29.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 141/50


Advies van het Comité van de Regio's „Bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie” en „Voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers”

2010/C 141/10

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

deelt de mening dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderpornografie, gezien in de context van mensenhandel en in samenhang met andere vormen van uitbuiting zoals bedelarij, inschakeling in netwerken die zich met kleine criminaliteit bezighouden of orgaanverwijdering, ernstige schendingen van de mensenrechten en met name de menselijke waardigheid en de rechten van het kind vormen en een vastberaden gemeenschappelijke aanpak van de EU vereisen;

is zich ervan bewust dat pornografische beelden van seksueel misbruik van kinderen en andere vormen van seksuele uitbuiting van kinderen toenemen en steeds meer verspreid raken door het gebruik van nieuwe technologieën, en dat daar tot nu toe altijd te laat of niet efficiënt genoeg tegen is opgetreden. Het is dan ook tijd dat men, op alle niveaus, de noodzakelijke maatregelen gaat nemen om een en ander een halt toe te roepen. Daarbij valt ook te denken aan de opleiding en scholing van mensen op lokaal en regionaal niveau die moeten gaan helpen bij het opsporen en voorkomen van dergelijke praktijken;

is het ermee eens dat sancties doeltreffend, afschrikkend en evenredig aan de ernst van het misdrijf moeten zijn, ook om het onderzoek en de vervolging doeltreffender te maken en de internationale rechtshandhaving en justitiële samenwerking te bevorderen;

is het ermee eens dat ernstige misdrijven, zoals seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie en andere met mensenhandel verband houdende verschijnselen waarbij kinderen worden uitgebuit, een aanpak op alle fronten vergen, waarbij zowel aandacht wordt besteed aan de vervolging van daders als aan de bescherming van slachtoffers en het voorkomen en in de gaten houden van dergelijke praktijken door middel van – o.m. – informatiecampagnes en educatieve acties;

wijst erop dat mensenhandel zowel een wereldwijd vraagstuk is als een lokaal probleem. Daarom moeten de lokale overheden het voortouw nemen bij deze strijd. Naleving van de wetgeving en vervolgingsbeleid werpen slechts hun vruchten af als er een uitgebreid partnerschap is tussen alle bestuurlijke niveaus, werkgeversorganisaties, de particuliere sector, vakbonden en ngo's.

Rapporteur

:

De heer Ján Oravec (SK/EVP), burgemeester van Štúrovo

Referentiedocumenten

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van Kaderbesluit 2004/68/JBZ

COM(2009) 135 final

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers, en tot intrekking van Kaderbesluit 2002/629/JBZ

COM(2009) 136 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

1.

Het Comité van de Regio's deelt de mening dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderpornografie, gezien in de context van mensenhandel en in samenhang met andere vormen van uitbuiting zoals bedelarij, inschakeling in netwerken die zich met kleine criminaliteit bezighouden of orgaanverwijdering, ernstige schendingen van de mensenrechten en met name de menselijke waardigheid (artikel 1 van het Handvest van de grondrechten) en de rechten van het kind (artikel 24 van het Handvest van de grondrechten - Verdrag van New York van 1989 inzake de rechten van het kind) vormen en een vastberaden gemeenschappelijke aanpak van de EU vereisen.

2.

Het lokale en regionale niveau staat het dichtst bij de burger; slachtoffers van seksueel misbruik komen vaak het eerst hiermee in contact. Meer middelen zullen een alomvattende beleidsaanpak ten goede komen, inclusief strategieën om dit verschijnsel de kop in te drukken.

3.

Het is zich ervan bewust dat pornografische beelden van seksueel misbruik van kinderen en andere vormen van seksuele uitbuiting van kinderen toenemen en steeds meer verspreid raken door het gebruik van nieuwe technologieën, en dat daar tot nu toe altijd te laat of niet efficiënt genoeg tegen is opgetreden. Het is dan ook tijd dat men, op alle niveaus, de noodzakelijke maatregelen gaat nemen om een en ander een halt toe te roepen. Daarbij valt ook te denken aan de opleiding en scholing van mensen op lokaal en regionaal niveau die moeten gaan helpen bij het opsporen en voorkomen van dergelijke praktijken.

4.

Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie – die duidelijk grensoverschrijdende verschijnselen zijn – zorgt voor onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten, om aldus de ernstigste vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen strafbaar te stellen, de binnenlandse jurisdictie uit te breiden en een minimaal niveau van bijstand voor de slachtoffers te waarborgen, zowel voor- als nadat het gerechtelijk vonnis is uitgesproken.

5.

Het Comité is van mening dat het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en in het bijzonder het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik cruciale stappen vormen op weg naar intensievere internationale samenwerking op dit gebied. Het roept de lidstaten dan ook op zich verder actiever in te zetten voor het ratificatieproces van het Verdrag van de Raad van Europa.

6.

Het is het ermee eens dat ernstige misdrijven, zoals seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie en andere met mensenhandel verband houdende verschijnselen waarbij kinderen worden uitgebuit, een aanpak op alle fronten vergen, waarbij zowel aandacht wordt besteed aan de vervolging van daders als aan de bescherming van slachtoffers en het voorkomen en in de gaten houden van dergelijke praktijken door middel van – o.m. – informatiecampagnes en educatieve acties. Elke maatregel ter bestrijding van deze misdrijven dient te worden genomen in het belang van het kind en met eerbiediging van zijn rechten. Kaderbesluit 2004/68/JBZ dient te worden vervangen door een nieuw instrument dat het ruime wettelijke kader schept dat nodig is om dat doel te bereiken, en dat kinderen in alle lidstaten tegen daders uit alle lidstaten beschermt.

7.

Het staat achter het standpunt dat ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen dienen te worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Dit geldt met name voor nieuwe vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting die worden vergemakkelijkt door het gebruik van informatietechnologieën. Voorts dient de definitie van kinderpornografie te worden verduidelijkt en meer in overeenstemming te worden gebracht met de definitie die in internationale instrumenten is gebruikt. Het strafprocesrecht moet worden geharmoniseerd, zodat een uniforme aanpak wordt gevolgd ten aanzien van daders, en zodat vooral onnodige vertragingen die het afschrikeffect van de sancties kunnen verminderen, worden voorkomen.

8.

Het onderzoek naar strafbare feiten en het instellen van de strafvordering dienen te worden versneld en vergemakkelijkt, in aanmerking genomen hoe moeilijk het voor minderjarige slachtoffers is om misbruik te melden en hoe gemakkelijk daders in cyberspace anoniem kunnen blijven. Verder is het zaak dat voor een eenvoudig onderzoeksmandaat wordt gezorgd, op basis van nauwkeurige materiële en territoriale bevoegdheden.

9.

Gemeente- en lokale politie, die het best de lokale situatie kennen en bijgevolg een doorslaggevende rol kunnen spelen bij het aan het licht brengen van criminele activiteiten, kunnen slechts een doeltreffende bijdrage aan misdaadbestrijding leveren als zij toegang krijgen tot databanken, worden opgeleid om dergelijke activiteiten op te sporen en over passende bevoegdheden beschikken.

10.

Het Comité is het ermee eens dat de regels inzake territoriale bevoegdheid dienen te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat personen uit de Europese Unie die kinderen seksueel misbruiken of uitbuiten vervolgd kunnen worden, zelfs wanneer zij hun misdrijven buiten de Europese Unie plegen, met name in het kader van zogeheten sekstoerisme. Het is echter zaak dat de Europese Unie haar politieke en economische invloed aanwendt om ook in niet-EU-landen een vergelijkbare rechtssituatie te helpen scheppen.

11.

Het Comité onderschrijft dat minderjarige slachtoffers vlot toegang dienen te hebben tot rechtsmiddelen en geen nadelige gevolgen mogen ondervinden van deelneming aan het strafproces. In dat verband moet de mogelijkheid worden gecreëerd om verschillende technische hulpmiddelen te gebruiken voor het afnemen van getuigenissen van slachtoffers of mensen die schade hebben geleden, met name kinderen, zonder dat het nodig is de ondervraging te herhalen of de slachtoffers en mensen die schade hebben geleden rechtstreeks in contact te brengen met de daders.

12.

Om recidive te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, moet altijd een beoordeling worden gemaakt van het gevaar dat van daders uitgaat en van het mogelijke risico op herhaling van zedendelicten jegens kinderen. Daders moeten ook op vrijwillige basis kunnen deelnemen aan doeltreffende interventieprogramma's of -maatregelen, waarbij lokale en regionale overheden volwaardig dienen te worden betrokken.

