52009DC0527




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 7.10.2009

COM(2009) 527 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ , HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Jaarlijkse verklaring over het eurogebied 2009

{SEC( 2009) 1313}

1. DE ECONOMIE VAN HET EUROGEBIED IN 2009

Na het wegebben van de schokgolven van de ergste crisis sinds de jaren dertig zijn er tekenen van economische stabilisatie merkbaar. Overal ter wereld is er dankzij verregaande beleidsinterventies thans sprake van een zekere stabiliteit in het financiële stelsel. Het financiële klimaat is er in de loop van de zomer op vooruitgegaan: diverse financiële indicatoren zijn naar hun niveau van vóór de crisis teruggekeerd. Ook de indicatoren van het ondernemers- en consumentenvertrouwen zijn de afgelopen maanden verbeterd. De wereldhandel heeft zich gestabiliseerd en er zijn tevens aanwijzingen dat het einde van de voorraadvermindering in zicht is. De relatief veerkrachtige consumptie is tijdens de recessie een stabiliserende factor gebleken doordat de desinflatie en de in budgettaire stimuleringspakketten vervatte maatregelen het inkomen van huishoudens op peil hebben gehouden.

Volgens de recentste tussentijdse prognoses die de diensten van de Commissie in september 2009 hebben bekendgemaakt, zou de economie van het eurogebied in 2009 met 4% krimpen, zoals ook al in de voorjaarsprognoses 2009 was voorspeld. De sterker dan verwachte krimp van de activiteit in het eerste kwartaal werd gecompenseerd door een sneller dan voorspelde stabilisatie in het tweede kwartaal, vooral in Duitsland en Frankrijk.

De kracht en de weerbaarheid van het herstel zijn echter nog niet ten volle op de proef gesteld. Banken zijn hun solvabiliteitsratio's weliswaar aan het opkrikken met de hulp van het accommoderende monetaire beleid en de reddingspakketten, maar de stabilisatie op de financiële markten heeft nog geen tastbare resultaten opgeleverd wat de kredietverlening aan de economie betreft: deze is in de hele eerste helft van 2009 scherp gedaald. Een andere bron van onzekerheid en bezorgdheid zijn de versomberende werkgelegenheidsvooruitzichten. Daartegenover staat dat een positieve factor die niet over het hoofd mag worden gezien, de talrijke stimulerende beleidsmaatregelen zijn die nog in de pijplijn zitten. Dit neemt echter niet weg dat nog af te wachten valt hoe duurzaam het herstel echt is.

De euro heeft bescherming geboden tegen de crisis. De euro heeft het eurogebied efficiënt afgeschermd tegen het turbulente wisselkoers- en renteverloop dat in het verleden tijdens perioden van spanningen op de financiële markten zo schadelijk is gebleken voor de lidstaten. De munt heeft ook een belangrijke rol gespeeld als anker voor een gedegen macro-economisch beleid in de lidstaten die actief de invoering van de euro nastreven of waarvan de valuta's aan de euro zijn gekoppeld. Ten slotte heeft het snelle optreden van het eurogebied in coördinatie met andere centrale banken tot de stabiliteit van het internationale monetaire stelsel als geheel bijgedragen.

De financiële crisis heeft de euro aantrekkelijker gemaakt voor lidstaten die niet tot het eurogebied behoren. Met name twee potentiële voordelen van het lidmaatschap van het eurogebied zijn op de voorgrond getreden: in de eerste plaats wordt het risico van plotselinge en verstorende wisselkoersbewegingen geëlimineerd, en ten tweede wordt binnenlandse instellingen toegang geboden tot centrale-bankliquiditeiten in euro. Tegelijkertijd heeft de crisis evenwel geleerd dat de euro niet alle economische problemen oplost. Zo biedt de eenheidsmunt met name geen uitkomst bij problemen die met interne en externe onevenwichtigheden samenhangen, zoals is aangetoond door het feit dat sommige landen uit het eurogebied waar van onevenwichtigheden sprake is, hard zijn geraakt. Deze ervaring zet het pleidooi kracht bij om een hoge mate van duurzame convergentie te realiseren voordat de euro wordt aangenomen, zoals bij het Verdrag wordt voorgeschreven. Landen die tot het eurogebied willen toetreden, dienen hun respectieve economieën toe te rusten voor het lidmaatschap van het eurogebied door een beleid te voeren dat erop gericht is de begrotingsdiscipline te versterken, macrofinanciële onevenwichtigheden te vermijden en de productiviteit, de concurrentiekracht en uiteindelijk hun aanpassingsvermogen binnen de EMU te bevorderen.

