30.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 265/26


Donderdag, 22 oktober 2009
Iran

P7_TA(2009)0060

Resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2009 over Iran

2010/C 265 E/06

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Iran, met name over de mensenrechten,

gezien de verklaringen van het voorzitterschap van de EU, de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB, de EU-ministers van Buitenlandse Zaken, de staatshoofden en regeringsleiders van de G8, de Europese Raad en de Voorzitter van het Europees Parlement over de onderdrukking van demonstraties tijdens de onrust na de verkiezingen in Iran in juni 2009,

gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN van 23 september 2009 over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran,

gezien de verklaring van de Voorzitter van het Europees Parlement van 9 oktober 2009 over de blijvende strijd van het EP voor wereldwijde afschaffing van de doodstraf, en de specifieke veroordeling van de terdoodbrenging van jeugdige delinquenten en van de aanstaande executies in Iran,

gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Europese Unie van 13 oktober 2009 over de executie van Behnoud Shojaee in Iran,

gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Europese Unie van 20 september 2009, waarin het zijn veroordeling uitsprak van de herhaalde ontkenning van de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad van de Holocaust en het bestaansrecht van de staat Israël,

gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Europese Unie van 18 oktober 2009, waarin het zijn veroordeling uitsprak van de zelfmoordaanslag tijdens het voorgaande weekend in de Iraanse provincie Sistan-Baluchestan, waarbij ten minste 42 doden vielen,

gezien de op 18 december 2007 en 18 december 2008 aangenomen resoluties 62/149 resp. 63/168 van de Algemene Vergadering van de VN over een moratorium op de doodstraf,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Verdrag inzake de rechten van het kind, waarbij de Islamitische Republiek Iran partij is,

gelet op artikel 122 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de algemene mensenrechtensituatie in Iran is blijven verslechteren, met name sinds de presidentsverkiezingen van juni 2009,

B.

overwegende dat Iran, na China, het land is met het hoogste aantal executies, en dat dit aantal is verviervoudigd sinds president Mahmoud Ahmedinejad in 2005 aan de macht kwam; overwegende dat Iran het enige land ter wereld is waar jeugdige overtreders nog ter dood worden gebracht, en dat volgens berichten van mensenrechtenadvocaten ten minste 140 kinderen in Iran wachten op de uitvoering van hun doodstraf,

C.

overwegende dat Behnoud Shojaee op 11 oktober 2009 werd opgehangen, ondanks krachtige nationale en internationale pleidooien om zijn leven te sparen, en dat hij de derde jeugdige overtreder is die sinds begin 2009 in de Islamitische Republiek Iran is geëxecuteerd, na Delara Darabi en Molla Gol Hassan, en overwegende dat de jeugdige overtreders Safar Angooti en Abbas Hosseini waarschijnlijk binnenkort ter dood worden gebracht,

D.

overwegende dat foltering en mishandeling van gevangenen, de ontzegging van slaap, eenzame opsluiting, clandestiene detentie en de toepassing van wrede, onmenselijke en vernederende straffen en onschendbaarheid voor staatsfunctionarissen in Iran nog steeds heel gangbare praktijken zijn,

E.

overwegende dat de gewelddadige onderdrukking van politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten, journalisten, bloggers, leraren, intellectuelen, academici, homoseksuelen, vrouwen, studenten, vakbonden en personen die tot een godsdienstige, etnische of taalkundige minderheid behoren, is toegenomen,

F.

overwegende dat zeven leiders van het Baha'i-geloof nog altijd in hechtenis zitten, uitsluitend vanwege hun religieuze overtuigingen,

G.

overwegende dat president Mahmoud Ahmadinejad, nadat hij op 12 juni 2009 werd uitgeroepen tot winnaar van de verkiezingen, op 4 augustus 2009 formele instemming kreeg voor een tweede ambtstermijn, terwijl zijn tegenstanders in de verkiezingsstrijd, Mir-Hossein Mousavi en Mehdi Karrubi, evenals talrijke waarnemers, de autoriteiten beschuldigden van grootschalige vervalsing van de verkiezingsresultaten,

H.

overwegende dat in de daaropvolgende weken en maanden tienduizenden betogers de straat op gingen; overwegende dat daarbij zo'n 150 doden vielen en meer dan duizend demonstranten werden gearresteerd,

I.

overwegende dat er nog monsterprocessen worden gevoerd tegen naar verluidt 140 oppositieaanhangers, waaronder vooraanstaande hervormers en activisten die worden beschuldigd van overtredingen die variëren van ordeverstoring tot spionage en pogingen tot het omverwerpen van het Iraanse regime,

J.

overwegende dat vier personen naar aanleiding van de protesten ter dood zijn veroordeeld, hoewel zij reeds sinds april, lang vóór het plaatsvinden van de verkiezingsdemonstraties, in hechtenis zaten,

K.

overwegende dat uit verslagen van mensenrechtenorganisaties is gebleken dat de afgelopen weken tientallen journalisten, fotografen en bloggers Iran hebben verlaten of proberen te ontvluchten, duizenden personen hun baan hebben verloren, talrijke kranten door de autoriteiten zijn gesloten en negentien journalisten en vijf bloggers naar verluidt nog altijd door de Iraanse autoriteiten worden vastgehouden,

1.

