en artikel 4, lid 1, van de toetredingsakte van 2005[5] zijn de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten zoals zij zijn opgesomd in respectievelijk bijlage I en bijlage II bij die aktes, vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in de nieuwe lidstaten. De bepalingen en rechtsbesluiten welke niet in deze bijlagen worden vermeld, zijn weliswaar vanaf de datum van toetreding verbindend voor de nieuwe lidstaten, maar zijn in een nieuwe lidstaat slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit dat de Raad overeenkomstig deze artikelen heeft genomen.

Dit is de "gefaseerde" uitvoeringsprocedure waarin een aantal bepalingen van het Schengenacquis verbindend en toepasselijk zijn vanaf de datum van toetreding tot de Unie, terwijl andere bepalingen, die met name intrinsiek verband houden met het opheffen van binnengrenscontroles, verbindend zijn vanaf de toetredingsdatum maar in de nieuwe lidstaten pas van toepassing zijn na het bovenbedoelde besluit van de Raad.

Dit instrument omschrijft hoe er voor dient te worden gezorgd dat het acquis correct wordt toegepast na de opheffing van de binnengrenscontroles.

Er zij op gewezen dat voor de bepalingen die bij toetreding van toepassing worden, de Commissie haar bevoegdheden als hoedster van de Verdragen behoudt. Het met dit instrument ingevoerde evaluatiemechanisme is echter pas op deze bepalingen van toepassing, wanneer de Raad de Schengenevaluatie heeft verricht om vast te stellen of de binnengrenscontroles kunnen worden opgeheven.

Noorwegen en IJsland: Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.[6]

Zwitserland: Wat Zwitserland betreft houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[7].

Liechtenstein: Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder de gebieden die zijn bedoeld in artikel 1, punt A tot en met G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad[8].

Er zij op gewezen dat inbreuken die zijn vastgesteld in de toepassing van het Schengenacquis door IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein moeten worden voorgelegd aan de krachtens de voornoemde overeenkomsten opgerichte gemengde comités en dat de respectieve bepalingen inzake de regeling van geschillen van toepassing zijn.

Deelneming van deskundigen van lidstaten die het acquis nog niet volledig toepassen of die het is toegestaan slechts delen van het acquis toe te passen:

De deskundigen van Cyprus, Bulgarije en Roemenië mogen deelnemen aan de evaluatie van die delen van het acquis die zij overeenkomstig de respectieve akten van toetreding al toepassen (zoals buitengrenzen behalve SIS).

De deskundigen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland mogen alleen deelnemen aan evaluaties van de reeds toegepaste delen van het acquis.

2009/0033 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 66,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het Haags programma[9] werd gevraagd dat de Commissie "zo spoedig mogelijk nadat de afschaffing van de binnengrenscontrole voltooid is, een voorstel indient ter aanvulling van het bestaande Schengenevaluatiemechanisme met een toezichtmechanisme, waarbij de deskundigen van de lidstaten volledig worden betrokken en dat tevens onaangekondigde inspecties omvat."

(2) Bij besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998[10] werd de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie opgericht. De permanente commissie kreeg het mandaat om, ten eerste, vast te stellen of alle vereiste voorwaarden voor het opheffen van de controles aan de binnengrenzen met een kandidaat-lidstaat vervuld zijn en, ten tweede, zich ervan te vergewissen dat het Schengenacquis correct wordt toegepast door de lidstaten die het acquis al volledig uitvoeren.

(3) Er is een specifiek evaluatiemechanisme nodig om de toepassing van het Schengenacquis te controleren, overwegende dat tussen de lidstaten die deel uitmaken van een gebied zonder controles aan de binnengrenzen een hoge mate van wederzijds vertrouwen moet worden gehandhaafd en dat de praktische toepassing van het Schengenacquis aan hoge uniforme normen moet voldoen. Een dergelijk mechanisme dient te worden gebaseerd op nauwe samenwerking tussen de Commissie en de betrokken lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

(4) Het in 1998 ingestelde evaluatiemechanisme dient derhalve te worden herzien wat betreft het tweede deel van het mandaat van de permanente commissie. Het eerste deel van het mandaat van de permanente commissie dient van kracht te blijven overeenkomstig deel I van het besluit van 16 september 1998.

(5) Het Schengenacquis bevat zowel bepalingen die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen als bepalingen die onder het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen. Uit de ervaring die is opgedaan bij eerdere evaluaties blijkt dat een coherent evaluatiemechanisme voor beide pijlers dient te worden gebruikt.

