25.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 200/9


Advies van het Comité van de Regio's over „Het verband tussen de arbeidsmarkt en de regionale behoeften op het gebied van toerisme”

(2009/C 200/03)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S DOET DE VOLGENDE AANBEVELINGEN

Het Comité erkent dat het toerisme als economische activiteit niet in alle lidstaten in gelijke mate bijdraagt tot de economische ontwikkeling, of het nu om het nationale of om het lokale en regionale niveau gaat. Anderzijds is het aandeel van het toerisme in het BBP van sommige lidstaten bijzonder hoog.

De toeristische sector krijgt te maken met een hele reeks uitdagingen, waarvan de economische crisis wel de belangrijkste is. Gezien het maatschappelijke belang van het toerisme, met name voor de werkgelegenheid en de sociale en economische samenhang, is het zaak de toeristische sector steun te verlenen en de ondernemingszin aan te moedigen.

De toeristische ontwikkeling moet op duurzame leest geschoeid zijn, zodat geen natuurlijke hulpbronnen worden verspild en het milieu niet wordt aangetast. Het toerisme moet de natuurlijke rijkdom van de regio in kwestie respecteren en mag enkel putten uit de natuurlijke hulpbronnen in het kader van een duurzame, geleidelijke ontwikkeling van de toeristische sector. Het milieu moet worden beschermd en gesaneerd, ook met het oog op de volgende generaties, en er moeten nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd op werkgelegenheidsgebied.

Rapporteur

:

de heer Tatsis (EL/EVP), voorzitter van de uitgebreide departementsraad van Drama-Kavala-Xanthi

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITE VAN DE REGIO'S

1.

Het Comité erkent dat het toerisme als ondernemingsactiviteit in hoge mate bijdraagt tot het BBP in alle lidstaten, ook al lopen de rol en de bijdrage ervan zeer uiteen, zowel op het niveau van de nationale economie als wat de lokale en regionale ontwikkeling aangaat.

2.

Toerisme is voor veel regionale economieën een van de voornaamste bronnen van rijkdom, maar op communautair niveau is de bijdrage van de sector tot nog toe heel beperkt. Tegelijkertijd is het Comité ingenomen met de mededelingen van de Commissie over „Een nieuw EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme” en „Een agenda voor een duurzaam en concurrerend Europees toerisme”.

3.

Het Comité verheugt zich erover dat toerisme als terrein voor aanvullende EU-maatregelen is opgenomen in het nieuwe artikel 195 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Lissabonverdrag) en hoopt derhalve dat de ratificatie van het Verdrag zo snel mogelijk een feit kan worden, zodat de EU-maatregelen op dit gebied op een degelijke wettelijke basis kunnen worden geschoeid.

De rol van toerisme

4.

De toeristische sector speelt in veel opzichten een belangrijke rol en levert niet alleen een belangrijke bijdrage aan de Europese economie in haar geheel maar ook aan de ontwikkeling van de nationale economieën van veel lidstaten en aan de stijging van het nationale BBP. De ontwikkeling van het toerisme, die belangrijk is voor opleiding, gezondheidsbevordering en vrijetijdsbesteding en recreatie, is ook van grote invloed op de werkgelegenheid: heel wat beroepen zijn afhankelijk van de toeristenstromen en tal van mensen werken in de toeristische sector of in aanverwante sectoren.

5.

Bovendien draagt toerisme bij aan de versterking van de sociale samenhang: het biedt m.n. de regio's die niet over andere bronnen van rijkdom beschikken, betere vooruitzichten op het gebied van ontwikkeling en bedrijfsleven doordat de economische winst voor een deel de hele samenleving ten goede komt. In gebieden die te kampen hebben met een langdurige bevolkingsafname en economische moeilijkheden, kan een groeiende toeristische sector een tegengewicht vormen en in bepaalde gevallen een negatieve ontwikkeling keren alsook noodzakelijke structurele veranderingen bevorderen.

6.

Toerisme bevordert de mobiliteit van de Europese burgers en draagt zo bij tot de ontwikkeling van een Europees sociaal bewustzijn. Dankzij het toerisme komen burgers in contact met andere lidstaten, andere culturen en andere landen; het versterkt op die manier het gevoel anders te zijn, maar maakt tegelijk duidelijk dat we allen in dezelfde richting kijken. De ontwikkeling van het toerisme in de Europese regio’s staat garant voor de mobiliteit van de burgers, en die mobiliteit is nu juist waar het begrip „Europese burger” om draait.

7.