13.

Wanneer dit vanwege het gevaar dat van daders uitgaat of het mogelijke risico op herhaling van de strafbare feiten gewenst is, zou het hun tijdelijk of permanent moeten worden verboden om activiteiten uit te oefenen waarbij zij geregeld in contact komen met kinderen. De handhaving van een dergelijk verbod in de gehele EU dient te worden vergemakkelijkt en de lokale en regionale overheden moeten hier op doeltreffende wijze bij worden betrokken.

14.

Ter bestrijding van kinderpornografie, met name wanneer het originele materiaal zich buiten de EU bevindt, dienen systemen te worden ingesteld die verhinderen dat op het grondgebied van de Unie toegang kan worden gekregen tot webpagina's waarvan is vastgesteld dat zij kinderpornografie bevatten of verspreiden.

15.

Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is dit kaderbesluit beperkt tot het minimum dat vereist is om deze doelstellingen op Europees niveau te bereiken en gaat het niet verder dan hiertoe nodig is.

16.

Het Comité neemt er nota van dat dit kaderbesluit de grondrechten eerbiedigt en in overeenstemming is met de beginselen die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, inzonderheid de menselijke waardigheid, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, de rechten van het kind, het recht op vrijheid en veiligheid, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, alsmede het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen. Meer bepaald beoogt dit kaderbesluit de onverkorte eerbiediging van deze rechten te waarborgen. Het is niet bedoeld om vrijwillige seksuele handelingen tussen minderjarigen te regelen.

17.

Mensenhandel is zowel een wereldwijd vraagstuk als een lokaal probleem. Daarom moeten de lokale overheden het voortouw nemen bij deze strijd. Naleving van de wetgeving en vervolgingsbeleid werpen slechts hun vruchten af als er een uitgebreid partnerschap is tussen alle bestuurlijke niveaus, werkgeversorganisaties, de particuliere sector, vakbonden en ngo's

18.

Mensenhandel is een ernstig misdrijf dat vaak in het kader van georganiseerde misdaad wordt begaan en een grove schending van de mensenrechten vormt. Het Comité van de Regio's acht het dan ook van prioritair belang dat de EU dit verschijnsel op holistische, uniforme en vastberaden wijze aanpakt.

19.

Terecht ijvert de Europese Unie ervoor om mensenhandel te voorkomen en te bestrijden en om de rechten van de slachtoffers van mensenhandel te beschermen. Hiertoe werden Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel en een EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel (2005/C 311/01) aangenomen.

20.

Het Comité is ermee ingenomen dat met dit kaderbesluit is gekozen voor een geïntegreerde totaalaanpak om mensenhandel tegen te gaan. Betere preventie en vervolging en betere bescherming van de rechten van de slachtoffers zijn belangrijke doelstellingen van dit kaderbesluit. Kinderen kunnen zich vanwege hun leeftijd in precaire situaties bevinden, zijn kwetsbaarder en lopen derhalve meer risico om het slachtoffer te worden van mensenhandel. Alle bepalingen van dit kaderbesluit moeten, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind, in het belang van het kind worden toegepast.

21.

Het Comité beseft dat het protocol van de Verenigde Naties van 2000 inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, en het Verdrag van de Raad van Europa van 2005 inzake de bestrijding van mensenhandel, essentiële stappen vormen op weg naar intensievere internationale samenwerking in de strijd tegen mensenhandel. Om de onderlinge aanpassing van wetgeving te bevorderen, hanteert het kaderbesluit de ruime definitie van het misdrijf die in bovengenoemde instrumenten van de VN en de Raad van Europa is opgenomen. De definitie omvat de verschillende soorten slachtoffers (niet alleen vrouwen, maar ook kinderen en mannen) en de verschillende vormen van uitbuiting (niet alleen seksuele uitbuiting, maar ook arbeidsuitbuiting, bedelarij en inschakeling van kinderen in netwerken die zich met kleine criminaliteit bezighouden), alsook mensenhandel met het oog op het wegnemen van organen, wat met orgaanhandel in verband kan worden gebracht. Al deze praktijken vormen grove schendingen van de menselijke waardigheid en lichamelijke integriteit.

22.

Het Comité is het ermee eens dat sancties doeltreffend, afschrikkend en evenredig aan de ernst van het misdrijf moeten zijn, ook om het onderzoek en de vervolging doeltreffender te maken en de internationale rechtshandhaving en justitiële samenwerking te bevorderen. Wat verzwarende omstandigheden betreft moet rekening worden gehouden met de noodzaak om met name slachtoffers in een kwetsbare situatie te beschermen, oftewel alle kinderen alsmede volwassenen die wegens persoonlijke omstandigheden, of wegens de lichamelijke of psychische gevolgen van het misdrijf, kwetsbaar zijn. In ieder geval is samenwerking met alle instanties die zich met mensenrechten en de bescherming van minderjarigen bezighouden even noodzakelijk als efficiënt onderzoek door rechtshandhavingsinstanties en doeltreffend werkende rechtbanken.

23.

Slachtoffers moeten krachtens een beslissing van de bevoegde autoriteit worden beschermd tegen vervolging en bestraffing voor onwettige activiteiten waarbij zij betrokken zijn geraakt als rechtstreeks gevolg van het feit dat zij slachtoffer zijn van een van de door mensenhandelaars gebruikte illegale praktijken, zoals overtreding van de immigratiewetgeving, gebruik van valse documenten of de in prostitutiewetgeving bedoelde strafbare feiten. Deze omstandigheden moeten echter bedachtzaam en van geval tot geval worden beoordeeld. Deze bescherming moet de slachtoffers tevens aanmoedigen als getuige op te treden in strafprocedures.

24.

Met het Kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 over de status van het slachtoffer in de strafprocedure (2001/220/JBZ) zijn weliswaar een aantal rechten van slachtoffers in strafprocedures vastgesteld, waaronder het recht op bescherming en schadeloosstelling, maar slachtoffers van mensenhandel bevinden zich eveneens in een kwetsbare situatie en hebben derhalve specifieke maatregelen nodig. Deze slachtoffers, die de gevolgen dragen van de criminele activiteiten die gepaard gaan met mensenhandel, m.i.v. het wegnemen van organen, moeten worden beschermd tegen intimidatie en „secundaire victimisatie”, d.w.z. dat zij opnieuw slachtoffer worden of trauma’s oplopen ten gevolge van het verloop van de strafprocedure. Er moet bovendien worden voorzien in specifieke instrumenten die een daadwerkelijke bescherming en schadeloosstelling garanderen.

25.

Het Comité is van mening dat slachtoffers hun rechten daadwerkelijk moeten kunnen uitoefenen. Derhalve moet er voor, tijdens en na strafprocedures passende en in sommige gevallen universeel verplichte bijstand beschikbaar zijn voor de slachtoffers. Krachtens dit kaderbesluit moeten de lidstaten alle slachtoffers voldoende bijstand verlenen zodat zij beschermd worden en kunnen herstellen.

26.

Het staat voor het Comité vast dat er in de mensenhandel enorm veel geld omgaat en dat de criminelen die zich met deze illegale praktijken inlaten, fortuinen vergaren. Het moedigt de lidstaten dan ook aan om geconfisqueerd vermogen van criminelen te gebruiken voor de financiering van aanvullende therapie voor en integratie van deze kinderen.

27.

Terwijl Richtlijn 2004/81/EG voorziet in de afgifte van een verblijfstitel aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, en Richtlijn 2004/38/EG de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten regelt voor de burgers van de Unie en hun familieleden, met inbegrip van bescherming tegen uitzetting, bevat dit kaderbesluit specifieke beschermende maatregelen voor alle slachtoffers van mensenhandel, waarbij het niet gaat over de voorwaarden voor hun verblijf op het grondgebied van de lidstaten of een andere aangelegenheid waarvoor de Gemeenschap bevoegd is.

28.

Elke lidstaat zou ervoor moeten zorgen dat er, naast de maatregelen voor volwassenen, voor minderjarige slachtoffers specifieke beschermingsmaatregelen genomen kunnen worden.

29.

Het Comité is ingenomen met het initiatief dat elke lidstaat een beleid moet ontwikkelen en/of zijn beleid moet aanscherpen om mensenhandel te voorkomen, onder meer met maatregelen om de vraag, die de voedingsbodem is voor alle vormen van uitbuiting, te doen afnemen. Dit vereist onderzoek, voorlichting, bewustmaking en educatie, alsook mediacampagnes op Europese schaal om een holistische omschrijving van mensenhandel te bevorderen en „secundaire victimisatie” tegen te gaan. Elke lidstaat moet bij dergelijke initiatieven oog hebben voor genderkwesties en de rechten van het kind.

30.

In [Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen] worden sancties vastgesteld voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die, zonder beschuldigd te zijn van of veroordeeld te zijn voor mensenhandel, werkzaamheden of diensten laten verrichten door een persoon van wie zij weten dat die het slachtoffer van mensenhandel is. Daarnaast dienen lidstaten de mogelijkheid te overwegen om sancties op te leggen aan personen die diensten laten verrichten door een persoon van wie zij weten dat die het slachtoffer van mensenhandel is.

31.

Het Comité stemt in met het voorstel om te voorzien in nationale monitoringsystemen zoals nationale rapporteurs of gelijkwaardige mechanismen om gegevens te verzamelen en de tendensen op het gebied van mensenhandel te evalueren, de resultaten van maatregelen ter bestrijding van mensenhandel te meten, en regeringen en parlementen te adviseren over de ontwikkeling van maatregelen ter bestrijding van mensenhandel.

32.

Het Comité wijst erop dat er ook moet worden gekeken naar de oorzaken die georganiseerde groepen in staat stellen mensenhandel te drijven. Deze oorzaken liggen meestal in een uitzichtloze en onhoudbare sociaaleconomische situatie in het land van oorsprong. Op zoek naar een betere toekomst vallen veel slachtoffers letterlijk in handen van de georganiseerde misdaad, waar zij gebruikt worden voor zwartwerk, prostitutie, bedelarij, orgaanhandel of andere illegale activiteiten.

33.

Gemeente- en lokale politie, die de lokale omgeving tot in het geringste detail kennen, kunnen het aanzienlijk makkelijker maken dergelijke criminele activiteiten op te sporen, de oorzaken ervan bloot te leggen en de omgeving in het oog te houden. Daartoe moeten ze echter wel toegang krijgen tot databanken, opgeleid worden om dergelijke criminele activiteiten op te sporen en over passende bevoegdheden beschikken.

34.

Het Comité staat geheel achter de maatregelen van de Europese Unie om illegale immigratie tegen te gaan, aangezien illegale immigranten in de praktijk potentiële slachtoffers van mensenhandel zijn.

35.

Aangezien het doel van dit kaderbesluit, namelijk de strijd tegen mensenhandel, niet voldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en effecten ervan beter op het niveau van de Unie kan worden gerealiseerd, erkent het Comité dat de Unie overeenkomstig het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen kan nemen. Overeenkomstig het in laatstgenoemd artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

36.

Het Comité stelt vast dat dit kaderbesluit de grondrechten eerbiedigt en in overeenstemming is met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, inzonderheid de menselijke waardigheid, het verbod op slavernij, dwangarbeid en mensenhandel, het verbod op foltering en op onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, de rechten van het kind, het recht op vrijheid en veiligheid, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht en het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen.

37.

Het Comité wijst erop dat alle slachtoffers van mensenhandel getraumatiseerd en gestigmatiseerd zijn door hun ervaringen en dat in vele gevallen de lokale en regionale overheden verantwoordelijk zijn voor de herintegratie en hervestiging van deze personen. Deze rol van de lokale en regionale overheden moet worden erkend en er moeten voldoende middelen worden uitgetrokken om hen daarbij te helpen.

II.   AANBEVELING VOOR EEN WIJZIGING

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers – Artikel 10.4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel

Slachtoffers krijgen in het kader van strafprocedures de nodige bijstand en ondersteuning van de lidstaten, zodat zij kunnen herstellen van hun trauma en kunnen ontkomen aan de invloed van de daders, onder meer door te zorgen voor een veilige verblijfplaats en materiële bijstand, de noodzakelijke medische behandelingen waaronder psychologische bijstand, counseling en informatie, bijstand om hun rechten en belangen vertegenwoordigd te zien en te laten gelden in strafprocedures, en indien nodig vertaal- en tolkdiensten. De lidstaten behartigen de speciale noden van de meest kwetsbaren.

Slachtoffers krijgen in het kader van strafprocedures de nodige bijstand en ondersteuning van de lidstaten De lidstaten behartigen de speciale noden van de meest kwetsbaren.

Gedaan te Brussel, 3 december 2009.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Luc VAN DEN BRANDE