(6) Deze verordening vormt de noodzakelijke wettelijke basis voor de tenuitvoerlegging van het evaluatiemechanisme met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen. Besluit XXXX/XXX/JLS van de Raad van .... tot instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren vormt de noodzakelijke wettelijke basis voor de tenuitvoerlegging van het evaluatiemechanisme met betrekking tot aangelegenheden die onder de werkingssfeer van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen.

(7) Het feit dat de wettelijke basis die noodzakelijk is voor het instellen van een evaluatiemechanisme uit afzonderlijke instrumenten bestaat, doet niets af aan het beginsel dat alle evaluaties als onderdeel van één enkel mechanisme dienen te worden uitgevoerd. Een aantal bepalingen van deze instrumenten dient bijgevolg identiek te zijn.

(8) Het evaluatiemechanisme dient doorzichtige, efficiënte en duidelijke regels te omvatten inzake de te volgen evaluatiemethode, de inzet van hooggekwalificeerde deskundigen voor controles ter plaatse en de follow-up van de evaluatiebevindingen. De methode dient met name te voorzien in onaangekondigde controles ter plaatse ter aanvulling op de aangekondigde controles ter plaatse, vooral wat betreft grenscontroles en visa.

(9) Het evaluatiemechanisme dient ook de controle te omvatten van de relevante wetgeving inzake de opheffing van de controles aan de binnengrenzen en controles op het nationale grondgebied. Gelet op de specifieke aard van deze bepalingen, die niet van invloed zijn op de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, dienen de betrokken controles ter plaatse uitsluitend aan de Commissie te worden toevertrouwd.

(10) Het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie[11] (hierna "Frontex" genoemd) dient de tenuitvoerlegging van het mechanisme te ondersteunen, hoofdzakelijk op het gebied van risicoanalyse betreffende de buitengrenzen. Het mechanisme dient ook te kunnen steunen op de deskundigheid van Frontex voor het op ad hoc-basis verrichten van controles ter plaatse aan de buitengrenzen.

(11) De lidstaten dienen er zorg voor te dragen dat de deskundigen die ter beschikking worden gesteld voor de controles ter plaatse de nodige ervaring hebben en hiervoor een speciale opleiding hebben gevolgd. De relevante organen (zoals Frontex) dienen adequate opleiding te bieden en met behulp van de bestaande financiële instrumenten en de ontwikkeling daarvan dienen er middelen ter beschikking van de lidstaten te worden gesteld voor specifieke opleidingsinitiatieven op het gebied van de evaluatie van het Schengenacquis.

(12) Deze verordening en het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998, voor zover niet ingetrokken door deze verordening, doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wat betreft de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Akte betreffende de toetreding van de Republiek Cyprus van 2003 en in artikel 4, lid 1, van de Akte betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië van 2005.

(13) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet aan de aanneming van deze verordening deel, die bijgevolg niet bindend is voor noch van toepassing is in dit land. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden na de vaststelling van deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(14) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, waaraan het Verenigd Koninkrijk deelneemt voor zover het te evalueren Schengenacquis valt onder Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[12], en het daaropvolgende Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis[13]. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve slechts in zoverre deel aan de aanneming van deze verordening en is slechts in zoverre gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan.

(15) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland deelneemt, voor zover het te evalueren Schengenacquis valt onder Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis[14]. Ierland neemt derhalve slechts in zoverre deel aan de aanneming van deze verordening en is slechts in zoverre gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan.

(16) Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[15] die vallen onder de gebieden die zijn bedoeld in artikel 1, punt A tot en met G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999[16] inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst, met uitzondering van artikel 13, lid 7, en artikel 16, derde streepje.

(17) Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[17], die vallen onder de gebieden die zijn bedoeld in artikel 1, punt A tot en met G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad van 27 februari[18], met uitzondering van artikel 13, lid 7, en artikel 16, derde streepje.

(18) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder de gebieden die zijn bedoeld in artikel 1, punt A tot en met G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad van 26 maart 2008[19], met uitzondering van artikel 13, lid 7, en artikel 16, derde streepje.

(19) Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

(20) Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een evaluatiemechanisme ingesteld voor de controle op de toepassing van het Schengenacquis in de lidstaten waarop het Schengenacquis volledig van toepassing is en in de lidstaten die door de Raad zijn gemachtigd tot deelname aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.

De lidstaten die zijn gemachtigd tot deelname aan een enkele van de bepalingen van het Schengenacquis nemen alleen deel aan de evaluatie van de bepalingen waarop de machtiging betrekking heeft en die zij reeds toepassen.