De ontwikkeling van het toerisme houdt rechtstreeks verband met sectoren als milieu en cultuur. Wat het milieu betreft, moet aandacht gaan naar beleidsmaatregelen ter bevordering van een duurzame en gezonde toeristische ontwikkeling: een rationeel gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en milieubescherming moeten voorop staan. Wat de culturele sector betreft, zij opgemerkt dat dankzij het toerisme niet alleen gebruik kan worden gemaakt van het moderne cultuuraanbod maar ook het rijke Europese culturele erfgoed kan worden gesmaakt.

8.

Ten slotte wil het Comité onderstrepen dat toerisme op regionaal niveau een stabiele bron van arbeidsplaatsen is, de werkgelegenheid ten goede komt en aldus een aanzienlijke bijdrage levert aan de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen inzake verbetering van de werkgelegenheid.

De uitdagingen van de toeristische sector op regionaal niveau

9.

De toeristische sector krijgt te maken met een hele reeks uitdagingen, waarvan de economische crisis wel de belangrijkste is. Gezien het maatschappelijke belang van het toerisme, met name voor de werkgelegenheid en de sociale en economische samenhang, is het zaak de toeristische sector steun te verlenen en de ondernemingszin aan te moedigen.

10.

De toeristische ontwikkeling moet op duurzame leest geschoeid zijn, zodat geen natuurlijke hulpbronnen worden verspild en het milieu niet wordt aangetast. Het toerisme moet de natuurlijke rijkdom van de regio in kwestie respecteren en mag enkel putten uit de natuurlijke hulpbronnen in het kader van een duurzame, geleidelijke ontwikkeling van de toeristische sector. Het milieu moet worden beschermd en gesaneerd, ook met het oog op de volgende generaties, en er moeten nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd op werkgelegenheidsgebied.

11.

Regionale plannen voor ruimtelijke ontwikkeling in de toeristische sector kunnen worden gebruikt als instrument om de gulden middenweg te vinden tussen bevordering van de ondernemingszin en bescherming van het milieu, zodat in de betrokken regio geen natuurlijke rijkdommen en energiebronnen verloren gaan. In bepaalde regio's is al een plafond ingesteld voor het aantal hotelcomplexen, en het zou goed zijn als dit gebruik in het kader van een uitwisseling van beste praktijken nader wordt bediscussieerd. Wel zou het Comité graag zien dat in dit verband concrete criteria worden vastgesteld, rekening houdend met de regionale behoeften op sociaal en ontwikkelingsvlak en met de vraag hoeveel nieuwe arbeidsplaatsen een project zou opleveren.

12.

Het Comité wijst erop dat concurrentie in de context van de toeristische sector op drie verschillende vlakken speelt. Ten eerste is er de externe concurrentie, dwz tussen reisbestemmingen binnen en buiten de Unie. Ten tweede is er de concurrentie tussen de verschillende Europese bestemmingen, en ten slotte is er de concurrentie tussen verschillende nationale bestemmingen. Elk van deze vormen van concurrentie heeft zijn eigen kenmerken en verdient een eigen aanpak.

13.

Weer een andere uitdaging waar de toeristische sector op regionaal niveau mee te maken krijgt is de seizoensgebondenheid. Gezien de aard van het probleem zijn nationale oplossingen zinloos. De seizoensgebondenheid houdt immers verband met een aantal specifieke sociale en regionale kenmerken, die de toeristenstroom rechtstreeks beïnvloeden. Een regionale aanpak is dus geboden. Op nationaal niveau daarentegen is het mogelijk om per seizoen het toeristische aanbod te diversifiëren en verschillende vormen van toerisme te ontwikkelen.

14.

Het toerisme is op de eerste plaats een dienstensector, die wordt gekenmerkt door sterke concurrentie en hoge kwaliteitseisen van de klanten. Het personeel in de toeristische sector moet dus ook over sterke kwaliteiten beschikken en de juiste opleiding genoten hebben.

15.

De positie van de ondernemingen die actief zijn in de toeristische sector moet worden versterkt, zodat zij over de mogelijkheden beschikken om degelijk en goed opgeleid personeel aan te trekken. Op die manier kan het dynamisme van de sector in heel Europa worden versterkt en zal de kwaliteit van de dienstverlening aan de toeristen de hoogte in gaan, zodat de Europese bestemmingen aantrekkelijker worden.

16.

Conform het „Think small first”-beginsel waarnaar wordt verwezen in de verordening betreffende het MKB moet ook de positie van de kleine en middelgrote ondernemingen worden versterkt. De toeristische sector bestaat voor het overgrote deel uit kleine en middelgrote ondernemingen. De desbetreffende regelgeving zou dan ook beter moeten worden afgestemd op hun behoeften en er moeten maatregelen worden genomen die een rechtstreeks effect hebben, zodat niet alleen de bestaande arbeidsplaatsen behouden blijven maar er ook nieuwe bijkomen.

Voorstellen

17.

De versterking van de toeristische sector moet worden gezien in de bredere context van het Europese ontwikkelingsbeleid: er moet rekening worden gehouden met de voornaamste prioriteiten van de EU op het gebied van ontwikkeling en gebruik worden gemaakt van haar voornaamste instrumenten.

18.

Het Comité stelt voor om middels openbare en particuliere initiatieven te zorgen voor betere verbindingen door de lucht of over zee tussen de Europese regio's, zodat de burgers van de Unie zich makkelijker kunnen verplaatsen.

19.

In het licht van duurzame en gezonde groei vormen de exploitatie en bescherming van het milieu een van de twee voornaamste pijlers van ontwikkeling.

20.

De tweede ontwikkelingspijler is de versterking van de sociale dimensie van toerisme: zo moet toerisme de werkgelegenheid bevorderen en moet de opbrengst ervan de hele samenleving ten goede komen.

21.

Het Comité zou dan ook graag zien dat opleidingsprogramma's worden opgezet om de werkgelegenheid in de toeristische sector te bevorderen, en dat initiatieven worden opgestart om toerisme en milieubescherming met elkaar te verenigen en duurzame ontwikkeling van de toeristische sector te bevorderen. Voorts pleit het ervoor dat de regionale toeristische sector meer gebruik maakt van nieuwe technologieën, die ook moeten worden ingezet op cultureel vlak en voor de algemene dienstverlening. Tevens stelt het Comité voor om Europese netwerken van toeristische bestemmingen op te richten en daarbij aandacht te besteden aan de bescherming van het milieu, het promoten van streekproducten en de verbetering van de dienstverlening en pleit het voor het stimuleren van ondernemersactiviteiten die de algemene maatschappelijke vooruitgang en de verdeling van de rijkdom op regionaal niveau ten goede komen.

22.

De bestaande acties en communautaire projecten, zoals het proefproject voor sociaal toerisme in Europa en „European Destinations of Excellence” (EDEN), moeten worden uitgebreid en meer op sectorale leest worden geschoeid. Zo wordt met het oog op de continuïteit voorgesteld om meerdere thema's vast te leggen, die elk jaar weer zouden terugkomen. Verder roept het Comité de Commissie op om initiatieven te nemen voor meer grensoverschrijdende en interregionale samenwerking tussen regionale en lokale overheden met het oog op gemeenschappelijke toeristische producten.

23.

De ontwikkeling van alternatieve vormen van toerisme moet worden aangemoedigd, zodat geen enkele mogelijkheid onbenut blijft en nieuwe producten en diensten het licht kunnen zien.

24.

Er moet een Europees model voor duurzame ontwikkeling van de toeristische sector worden voorgelegd, uitgaande van een programma dat gericht is op de integratie van cultuur in het toeristische aanbod, milieubescherming, versterking van de concurrentiepositie van het Europese toerisme, betere verbindingen via de lucht en over zee tussen regio's, het stimuleren van de ondernemingszin en het gebruik van nieuwe technologieën.

25.

Het CEDEFOP zou meer contacten moeten onderhouden met de regionale overheden en het onderzoek naar de vereiste vaardigheden in de toeristische sector voortzetten, daarbij de behoeften en aspiraties van de regio's voor ogen houdend. Een en ander kan leiden tot meer werkgelegenheid en een verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening.

26.

Het Comité stelt voor om de Europese ervaring met de „lokale actieplannen voor de werkgelegenheid „te benutten, naar het voorbeeld van het proefproject van de 89” territoriale werkgelegenheidspacten”, en om op regionaal niveau plannen uit te werken, in samenwerking met lokale en regionale overheden, vertegenwoordigers van de hotel-, vrijetijds- en culturele sector, vertegenwoordigers van werknemers in deze sectoren en maatschappelijke actoren van het alternatieve toerisme in Europa, zodat op regionaal niveau een coherent beleid voor meer werkgelegenheid in het toerisme kan worden uitgevoerd. De acties in het kader van deze plannen zouden voor de financiële ondersteuning kunnen worden ondergebracht bij de regionale structuurfondsen.

27.

De tarieven van regionale luchthavens zouden tijdelijk verlaagd moeten worden om meer passagiers aan te trekken en om het directe contact met de bronnen van het toerisme te verbeteren.

Brussel, 22 april 2009

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Luc VAN DEN BRANDE