4.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 182/1


450 E PLENAIRE ZITTING OP 14 EN 15 JANUARI 2009

Advies van hetEuropees Economisch en Sociaal Comité over De sociale en milieudimensie van de interne markt

(2009/C 182/01)

Rapporteur: Andrzej ADAMCZYK

Op 17 januari 2008 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité, op grond van artikel 29 (2) van zijn reglement van orde, besloten een initiatiefadvies op te stellen over:

De sociale en milieudimensie van de interne markt.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die was belast met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 6 januari 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer ADAMCZYK.

Tijdens zijn 450e zitting (vergadering van 14 januari 2009) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 94 stemmen vóór en 29 stemmen tegen, bij 15 onthoudingen.

1.   Conclusies

1.1   De interne markt is geen doel op zich, maar een instrument dat bijdraagt aan het toenemende welzijn van de burgers van de EU door verhoging van hun levenspeil, verbetering van hun toegang tot goederen en diensten en opvoering van de kwaliteit en veiligheid van hun werk en doordat ze hen in de gelegenheid stelt overal binnen de grenzen van de EU te reizen, wonen, werken en studeren.

1.2   Deze vooruitgang houdt verband met de grotere kansen die de interne markt biedt aan zowel bedrijven (dankzij de uitbreiding van de markt voor goederen en diensten en de vrijheid van investering) als werknemers, waardoor deze tot dusver ongekende mogelijkheden hebben om werk te zoeken in elk gewenst EU-land.

1.3   Als Europa op de langere termijn concurrerend wil blijven, moet de interne markt zorg dragen voor een duurzame en toekomstgerichte ontwikkeling, wat betekent dat ook aandacht wordt geschonken aan de milieudimensie. Daarom moet bij het ontwikkelen van nieuwe normen, regels, producten en ideeën rekening worden gehouden met deze grote uitdaging, ook al kan dit in bepaalde sectoren leiden tot onvermijdelijke spanningen, zeker ook als men bedenkt dat een en ander alleen zin heeft als de Europese economie de kans wordt geboden om zich mondiaal te handhaven, d.w.z. als het concurrentievermogen op de korte termijn niet wordt aangetast.

1.4   Het uiteindelijke doel is de werking van de interne markt in een sociale markteconomie beduidend te verbeteren, d.w.z. gelijke voorwaarden creëren voor alle belanghebbenden en zorgen dat ze in een uniform rechtsstelsel kunnen opereren. Dit is cruciaal als men gelijke concurrentieverhoudingen wil scheppen en voor meer en betere werkgelegenheid wil zorgen door de sociale en milieudimensie in de interne markt te integreren om zo het concurrentievermogen van de Europese economie te vergroten.

1.5   In hun streven om de interne markt te verdiepen dienen de Europese instellingen rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van bedrijven en de noodzaak om de fundamentele sociale rechten te eerbiedigen, zoals die door het Europees recht, de internationale arbeidsnormen en de wetgeving van de individuele lidstaten erkend worden, met inbegrip van het recht om collectieve onderhandelingen te voeren.

1.6   Voor een goede werking van de interne markt moeten bepaalde onduidelijkheden in de toepassing van het Europees recht worden weggenomen. Een duidelijk en voorspelbaar juridisch kader is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling en verdieping van de interne markt.

1.7   Meer in het bijzonder kunnen de recente omstreden uitspraken van het Europese Hof van Justitie over de juridische interpretatie van de richtlijn inzake de detachering van werknemers gezien worden als voldoende aanleiding om ofwel deze richtlijn te herzien of aanvullende afspraken te maken tussen de sociale partners.

1.8   Het SOLVIT-netwerk zou in dit verband een belangrijke rol kunnen spelen als bemiddelend orgaan tussen de instellingen en het publiek. Het netwerk ontvangt over het algemeen echter veel te weinig subsidie en is onderbezet, zodat zijn functie en werkwijze aan een herbeoordeling toe zijn.