De lidstaten die het acquis nog niet volledig toepassen, nemen alleen deel aan de evaluatie van de delen van het acquis die zij al toepassen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

"Schengenacquis": de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is openomen door middel van het Protocol dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en de daarop voortbouwende of anderszins daaraan gerelateerde rechtsbesluiten, voor zover deze bepalingen en rechtsbesluiten hun rechtsgrondslag hebben in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Artikel 3

Verantwoordelijkheden

1. De Commissie is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van dit evaluatiemechanisme. Dit mechanisme wordt gecoördineerd door een groep (hierna "coördinatiegroep" genoemd), die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie. Een vertegenwoordiger van de Commissie treedt op als voorzitter van de groep. De Commissie kan Frontex verzoeken om aan de coördinatiegroep deel te nemen.

2. De lidstaten werken binnen de coördinatiegroep met de Commissie samen zodat de Commissie de taken kan uitvoeren die haar bij deze verordening worden opgedragen. De lidstaten werken ook met de Commissie samen bij de voorbereiding, controle ter plaatse, verslaglegging en follow-up in het kader van de evaluatie.

Artikel 4

Evaluaties

1. De evaluaties kunnen vragenlijsten en controles ter plaatse omvatten. Beide middelen kunnen worden aangevuld met door de geëvalueerde lidstaat verzorgde presentaties van het te evalueren gebied. Controles ter plaatse en vragenlijsten kunnen onafhankelijk of in combinatie worden ingezet voor specifieke lidstaten en specifieke gebieden. Controles ter plaatse kunnen zowel aangekondigd als onaangekondigd zijn.

2. De specifieke gebieden waarop de evaluaties betrekking kunnen hebben, worden vermeld in de bijlage bij deze verordening, voor zover deze gebieden vallen onder rechtsbesluiten of bepalingen die hun rechtsgrondslag hebben in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De bijlage bevat een niet-limitatieve lijst van dergelijke gebieden.

Artikel 5

Meerjarenprogrammering

1. De Commissie zet in nauwe samenwerking met de coördinatiegroep een meerjarig evaluatieprogramma voor een periode van vijf jaar op, en dit niet later dan drie maanden voor de start van de volgende periode van vijf jaar.

2. Het meerjarenprogramma bevat de lijst van de per jaar te evalueren lidstaten. Elke lidstaat wordt per periode van vijf jaar ten minste eenmaal geëvalueerd. De volgorde van de te evalueren lidstaten berust op een risicoanalyse op basis van de migratiedruk, de tijd die verstreken is sinds de vorige evaluatie en de balans tussen de verschillende te evalueren delen van het Schengenacquis.

3. Bij het meerjarenprogramma wordt een standaardvragenlijst gevoegd.

4. Het meerjarenprogramma kan, zo nodig, in nauwe samenwerking met de coördinatiegroep worden bijgesteld.

Artikel 6

Risicoanalyse

1. Frontex dient jaarlijks uiterlijk op 30 september bij de Commissie een risicoanalyse in waarin rekening wordt gehouden met migratiedruk en waarin prioriteiten worden aanbevolen inzake de evaluaties voor het komende jaar. In de aanbevelingen worden specifieke delen van de buitengrenzen en specifieke grensdoorlaatposten genoemd die het komende jaar in het kader van het meerjarenprogramma moeten worden geëvalueerd. De Commissie stelt deze risicoanalyse beschikbaar aan de lidstaten.

2. Voor dezelfde termijn als in lid 1 legt Frontex de Commissie een afzonderlijke risicoanalyse voor waarin prioriteiten worden aanbevolen voor evaluaties die in het komende jaar door middel van onaangekondigde controles ter plaatse moeten worden verricht. Deze aanbevelingen kunnen betrekking hebben op elke regio of specifiek gebied en bevatten een lijst van ten minste tien specifieke delen van de buitengrenzen en tien specifieke grensdoorlaatposten.

Artikel 7

Jaarprogramma

1. Rekening houdend met de risicoanalyse die Frontex overeenkomstig artikel 6 verstrekt, stelt de Commissie een jaarlijks evaluatieprogramma op, en dit uiterlijk op 30 november van het voorafgaande jaar. Het programma kan voorzien in de evaluatie van:

- de toepassing van het acquis door één lidstaat, zoals vermeld in het meerjarenprogramma;

en daarnaast, in voorkomend geval:

- de toepassing van specifieke delen van het acquis in meerdere lidstaten (thematische evaluaties);

- de toepassing van het acquis door een groep lidstaten (regionale evaluaties).

