6.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 117/118


Woensdag, 25 maart 2009
Tussentijdse partnerschapsovereenkomst staten in de Stille Oceaan – EG

P6_TA(2009)0178

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2009 over de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de staten in de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap anderzijds

2010/C 117 E/20

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 25 september 2003 over de Vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Cancún (1), van 12 mei 2005 over de evaluatie van de Doha-Ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004 (2), van 1 december 2005 over de voorbereiding van de zesde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong (3), van 23 maart 2006 over de invloed van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) op de ontwikkeling (4), van 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong (5), van 1 juni 2006 over handel en armoede: naar een handelsbeleid dat de bijdrage van de handel aan armoedebestrijding maximaliseert (6), van 7 september 2006 over de opschorting van de onderhandelingen over de Ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) (7), van 23 mei 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten (8), van 12 december 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten (9) en zijn standpunt van 5 juni 2008 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 964/2007 en (EG) nr 1100/2006 van de Commissie (10),

gezien de tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst tussen de staten in de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap anderzijds,

gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (Overeenkomst van Cotonou),

gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van april 2006, oktober 2006, mei 2007, oktober 2007, november 2007 en mei 2008,

gezien de mededeling van de Commissie van 23 oktober 2007 getiteld „Economische partnerschapsovereenkomsten” (COM(2007)0635),

gezien de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT), inzonderheid artikel XXIV daarvan,

gezien de op 14 november 2001 in Doha op de vierde bijeenkomst van de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aangenomen ministeriële verklaring,

gezien de op 18 december 2005 in Hongkong op de zesde bijeenkomst van de ministersconferentie van de WTO aangenomen ministeriële verklaring,

gezien het verslag en de aanbevelingen van de task force hulp voor handel, die de Algemene Raad van de WTO op 10 oktober 2006 heeft goedgekeurd,

gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000, waarin de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) zijn geformuleerd als door de internationale gemeenschap gezamenlijk vastgestelde criteria voor de uitbanning van armoede,

gezien het op 8 juli 2005 door de G8 aangenomen communiqué van Gleneagles,

gelet op artikel 108, lid 5, juncto artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat sinds 1 januari 2008 de vroegere handelsrelatie van de EU met de ACS-landen – die zonder wederkerigheid preferentiële toegang tot de EU-markten hadden – niet meer in overeenstemming is met de WTO-regels,

B.

overwegende dat EPO's met de WTO-regels verenigbare overeenkomsten zijn ter ondersteuning van regionale integratie en ter bevordering van de geleidelijke integratie van de ACS-economieën in de wereldeconomie, waardoor hun duurzame sociaal-economische ontwikkeling wordt gestimuleerd en een bijdrage wordt geleverd aan de inspanningen om de armoede in de ACS-landen uit te bannen,

C.

overwegende dat EPO's moeten worden gebruikt voor het opbouwen van een langdurige relatie waarin de handel de ontwikkeling ondersteunt,

D.

overwegende dat de tussentijdse EPO's akkoorden zijn met betrekking tot de goederen-handel die bedoeld zijn om verstoring van de handel tussen de ACS-landen en de Europese Unie te voorkomen,

E.

overwegende dat de huidige financiële en economische crisis betekent dat het handelsbeleid belangrijker dan ooit wordt voor de ontwikkelingslanden,

F.

overwegende dat de tussentijdse EPO gericht is op de handel in goederen en verenigbaar is met de WTO,

G.

overwegende dat de WTO-regels niet vereisen of verbieden dat de EPO-landen verbintenissen aangaan inzake liberalisering op het gebied van de dienstverlening,

H.

overwegende dat de verplichtingen die in de overeenkomsten zijn opgenomen, een zeer ingrijpend effect op nationaal en regionaal vlak zouden kunnen hebben,

I.

overwegende dat van de 14+1 (Oost-Timor) landen van de ACS in de Stille Oceaan tot nu toe alleen Papoea-Nieuw-Guinea en de Republiek van de Fiji-eilanden de tussentijdse EPO hebben geparafeerd,

J.

overwegende dat de tussentijdse EPO waarschijnlijk van invloed zal zijn op de werkingssfeer en inhoud van toekomstige overeenkomsten tussen Papoea-Nieuw-Guinea en Fiji en andere handelspartners en op de positie van de regio in de onderhandelingen,

K.

