19.8.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 224/18 |
Donderdag, 17 september 2009
Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie
P7_TA(2009)0019
Resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2009 over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie
2010/C 224 E/04
Het Europees Parlement,
gelet op de verplichtingen ingevolge internationale en Europese overeenkomsten op het gebied van de mensenrechten, waaronder de VN-verdragen inzake de rechten van de mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, alsmede het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,
gelet op de regels van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten, met name artikel 6 EU-Verdrag, artikel 13 EG-Verdrag en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
gelet op artikel 13, lid 1, van het EG-Verdrag dat bepaalt: „onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag, kan de Raad, binnen de grenzen van de door dit Verdrag aan de Gemeenschap verleende bevoegdheden, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, passende maatregelen nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden”,
gezien Richtlijnen 2000/43/EG (1) en 2000/78/EG (2) van de Raad houdende een verbod op directe of indirecte discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid en gezien het voorstel van de Commissie van 2 juli 2008 voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426), alsmede gelet op artikel 21, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op grond waarvan „elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid” verboden is,
gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. |
overwegende dat de EU een waardengemeenschap is die is gebaseerd op mensenrechten, fundamentele vrijheden, democratie en de rechtsstaat, gelijkheid en non-discriminatie, en overwegende dat richtlijnen zijn voorgesteld en aangenomen om dit doel te bereiken, waaronder die inzake de bestrijding van discriminatie op grond van seksuele geaardheid, |
B. |
overwegende dat seksuele geaardheid valt onder het individuele recht op privacy dat wordt gewaarborgd door internationale, Europese en nationale wetgeving op het gebied van de mensenrechten, dat de overheid gelijkheid en non-discriminatie moet bevorderen en dat de vrijheid van meningsuiting voor de media, NGO's en particulieren moet worden gewaarborgd, |
C. |
overwegende dat het Litouwse parlement op 14 juli 2009 wijzigingen heeft aangenomen op de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie, die op 1 maart 2010 van kracht zullen worden en die een verbod inhouden op rechtstreekse doorgifte van openbare informatie die homoseksuele, biseksuele of polygame relaties propageert, aan minderjarigen omdat zij daardoor in hun ontwikkeling worden geschaad, |
D. |
overwegende dat de wet, en met name artikel 4 daarvan, in vage en juridisch onduidelijke bewoordingen is geformuleerd en mogelijkerwijs tot controversiële interpretaties zal leiden, |
E. |
overwegende dat de wet, na verwerping van het veto van de president van de Republiek Litouwen, momenteel door de Litouwse nationale autoriteiten wordt heroverwogen, |
F. |
overwegende dat niet duidelijk is welke informatie onder deze wet zouden vallen en of de wet ook geldt voor boeken, kunst, de pers, reclame, muziek en openbare evenementen zoals theater, exposities of demonstraties, |
G. |
overwegende dat het Zweedse voorzitterschap van de EU de gewijzigde wet met de Litouwse autoriteiten heeft besproken en dat de nieuwe president van de Republiek Litouwen heeft verklaard dat zij erop toe zal zien dat de wet aan de Europese en internationale vereisten voldoet, |
1. |
verzoekt het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten over deze wet en de wijzigingen ervan in het licht van de Verdragen en de wetgeving van de EU een advies uit te brengen; |
2. |
bevestigt de betekenis voor de EU van de bestrijding van alle vormen van discriminatie, met name discriminatie op grond van seksuele geaardheid; |
3. |
bekrachtigt het in de preambule bij VN-Verklaring van de rechten van het kind van 20 november 1959 verankerde beginsel dat „het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van doelmatige wettelijke bescherming”; |
4. |
is verheugd over de verklaringen van de nieuwe president van de Republiek Litouwen en de instelling van een werkgroep in Litouwen die moet nagaan of de wet op bepaalde punten gewijzigd kan worden, en verzoekt de president van de Republiek Litouwen en de autoriteiten erop toe te zien dat de wetten van het land verenigbaar zijn met de internationale en Europese normen op het gebied van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; |
5. |
wijst erop dat de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke gevolgen van openbare informatie, die op 14 juli 2009 door het Litouwse parlement is goedgekeurd, nog niet van kracht is en voor de inwerkingtreding nog moet worden heroverwogen; |
6. |
draagt zijn bevoegde commissie op deze kwestie te blijven volgen; |
7. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, de president en het Parlement van de Republiek Litouwen, het Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa. |
(1) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
(2) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.