2. In een eerste deel van het programma, dat door de Commissie in nauwe samenwerking met de coördinatiegroep wordt opgesteld, worden de lidstaten opgesomd die volgens het meerjarenprogramma in het komende jaar moeten worden geëvalueerd. Dit deel bevat een lijst van de te evalueren gebieden en ook de aan de betrokken lidstaten toe te zenden vragenlijst. Als een beoordeling in deze fase mogelijk is, bevat het programma een lijst van te verrichten controles ter plaatse.

De Commissie besluit na analyse van de antwoorden op de vragenlijst of er een controle ter plaatse moet worden verricht.

Een controle ter plaatse vindt niet eerder plaats dan vier maanden nadat de Commissie de vragenlijst aan de betrokken lidstaat heeft doorgegeven.

3. De Commissie stelt een tweede deel van het programma op, waarin de onaangekondigde controles ter plaatse worden vermeld die in het komende jaar moeten worden verricht. Dit deel geldt als vertrouwelijk en wordt niet aan de lidstaten meegedeeld.

4. Het jaarprogramma kan, indien nodig, worden aangepast overeenkomstig de leden 2 en 3.

Artikel 8

Lijst van deskundigen

1. De Commissie stelt een lijst op van deskundigen die door de lidstaten zijn aangewezen voor deelname aan controles ter plaatse. Deze lijst wordt meegedeeld aan de coördinatiegroep.

2. De lidstaten vermelden op welke van de in de bijlage bij deze verordening genoemde terreinen elke deskundige deskundig is. De lidstaten stellen de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van eventuele wijzigingen.

3. De lidstaten geven aan welke deskundigen beschikbaar kunnen worden gesteld voor onaangekondigde controles ter plaatse overeenkomstig de vereisten van artikel 9, lid 5.

4. De deskundigen moeten zowel beschikken over de nodige kwalificaties, waaronder solide theoretische kennis van en praktische ervaring op de gebieden die onder het evaluatiemechanisme vallen, als over gedegen kennis van evaluatiebeginselen, -procedures en -technieken, en zij moeten doeltreffend kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.

5. De lidstaten zien erop toe dat de door hen aangewezen deskundigen voldoen aan de in het vorige lid omschreven vereisten; hiertoe vermelden zij onder meer de opleiding die de deskundigen hebben gekregen. Voorts zien de lidstaten erop toe dat de deskundigen voortdurend worden bijgeschoold om ervoor te zorgen dat zij aan deze vereisten blijven voldoen.

Artikel 9

Teams belast met controles ter plaatse

1. Door de Commissie aangestelde teams verrichten controles ter plaatse. De teams bestaan uit deskundigen van de in artikel 8 bedoelde lijst van deskundigen en een of meer ambtenaren van de Commissie. De Commissie ziet erop toe dat elk team geografisch evenwichtig is samengesteld en zorgt ervoor dat de deskundigen kennis van zaken hebben. De deskundigen van de lidstaten mogen niet deelnemen aan een controle ter plaatse in de lidstaat waar zij werkzaam zijn.

2. De Commissie kan Frontex verzoeken een vertegenwoordiger aan te wijzen om als waarnemer deel te nemen aan een controlebezoek van de buitengrenzen.

3. Aan evaluatiebezoeken nemen maximaal acht deskundigen deel als het gaat om aangekondigde controles ter plaatse en maximaal zes deskundigen als het gaat om onaangekondigde controles ter plaatse.

4. In het geval van aangekondigde controles stelt de Commissie de lidstaten waarvan de deskundigen overeenkomstig lid 1 zijn aangesteld, minstens vier weken voor de geplande controle ter plaatse in kennis. De lidstaten bevestigen de beschikbaarheid van de deskundigen binnen een week.

5. In het geval van onaangekondigde controles stelt de Commissie de deskundigen minstens één week voor de geplande controle ter plaatse in kennis. De lidstaten bevestigen de beschikbaarheid van de deskundigen binnen 48 uur.

6. De coördinerend deskundige voor controles ter plaatse is een ambtenaar van de Commissie.

Artikel 10

Het verrichten van controles ter plaatse

1. De teams voor controle ter plaatse treffen de nodige voorbereidingen om ervoor te zorgen dat de controles ter plaatse efficiënt, accuraat en op samenhangende wijze worden uitgevoerd.

2. Vóór de controles ter plaatse worden de lidstaten in kennis gesteld:

- minstens 2 maanden voor een aangekondigde controle ter plaatse zou moeten plaatsvinden;

- minstens 24 uur voor een onaangekondigde controle ter plaatse plaatsvindt.

3. De leden van het team voor controle ter plaatse beschikken elk over een legitimatiebewijs dat hun machtigt tot het verrichten van controlebezoeken namens de Commissie.