2.   Inleiding

2.1   Hoewel de interne markt nog in ontwikkeling is, heeft deze voor de burgers van de EU reeds tal van tastbare voordelen opgeleverd en kan ze worden beschouwd als de belangrijkste verworvenheid van het Europese integratieproces (1). De geleidelijke openstelling van de markten en het wegnemen van de belemmeringen heeft echter een aantal moeilijkheden en problemen met zich meegebracht, die moeten worden opgelost om steun te kunnen verwerven voor een verdere verdieping van de interne markt.

2.2   Men mag niet vergeten dat de interne markt geen doel op zich is, maar een middel om de levensstandaard van de burgers van de Europese Unie te verhogen, hun welvaart en hun toegang tot goederen en diensten te vergroten, de kwaliteit en veiligheid van hun werk te verbeteren en hen in de gelegenheid te stellen om overal binnen de grenzen van de EU te reizen, te wonen en te werken (2). Deze voordelen zijn onlosmakelijk verbonden met de grotere vrijheid van ondernemingen om zaken te doen, o.a. dankzij de uitbreiding van de markt voor goederen en diensten en de vrijheid van investering.

2.3   De geleidelijke wegneming van belemmeringen op gebieden die rechtstreeks verband houden met de vier vrijheden, kan leiden tot problemen en spanningen op terreinen waar nog altijd aanzienlijke verschillen bestaan tussen de diverse landen. Dit geldt met name voor zaken als lonen, sociale zekerheid, arbeidsrecht en de rechten van de sociale partners. Dergelijke spanningen kunnen worden weggenomen (wat ook tot op zekere hoogte gebeurt) door middel van aanvullende regels, gericht op:

het ophelderen van de juridische verwarring die het gevolg is geweest van de toepassing van regelgevingen uit verschillende landen;

het tegengaan van sociale dumping en oneerlijke concurrentie;

het beschermen van de consumentenrechten (3);

het waarborgen dat producenten en leveranciers van goederen alsmede dienstverleners een adequate toegang tot de Europese interne markt hebben;

het waarborgen van de toegankelijkheid van alle goederen en diensten, met name diensten van algemeen belang, door middel van „design for all”-beleid (4), en

het bevorderen van een actief beleid dat erop gericht is om de gelijkheid tussen man en vrouw te verzekeren en alle vormen van discriminatie te bestrijden.

2.4   Voor een goede werking van de interne markt moeten de verschillende onduidelijkheden in de toepassing van het Europees recht worden weggenomen. Het is volstrekt onaanvaardbaar dat de sociale partners in kwesties die voor hen van fundamenteel belang zijn, hun toevlucht moeten nemen tot het Europese Hof van Justitie, waarvan de uitspraken soms onbegrijpelijk of discutabel zijn.

2.5   In dit verband valt het toe te juichen dat de Commissie besloten heeft om de sociale partners en de lidstaten uit te nodigen voor een discussie over de implicaties van de recente uitspraken van het Hof, en om een Forum te organiseren waarop van gedachten zal worden gewisseld over de wijze waarop de sociale rechten tegen de achtergrond van de toenemende arbeidsmobiliteit gerespecteerd kunnen worden (5).

3.   De interne markt: voordelen en uitdagingen

3.1   De interne markt heeft tal van voordelen opgeleverd. Het betreft hier voordelen voor zowel ondernemingen en werknemers als de bevolking in haar geheel, die allemaal profiteren van de goede werking van de interne markt op een groot aantal terreinen. Tot de onbetwistbare resultaten van de interne markt kunnen worden gerekend: de stijging van de welvaart in samenhang met een stijgend BBP; de vrijheid om in elk gewenst EU-land te reizen, verblijven, werken en studeren; een aanzienlijk ruimere toegang tot hoogwaardige goederen en diensten, vaak tegen lagere prijzen (wat te maken heeft met de verbeterde toegang van producenten, handelaren en dienstverleners tot de interne markt), en niet in de laatse plaats de uitbreiding van de consumentenrechten, die nu het gehele gebied van de EU omvatten, ongeacht het land van aankoop.