overwegende dat er een beperkte mededinging bestaat tussen de Europese Unie en de staten in de Stille Oceaan, aangezien het overgrote deel van de uitvoer van de EU voornamelijk bestaat uit goederen die de staten in de Stille Oceaan zelf niet produceren, maar wel vaak nodig hebben voor ofwel rechtstreekse consumptie ofwel als basisproduct voor de binnenlandse industrie,

L.

overwegende dat, gezien de huidige politieke situatie in Fiji, waar de regering door militairen wordt geleid, aan een volledige EPO de voorwaarde moet worden gesteld van een overeengekomen routekaart naar democratische verkiezingen, zoals overeengekomen door alle relevante politieke groeperingen in Fiji,

M.

overwegende dat de Raad een dringende oproep heeft gedaan om de democratie volledig te herstellen en zo spoedig mogelijk een nieuw burgerbestuur te vormen,

N.

overwegende dat de regionale groep ACS-landen in de Stille Oceaan bestaat uit 14 wijdverspreide eilandstaten plus Oost-Timor, met een totale bevolking van minder dan 8 miljoen mensen; voorts overwegende dat meer dan in enige andere regio, de landen in de Stille Oceaan ver uiteenlopen wat betreft omvang en kenmerken, waarbij de grootste, Papoea-Nieuw-Guinea, drieduizend keer groter is dan de kleinste, Niue,

O.

overwegende dat visserij en aanverwante activiteiten en industrieën de beste kansen bieden voor een toekomstige stijging van de export,

P.

overwegende dat verbeterde handelsregels gepaard moeten gaan met een verhoging van de handelsgerelateerde bijstand,

Q.

overwegende dat de EU-strategie „Hulp voor handel” tot doel heeft de ontwikkelingslanden beter in staat te stellen van nieuwe handelsmogelijkheden te profiteren,

R.

overwegende dat er tussen de Europese Unie en de ACS-landen is onderhandeld over nieuwe en meer flexibele, verbeterde oorsprongsregels, die tot aanzienlijke voordelen voor de ACS-landen zullen leiden, mits ze op de juiste wijze worden toegepast en er rekening wordt gehouden met hun geringere capaciteit,

S.

merkt op dat het tijdschema voor de lopende onderhandelingen over de overgang van een tussentijdse naar een volledige EPO tussen de Europese Unie en de landen in de Stille Oceaan ervan uitgaat dat de overeenkomst tegen eind 2009 wordt gesloten,

1.

onderstreept dat dergelijke overeenkomsten slechts bevredigend kunnen worden geacht als er drie doelstellingen mee worden bereikt: steun aan de ACS-landen voor duurzame ontwikkeling, bevordering van de deelname door deze landen aan de wereldhandel, en versterking van het regionaliseringsproces;

2.

benadrukt dat het hoofddoel van deze overeenkomst erin bestaat om via ontwikkelingsdoelstellingen, armoedebestrijding en eerbiediging van de fundamentele mensenrechten bij te dragen aan het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en om de volgende doelstellingen te realiseren: het bieden van steun aan de ACS-landen voor duurzame ontwikkeling, het bevorderen van hun deelname aan de wereldhandel, de versterking van het regionaliseringsproces, het geven van nieuwe impulsen aan de handel tussen de Europese Unie en de ACS-landen en de bevordering van de economische diversificatie van de ACS-landen;

3.

benadrukt dat steun van de EU ter bescherming tegen de mogelijke negatieve gevolgen van de openstelling van de economieën van de landen in de Stille Oceaan nodig is om reële voordelen te creëren via handelspreferenties en de economische en sociale ontwikkeling te bevorderen;

4.

is van mening dat deze EPO moet bijdragen tot een intensievere handel, een sterkere economische groei, meer regionale integratie, economische diversifiëring en vermindering van de armoede;

5.

spoort de onderhandelende partijen ertoe aan om de onderhandelingen zoals gepland in de loop van 2009 af te sluiten; spoort de partijen er tevens toe aan alles in het werk te stellen om zoals gepland vóór eind 2009 een omvattende EPO tussen de ACS-landen en de Europese Unie te kunnen sluiten;

6.

erkent dat het belangrijk en positief is dat er tussen de Europese Unie en haar ACS-partners overeenkomsten worden gesloten die in overeenstemming zijn met de WTO-voorschriften, aangezien zonder dergelijke overeenkomsten onze handelsbetrekkingen en de verdere ontwikkeling daarvan danig zouden worden verstoord; een en ander is gebleken uit de voordelen die de groei van de handel met de Europese Unie de exporteurs heeft opgeleverd na het verstrijken van de preferentiële tariefregeling van de Overeenkomst van Cotonou op 31 december 2007;