4. De betrokken lidstaat ziet erop toe dat het team van deskundigen zich rechtstreeks tot relevante personen kan wenden. Hij ziet erop toe dat het team toegang heeft tot alle gebieden, lokalen en documenten, voor zover nodig voor de evaluatie. Hij ziet erop toe dat het team zijn opdracht om de activiteiten betreffende de te evalueren gebieden te controleren, kan vervullen.

5. De betrokken lidstaat ondersteunt het team met alle middelen die hem wettelijk ter beschikking staan bij de vervulling van zijn taak.

6. In het geval van aangekondigde controles ter plaatse verstrekt de Commissie de betrokken lidstaten vooraf de namen van de deskundigen die deel uitmaken van het team. De betrokken lidstaat wijst een contactpunt aan dat de praktische regelingen in verband met de controle ter plaatse treft.

7. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het regelen van de reis en het verblijf van hun deskundigen. De reis- en verblijfkosten van deskundigen die aan de controlebezoeken deelnemen worden door de Commissie vergoed.

Artikel 11

Vragenlijst

1. De vragenlijsten hebben betrekking op de betrokken wetgeving, de organisatorische en technische middelen die beschikbaar zijn voor de tenuitvoerlegging van het Schengenacquis, en statistische gegevens inzake alle te evalueren gebieden.

2. De lidstaten dienen binnen zes weken na de toezending van de vragenlijst hun antwoorden in bij de Commissie.

Artikel 12

Controle van het vrij verkeer van personen aan de binnengrenzen

In afwijking van artikel 9 bestaan teams voor controle ter plaatse die controleren of er geen controles aan de binnengrenzen worden gehouden uitsluitend uit ambtenaren van de Commissie.

Artikel 13

Evaluatieverslagen

1. Na elke evaluatie wordt een verslag opgesteld. Het verslag wordt gebaseerd op de bevindingen van de controle ter plaatse en de vragenlijst.

6. Als de evaluatie alleen op de vragenlijst of een onaangekondigd bezoek is gebaseerd, wordt het verslag door de Commissie opgesteld;

7. In het geval van aangekondigde controlebezoeken wordt het verslag gedurende het bezoek opgesteld door het team. De ambtenaar van de Commissie neemt de algehele verantwoordelijkheid op zich het verslag te schrijven en de integriteit en kwaliteit ervan te waarborgen.

2. In het verslag worden de relevante kwalitatieve, kwantitatieve, operationele, administratieve en organisatorische aspecten geanalyseerd en de tijdens de evaluatie vastgestelde tekortkomingen of zwakke punten vermeld. Het verslag bevat aanbevelingen voor corrigerende maatregelen, alsook respectieve uiterste termijnen voor de tenuitvoerlegging daarvan.

3. Aan elk van de bevindingen van het verslag wordt een van de volgende classificaties gegeven:

8. in overeenstemming;

9. in overeenstemming, doch verbetering geboden;

10. niet in overeenstemming, met ernstige gebreken.

4. De Commissie brengt het verslag binnen vier weken na het bezoek ter plaatse of de ontvangst van antwoorden op de vragenlijst ter kennis van de betrokken lidstaat. De betrokken lidstaat maakt zijn opmerkingen over het verslag binnen twee weken kenbaar.

Binnen zes weken na de ontvangst van het verslag dient de betrokken lidstaat bij de Commissie een actieplan in, waarin een aanpak wordt voorgesteld van de vastgestelde zwakke punten.

5. Het verslag en het antwoord van de betrokken lidstaat worden door de deskundige van de Commissie voorgelegd aan de coördinatiegroep. De Commissie geeft haar oordeel over de toereikendheid van het actieplan. De lidstaten wordt verzocht opmerkingen te maken over het verslag en het actieplan.

6. Binnen zes weken na ontvangst van het verslag brengt de betrokken lidstaat verslag uit aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van het actieplan, en blijft dit vervolgens elke drie maanden doen, zo lang het actieplan niet geheel ten uitvoer gelegd is. Afhankelijk van de ernst van de vastgestelde zwakke punten en de maatregelen die zijn getroffen om deze te verhelpen, kan de Commissie aangekondigde of onaangekondigde controles ter plaatse plannen om de tenuitvoerlegging van het actieplan te controleren.

7. De leden 1 tot en met 6 doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

8. Als bij een controle ter plaatse een ernstig gebrek wordt ontdekt dat waarschijnlijk een belangrijke impact zal hebben op de algehele veiligheid van een of meer van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, stelt de Commissie de Raad hier zo spoedig mogelijk van in kennis.