3.2   De beperkingen die door een aantal lidstaten gesteld worden aan het vrije verkeer van personen, in de vorm van „overgangsperioden”, zijn ondanks hun beperkte duur nog altijd een bron van onenigheid. Opgemerkt moet echter worden dat het afschermen van de arbeidsmarkt in de landen die een overgangsperiode hebben ingesteld, in de praktijk moeilijker is gebleken dan verwacht. Evenzo is de uittocht van geschoolde werknemers op zoek naar werk een reëel probleem voor de landen van herkomst.

3.3   Het EESC is evenwel van mening (6) dat integratie van de arbeidsmarkt de beste bescherming biedt tegen sociale uitsluiting. De Commissie dient zich samen met de sociale partners in te spannen om het Europese arbeidspotentieel beter te benutten in onze snel veranderende samenlevingen. Een probleem dat nog altijd niet is opgelost, is dat van de wederzijdse erkenning van kwalificaties (7).

3.4   Voor ondernemingen bestaan de voordelen o.m. uit: toegang tot een grote markt, met een bevolking van bijna 500 miljoen; vereenvoudiging van de grensoverschrijdende handel en de procedures voor het opstarten van een bedrijf; bredere toepassing van de Europese normen en etikettering, en een verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking en technologieoverdracht. Een ander voordeel is de gemakkelijke toegang tot de kapitaalmarkten, al zullen de financiële diensten nog beter moeten gaan functioneren. Al deze resultaten van de interne markt, of ze nu voor ondernemingen gelden of rechtstreeks ten goede komen aan de bevolking, hebben hun eigen maatschappelijke gevolgen en kennen hun eigen uitdagingen.

3.5   Hoewel het overduidelijk lijkt dat de invoering van de interne markt voor ongekende economische groei heeft gezorgd, met positieve effecten op het algemeen maatschappelijk welzijn, wordt er nog steeds druk gediscussieerd over de vraag of de mate van liberalisering van de markt en de reikwijdte van de regelgeving op bepaalde terreinen sociaal gezien wel wenselijk of acceptabel zijn. De meningsverschillen over de recente uitspraken van het Europese Hof van Justitie (Viking (8), Laval (9), Rüffert (10), Commissie vs. Luxemburg (11)), het eerdere debat over de dienstenrichtlijn en de problemen met betrekking tot de openstelling van de arbeidsmarkt, sociale dumping, oneerlijke concurrentie en de gevolgen van de interne markt voor de werking van het Europees sociaal model — dit alles vraagt beslist om nadere analyse en wellicht ook om besluiten ter invoering van nieuwe wetgeving of mederegulering.

3.6   De interne markt heeft de prijzen van tal van producten verlaagd, hetgeen positief is voor zowel de consument als het concurrentievermogen van de Europese economie. Deze prijsdaling gaat echter dikwijls ten koste van de werknemers die ontslagen worden als gevolg van bedrijfsreorganisaties of het verplaatsen van banen naar elders. Vanuit maatschappelijk oogpunt moet daarom een evenwicht gevonden worden tussen de belangen van de consument (lage prijzen) en de belangen van de werknemer (werkzekerheid, arbeidsnormen en arbeids- en loonvoorwaarden).

3.7   De economische groei die zich dankzij de interne markt heeft voorgedaan, heeft ook nieuwe werkgelegenheid geschapen. Dit zou zonder meer positief zijn, ware het niet dat deze nieuwe banen dikwijls slecht betaald worden doordat bedrijven concurrerend moeten blijven.

3.8   In dit verband dient erop te worden gewezen dat Europa zijn goede concurrentieposite voornamelijk te danken heeft aan investeringen in nieuwe technologieën, opleidingen en scholingsprogramma's voor werknemers, verbeteringen in de arbeidsorganisatie, betere voorwaarden voor de gezondheid en veiligheid op de werkplek en bevordering van de sociale dialoog en partnerschappen. Maar omdat werknemers tevens consumenten zijn, bestaat het risico dat vergroting van het economische concurrentievermogen via verlaging van de arbeidskosten per saldo uitmondt in een daling van de koopkracht of, met andere woorden, tot een daling van de consumptie en daarmee tot stagnatie van de economie.

