5.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 212/109


Donderdag, 7 mei 2009
Iran: de kwestie Roxana Saberi

P6_TA(2009)0391

Resolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over Iran: de kwestie Roxana Saberi

2010/C 212 E/16

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Iran, met name over de mensenrechten,

gezien resolutie 63/191 van de Algemene Vergadering van de VN van 18 december 2008 over de situatie op het gebied van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran,

onder verwijzing naar het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 1 oktober 2008 over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran,

gezien de verklaring van het voorzitterschap van de EU van 10 april 2009 over de ontwikkelingen met betrekking tot de kwestie Roxana Saberi en de verklaring van het voorzitterschap namens de EU van 20 april 2009 over de veroordeling van mevrouw Roxana Saberi,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, die alle door Iran zijn ondertekend,

gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het Iraanse Revolutionaire Hof op 18 april 2009 Roxana Saberi, een Amerikaans-Iraanse journaliste die voor een aantal organisaties werkte, waaronder ABC Radio, de BBC, de South African Broadcasting Corporation en NPR, heeft veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf wegens spionage,

B.

overwegende dat Roxana Saberi vijf weken lang geen toegang had tot een advocaat en dat haar rechtszaak niet op eerlijke en transparante wijze heeft plaatsgevonden,

C.

overwegende dat de advocaat van Roxana Saberi beroep heeft aangetekend tegen haar veroordeling en dat zij verklaart op alle punten onschuldig te zijn,

D.

overwegende dat Roxana Saberi in hongerstaking is gegaan en op 1 mei 2009 is overgebracht naar het ziekenhuis van de Evin-gevangenis, naar verluidt in uiterst slechte toestand,

E.

overwegende dat de journaliste Maryam Malek, lid van de campagne voor gelijkheid „Een miljoen handtekeningen” op 25 april 2009 is gearresteerd, net als eerder al een groot aantal medewerkers van de campagne, en dat haar familie niet in staat is de borgtocht voor haar vrijlating te betalen, die is vastgesteld op 200 miljoen rial (ruim 10 000 EUR),

F.

overwegende dat veiligheids- en politietroepen op 1 mei 2009, de internationale Dag van de Arbeid, met geweld een aantal vreedzame demonstraties hebben beëindigd die op verschillende locaties in Iran waren georganiseerd door 10 onafhankelijke arbeidersorganisaties, waarbij naar verluidt ruim 100 mensen zijn gearresteerd,

G.

overwegende dat de Iraanse autoriteiten op 1 mei 2009 Dalara Darabi ter dood hebben gebracht in de centrale gevangenis van Rasht, ondanks het feit dat het hoofd van de rechterlijke macht op 19 april 2009 een uitstel van executie van twee maanden had toegekend, en overwegende dat zij niet de eerste is die dit jaar ter dood is gebracht na te zijn veroordeeld voor een misdrijf dat zij zou hebben gepleegd terwijl zij nog minder dan 18 jaar oud was,

H.

overwegende dat de algemene mensenrechtensituatie in Iran sinds 2005 op alle fronten onophoudelijk is verslechterd, met name ten aanzien van de gebruikmaking van de burgerrechten en de politieke vrijheden, ondanks het feit dat Iran heeft toegezegd de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in het kader van de diverse internationale instrumenten op dit terrein te zullen bevorderen en beschermen,

1.

veroordeelt het ongerechtvaardigde vonnis van het Iraanse Revolutionaire Hof van 18 april 2009 tegen Roxana Saberi;

2.

geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de slechter wordende gezondheidstoestand van Roxana Saberi;

3.

dringt er bij het Hof van Beroep op zijn zitting van 12 mei 2009 op aan om Roxana Saberi onverwijld en onvoorwaardelijk vrij te laten vanwege het feit dat de rechtszaak achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden zonder een eerlijke procesvoering overeenkomstig internationale normen, en om alle aanklachten tegen haar in te trekken;

4.

is geschokt door het oneerlijke proces en de executie van Dilara Dambi en is ontzet over het feit dat nog altijd minderjarige wetsovertreders ter dood worden gebracht in strijd met het internationale recht en ondanks dat de Iraanse autoriteiten hebben verzekerd een einde te hebben gemaakt aan deze onmenselijke praktijk; roept de Iraanse autoriteiten op om hun toezegging om een halt toe te roepen aan het ter dood brengen van minderjarige wetsovertreders na te komen;

5.

veroordeelt het borgtochtsysteem dat de Iraanse autoriteiten hanteren met als doel de onderdrukking van alle openbare uitingen van kritische burgers of vreedzame hervormingsbewegingen en roept op tot de onverwijlde vrijlating van Maryam Malek;

6.

herinnert eraan dat er nog een groot aantal activisten voor arbeidsrechten gevangen zitten, waaronder Mansour Osanloo, Ebrahim Maddadi, Farzad Kamangar en Ghaleb Hosseini, uitsluitend omdat zij streven naar eerlijke arbeidspraktijken, en roept nogmaals op hen onverwijld vrij te laten;

7.

dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan alle door Iran geratificeerde internationale mensenrechtenverdragen na te leven, met name het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en wijst erop dat in beide verdragen het recht op een eerlijk proces verankerd ligt; dringt er in deze context bij de autoriteiten van de Islamitische Republiek Iran op aan dringend de praktijk van steniging af te schaffen; veroordeelt ten stelligste de recente terdoodbrenging door steniging van Vali Azad, en drukt zijn grote bezorgdheid uit over de hangende terdoodbrenging van Mohammed Ali Navid Khamami en Ashraf Kalhori;

8.

doet een beroep op het voorzitterschap van de Raad en de diplomatieke vertegenwoordigers van de lidstaten in Iran om onverwijld gezamenlijke actie te ondernemen ten aanzien van alle bovengenoemde gevallen;

9.

verzoekt de Raad en de Commissie nogmaals om de mensenrechtensituatie in Iran te blijven volgen en ter zake in het eerste halfjaar van 2009 een omvattend verslag aan het Parlement te overleggen;

10.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Mensenrechtenraad van de VN, het hoofd van de rechterlijke macht van Iran en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.