Artikel 14

Gevoelige informatie

De teams dienen alle informatie die zij bij het verrichten van hun taken verkrijgen als vertrouwelijk te beschouwen. De na de controles ter plaatse opgestelde verslagen worden gerubriceerd als "restreint". Na overleg met de betrokken lidstaat kan de Commissie besluiten welk deel van het verslag openbaar mag worden gemaakt.

Artikel 15

Overgangsbepalingen

1. Het eerste meerjarenprogramma overeenkomstig artikel 5 en het eerste jaarprogramma overeenkomstig artikel 7 worden zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening opgesteld. Beide programma's gaan één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van start.

2. De eerste overeenkomstig artikel 6 door Frontex te verstrekken risicoanalyse wordt uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze Verordening aan de Commissie voorgelegd.

3. De lidstaten wijzen uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening hun deskundigen aan overeenkomstig artikel 8.

Artikel 16

Verslaglegging aan het Europees Parlement en de Raad

De Commissie legt jaarlijks een verslag voor aan de Raad en het Europees Parlement over de op grond van deze verordening verrichte evaluaties. Het verslag wordt openbaargemaakt en bevat informatie over:

- de in het voorgaande jaar verrichte evaluaties,

- de conclusies naar aanleiding van elke evaluatie en de stand van zaken betreffende de corrigerende maatregelen, en

- de inbreukprocedures die de Commissie naar aanleiding van de beoordelingen heeft ingeleid.

Artikel 17

Intrekking

Voor zover deze verordening betrekking heeft op het Schengenacquis zoals omschreven in artikel 2, wordt deel II van het Besluit van 16 september 1998 tot oprichting van een Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (SCH/Com-ex (98) 26 def.), getiteld ‘Toepassingscommissie voor de staten die de overeenkomst reeds toepassen’, een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

- Binnengrenzen:

- Afschaffing van de controles aan de binnengrenzen

- Afschaffing van belemmeringen aan de binnengrenzen

- Buitengrenzen

- Strategie en organisatorische en functionele structuur van grensdiensten

- Risicoanalyse, inlichtingenwerk en beheer van de gegevensstroom

- Overname, uitzetting en illegale immigratie, met inbegrip van de aansprakelijkheid van de vervoerder

- Voorschriften voor controle aan grensdoorlaatposten

- Infrastructuur van grensdoorlaatposten

- Aan de buitengrenzen beschikbare technische middelen voor grenstoezicht

- Aantal grenswachten en hun opleidingsniveau

- Grensbewakingssystemen

- Bestaande vormen van samenwerking met aangrenzende derde landen

- Visa:

- Bepalingen over de afgifte van visa

- Raadpleging van het Schengeninformatiesysteem en het visuminformatiesysteem

- Beveiliging van consulaatsgebouw

- Bepalingen en praktische regelingen inzake het verkrijgen van Schengenvisumstickers en de opslag ervan

- Aantal consulaire medewerkers en hun opleidingsniveau

- IT-apparatuur voor het ontdekken van valse en vervalste documenten

- Consulaire samenwerking

- Gegevensbescherming

- Juridische, organisatorische en technische aspecten van de bescherming van persoonsgegevens

- Maatregelen om toegang tot informatiesystemen en opgeslagen gegevens te verhinderen

- Rechten van betrokkenen en klachtenbehandeling

- Toezichthoudende rol (controles ter plaatse)

- Gegevensbescherming en de afgifte van visa

- Samenwerking met andere gegevensbeschermingsautoriteiten

- Schengeninformatiesysteem (SIS)/Sirene

- Gegevensbeveiliging

- Beveiliging van IT-systemen en netwerken voor gegevensverwerking

- Beveiliging van gebouwen

- Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake het SIS

- Gegevensbehandeling, invoering, wijziging en intrekking van signaleringen, maatregelen betreffende gegevenskwaliteit

- Technische beschikbaarheid en operationele capaciteit van de Sirenebureaus

- Toegang van eindgebruikers tot relevante SIS-gegevens

- Opleiding

- Drugs

- Invoering van het medisch attest Schengen en geconstateerde belemmeringen

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN DIE UITSLUITEND GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren en voor een voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een evaluatiemechanisme voor toezicht op de toepassing van het Schengenacquis

2. ABM/ABB-KADER

Beleidsterrein: Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (titel 18)

Activiteiten: Solidariteit — Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen (hoofdstuk 18.02)

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:

In hoofdstuk 18.02 (Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen), een artikel 18.02 XX "Evaluatie Schengen"* invoegen

* Bij het voorontwerp van begroting 2010 in te stellen begrotingsonderdeel

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

Naar verwachting zal in 2010 of 2011 met de actie worden begonnen. De actie is permanent.