De crisis vergroot evenwel sommige uitdagingen voor het eurogebied. De crisis weegt op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de potentiële groei. Hoewel de door de crisis geforceerde aanpassing tot gevolg heeft dat sommige onevenwichtigheden binnen het eurogebied verminderen, bestaat daarnaast het risico dat de verschillen in de concurrentieposities wederom toenemen als het beleidsoptreden niet afdoende wordt gecoördineerd.

Als gevolg van een scherpe daling van de ontvangsten, de budgettaire stimuleringsmaatregelen in het kader van het Europees economisch herstelplan en de werking van de automatische stabilisatoren zijn de overheidssaldi er sterk op achteruitgegaan. Dankzij het doeltreffende beleidsoptreden sinds het najaar van 2008, dat in de context van het Europees economisch herstelplan is gecoördineerd, konden een totale ineenstorting van het financiële stelsel en een algemeen vertrouwensverlies worden vermeden. Het begrotingsbeleid is met succes toegespitst op de dringende noodzaak de economie uit de recessie te trekken. Doelgerichte budgettaire stimuleringsmaatregelen en een onbelemmerde werking van de automatische stabilisatoren hebben als buffer voor de economische activiteit gefungeerd en tot de recente tekenen van herstel bijgedragen, maar hebben daarentegen wel tot een aanzienlijke verslechtering van de overheidsrekeningen geleid. Zowel de oplopende begrotingstekorten en de lage of negatieve groei als de steun aan de banksector hebben tot veel hogere overheidsschulden geleid. Thans wordt verwacht dat het gemiddelde begrotingstekort in het eurogebied zal oplopen van 2% van het bbp in 2008 tot ruim 5% van het bbp in 2009. Afgaande op de huidige plannen en prognoses zal het tekort in het eurogebied verder toenemen tot 6½% van het bbp in 2010, terwijl de overheidsschuld in 2010 op 84% van het bbp zou kunnen uitkomen, hetgeen neerkomt op een stijging met 18 procentpunten ten opzichte van 2007. In 2009 zullen bijna alle lidstaten van het eurogebied – met Cyprus en Luxemburg als mogelijke uitzonderingen – met een begrotingstekort worden geconfronteerd dat hoger ligt dan de referentiewaarde van 3% van het bbp. In sommige landen zal deze referentiewaarde zelfs ruimschoots worden overschreden. In de eerste helft van 2009 heeft de Raad op initiatief van de Commissie buitensporigtekortprocedures (BTP's) ten aanzien van Griekenland, Ierland, Frankrijk, Malta en Spanje ingeleid omdat deze lidstaten in 2008 (2007 voor EL) de referentiewaarde hadden overschreden[1]. De Commissie stelt thans voor dat de Raad BTP's inleidt ten aanzien van de landen waarvan wordt aangenomen dat zij in 2009 de referentiewaarde zullen overschrijden. De krachtens het pact toegestane flexibele toepassing van de BTP biedt de lidstaten belangrijke steun en houvast in de huidige moeilijke omstandigheden. De in het kader van de BTP's aanbevolen budgettaire consolidatietrajecten zijn immers veelal vastgesteld vanuit een middellangetermijnperspectief; afhankelijk van de omstandigheden in de individuele landen is dan ook een langere termijn aanbevolen om het buitensporige tekort te corrigeren.