7.

is ingenomen met het feit dat de Europese Unie de ACS-landen voor de meeste producten volledig accijns- en contingentvrije markttoegang tot de Europese Unie biedt, om de liberalisering van de handel tussen de ACS-landen en de Europese Unie te bevorderen;

8.

wijst erop dat de ondertekening van de tussentijdse EPO een noodzakelijke stap is in de richting van duurzame groei in deze regio als geheel en onderstreept het belang van doorlopende onderhandelingen over een alomvattend akkoord ter bevordering van meer handel, investeringen en een hechtere regionale integratie;

9.

stemt in met de instelling van overgangsperiodes in de tussentijdse EPO voor kleine en middelgrote ondernemingen, zodat deze zich kunnen aanpassen aan de veranderingen die uit de overeenkomst voortvloeien, en dringt er bij de overheden van de staten in de Stille Oceaan op aan dat zij bij de onderhandelingen over een omvattende EPO de belangen van het midden- en kleinbedrijf blijven ondersteunen;

10.

dringt er bij de Commissie op aan de landen in de Stille Oceaan niet onder druk te zetten om liberalisatieverplichtingen voor de dienstensector en de zogeheten „Singapore-kwesties” te aanvaarden;

11.

dringt er bij de ACS-landen op aan dat zij het liberaliseringsproces blijven bevorderen en pleit ervoor dat deze hervormingen ook buiten de goederenhandel worden doorgevoerd en dat handel en diensten verder worden geliberaliseerd;

12.

dringt erop aan dat, wanneer er over diensten wordt onderhandeld, een solide regelgevingskader wordt ingevoerd om universele dienstverlening te waarborgen en ervoor te zorgen dat de essentiële openbare diensten buiten de onderhandelingen worden gehouden;

13.

roept de Europese Unie op meer adequate steun te verlenen aan de overheidsinstanties in de ACS-landen en aan de particuliere sector, teneinde de economische aanpassingen die verbonden zijn aan de sluiting van de tussentijdse EPO te vergemakkelijken;

14.

dringt er bij de betrokken landen op aan duidelijke en transparante informatie te verstrekken over de economische en politieke situatie en ontwikkeling in deze landen, teneinde de samenwerking met de Commissie te verbeteren;

15.

dringt er derhalve bij degenen die over een alomvattende EPO onderhandelen op aan volledig garant te staan voor het transparante beheer van de natuurlijke rijkdommen en gestalte te geven aan de optimale praktijkvoorbeelden die noodzakelijk zijn om de betrokken landen in staat te stellen maximaal van deze rijkdommen kunnen profiteren;

16.

wijst op het belang van interregionale handel en de noodzaak van meer regionale handelsconnecties om duurzame groei in de regio te verzekeren; onderstreept het belang van samenwerking en harmonische afstemming tussen de verschillende regionale entiteiten;

17.

is voorstander van een verdere verlaging van de douanerechten – die 15 tot 25 % van de handelswaarde uitmaken – tussen ontwikkelingslanden en regionale landengroepen, teneinde de zuid-zuidhandel, de economische groei en de regionale integratie te bevorderen;

18.

verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om de onderhandelingen over de DDA weer vlot te trekken en ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van arme landen verder kan worden bevorderd door middel van akkoorden tot liberalisering van de handel;

19.

is ervan overtuigd dat omvattende EPO’s moeten zijn bedoeld als aanvulling op de DDA en niet als een alternatief voor de ACS-landen;

20.

stemt ermee in dat er een hoofdstuk over handelsbescherming met bilaterale beschermingsclausules nodig is; roept beide partijen op geen onnodig gebruik te maken van deze beschermingsclausules; roept de Commissie ertoe op via doorlopende onderhandelingen over een volwaardige EPO in te stemmen met een herziening van de waarborgen die zijn opgenomen in de tussentijdse EPO, teneinde een adequate, transparante en snelle toepassing van de overeenkomst te garanderen van zodra aan de criteria voor de tenuitvoerlegging ervan is;

21.

steunt de overeengekomen uitzonderingen voor bepaalde tariefposten, die landbouwgoederen en een aantal verwerkte landbouwproducten betreffen, aangezien deze uitzonderingen voornamelijk gebaseerd zijn op de noodzaak beginnende bedrijfstakken of gevoelige producten in deze landen te beschermen;

22.

