19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 224/32


Donderdag, 17 september 2009
Syrië: de zaak Muhannad al-Hassani

P7_TA(2009)0024

Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over Syrië: de zaak Muhannad al-Hassani

2010/C 224 E/09

Het Europees Parlement,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

gezien de verklaring van de VN van 1998 over verdedigers van de mensenrechten,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, dat door Syrië in 1969 geratificeerd is,

gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984, dat door Syrië in 2004 geratificeerd is,

gezien artikel 11, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 177 van het EG-Verdrag, volgens welke de eerbiediging van de mensenrechten een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is,

gezien de EU-richtsnoeren inzake verdedigers van de mensenrechten uit 2004,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Syrië, met name die van 8 september 2005 (1), van 15 juni 2006 (2) en van 24 mei 2007 (3),

gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

gezien de betekenis van de politieke, economische en culturele banden tussen de Europese Unie en Syrië; overwegende dat er voor Syrië een belangrijke rol weggelegd is in het streven naar duurzame vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten; overwegende dat er positieve ontwikkelingen op dat gebied hebben plaatsgevonden waardoor er een basis is voor hernieuwing van de inspanningen om tot een associatieovereenkomst te komen;

B.

overwegende dat de associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Arabische Republiek Syrië anderzijds nog ondertekend en geratificeerd moet worden; overwegende dat artikel 2 van de overeenkomst bepaalt dat eerbiediging van de rechten van de mens en de democratische beginselen een leidraad voor het binnenlands en buitenlands beleid van de partijen en een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst vormt;

C.

overwegende dat Muhannad al-Hassani, een vooraanstaand mensenrechtenadvocaat en voorzitter van de Syrische mensenrechtenorganisatie Swasiah, op 28 juli 2009 gearresteerd is; overwegende dat hij voor verhoor naar het paleis van justitie van Damascus werd overgebracht en formeel werd beschuldigd van „verzwakking van het nationaal gevoel” en „verspreiden van valse informatie”, zonder dat zijn advocaat daarbij aanwezig mocht zijn,

D.

overwegende dat Muhannad al-Hassani zich bezighield met de omstandigheden in Syrische gevangenissen en de gang van zaken bij het opperste staatsveiligheidshof, waarvan de processen volgens een rapport van Human Rights Watch van februari 2009 niet aan de internationale normen voldoen; overwegende dat hij voor zijn arrestatie al meermalen was ondervraagd en dat het bij die verhoren voornamelijk om zijn optreden op het gebied van de mensenrechten en de verdediging van politieke gevangenen ging,

E.

overwegende dat het Parlement en zijn Voorzitter al verscheidene malen voor vrijlating van in Syrische gevangenissen opgesloten verdedigers van de mensenrechten, parlementsleden en andere politici hebben gepleit, onder wie Michel Kilo en Mahmoud Issa; overwegende dat het Parlement ingenomen is met alle geslaagde acties in en buiten Syrië om verdedigers van de mensenrechten vrij te krijgen,

F.

overwegende dat de wet op de noodtoestand die sinds 1963 van kracht is de uitoefening van de burgerlijke en politieke rechten door de burgers feitelijk inperkt; overwegende dat de Syrische autoriteiten al eerder hebben verhinderd dat Muhannad al-Hassani en andere mensenrechtenadvocaten, zouden deelnemen aan bijeenkomsten op het gebied van de mensenrechten en scholingsactiviteiten in het buitenland; overwegende dat dit een gangbare manier van doen van de Syrische autoriteiten is om verdedigers van de mensenrechten lastig te vallen en te bestraffen,

1.

is uiterst verontrust over de gevangenhouding van Muhannad al-Hassani, waarmee kennelijk wordt beoogd zijn mensenrechtenwerk en met name zijn onderzoek naar de gang van zaken bij het opperste staatsveiligheidshof en de omstandigheden in gevangenissen, te bestraffen;

2.

dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan dat zij Muhannad al-Hassani onverwijld vrijlaten en dat zij zijn lichamelijk en geestelijk welbevinden onder alle omstandigheden garanderen;

3.

is ten zeerste verontrust over de sterke onderdrukking waar verdedigers van de mensenrechten in Syrië nog steeds mee te kampen hebben en over het ontbreken van vooruitgang bij de eerbiediging van de mensenrechten door de Syrische overheid; vertrouwt erop dat Syrië, dat een belangrijke rol bij de totstandbrenging van vrede in de regio zou kunnen spelen, de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting zal bevorderen;

4.

dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan dat zij een eind maken aan het vervolgen en lastigvallen van verdedigers van de mensenrechten en hun familieleden en dat zij alle gewetensgevangenen, verdedigers van de mensenrechten, onder wie Anwar al-Bunni en Kamal Labwani, en vredesactivisten onverwijld vrijlaten;

5.

verzoekt de Syrische autoriteiten erop toe te zien dat de rechterlijke macht en met name het opperste staatsveiligheidshof op een transparante manier te werk gaat;

6.

dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan dat zij zich strikt houden aan het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, alsmede andere internationale teksten en normen op dat gebied, teneinde te bereiken dat gevangenen in Syrië:

a)

goed behandeld worden en gevrijwaard zijn van folter en andere mishandelingen,

b)

snel, regelmatig en ongelimiteerd contact kunnen opnemen met hun familieleden, advocaten en artsen;

7.

wijst er andermaal op dat de bevordering van de mensenrechten een van de steunpilaren van de betrekkingen tussen de EU en Syrië vormt; is verheugd over de voortgaande dialoog tussen de Europese Unie en Syrië en hoopt dat de permanente inspanningen tot verbeteringen zullen leiden, niet alleen in de economische en sociale situatie in Syrië maar ook op politiek en mensenrechtengebied; verzoekt het Zweedse voorzitterschap, de Raad en de Commissie voor de ondertekening van de associatieovereenkomst een stappenplan vast te stellen waarin duidelijk wordt aangegeven welke specifieke verbeteringen op het gebied van de mensenrechten van de Syrische autoriteiten verwacht worden;

8.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering en het parlement van de Arabische Republiek Syrië.


(1)  PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 349.

(2)  PB C 300 E van 9.12.2006, blz. 519.

(3)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 485.