3.9   De gedeeltelijke openstelling van de arbeidsmarkt voor economische migranten levert haar eigen, specifieke problemen op. Bepaalde lidstaten zijn er niet in geslaagd economische migranten een duidelijke plaats te geven binnen hun collectieve arbeidsovereenkomsten en/of andere regelingen en juridische voorzieningen resp. praktijken, wat leidt tot ondermijning van de plaatselijke arbeidsnormen, hetgeen weer leidt tot een groei van de informele economie. Dit leidt tot een verslechtering van de arbeidsomstandigheden en tot een uitholling van de sociale dialoog, resulterend in sociale dumping en oneerlijke concurrentie. Dergelijke ontwikkelingen moeten krachtig worden tegengegaan, zowel door vakbonden als door werkgeversorganisaties.

3.10   Bepaalde praktijken van ondernemingen die gedetacheerde werknemers in dienst hebben zijn door sommige partijen bestempeld als sociale dumping en oneerlijke concurrentie. Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn uitspraken in de zaken Viking, Laval, Rüffert en Commissie vs. Luxemburg geoordeeld dat dergelijke praktijken geoorloofd en in overeenstemming met de richtlijn inzake de detachering van werknemers zijn, wat voor heel wat beroering heeft gezorgd, niet het minst omdat deze praktijken onverenigbaar zijn met de uitdrukkelijke doelstelling van de richtlijn. Om de grensoverschrijdende levering van diensten te bevorderen zijn eerlijke concurrentie en waarborging van de rechten van werknemers vereist. Met het oog op de principes van gelijke behandeling, eerlijke concurrentie en eerbiediging van de rechten van werknemers lijkt het er daarom op dat nieuwe wetgevingsinitiatieven moeten worden genomen en dat aanvullende onderhandelingen gevoerd moeten worden tussen de sociale partners, m.n. over de problematiek van gedetacheerde werknemers.

3.11   Alvorens nieuwe regels op te stellen (12), dienen er naar het oordeel van het Comité dringend maatregelen genomen te worden om een goede tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/71/EG te waarborgen, met name nu men er met deze richtlijn, tien jaar na de inwerkingtreding ervan, nog altijd niet in geslaagd is de doelstellingen volledig te realiseren.

3.12   Daarnaast blijven er de kwestie van de openstelling van de markt voor diensten en de problemen m.b.t. de diensten van algemeen belang. Deze worden o.m. geregeld door de recent ingevoerde dienstenrichtlijn, die zich nog in het eerste stadium van tenuitvoerlegging bevindt en daarom nog niet op zijn effecten kan worden beoordeeld. Het is echter duidelijk dat de maatschappelijke dimensie van de universele diensten veel verder gaat dan enkel werknemersbelangen en de sociale dialoog en ook betrekking heeft op het waarborgen van de toegang tot deze diensten voor alle burgers (13).

3.13   In the context of recent price increases in Europe, the question of accessibility of services of general interest is closely linked with the question of affordability, especially as far as energy is concerned. However, the problem of energy supplies must be considered not only in relation to recent and most probably also future price increases but also taking into account the environmental aspects of energy consumption.

4.   De gevolgen van recente rechterlijke uitspraken betreffende de interne markt

4.1   Om de interne markt goed te laten functioneren zijn duidelijke regels nodig. De verdere integratie zal sterk afhankelijk zijn van de mate waarin, binnen een helder en voorspelbaar juridisch kader, een aanvaardbare balans kan worden gevonden tussen de economische, sociale en milieudimensie.