3.3. Begrotingskenmerken:

Begrotings-lijn | Soort uitgaven | Nieuw | Bijdrage van de geassocieerde Schengen-landen | Bijdragen van kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruit-zichten |

Zie 3.1 | Niet-verplicht | Gespl.[20] | JA/ | JA | NEE | Nr. [3A] |

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort uitgaven | Punt nr. | Jaar 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | n + 4 | n + 5 en later | Totaal |

Operationele uitgaven[21] |

Vastleggingskredieten (VK) | 8.1. | a | p.m. | 0,56 | 0,73 | 0,73 |

Betalingskredieten (BK) | b |

Administratieve uitgaven die in het referentiebedrag zijn begrepen[22] |

Technische en administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c |

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

Vastleggingskredieten | a+c | p.m. | 0,56 | 0,73 | 0,73 |

Betalingskredieten | b+c | p.m. | 0,56 | 0,73 | 0,73 |

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[23] |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5. | d | 0,12 | 0,61 | 0,85 | 0,85 |

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e | p.m. | 0,06 | 0,1 | 0,1 |

Totale indicatieve kosten van de maatregel |

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 0,12 | 1,23 | 1,68 | 1,68 |

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 0,12 | 1,23 | 1,68 | 1,68 |

Medefinanciering

Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 en later | Totaal |

…………………… | f |

TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f |

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

( Het voorstel is verenigbaar met de huidige financiële programmering[24]. Eventueel zullen er voor 2010 kredieten worden vrijgemaakt door een overschrijving binnen hoofdstuk 18.02.

( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[25] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis, zoals omschreven in Besluit 1999/437/EG van de Raad. Derde landen die zijn betrokken bij het Schengenacquis – IJsland en Noorwegen[26], alsmede Zwitserland[27] en Liechtenstein[28] – dragen derhalve bij in de kosten.

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Vóór de actie [Jaar n-1] | Situatie na de actie |

Totale personele middelen in VTE | 1 | 5 | 7 | 7 |

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte tot lange termijn moet worden voorzien

Vanwege de intergouvernementele oorsprong van het Schengenacquis berust de verantwoordelijkheid voor het huidige Schengenevaluatiemechanisme bij de Raad. De uitgaven die worden gedaan in het kader van de evaluaties komen ten laste van de nationale begroting van de lidstaten waarvan de deskundigen deelnemen aan de evaluatie van het Schengenacquis. Nu het Schengenacquis is opgenomen in het kader van de Europese Unie, moet ook in een wettelijk kader worden voorzien waarbinnen deze evaluaties worden verricht. De kosten die dit mechanisme meebrengt, met name in verband met de deelname van de deskundigen van de lidstaten (vergoeding van reis- en verblijfkosten die worden gemaakt voor de controle ter plaatse) komen derhalve ten laste van de EU-begroting. De dagvergoeding van een deskundige van een lidstaat blijft ten laste komen van de begroting van de betrokken lidstaat.

5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

Handhaving van het Schengengebied als een ruimte van vrij verkeer zonder controle aan de binnengrenzen vereist een doeltreffend en doelmatig evaluatiemechanisme voor de begeleidende maatregelen die het mogelijk maken een dergelijke ruimte te laten bestaan. Het kader van de intergouvernementele Schengenevaluatie moet worden aangepast aan het kader van de EU; hierbij neemt de Commissie als hoedster van de Verdragen de verantwoordelijkheden over en waarborgt zij volledig de deelneming van de deskundigen van de lidstaten, teneinde het wederzijds vertrouwen te behouden. Met het oog op coherentie coördineert de Commissie tevens de op de derde pijler gebaseerde evaluatie; ook hierbij betrekt zij de deskundigen van de lidstaten volledig.

De Raad verzocht de Commissie in het Haags programma om ter aanvulling van het bestaande Schengenevaluatiemechanisme een voorstel in te dienen waarbij de deskundigen van de lidstaten worden betrokken.

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

De algemene doelstelling is de correcte toepassing van het Schengenacquis op alle gebieden van begeleidende maatregelen die het mogelijk maken een gebied zonder controle aan de binnengrenzen te handhaven.

Actie 1: Evaluatie door middel van controles ter plaatse of op basis van vragenlijsten betreffende de volgende beleidsterreinen: buitengrenzen, visa, politiële samenwerking aan de binnengrenzen, Schengeninformatiesysteem, gegevensbescherming, drugs, justitiële samenwerking in strafzaken.