dringt aan op een snelle ratificatieprocedure, zodat de partnerlanden zonder onnodig uitstel kunnen profiteren van de voordelen van de tussentijdse EPO;

23.

herinnert eraan dat, terwijl een tussentijdse overeenkomst als een eerste stap in het proces kan worden beschouwd, het in juridisch opzicht een volledig zelfstandige internationale overeenkomst is die er niet automatisch toe hoeft te leiden dat het komt tot een volledige EPO of dat alle aanvankelijk ondertekenende landen van de tussentijdse overeenkomst een volledige EPO aangaan;

24.

verzoekt de Commissie zich zo flexibel mogelijk op te stellen in de verdere onderhandelingen, waarnaar verwezen wordt in de conclusies van de RAZEB over deze kwestie in mei 2008 en in november 2008;

25.

verzoekt de Commissie in te gaan op verzoeken van de landen in de Stille Oceaan om voor een definitieve EPO opnieuw te onderhandelen over bepaalde omstreden onderwerpen in de tijdelijke EPO die zij willen wijzigen of schrappen;

26.

wijst erop dat Papoea-Nieuw-Guinea en Fiji tot nu toe de enige landen van de Stille Oceaanregio waren die de overeenkomst hebben ondertekend, terwijl de andere leden van de regionale groep in de Stille Oceaan ervoor hebben gekozen de overeenkomst niet te ondertekenen vanwege de geringere omvang van hun goederenhandel met de Europese Unie;

27.

herinnert eraan dat een echte regionale markt een essentiële voorwaarde vormt voor de succesvolle tenuitvoerlegging van de EPO en dat regionale integratie en samenwerking van fundamenteel belang zijn voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van de landen in de Stille Oceaan;

28.

benadrukt dat moet worden gewaarborgd dat de tussentijdse EPO het politieke belang en de publieke gevoelens inzake economische integratie in de Stille Oceaanregio niet schaadt;

29.

benadrukt derhalve dat er bij de tenuitvoerlegging van de tussentijdse EPO en de onderhandelingen over de sluiting van een volledige EPO afdoende rekening moet worden gehouden met de integratieprocessen in de Stille Oceaanregio;

30.

pleit voor een flexibele, asymmetrische en pragmatische benadering bij de lopende onderhandelingen over een volledige EPO; doet in deze context een beroep op de Commissie om met name rekening te houden met de verzoeken van de betrokken staten in de Stille Oceaan betreffende de ontwikkelingsaspecten van de overeenkomst; verwelkomt in dit verband de conclusies van de RAZEB van mei 2008;

31.

wijst erop dat de overeenkomst ook gevolgen kan hebben voor de betrekkingen tussen de Stille Oceaanregio en haar naaste en grootste handelspartners Australië en Nieuw-Zeeland en dat gewaarborgd moet worden dat de bepalingen van de huidige overeenkomst geen belemmering vormen voor toekomstige handelsovereenkomsten met deze landen;

32.

stemt ermee in dat er een hoofdstuk over ontwikkelingssamenwerking wordt opgenomen in de omvattende EPO, die betrekking heeft op samenwerking op het gebied van handel in goederen, concurrentievermogen aan de aanbodzijde, bedrijfsvriendelijke infrastructuur, handel in diensten, handelsgerelateerde onderwerpen, ontwikkeling van institutionele capaciteit en fiscale aanpassingen; roept beide partijen ertoe op hun toezegging na te komen om de onderhandelingen over mededinging en overheidsopdrachten pas af te sluiten wanneer er voldoende capaciteit is opgebouwd;

33.

herinnert eraan dat de EPO de doelstellingen, beleidsmaatregelen en prioriteiten van de staten in de Stille Oceaan op ontwikkelingsgebied moet ondersteunen, niet alleen door de opzet en inhoud van de overeenkomst, maar ook door de manier waarop en de geest waarin deze wordt uitgevoerd;

34.

onderstreept dat de EPO moet bijdragen tot de verwezenlijking van de MDG's;

35.

stemt in met de selectieve toepassing van het beginsel van de meest begunstigde natie voor alle subregionale ACS-groepen;

36.

herinnert aan de goedkeuring, in oktober 2007, van de strategie van de Europese Unie inzake hulp voor handel, waarbij de toezegging is gedaan de gezamenlijke handelsgerelateerde EU-bijstand tegen 2010 te verhogen tot jaarlijks 2 miljard EUR (2 000 000 000 EUR) (1 miljard EUR van de Gemeenschap en 1 miljard EUR van de lidstaten); dringt erop aan dat de Stille Oceaanregio hiervan een passend en billijk deel ontvangt;

37.

dringt aan op de snelle vaststelling en beschikbaarstelling van het aandeel in de middelen uit hoofde van „Hulp voor handel”; onderstreept dat deze middelen een aanvulling moeten zijn op en niet alleen een andere verpakking voor de middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat zij moeten aansluiten bij de prioriteiten van Papoea-Nieuw-Guinea en Fiji en dat de uitbetaling ervan tijdig moet gebeuren, voorspelbaar moet zijn en in overeenstemming met de uitvoeringsschema's van de nationale en regionale strategische ontwikkelingsplannen; herinnert eraan dat EPO's de ontwikkelingsdoelstellingen, het ontwikkelingsbeleid en de ontwikkelingsprioriteiten van de EAS-landen moeten ondersteunen, niet alleen qua structuur en inhoud, maar ook wat betreft de wijze waarop zij worden uitgevoerd en de geest waarin dit plaatsvindt;

38.

verzoekt de Commissie, gelet op de in september 2007 door de Raad gedane toezeggingen wat betreft de handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS-Overeenkomst) en de beschikbaarheid van medicijnen, met het oog op de sluiting van een volledige EPO niet te onderhandelen over TRIPS-plus bepalingen die betrekking hebben op farmaceutische producten en die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid en de beschikbaarheid van medicijnen, niet meer aan te dringen op de toetreding tot of de aanvaarding van de verplichtingen die zijn verbonden aan het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien en het Verdrag inzake octrooirecht of de naleving van de voorschriften daarvan, ervan af te zien de bepalingen van Richtlijn 2004/48/EG (11) over te nemen, en in een volledige EPO geen regelingen op te nemen zoals de bescherming van niet-originele databanken;

39.

geeft uiting aan zijn niet-aflatende steun voor de sluiting van een volwaardige EPO tussen de Gemeenschap en de Stille Oceaanregio, die zich ook uitstrekt tot de cruciale onderhandelingen over intellectuele-eigendomsrechten, welke niet alleen betrekking hebben op westerse technologische producten, maar ook op biodiversiteit en traditionele kennis;

40.

dringt aan op adequate en transparante controlemechanismen – met een duidelijke taak en invloed – om de effecten van de EPO’s te volgen, met meer zeggenschap voor de ACS-landen en brede raadpleging van alle betrokkenen;

41.

acht het van belang dat bij de tenuitvoerlegging van EPO's een adequaat controlesysteem wordt ingesteld, dat wordt gecoördineerd door de terzake bevoegde parlementaire commissie, die is samengesteld uit leden van de Commissie internationale handel en de Commissie ontwikkelingssamenwerking, teneinde een adequaat evenwicht te garanderen tussen de instandhouding van de leidende rol van de Commissie internationale handel en de algehele consistentie van het gevoerde handels- en ontwikkelingsbeleid; deze parlementaire commissie opereert flexibel en coördineert haar activiteiten in actieve samenspraak met de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU; is van mening dat dit controlesysteem in werking moet worden gesteld na de goedkeuring van de respectieve EPO's;

42.

benadrukt met name de cruciale rol van de ACS-parlementen en de deelname van niet-overheidsactoren bij het toezicht op en het beheer van de EPO's en vraagt de Commissie te stimuleren dat zij bij de lopende onderhandelingsprocedures worden betrokken; stelt dat dit een duidelijke en op participatie gebaseerde agenda tussen de EU en de ACS-landen vereist;

43.

dringt erop aan dat de volledige EPO ook een herzieningsclausule moet omvatten, alsmede een algemene effectbeoordeling, die binnen drie tot vijf jaar na de ondertekening ervan moet worden uitgevoerd om de sociaal-economische gevolgen van de overeenkomst te bepalen, met inbegrip van de kosten en de consequenties die aan de uitvoering ervan zijn verbonden; dringt er voorts op aan dat het Europees Parlement en de parlementen van de staten in de Stille Oceaan worden betrokken bij een eventuele herziening van de overeenkomst;

44.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ACS-landen, de ACS-EU-Raad van Ministers en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.


(1)  PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.

(2)  PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 397.

(3)  PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 126.

(4)  PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 121.

(5)  PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.

(6)  PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 261.

(7)  PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 244.

(8)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 301.

(9)  PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 361.

(10)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0252.

(11)  Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45).