Recente uitspraken van het Europese Hof van Justitie hebben in het bedrijfsleven in Europa tot grote meningsverschillen hebben geleid. Het is absoluut noodzakelijk dat er duidelijke oplossingen komen voor zaken die nu nog controversieel zijn, zodat de voor het publieke vertrouwen broodnodige consensus eindelijk kan worden hersteld.

4.2.1   In de zaak-Viking hebben de International Transport Workers' Federation (ITF) en de Finse Bond van Zeevarenden gedreigd met acties tegen de plannen van Viking Line om zijn schepen onder Estlandse vlag te laten varen en de bemanning te vervangen door goedkopere arbeidskrachten uit dat land. Het Hof bepaalde dat het dreigen met een staking om een werkgever te dwingen een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in dit geval beschouwd moet worden als een beperking van het recht op vrije vestiging.

4.2.2   In de zaak-Laval gaat het om een Lets bedrijf dat werknemers in Zweden detacheerde op Letse voorwaarden, die veel ongunstiger zijn dan de voorwaarden die zijn overeengekomen in de Zweedse cao's. De Zweedse vakbonden hebben gereageerd met acties en een boycot van goederen op het bouwterrein in Vaxholm waar het Letse bedrijf actief is. Het Hof was de mening toegedaan dat de vakbonden in het licht van de detacheringsrichtlijn niet het recht hebben om acties te ondernemen voor het afdwingen van arbeidsvoorwaarden die verder gaan dan de in de richtlijn geformuleerde verplichte regels voor minimale bescherming.

4.2.3   In de zaak-Rüffert gaat het om een Duitse firma die een overheidsopdracht van de deelstaat Nedersaksen heeft gekregen voor bouwwerkzaamheden in een gevangenis. De Duitse firma besteedde het werk uit aan een Pools bedrijf, dat zijn werknemers slechts 47 % uitbetaalde van het minimumloon dat was overeengekomen in de cao van deze sector. Daarom heeft de deelstaat Nedersaksen het contract opgezegd, maar volgens het Hof van Justitie is de plaatselijke wet op grond waarvan aannemers die een overheidsopdracht uitvoeren, verplicht zijn om de cao's na te komen, niet verenigbaar met de detacheringsrichtlijn, tenzij vermeld is dat de cao universeel geldig is.

4.2.4   In de zaak-Luxemburg heeft het Hof zich geschaard achter een klacht van de Commissie, die van mening is dat Luxemburg te ver is gegaan bij de tenuitvoerlegging van de detacheringsrichtlijn m.b.t. de in dat land geldende bepalingen voor binnenlandse ondernemingen (maximum aantal arbeidsuren en minimum aantal uren pauze, automatische loonindexering, naleving van collectieve arbeidsovereenkomsten e.d.).

4.3   De uitspraken in bovengenoemde zaken hebben ook tot bezorgdheid geleid over de uitleg die het Europese Hof van Justitie geeft aan de EU-richtlijn inzake de detachering van werknemers. Deze zaken hebben geleid tot ernstige meningsverschillen en worden door tal van belanghebbenden gezien als een vrijbrief voor loondumping. In genoemde zaken werden door een buitenlands bedrijf de collectieve arbeidsovereenkomsten, juridische voorzieningen resp. praktijken en regels die gelden in het land waar ze actief waren, omzeild, zulks ten nadele van plaatselijke bedrijven en ten koste van de werknemers.

4.4   De interne markt moet een bron van rechtszekerheid zijn, niet van onduidelijkheid. Daarom is het van essentieel belang dat er overeenstemming wordt bereikt over de principes aan de hand waarvan de wet, zowel naar de letter als de geest, moet worden herbeoordeeld, en dat er een duidelijke consensus wordt gevonden.

5.   Mechanismen en instrumenten ter verbetering van de werking van de interne markt

5.1   De interne markt is in de loop der tijd aangevuld met een aantal mechanismen die de werking ervan verbeterd hebben. Deze mechanismen kunnen nuttig zijn als het gaat om het beoordelen van methoden ter verbetering van de integratie van de sociale en de milieudimensie in de interne markt.

5.2   De discussies over harmonisatie en wederzijdse erkenning zijn de laatste jaren weer actueel geworden in het kader van de recente uitbreidingen. De mening dat de harmonisatie zich dient te concentreren op het strikt noodzakelijke en dat het niet realistisch is om in een Europese Unie met 27 leden naar al te veel harmonisatie te streven, wordt breed gedeeld. Daarentegen is er maar beperkt aandacht voor de kwestie van wederzijdse erkenning, toch een van de pijlers van de interne markt. Hoewel harmonisatie nuttig zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van het Europese sociale model, blijft de sociale dimensie toch overwegend de verantwoordelijkheid van de 27 lidstaten zelf, dit meestal met de volle steun van de sociale partners en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Harmonisatie zou wel van groot nut kunnen zijn op milieugebied, als er regels worden opgesteld voor producten en processen, in overeenstemming met de ambitieuze doelstellingen die de Unie zich heeft gesteld.

5.3   Het SOLVIT-netwerk zou in dit verband een zeer belangrijke rol kunnen spelen als bemiddelend orgaan tussen de instellingen en het publiek. Het is verantwoordelijk voor het informeren en adviseren over en het beoordelen van onderwerpen die verband houden met de interne markt en van belang zijn voor bedrijven, consumenten, werknemers e.d. in de lidstaten. Er wordt een enorme hoeveelheid gegevens en kennis opgeslagen door het netwerk, maar het ontvangt over het algemeen veel te weinig subsidie en is onderbezet, zodat zijn taak en werkwijze aan een herbeoordeling toe zijn.

5.4   In het kader van de „nieuwe aanpak” laat de Europese wetgever zich minder prominent zien en legt hij enkel de basisvereisten vast, terwijl de technische aspecten worden gedelegeerd aan normalisatie-organisaties. Hoewel een dergelijke werkwijze nauwelijks kan worden toegepast op de sociale dimensie, kan deze wel op milieugebied van fundamenteel belang worden (en is dat in feite al). Men kan hierbij bijv. denken aan kwaliteitsnormen (de Commissie zou er goed aan doen een aantal relevante gebieden te actualiseren).

5.5   Het beginsel van het land van herkomst is nog altijd een netelige kwestie, blijkens de ontevredenheid van consumentenorganisaties hierover. Dit beginsel bepaalt dat een handeling of dienst die in het ene land wordt verricht resp. verleend, maar bedoeld is voor een ander land, valt onder het recht van het land waar de handeling of de dienst wordt verricht resp. verleend. Het doel van dit beginsel is de bevordering van het vrije verkeer van goederen en diensten alsmede van de grensoverschrijdende concurrentie. Dit werd echter tijdens het debat over de dienstenrichtlijn verworpen, omdat landen er in de praktijk door gedwongen zouden worden verschillende wettelijke regelingen toe te passen op bedrijven en personen afhankelijk van hun land van herkomst.

5.6   Het Lamfalussy-proces was een goed voorbeeld van de wijze waarop pan-Europese regelgeving verbeterd zou kunnen worden, aangezien het een consistentere uitleg bood en t.a.v. bepaalde regelgevende aspecten voorzag in een eenvoudiger convergering van nationale praktijken en tradities. Afgezien van het voorbeeld van de financiële diensten vormt het Lamfalussy-proces een referentiekader voor de opbouw van een stelsel dat zich kenmerkt door kwaliteit en eenvoud. Het moet echter nog worden afgewacht of hiermee ook een efficiënter mechanisme voor wetgeving op andere terreinen, met name dat van het milieu, tot stand kan worden gebracht.

5.7   In de Monti-clausule wordt, in het kader van het vrije verkeer van goederen, gezegd dat de richtlijn niet mag worden uitgelegd als een instrument dat op enigerlei wijze remmend werkt op de uitoefening van de Europese grondrechten, met inbegrip van het recht op collectieve actie bij arbeidsconflicten. Recente uitspraken van het Europese Hof van Justitie hebben twijfel doen ontstaan over de geldigheid van de Monti-clausule, zodat verduidelijkt moet worden waar de grenzen van deze clausule liggen en waarom.

6.   Een beter kader voor de integratie van het milieu in de interne markt

6.1   Energie en milieu staan beide hoog op de prioriteitenlijst van de Europese regeringen en burgers, en dat zal ook in de nabije toekomst zo blijven. Helaas wordt de bescherming van het milieu vaak gezien als een rem op de marktwerking, als een nieuwe verzameling hindernissen die onvermijdelijk het concurrentievermogen van bedrijven aantasten.

6.2   Toch is men het er tegenwoordig in brede kring over eens dat een van de meest effectieve manieren om het toekomstige concurrentievermogen van Europa te verzekeren, bestaat uit het verder ontwikkelen van ideeën, producten en normen die een antwoord vormen op een van de belangrijkste uitdagingen waar de mens heden ten dage voor staat: de opbouw van een interne markt waarin de milieudimensie, die een centraal onderdeel van deze doelstelling vormt, de plaats krijgt die haar toekomt. Dit neemt echter niet weg dat nieuwe regelgeving op dit gebied onherroepelijk tot spanningen zal leiden in bepaalde sectoren, zeker als men bedenkt dat ook behoud van het concurrentievermogen op de korte termijn van cruciaal belang is.

6.3   Het Verdrag van Amsterdam heeft kracht bijgezet aan aan het idee dat integratie van de milieudimensie in andere beleidsterreinen de sleutel vormt voor de bevordering van duurzame ontwikkeling. De Europese Commissie heeft manieren onderzocht om de synergie tussen de interne markt en milieu-aspecten te vergroten door deze mee te wegen bij bijv. openbare aanbestedingen, doeltreffende effectbeoordelingen, standaardisering, financiële rapportage en economische instrumenten zoals milieubelastingen, enz. Ook heeft de Commissie informatie ingewonnen over nieuwe sectoren en problemen waar harmonisatiemaatregelen geboden kunnen zijn.

6.4   Tot nog toe is de integratie van milieu-aspecten in de interne markt geen eenvoudige zaak gebleken, gezien de veelheid van sectoren en praktijken die betrokken zijn bij duurzame ontwikkeling en milieu. Een en ander heeft gevolgen voor belangrijke beleidsterreinen als energie en transport, terwijl kwesties die aanvankelijk beperkt bleven tot het vrije verkeer van goederen, zich inmiddels ook tot andere gebieden uitstrekken. Daarom is het, vooral ook gezien de voorname plaats die het milieu op de huidige beleidsagenda's inneemt, noodzakelijk dat er veel meer wordt gedaan om vooruitgang te bewerkstelligen op punten die nog voor verbetering vatbaar zijn, en om te identificeren welke instrumenten van de interne markt zich het beste lenen om deze doelstellingen te realiseren.

7.   Slotopmerkingen

7.1   De interne markt is nog altijd in ontwikkeling. Het uiteindelijke doel is het opbouwen van een interne markt zonder enige belemmering. Een voltooide interne markt houdt in dat alle belanghebbenden gelijkelijk toegang hebben tot alle nationale markten. Gelijke toegang tot de markten van alle lidstaten betekent ook dat bedrijven, werknemers en dienstverleners zich in eenzelfde wettelijk kader bewegen, zodat er sprake is van gelijke voorwaarden, waardoor oneerlijke concurrentie binnen de grenzen van de Europese Unie en aantasting van het concurrentievermogen van de interne markt als geheel wordt tegengegaan.

7.2   Het Comité heeft erop gewezen (14) dat het slagen van de interne markt de gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de Europese Unie en de lidstaten, die hier dan ook een grotere rol op zich dienen te nemen. Ook de rol van de sociale partners bij de opbouw en handhaving van de interne markt dient sterker benadrukt te worden.

7.3   Het huidige debat over de grenzen van de Europese integratie, waaronder de recente discussies over de dienstenrichtlijn, laat zien hoe moeilijk het is om een goede balans te vinden tussen de beginselen van de interne markt en de behoefte aan hoge sociale normen, sociale zekerheid, goed functionerende en toegankelijke openbare diensten en een eerlijke concurrentie. De discussies over de interne markt moeten zich m.n. richten op het formuleren van antwoorden op deze legitieme vragen. Bij de beantwoording van deze vragen dienen de Europese instellingen zowel rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de ondernemingen als met het feit dat de economische vrijheden aan regulering dienen te worden onderworpen, waardoor wordt gewaarborgd dat de uitoefening ervan niet ten koste gaat van de fundamentele sociale rechten, zoals erkend door het Europees recht, de internationale arbeidsnormen en de wetgeving van de individuele lidstaten, met inbegrip van het recht om te onderhandelen over collectieve overeenkomsten, deze af te sluiten en ten uitvoer te leggen.

7.4   In haar recent verschenen mededeling over de vernieuwde sociale agenda (15) herhaalt de Commissie dat de EU vastbesloten is om harmonieuze samenlevingen op te bouwen die worden gekenmerkt door onderlinge samenhang en integratie van bevolkingsgroepen, door respect voor de grondrechten en door een gezonde sociale markteconomie. Verder verklaart de Commissie dat er geen tegenspraak is tussen de fundamentele vrijheden uit het Verdrag en de bescherming van de grondrechten.

7.5   Hoewel de werking van de interne markt nog getoetst moet worden aan de bepalingen van het Verdrag van Lissabon, laat een eerste beoordeling van de tekst van het Verdrag door het EESC zien dat de interne markt weliswaar geen structurele wijziging heeft ondergaan, maar wel een sterkere sociale invulling heeft gekregen.

Brussel, 14 januari 2009.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  COM(2007) 724 def.

(2)  PB C 93, 27.04.2007, blz. 25.

(3)  PB C 175, 27.07.2007, blz. 14.

(4)  PB C 175, 27.07.2007, blz. 14.

(5)  COM(2008) 412.

(6)  PB C 77, 31.03.2009, blz. 15.

(7)  PB C 224, 30.08.2008, blz. 100.

(8)  PB C 51, 23.02.2008, zaak C-438/05.

(9)  PB C 51, 23.02.2008, zaak C-341/05.

(10)  PB C 128, 24.05.2008, zaak C-346/06.

(11)  PB C 209, 15.08.2008, zaak C-319/06.

(12)  PB C 151, 17.06.2008, blz. 45.

(13)  PB C 161, 13.07.2007, blz. 80.

(14)  PB C 77, 31.03.2009, blz. 15.

(15)  COM(2008) 412.


BIJLAGE

bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

De volgende passage uit het afdelingsadvies, waarvoor ten minste een vierde van de stemmen was uitgebracht, werd vervangen door een wijzigingsvoorstel dat door de voltallige vergadering is goedgekeurd.

1.4   Het uiteindelijke doel is het wegnemen van alle belemmeringen voor de werking van de interne markt, d.w.z. gelijke voorwaarden creëren voor alle belanghebbenden en zorgen dat ze in een uniform rechtsstelsel kunnen opereren. Dit is cruciaal als men voor iedereen gelijke concurrentieverhoudingen wil scheppen en het concurrentievermogen van de Europese economie wil vergroten.

Uitslag

Stemmen voor: 79

Stemmen tegen: 46

Onthoudingen: 11

Het volgende wijzigingsvoorstel, waarvoor minstens een kwart van de stemmen werd uitgebracht, werd tijdens de beraadslaging verworpen:

Paragraaf 4.3

Motivering

Het EESC moet de uitspraken van het Europees Hof van Justitie niet ondermijnen. Dat zou een gevaarlijk precedent scheppen en zijn prestige schaden.

Uitslag

Stemmen voor: 44

Stemmen tegen: 78

Onthoudingen: 14