uit zijn ernstige twijfels over de nauwkeurigheid van de verkiezingsresultaten op basis waarvan president Mahmoud Ahmedinajad een tweede ambtstermijn heeft gekregen, ondanks sterke aanwijzingen van grootschalige verkiezingsfraude; is van mening dat de geloofwaardigheid van de Iraanse president serieus is aangetast;

2.

brengt hulde aan alle moedige Iraanse mannen en vrouwen die hun fundamentele vrijheden en de democratische beginselen verdedigen, en hun wens uitdragen om in een maatschappij te leven die vrij is van onderdrukking en intimidatie; bewijst bijzondere eer aan de Iraanse vrouwen die een cruciale rol hebben gespeeld tijdens de demonstraties na de verkiezingen in juni, met name aan Neda Agha Soltan, die het symbool is geworden van de gewelddadige onderdrukking, en aan Shadi Sadr, de mensenrechtenactivist die op 15 juli 2009 werd gearresteerd wegens het spreken in het openbaar over mensenrechtenschendingen in gevangenissen ten aanzien van gedetineerden na de omstreden presidentsverkiezingen van Iran;

3.

veroordeelt het grootschalige en buitensporige gebruik van geweld, de willekeurige arrestaties en veronderstelde foltering bij de onderdrukking van de opstanden naar aanleiding van de omstreden Iraanse presidentsverkiezingen; verzoekt de Iraanse regering om de fundamentele politieke en burgerrechten in acht te nemen en met name het recht op vrije meningsuiting, en dringt erop aan dat alle vreedzame demonstranten en eenieder die in een breder kader van de recente onrust is gearresteerd, of het nu gaat om studenten, academici, campagnevoerders, journalisten of mensenrechtenactivisten, onvoorwaardelijk wordt vrijgelaten;

4.

verzoekt de Iraanse autoriteiten het Internationale Comité van het Rode Kruis zonder uitzondering toegang te verlenen tot alle gevangenen, en om internationale mensenrechtenorganisaties toe te staan de situatie in het land te volgen;

5.

verzoekt de Iraanse autoriteiten in de wetgeving en in de praktijk een eind te maken aan alle vormen van marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op een eerlijke procesvoering te handhaven en een eind te maken aan het niet bestraffen van schendingen van de mensenrechten;

6.

veroordeelt de zelfmoordbomaanslag die op 17 oktober 2009 plaatsvond in Sistan-Baluchestan en waarbij tientallen mensen omkwamen of gewond raakten; vreest dat er een verband zou kunnen bestaan tussen deze zelfmoordaanslag en de onderdrukking van etnische en religieuze minderheden in deze provincie; verwerpt het gebruik van terrorisme als middel voor het oplossen van politieke geschillen;

7.

herhaalt zijn verzoek aan de Iraanse autoriteiten aan de verplichtingen van de regering te voldoen met betrekking tot het respecteren van religieuze minderheden en de Baha'i-leiders Fariba Kamalabadi, Jamaloddin Khanjani, Afif Naeimi, Saeid Rasaie, Mahvash Sabet, Behrouz Tavakkoli en Vahid Tizfahm onmiddellijk vrij te laten;

8.

herhaalt zijn verzoek aan de Iraanse autoriteiten om de doodstraf volledig af te schaffen en om in de tussentijd een moratorium in te stellen op alle executies, overeenkomstig het dringende verzoek in de Resoluties 62/149 en 63/168 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;

9.

veroordeelt de terdoodveroordelingen en de executies in Iran ten stelligste, met name ten aanzien van jeugdige overtreders en minderjarigen, en protesteert met klem tegen de executie van Behnoud Shojaee op 11 oktober 2009 in Iran; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan zich te houden aan de internationaal erkende juridische garanties met betrekking tot minderjarigen, zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, en verzoekt hen dringend om Safar Angooti en Abbas Hosseini niet te executeren;

10.

beveelt aan dat er een speciale afgezant wordt uitgezonden door de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN om de situatie van politieke gevangenen te volgen en om te verzekeren dat de Iraanse autoriteiten zich houden aan internationale procedurenormen en aan hun wettelijke mensenrechtenverplichtingen;

11.

betreurt de systematische beperking van de vrijheid van informatie door het blokkeren van websites, hun te verbieden verslag uit te brengen over niet-toegestane demonstraties en door het invoeren van nieuwe beperkingen voor journalisten door hen te verplichten tot het verkrijgen van toestemming voordat zij verslag mogen uitbrengen;

12.

verzoekt de Iraanse autoriteiten te stoppen met het vervolgen van journalisten die in dienst zijn van internationale media, en verzoekt hen met name om de onmiddellijke vrijlating van Fariba Pajooh, een jonge Iraans-Canadese journalist en bekende blogger, die op 24 augustus 2009 in haar huis in Teheran werd gearresteerd;

13.

veroordeelt het feit dat de mensenrechtenactivist Abdolfattah Soltani op 2 oktober 2009 werd verhinderd om van Teheran naar Nuremberg, Duitsland, af te reizen om de door die stad toegekende mensenrechtenprijs in ontvangst te nemen;

14.

roept de Commissie op in Teheran een EU-delegatie op te zetten, teneinde de dialoog met de autoriteiten en het maatschappelijk middenveld te bevorderen en te versterken en de samenwerking te intensiveren, met name inzake de steun aan vluchtelingen en de bestrijding van de drugshandel;

15.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de VN-mensenrechtenraad en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.