Door de crisis kan de neerwaartse druk op de trendmatige groei sneller voelbaar worden. De Commissie had al voorspeld dat de potentiële bbp-groei in het eurogebied op lange termijn zou vertragen wegens de vergrijzing van de bevolking. Een aantal met de crisis samenhangende factoren kan dit verschijnsel in de hand werken. Ten eerste zou een aanhoudende werkloosheid in een langdurig of zelfs permanent verlies van waardevolle vaardigheden kunnen resulteren. Ten tweede zullen de uitrusting en de infrastructuur erop achteruitgaan en mogelijk ook verouderen als gevolg van lagere investeringen en sectorale veranderingen. Ten derde is het niet uitgesloten dat de innovatie wordt belemmerd, aangezien een van de eerste uitgavenposten waarin ondernemingen ten tijde van een recessie gewoonlijk het mes zetten, de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) zijn. Hogere risicopremies kunnen het in de toekomst duurder maken om O&O te financieren. Aangenomen wordt dat de daling van de potentiële groei groter zal zijn in landen die een diepe recessie doormaken.

De vermindering van de divergenties binnen het eurogebied in de onmiddellijke nasleep van de crisis is een welkome ontwikkeling. Onmiddellijk na het losbarsten van de financiële crisis liep de groei in alle landen van het eurogebied sterk terug, zij het in uiteenlopende mate. Uit de tussentijdse prognoses van de diensten van de Commissie blijkt dat de groeitrajecten binnen het eurogebied uiteen beginnen te lopen. Zo is de groei in 2009 voor Duitsland en Frankrijk opwaarts herzien, terwijl er voor Italië en Spanje van neerwaartse bijstellingen sprake is. De aan de gang zijnde correctie op de huizenmarkt en het effect daarvan op de binnenlandse vraag zullen de verschillen in de lopende rekeningen wellicht enigszins doen afnemen, hetgeen een welkome stap is in de richting van evenwichtiger groeipatronen. Het gaat evenwel slechts om een bescheiden convergentiebeweging, die niet in alle lidstaten van het eurogebied even uitgesproken is.

2. WEGENS IN HET VERLEDEN OPGEBOUWDE ONEVENWICHTIGHEDEN WAREN SOMMIGE LIDSTATEN VAN HET EUROGEBIED KWETSBAARDER TOEN DE CRISIS TOESLOEG

De crisis bracht sommige van vóór de crisis daterende onevenwichtigheden voor het voetlicht. De snelheid en intensiteit waarmee de van het faillissement van Lehman Brothers uitgaande besmetting op mondiaal niveau om zich heen greep, kwam als een verrassing. In sommige lidstaten van het eurogebied was sprake van een even sterke ineenstorting van de vraag en het bbp als in andere, potentieel gevoeligere economieën. Hoewel de besmetting grotendeels aan de mondiale verwevenheid van het bancaire en financiële stelsel toe te schrijven is, brachten de moeilijkheden die sommige lidstaten hebben ondervonden een aantal kwetsbaarheden in het eurogebied zelf aan het licht.

Als gevolg van onevenwichtigheden binnen het eurogebied waren sommige economieën gevoeliger voor schokken dan andere. Gunstige macro-economische omstandigheden die door een krachtige macro-economische groei, een beperkte inflatie, een lage rente en een geringe volatiliteit van de financiële markten werden gekenmerkt, hebben ertoe geleid dat de economische subjecten sommige van de aan het financiële stelsel inherente risico's op mondiaal niveau zwaar hebben onderschat en hebben de wereldwijde kredietexpansie in de hand gewerkt. In sommige lidstaten van het eurogebied heeft datzelfde gunstige economische klimaat ook de financiering van snelle groei mogelijk gemaakt ten koste van aanzienlijke tekorten op de lopende rekening (vooral in EL, ES, PT en CY, maar ook in IE, MT, SI en SK), terwijl andere lidstaten steeds grotere overschotten op de lopende rekening boekten (DE, LU, AT, NL en FI). Binnen het eurogebied waren de saldi op de lopende rekeningen tussen deze beide landengroepen sinds het midden van de jaren negentig steeds sterker gaan uiteenlopen en vlak voor het uitbreken van de crisis had het verschil een ongekende hoogte bereikt. De overschotten zijn gestaag toegenomen van 0% in 1999 tot 7,7% van het bbp in 2007, terwijl de gezamenlijke tekorten zijn opgelopen van 3,5% van het bbp in 1999 tot 9,7% in 2007.

In tekortlanden was de divergentie het gevolg van de accumulatie van binnenlandse onevenwichtigheden. Deze kwamen tot uiting in een buitensporige binnenlandse vraagdruk, een forse stijging van de huizenprijzen en een oververhitte bouwsector. Dit was vooral duidelijk in Ierland, Spanje en Griekenland, waar de groei en de inflatie de afgelopen tien jaar voortdurend hoger lagen dan in de rest van het eurogebied. Hoge tekorten op de lopende rekening – en de daarmee gepaard gaande instroom van buitenlands kapitaal – zijn gerechtvaardigd in het kader van een inhaalbeweging, voor zover een economie daardoor in de gelegenheid wordt gesteld haar kapitaalgoederen aan te vullen en tevens de weg wordt geëffend voor duurzame groeivooruitzichten op middellange termijn. Het kapitaal is in de tekortlanden echter niet altijd voor de meest productieve doeleinden aangewend. Dit had tot gevolg dat een groot deel van de beroepsbevolking werkzaam is in zeer conjunctuurgevoelige sectoren, zoals de bouwsector, waar nu een aanzienlijke aanpassing is vereist.

Overschotlanden hebben hun traditionele troeven uitgespeeld: de hoeksteen van hun groeimodel wordt gevormd door hun reeds concurrerende exportsector. In deze landen heeft de binnenlandse vraag nooit echt de rol van de export als motor van de economische groei overgenomen. De crisis heeft de kwetsbaarheid van dit groeimodel voor schommelingen in de mondiale vraag blootgelegd, met alle gevolgen van dien voor de groei in het eurogebied als geheel.

Een andere bron van onevenwichtigheden was de snelle groei van de financiële sector. Ierland is een schoolvoorbeeld hiervan: in 2007 bedroeg het aandeel van de financiële sector in de totale toegevoegde waarde 10,6%, tegen gemiddeld slechts 5% in het eurogebied. De banksector kwam verzwakt uit de crisis als gevolg van de enorme hoeveelheid probleemactiva, waardoor de overheid, optredend als laatste kredietverstrekker, onder druk kwam te staan.

Deze onevenwichtigheden verklaren waarom de crisis sommige lidstaten harder heeft getroffen dan andere. Daar de enorme externe verplichtingen de gevoeligheid voor financiële schokken doen toenemen, hadden de tekortlanden te lijden onder de verminderde risicobereidheid op de financiële markten. Ook de aanpassing die de oververhitte bouwsectoren doormaken, laat zich in die landen al van bij het begin van de crisis sterk gevoelen in de groei en de werkgelegenheid Ook de overschotlanden werden bijna onmiddellijk getroffen door een dalende mondiale vraag, waardoor de groei er sterk terugliep. Landen met een grotere banksector lopen het risico met aanzienlijke budgettaire verplichtingen te worden geconfronteerd. Al bij al hebben lidstaten met onevenwichtige groeimodellen met een bijzonder ernstige economische krimp te maken gekregen.

De gevolgen van de crisis laten zien dat actie geboden is. De bovenbeschreven onevenwichtigheden en de daarmee samenhangende risico's waren al jarenlang bekend, maar er is te lang gewacht om deze aan te pakken omdat beleidsmakers in de lidstaten er in goede economische tijden de voorkeur aan hebben gegeven deze onevenwichtigheden grotendeels te negeren. Dat mag echter niet langer meer gebeuren.

3. HET VERMOGEN VAN HET EUROGEBIED OM OP DE CRISIS TE REAGEREN WERD OOK NADELIG BEÏNVLOED DOOR VERONACHTZAMING VAN EEN AANTAL BELANGRIJKE PUNTEN

Tegenover de diepere financiële integratie in het eurogebied stond geen parallelle versterking van de toezichtregelingen. De bestaande toezichtregelingen waren niet van dien aard om een gemeenschappelijke toezichtcultuur te bevorderen, hadden geen betrekking op de systeemrelevante verbanden tussen financiële markten en de reële economie, en voorzagen evenmin in een veerkrachtig kader voor een snelle en gecoördineerde reactie wanneer de crisis inzette. De initiële reacties waren onsamenhangend en werden grotendeels door binnenlandse overwegingen ingegeven. Zo getuigden de initiatieven met betrekking tot de depositogarantiestelsels en de noodgedwongen deconsolidatie van een grote grensoverschrijdende financiële instelling van het ontbreken van werkbare procedures voor crisisbeheersing. De in oktober 2008 te Parijs gehouden eerste topontmoeting van de Eurogroep op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders heeft de EU-reactie helpen katalyseren.

De Commissie is doeltreffend opgetreden om dit vacuüm te vullen. Zij verschafte een gemeenschappelijk kader voor de tenuitvoerlegging van de nationale reddingsplannen voor de banken. Dit kader was in overeenstemming met de staatssteunregels en kon ook op de steun van de ECB rekenen. Sindsdien heeft de Commissie op grond van de conclusies van de groep-De Larosière haar officiële wetgevingsvoorstellen met het oog op de totstandbrenging van een nieuwe Europese financiële toezichtarchitectuur gepresenteerd. De voorstellen zijn erop gericht het prudentiële toezicht op zowel individuele financiële instellingen als het financiële stelsel als geheel te versterken. Tegelijkertijd vervult de EU een voortrekkersrol bij de hervorming van het toezicht op en de regelgeving voor financiële markten door mede vorm te geven aan de initiatieven en toezeggingen van de G20.

De begrotingen waren weliswaar meestal op orde toen de financiële crisis toesloeg, maar sommige lidstaten hadden niet veel ruimte om op de crisis te reageren. Na verscheidene jaren van in het algemeen succesvolle begrotingsconsolidatie in overeenstemming met de aanbevelingen van het stabiliteits- en groeipact, verkeerde het merendeel van de lidstaten uit het eurogebied in een veel betere positie dan vroeger om de crisis te doorstaan. Ondanks de goede economische tijden was de begrotingsconsolidatie in sommige landen echter nog niet tot een goed einde gebracht. Zo bleef de overheidsschuld hoog in Griekenland, Italië en België, terwijl er in Frankrijk, Griekenland en Portugal van een langzame en haperende begrotingsconsolidatie sprake was. In andere landen werden de overheidsfinanciën steeds afhankelijker van begrotingsontvangsten uit de financiële sector of de sterk groeiende vastgoedsector. De inzakking daarvan werkte de verslechtering van de overheidsfinanciën verder in de hand en leidde tot een forse beperking van de budgettaire manoeuvreerruimte om de gevolgen van de crisis tegen te gaan. Dit had tot gevolg dat diverse lidstaten zich verplicht zagen hun bijdrage tot het gezamenlijke budgettaire stimuleringspakket in het kader van het Europees economisch herstelplan te beperken of in te trekken. Indien de consolidatie was gerealiseerd, dan had de budgettaire reactie van het eurogebied nog krachtiger kunnen zijn.

Algemeen genomen hebben de regeringen van het eurogebied een billijke bijdrage geleverd aan de gezamenlijke totale inspanning ter ondersteuning van de vraag in het raam van het EU-brede coördinatiekader van het Europees economisch herstelplan. Zij hebben een breed scala aan omvangrijke budgettaire en structurele beleidsmaatregelen ingezet. De totale budgettaire steun vertegenwoordigt ongeveer 4,6% van het bbp van het eurogebied (ongeveer 5% voor de EU als geheel); deze steun omvat de gevolgen van de werking van de automatische stabilisatoren en de gecombineerde budgettaire stimulans van de lidstaten in 2009 en 2010 ter grootte van 1,8% van het bbp van het eurogebied. Van de 590 nationale maatregelen waarvan de lidstaten van het eurogebied melding hebben gemaakt, is 22% bedoeld om de koopkracht van de huishoudens, met inbegrip van de meest kwetsbare groepen, te bevorderen, 25% om de investeringen op peil te houden, 32% om sectoren of ondernemingen te ondersteunen, en 21% om een betere werking van de arbeidsmarkten te bewerkstelligen. Volgens de in juni 2009 door de Commissie uitgevoerde toetsing zijn de meeste maatregelen overeenkomstig de beginselen van het Europees economisch herstelplan tijdig en doelgericht doorgevoerd. De heersende twijfel over de omkeerbaarheid van bepaalde maatregelen geeft echter reden tot zorg, omdat dit het expansieve beleid minder doeltreffend kan maken.

Het totale effect van de economische beleidsreactie van het eurogebied had zich sneller en misschien ook sterker kunnen laten gevoelen als eerder een aanvang met de coördinatie was gemaakt en als deze meeromvattend was geweest. Coördinatie is weliswaar voor de gehele EU van belang, maar voor de lidstaten van het eurogebied is zij van bijzonder belang, gezien hun nauwe economische en financiële verwevenheid en het feit dat zij een gemeenschappelijke munt en een gemeenschappelijk monetair beleid hebben. Al bij al heeft het bestaande mechanisme voor de beleidscoördinatie binnen het eurogebied tijdens de crisis niet naar behoren gefunctioneerd. Daarom heeft de Eurogroep zich ertoe verbonden de coördinatie van de tenuitvoerlegging van de nationale herstelmaatregelen te verbeteren teneinde onbedoelde negatieve overloopeffecten te vermijden en volledige uitvoering te geven aan het toezichtkader van het stabiliteits- en groeipact. In deze moeilijke tijden dient het eurogebied immers meer dan ooit blijk te geven van leiderschap.

4. DE WEG VOORWAARTS: EEN EFFICIËNTE INTERNE AANPASSING EN EEN DUURZAME GROEI REALISEREN IN MOEILIJKE OMSTANDIGHEDEN

De crisis heeft duidelijk laten zien dat de lidstaten van het eurogebied dringend snelle vorderingen dienen te maken bij de tenuitvoerlegging van het ter gelegenheid van tien jaar EMU gepresenteerde hervormingsprogramma tot uitbreiding en verdieping van het macro-economische toezicht. Een goed functionerende EMU is een belangrijke troef voor de EU als geheel. In haar mededeling van mei 2008 over tien jaar EMU[2] heeft de Commissie een drieledige agenda voorgesteld om tot een betere werking van de EMU te komen in het licht van de snel veranderende mondiale omgeving, de vergrijzing van de bevolking en de toenemende bezorgdheid omtrent energie en klimaatverandering. In het kader van de interne agenda dient het macro-economische toezicht in de EMU te worden uitgebreid tot andere aangelegenheden dan het begrotingsbeleid, zodat het ook aspecten van de macrofinanciële stabiliteit en tendensen inzake het concurrentievermogen als bedoeld in de context van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid omvat en de structurele hervormingen beter in de algemene beleidscoördinatie in de EMU worden geïntegreerd. Tevens werd opgeroepen om het begrotingsbeleid nauwer te coördineren en meer toezicht daarop uit te oefenen. Met de externe agenda wordt beoogd de rol van het eurogebied in de mondiale economische governance te versterken. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat dit hervormingsprogramma krachtdadig ten uitvoer moet worden gelegd.

Een uitgebreider macro-economisch toezicht is dringend noodzakelijk om tot een gecoördineerde beleidsreactie te komen op de uitdaging op het gebied van het concurrentievermogen. Er zijn vastberaden en dringende beleidsmaatregelen vereist omdat structurele verschillen de cohesie van het eurogebied kunnen ondermijnen. Ondanks herhaalde waarschuwingen is ten tijde van gunstige economische omstandigheden niets aan de onevenwichtigheden binnen het eurogebied gedaan. Nu forceert de crisis op hardhandige wijze een aanpassing van de saldi op de lopende rekening via een ineenstorting van de binnenlandse vraag en een forse stijging van de werkloosheid. Dit is vooral maar niet uitsluitend het geval in tekortlanden, zoals Spanje en Ierland. Bovendien dreigt het herstellen van het evenwicht in de tendensen inzake het concurrentievermogen meer tijd in beslag te zullen nemen als gevolg van de volgende factoren: i) het wereldwijde karakter van de crisis, dat een exportgeleide strategie bemoeilijkt; ii) de lagere potentiële groei, die de beschikbare manoeuvreerruimte beperkt om de geaccumuleerde loon- en kostenverschillen te reduceren; en iii) het feit dat naarmate het herstel aantrekt, landen waar er van een zwakke groei sprake is met hogere reële rentetarieven kunnen worden geconfronteerd dan de rest van het eurogebied. Teneinde het macro-economische toezicht uit te breiden, is de Eurogroep in 2008 overeengekomen de tendensen inzake het concurrentievermogen binnen het eurogebied periodiek te evalueren en de lidstaten ertoe aan te sporen aanpassingsmaatregelen te nemen. Het aanpakken van de achterliggende oorzaken van schadelijke ontwikkelingen inzake het concurrentievermogen in het eurogebied is een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en moet een integrerend deel uitmaken van de exitstrategie van het gebied.

Het toezicht dient ook metterdaad te worden uitgebreid tot de ontwikkelingen op de financiële markten. De overmatige schuldenlast in de particuliere sector heeft tot onhoudbare economische trends geleid. Dergelijke financiële onevenwichtigheden dienen in een vroeg stadium te worden gedetecteerd en aangepakt. In de mededeling over tien jaar EMU is benadrukt dat "marktintegratie met name op het gebied van de financiële dienstverlening voor de EMU heilzaam uitpakt (…), maar dat deze zonder flankerend beleid ook kan leiden tot grotere verschillen tussen de deelnemende landen". De crisis toont aan hoe snel financiële schokken de reële economie kunnen treffen en hoe sterk de terugkoppelingseffecten zijn. Het is niet alleen van essentieel belang dat het macro-economische toezicht wordt uitgebreid tot ontwikkelingen inzake het concurrentievermogen binnen het eurogebied, maar ook dat sterke stijgingen van activaprijzen in een vroeg stadium worden gedetecteerd om in een later stadium dure correcties van budgettaire en externe onevenwichtigheden te vermijden.

Het toezicht moet worden verdiept om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te garanderen. Naar aanleiding van de crisis bevinden de overheidsfinanciën zich als gevolg van een combinatie van lage groei en snel toenemende debiteurenrisico's in een precaire situatie, net nu het effect van de vergrijzing voelbaar begint te worden. Verwacht wordt dat de overheidsschuld in het eurogebied bij ongewijzigd beleid in 2014 op 100% van het bbp zal uitkomen. In het kader van een intensievere begrotingscoördinatie in het eurogebied dient vastberaden te worden gekozen voor een begrotingsstrategie die voor een passend evenwicht tussen stabilisatie- en houdbaarheidsoverwegingen zorgt, in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact. Om te garanderen dat in het gehele eurogebied een consistent begrotingsbeleid wordt gevoerd, hebben de ministers van Financiën van het eurogebied in juni 2009 overeenstemming bereikt over een referentiekader dat richtsnoeren moet verschaffen voor de opstelling van de overheidsbegrotingen voor 2010 (Mid-Term Budgetary Review). Zij hebben met name besloten dat zodra het herstel vaste voet krijgt en de risico's van een tweede economische inzinking verder afnemen, de balans van het begrotingsbeleid naar consolidatie dient over te slaan. Zij zijn tevens overeengekomen dat het tempo van de begrotingsconsolidatie van land tot land dient te verschillen, waarbij niet alleen rekening moet worden gehouden met het tempo van het herstel, de begrotingssituatie en het schuldniveau, maar ook met de verwachte kosten van de vergrijzing, de externe onevenwichtigheden en de risico's in de financiële sector.

De consolidatie dient ook de kwaliteit van de overheidsfinanciën ten goede te komen, de schuldtoename een halt toe te roepen en tegelijkertijd de groei op lange termijn in de hand te werken door niet-productieve uitgaven te consolideren en de prikkels voor het verhogen van het productievermogen van de economie te versterken. Daarnaast dient het binnenlandse begrotingskader te worden versterkt en moet er tevens voor worden gezorgd dat dit kader het realiseren van een effectieve consolidatie in goede tijden sterker in de hand werkt. Al bij al leert de crisis dat macro-economisch toezicht duurzaamheid als een van de belangrijkste uitgangspunten moet nemen bij het uitstippelen van economische strategieën.

De coördinatie tussen beleidsterreinen en lidstaten dient te worden geïntensiveerd om tot oordeelkundige exitstrategieën te komen. Geloofwaardige en goed gecoördineerde exitstrategieën zijn van bijzonder belang voor het eurogebied om een duurzame groei te waarborgen en te vermijden dat de potentiële groeicijfers gaan uiteenlopen wanneer de economie wederom aantrekt. De coördinatie dient hoofdzakelijk de vorm aan te nemen van een gemeenschappelijk visie op het geschikte tijdschema, tempo en verloop van de normalisatie van de beleidskoers. Het uiteindelijke terugdraaien van de budgettaire stimulansen en van de maatregelen ter ondersteuning van het bedrijfsleven, in combinatie met de opstelling van geloofwaardige plannen voor de begrotingsconsolidatie en de structurele hervormingen, zou in betere vooruitzichten voor de prijsstabiliteit resulteren en aldus het voeren van het monetaire beleid vergemakkelijken. Het is van essentieel belang dat snel werk wordt gemaakt van de gezondmaking van de financiële sector om te voorkomen dat het bankwezen een rem zet op het herstel en dat de monetaire beleidsdoelstelling van prijsstabiliteit in conflict komt met de doelstelling van financiële stabiliteit. Om het beste totaalresultaat te verkrijgen, dienen de nationale exitstrategieën door gedifferentieerde beleidsreacties te worden gekenmerkt. In overeenstemming met de aanbevelingen van de Raad aan het eurogebied in de context van de Lissabonstrategie moet vaart worden gezet achter het doorvoeren van hervormingen die de potentiële groei bevorderen en de aanpassing aan schokken faciliteren.

Te trekken lessen op het gebied van de governance. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat het kader voor het toezicht en de governance in het eurogebied moet worden versterkt. In haar mededeling van 2008 over tien jaar EMU had de Commissie er reeds op gewezen dat de lidstaten van het eurogebied van meer politieke wil en leiderschap blijk moeten geven teneinde gemeenschappelijke inzichten in een gecoördineerd beleidsoptreden om te zetten. Zij heeft er daarbij voor gepleit dat de lidstaten de Eurogroep echt gaan zien als een beleidsorgaan voor het voeren van openhartige discussies en het nemen van doortastende maatregelen. Het Verdrag van Lissabon verschaft het benodigde platform voor een verdere verbetering van de economische governance in het eurogebied. De noodzaak van een steeds nauwere coördinatie van het economische beleid in het eurogebied wordt benadrukt door een nieuw protocol dat aan het Verdrag van Lissabon is gehecht en waarin formele erkenning aan de Eurogroep en de voorzitter ervan wordt verleend. Het Verdrag van Lissabon versterkt ook de rol van de Commissie in het toezicht op de werking van de EMU.

Door eensgezind op te treden kan het eurogebied de mondiale agenda beïnvloeden. De opkomst van de G20 als geprivilegieerd forum voor de bevordering van de hervorming van de mondiale economische en financiële governance verhoogt de inzet voor het eurogebied. In de nasleep van de crisis staat de wereldeconomie voor de moeilijke uitdaging om de overgang naar een evenwichtiger en duurzamer groeipatroon in 's werelds grootste economieën in goede banen te leiden. Daartoe is het raadzaam de rol van het mondiale toezicht onder auspiciën van het IMF te versterken. In deze context dient het eurogebied te worden beschouwd als één enkele economische entiteit waarvan het belang voortdurend zal toenemen naarmate steeds meer nieuwe leden toetreden. Opdat het eurogebied met een sterke stem op het wereldtoneel kan spreken, moet de externe vertegenwoordiging van de EU, met name binnen het IMF, worden versterkt. Thans is het het geschikte moment daarvoor, nu de discussie over de hervorming van de quota en de vertegenwoordiging goed op gang begint te komen. De visie die de Commissie een jaar geleden in haar mededeling over tien jaar EMU heeft uiteengezet, is vandaag dan ook relevanter dan ooit tevoren.

[1] Alle relevante documenten met betrekking tot de BTP's zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode=_m2.

[2] "Tien jaar Economische en Monetaire Unie: successen, knelpunten en nieuwe uitdagingen", mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Centrale Bank - COM(2008) 238 van 7.5.2008.