Indicator: Beoordeling van de toepassing van het acquis in de verslagen (volledig in overeenstemming; in overeenstemming, maar verbetering geboden; niet in overeenstemming)

Actie 2: Evaluatie door middel van onaangekondigde controles ter plaatse betreffende de gebieden van de eerste pijler van het Schengenacquis

Indicator: Beoordeling van de toepassing van het acquis om specifieke tekortkomingen te verhelpen. Na elk bezoek wordt een verslag opgesteld waarin de mate van overeenstemming met het Gemeenschapsrecht wordt aangegeven.

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

( Gecentraliseerd beheer

( rechtstreeks door de Commissie

( gedelegeerd aan:

( uitvoerende agentschappen

( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

( met lidstaten

( met derde landen

( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen:

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

De voorgestelde wetgevende instrumenten voorzien in het opzetten van een evaluatiemechanisme voor de toepassing van het Schengenacquis. De toepassing van het acquis wordt beoordeeld in de evaluatieverslagen, waarin de mate van overeenstemming wordt aangegeven. De Commissie legt een jaarlijks verslag over de tenuitvoerlegging van deze instrumenten voor aan het Europees Parlement en de Raad.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

7. Fraudebestrijdingsmaatregelen

Ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1037/1999 onverminderd van toepassing op deze actie.

8. MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Jaar n+4 | Jaar n+5 |

Ambtenaren of tijdelijke functionarissen[31] (XX 01 01) | A*/AD | 1 | 4 | 6 | 6 |

B*, C*/AST | 1 | 1 | 1 |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel[32] |

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[33] |

TOTAAL | 1 | 5 | 7 | 7 |

8.2.2. Taken die uit de actie voortvloeien

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma (1)

( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor 2009

( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd (2 voor 2011 en 1 voor 2012)

( Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling) (3)

( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingslijn (nummer en rubriek) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

Andere technische en administratieve bijstand |

- intra muros |

- extra muros |

Totaal Technische en administratieve bijstand |

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeelsleden | Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. |

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen (XX 01 01) | 1 | 5 | 7 | 7 |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctio-narissen, gedetacheerde nationale deskundigen, per-soneel op contractbasis enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | 0,37 | 0,73 | 0,85 | 0,85 |

Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen |

Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel |

8.2.6. Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

Jaar 2010 | Jaar 2011 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

XX 01 02 11 01 – Dienstreizen |

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | p.m. | 0,06 | 0,1 | 0,1 |

XX 01 02 11 03 – Comités[35] |

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen |

XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen |

2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) | p.m. | 0,06 | 0,1 | 0,1 |

3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) |

Totaal Andere administratieve uitgaven (die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | p.m. | 0,06 | 0,1 | 0,1 |

Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen |

[1] Hiertoe moest worden vastgesteld waaruit het Schengenacquis bestaat (Besluit 1999/435/EG van de Raad, PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1) en welke rechtsgrondslag elk van de constituerende bepalingen en besluiten heeft in de Verdragen (Besluit 1999/436/EG van de Raad, PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17). Elke bepaling van het acquis werd voorzien van een rechtsgrondslag onder de eerste of derde pijler. De bepalingen van het Schengenacquis waarvoor geen uniforme rechtsgrond kon worden vastgesteld (de SIS-bepalingen) werden tot de derde pijler gerekend. Voor wijzigingen van dit acquis is een passende rechtsgrondslag in de Verdragen vereist.

[2] PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51.

[3] PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22.

[4] PB L 236 van 23.10.2003, blz. 33.

[5] PB L 157 van 21.6.2005, blz. 29.

[6] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

[7] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

[8] PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.

[9] PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1, par. 1.7.1

[10] PB L 239 van 22.9.2000, blz. 138.

[11] Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).

[12] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

[13] PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70.

[14] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

[15] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

[16] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

[17] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

[18] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

[19] PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.

[20] Gesplitste kredieten

[21] Uitgaven die niet vallen onder hoofdstuk xx 01 van betrokken titel xx.

[22] Uitgaven binnen artikel xx 01 04 van titel xx.

[23] Uitgaven binnen hoofdstuk xx 01, anders dan artikelen xx 01 04 of xx 01 05.

[24] Het evaluatiemechanisme blijft ook na het begrotingsjaar 2013 van kracht.

[25] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[26] Artikel 12, lid 1, laatste alinea, van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36).

[27] Artikel 11, lid 3, tweede alinea van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).

[28] Artikel 3 van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3),

[29] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

[30] Zoals beschreven in punt 5.3.

[31] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[32] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[33] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

[34] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen

[35] Vermeld de aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt.