22.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 286/25


Donderdag, 17 december 2009
Oeganda: wetsontwerp anti-homoseksualiteit

P7_TA(2009)0119

Resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2009 over Oeganda: wetsontwerp anti-homoseksualiteit

2010/C 286 E/06

Het Europees Parlement,

gezien de internationale verplichtingen en instrumenten op het gebied van de rechten van de mens, waaronder die van de conventies van de Verenigde Naties over de rechten van de mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, die de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden waarborgen en discriminatie verbieden,

gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1) (de Cotonou-overeenkomst) en de daarin vervatte bepalingen over de rechten van de mens, met name artikel 9,

gelet op artikel 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die de Europese Unie en haar lidstaten verplichten om de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te eerbiedigen en die op EU-niveau middelen aanreiken om tegen discriminatie en schendingen van de rechten van de mens op te treden,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 21, dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid verbiedt,

gezien alle inspanningen van de EU om homofobie en discriminatie op grond van seksuele gerichtheid te bestrijden,

onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over homofobie, bescherming van minderheden en beleidsvoering tegen discriminatie, meer in het bijzonder die van 18 januari 2006 over homofobie in Europa (2), 15 juni 2006 over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa (3), en die van 26 april 2007 over homofobie in Europa (4),

gezien de vergadering van 28 november 2009 in Luanda van de commissie politieke zaken van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

onder verwijzing naar de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 3 december 2009 over sociale en culturele integratie en de betrokkenheid van jongeren,

gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat David Bahati op 25 september 2009 het wetsontwerp „Wet tegen homoseksualiteit 2009” (Anti-Homosexuality Bill 2009) bij het Oegandese parlement ingediend heeft,

B.

overwegende dat het wetsvoorstel hardere straffen beoogt in te voeren, homoseksualiteit strafbaar wil stellen en degenen die voor lesbisch, homo- of biseksueel doorgaan (LGBT) tot levenslange opsluiting of ter dood wil veroordelen,

C.

overwegende dat het wetsvoorstel een bepaling omvat op basis waarvan eenieder, met inbegrip van heteroseksuele personen, die niet binnen de 24 uur alle personen aangeeft waarvan hij weet dat zij lesbisch, homo-, bi- of transseksueel zijn, of die zich voor de rechten van de mens van dergelijke personen inzet, met 3 jaar celstraf wordt bedreigd,

D.

overwegende dat het wetsvoorstel bepaalt dat Oeganda al zijn internationale of regionale verplichtingen opzegt die geacht worden niet met deze nieuwe wet te stroken,

E.

overwegende dat het wetsvoorstel al is veroordeeld door Europees commissaris De Gucht, de Britse, de Franse en de Zweedse regering, president Obama en de voorzitter en ondervoorzitter van de commissie buitenlandse zaken van het Amerikaanse huis van afgevaardigden,

F.

overwegende dat het wetsvoorstel door non-gouvernementele organisaties in de gehele wereld en in Oeganda zelf is bekritiseerd als een aanzienlijke hindernis in de strijd tegen hiv/aids in de homoseksuele gemeenschap,

G.

overwegende dat homoseksualiteit in Afrika slechts in 13 landen legaal is en in 38 landen een strafbaar feit is – waarbij Mauretanië, Soedan en het noorden van Nigeria daarvoor bovendien de doodstraf opleggen – en dat de aanneming van een dergelijke wet in Oeganda een aanmoediging voor andere Afrikaanse landen kan betekenen om hetzelfde te doen, zodat mensen er wegens hun seksuele gerichtheid vervolgd worden of kunnen worden,

1.

stelt met nadruk dat seksuele gerichtheid een kwestie is die tot het individueel recht op een privé-leven behoort, dat door de internationale mensenrechtenwetgeving gewaarborgd wordt, die bepaalt dat gelijkheid en afwezigheid van discriminatie aanmoediging verdienen en de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd moet zijn, en spreekt daarom zijn afkeuring uit over de wet tegen homoseksualiteit 2009;

2.

roept bijgevolg de Oegandese overheden op om de wet niet aan te nemen en hun wetgeving in dier voege te herzien dat homoseksualiteit niet langer strafbaar is;

3.

herinnert de Oegandese regering aan haar verplichtingen volgens het internationale recht en de overeenkomst van Kotonu, die eerbied voor de universele rechten van de mens eisen;

4.

brengt een aantal verklaringen van de Afrikaanse commissie voor de rechten van de mens en de volkeren en de commissie voor de rechten van de mens van de Verenigde Naties in herinnering, dat een staat zich niet door middel van zijn binnenlandse wetgeving aan zijn internationale verplichtingen op het gebied van de rechten van de mens kan onttrekken;

5.

maakt zich uiterst ongerust dat internationale donorinstanties, non-gouvernementele en humanitaire organisaties zouden moeten overwegen om hun werkzaamheden op bepaalde vlakken stop te zetten, mocht het voorstel wet worden;

6.

verwerpt met kracht alle pogingen om de doodstraf in te voeren;

7.

vraagt de Raad en de Commissie om bij de Oegandese overheden dringend protest aan te tekenen en, mocht het voorstel wet worden en mochten er zich schendingen van de internationale mensenrechtenwetgeving, om hun betrekkingen met Oeganda te herzien en onder meer een andere plaats van bijeenkomst voor de conferentie tot herziening van het statuut van Rome – volgens plan op 31 mei 2010 – voor te stellen;

8.

vraagt de Raad, de Commissie en de lidstaten om de toestand in derde landen te onderzoeken voor wat betreft terechtstelling, strafrechtelijke vervolging of discriminatie op grond van seksuele gerichtheid, en gecoördineerd op internationaal niveau op te treden om de rechten van de mens in de betreffende landen met geëigende middelen te helpen eerbiedigen, ook in samenwerking met plaatselijke non-gouvernementele organisaties;

9.

verzoekt zijn voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de president van de Republiek Oeganda en de voorzitter van het Oegandese parlement.


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 179.

(3)  PB C 300 E van 9.12.2006, blz. 491.

(4)  PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 776.