27.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 79/58


Advies van het Comité van de Regio's over het toekomstige gemeenschappelijke Europese asielstelsel II

(2010/C 79/11)

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

wijst er vooral op dat lokale en regionale overheden de eerste instanties zijn die Europese wetgeving inzake essentiële elementen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) moeten implementeren en herhaalt de aanbevelingen uit zijn eerste advies over het CEAS (CdR 177/2007 fin), dat tijdens de 74e zitting is goedgekeurd;

2.

gaat in dit tweede advies over het CEAS dieper in op specifieke kwesties i.v.m. het asielbeleidsplan in het algemeen en op de afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die reeds gepubliceerd zijn in het bijzonder, terwijl de aanvankelijke bevindingen worden bekrachtigd;

3.

is bezorgd omdat in de in dit advies behandelde documenten onvoldoende rekening wordt gehouden met de lokale en regionale dimensie. Zowel voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van CEAS II als voor de naleving van het subsidiariteitsbeginsel is het noodzakelijk de lokale en regionale dimensie voldoende aandacht te geven;

Het asielbeleidsplan

4.

is het ermee eens dat harmonisatie op dit beleidsterrein gepaard dient te gaan met het optrekken van de normen, maar wel onder enig voorbehoud, met name omdat hieraan flinke kosten verbonden kunnen zijn voor lokale en regionale overheden;

5.

onderstreept dat het CEAS, wat asielzoekers en vluchtelingen betreft, gegrondvest moet blijven op de beginselen van het VN-vluchtelingenverdrag uit 1951, en dat de hierin vervatte normen niet (direct of indirect) zouden mogen worden afgezwakt;

6.

vindt het een goede zaak dat uniformisering van asielbenaderingen en vormen van subsidiaire bescherming een essentieel element van het beleidsplan en de daarmee samenhangende wetgeving is. Dit is een welkome ontwikkeling omdat hiermee erkend wordt dat de definitie van vluchteling beperkingen met zich meebrengt en dat veel mensen die internationale bescherming zoeken (bijv. als zij vluchten voor een natuurramp) strikt genomen geen vluchtelingen zijn. De van toepassing zijnde opvangregels en procedures, alsook de verleende status, zouden gelijke behandeling van deze personen moeten garanderen;

7.

is van mening dat succesvolle harmonisatie een middel is om bepaalde lokale en regionale overheden die onevenredig zwaar worden belast als gevolg van hun ligging en van verschillen in nationale benaderingen te ontlasten. Als de opvangregels en asielprocedures of de criteria om voor internationale bescherming in aanmerking te komen in de ene lidstaat (al dan niet vermeend) strenger zijn dan in de andere, kunnen de secundaire migratiestromen in de EU toenemen. Hierdoor wordt de uitvoering van het CEAS bemoeilijkt en kunnen sommige landen en hun lokale en regionale overheden met buitenproportioneel zware lasten te maken krijgen;

8.

beklemtoont dat gedwongen migratie hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door omstandigheden buiten de EU en niet door condities in de EU zelf;

9.

benadrukt dat daar waar huisvesting, welzijn, gezondheidszorg, onderwijs en arbeidsmarkttoegang tot de bevoegdheden van het lokale en regionale bestuur behoren, lidstaten zouden moeten erkennen dat solidariteit en lastenverdeling op subnationaal niveau broodnodig zijn;

10.

wijst erop dat het Europees harmonisatiebeleid pas kans van slagen heeft als lokale en regionale overheden ofwel bijkomende rechtstreekse Europese steun kunnen vragen, ofwel garanties dat zij evenredig profiteren van fondsen die aan de lidstaten zijn toegewezen;

11.

erkent dat de ongelijke lastenverdeling die door de geografische ligging aan de EU-buitengrenzen en door demografische kenmerken wordt veroorzaakt, doeltreffende harmonisatie in de weg kan staan. Daarom is het CvdR het ermee eens dat verdere harmonisatie van nationale normen door middel van het CEAS gepaard moet gaan met betere praktische samenwerking om de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de regio's op asielgebied eerlijk te verdelen;

12.

maakt zich zorgen over het feit dat het functioneren van het EU-grensagentschap Frontex in het asielbeleidsplan buiten beschouwing blijft, als het gaat om zowel harmonisatie als praktische samenwerking. In de CEAS-voorstellen wordt meer aandacht besteed aan mensenrechten in het algemeen en de mensenrechten van kwetsbare personen in het bijzonder, en dit zou ook tot uiting moeten komen in de regels met betrekking tot Frontex;

13.

benadrukt dat de communicatie op lokaal en regionaal niveau over het verschil tussen gedwongen en vrijwillige migratie en tussen aanvragers en ontvangers van internationale bescherming moet worden verbeterd, zodat de burger een realistisch beeld wordt gegeven van personen die recht hebben op internationale bescherming en hun situatie niet in een negatief daglicht wordt gesteld;

De richtlijn opvangvoorzieningen

14.

steunt de combinatie in deze richtlijn van maatregelen met betrekking tot normen voor opvangvoorzieningen voor zowel asielzoekers als personen die subsidiaire bescherming zoeken;

15.

benadrukt dat - waar het gaat om de harmonisatie van opvangnormen - asielzoekers op het vlak van huisvesting, welzijn, gezondheidszorg, onderwijs en arbeidsmarkttoegang niet beter af mogen zijn dan de nationale bevolking;

16.

is van mening dat de mensenrechtenwaarborgen in de voorgestelde richtlijn, m.i.v. speciale maatregelen voor kwetsbare groepen, zouden moeten gelden voor alle vormen van behandeling van asielaanvragen, dus ook voor aanvragen die buiten het EU-grondgebied worden behandeld (par. 5.2.3 van het beleidsplan). Verdere initiatieven in deze richting vergen de nodige omzichtigheid, waarbij vooral moet worden gekeken of dergelijke regelingen wel rechtmatig, doeltreffend en wenselijk zijn;

Detentie: artikelen 8 t/m 11

17.

is zeer verheugd over de erkenning in artikel 8, lid 1, dat personen niet in bewaring mogen worden gehouden louter en alleen omdat zij om internationale bescherming verzoeken, wat aansluit bij de suggestie die het CvdR in par. 16 van zijn eerste advies over het CEAS heeft gedaan. Het CvdR erkent wel dat de bevoegde overheden goede redenen kunnen hebben om bepaalde aanvragers, bijv. personen die dreigen onder te duiken, in bewaring te houden;

Toegang tot de arbeidsmarkt na zes maanden: artikel 15

18.

is van mening dat de voorstellen gunstig kunnen zijn voor zowel de asielzoeker als de lidstaat, hoewel dit voorstel in sommige lidstaten — vooral daar waar de werkloosheid toeneemt en daar waar de druk groot is als gevolg van hun geografische ligging — wellicht voor controverse zal zorgen. Het CvdR vindt het een goede zaak dat in artikel 15, lid 2, van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen duidelijk wordt gesteld dat „de lidstaten bepalen onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen”;

19.

herhaalt zijn standpunten over het integratiebeleid die zijn verwoord in de par. 34 t/m 38 van zijn eerste advies over het CEAS en vraagt aandacht voor zijn advies van 11 oktober 2007 over „Eén jaar algehele aanpak van migratie: naar een alomvattend Europees migratiebeleid” (CdR 64/2007 fin); de conclusies van de Conferentie van Tenerife in oktober 2007 over „De rol van regio’s en steden bij het beheer van migratiestromen”, georganiseerd door het Comité van de Regio’s en de regering van de Canarische Eilanden; het advies van 15 juni 2006 over „De bescherming van minderheden en maatregelen ter bestrijding van discriminatie in een uitgebreid Europa” (CdR 53/2006), waarin het integratiebeleid wordt besproken, en het advies van 12 februari 2009„Lokale en regionale overheden nemen het voortouw in het integratiebeleid” (CdR 212/2008); alsmede de conclusies van het seminar van Athene in oktober 2008 over „De rol van steden en regio’s bij de integratie van immigranten”, dat werd georganiseerd door het Comité van de Regio’s en de Lokale Unie van Gemeenten en Gemeenschappen van Attica;

20.

herhaalt de aanbeveling uit par. 4 van zijn eerste advies over het CEAS dat de Europese wetgeving de lidstaten zou moeten verplichten een stelsel van netwerken van regionale overheden op te zetten teneinde vluchtelingen op weloverwogen wijze te laten integreren;

Regels voor materiële opvang en de toegang tot gezondheidszorg: artikelen 17 t/m 20

21.

acht het problematisch om vast te leggen dat de nationale regelingen voor sociale bijstand op asielzoekers van toepassing zijn en geeft liever ter overweging om asielzoekers basisvoorzieningen te bieden waarvoor in heel Europa minimumnormen gelden;

22.

erkent dat deze bepalingen inzake materiële voorzieningen met name belangrijk zijn voor lokale en regionale overheden, die niet zelden een grote rol spelen op het gebied van huisvesting, welzijn, gezondheidszorg en onderwijs. Naarmate de implementatie van deze normen aan de lidstaten wordt overgelaten, moet lokale en regionale overheden gegarandeerd worden dat zij voor het vervullen van bijkomende taken evenredige financiële steun krijgen;

23.

wijst erop dat het noodzakelijk is ambtenaren van lokale en regionale overheden die belast zijn met de in deze bepalingen voorgestelde inkomenstoetsing te scholen om ervoor te zorgen dat aanvragers van internationale bescherming niet onnodig zelf opdraaien voor de kosten van de materiële opvang of gezondheidszorg;

Bepalingen voor personen met bijzondere behoeften: artikelen 21 t/m 24

24.

herhaalt zijn diepe bezorgdheid ten aanzien van kwetsbare personen (par. 29 t/m 33 van zijn eerste advies over het CEAS), en verwelkomt de stappen die gezet worden om deze kwestie aan te pakken. Het Comité vraag in het bijzonder aandacht voor de gezondheidszorgbehoeften van personen die internationale bescherming zoeken en gewond, ondervoed of getraumatiseerd zijn. Aangezien gezondheidszorgdiensten vaak geleverd worden op lokaal of regionaal niveau, moeten de lasten voor bepaalde specifieke regio's onderzocht, in kaart gebracht en verlicht worden;

Behandeling van aanvragers van wie het verzoek om internationale bescherming is afgewezen

25.

harmonisatie van de behandeling van afgewezen aanvragers kan secundaire migratie helpen tegengaan. Maatregelen ter zake moeten het echter wel mogelijk maken om de betrokkenen aan te moedigen vrijwillig te vertrekken, en mogen niet van nadelige invloed zijn op het verlenen van de noodzakelijke medische bijstand of steun in de kosten van levensonderhoud aan personen in deze categorie;

26.

benadrukt dat gedwongen armoede en ontzegging van gezondheidszorg nooit als middelen mogen worden gebruikt om immigratie- en asielmaatregelen betreffende de verwijdering van geweigerde aanvragers van internationale bescherming uit te voeren;

Minderjarigen

27.

juicht toe dat de richtlijn opvangvoorzieningen en de overige herschikte CEAS II-instrumenten nu een heldere definitie geven van wat wordt verstaan onder een minderjarige, namelijk „een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar”. Ook is het Comité ermee ingenomen dat elk van de instrumenten aanvullende waarborgen voor minderjarigen biedt. Maar terwijl een persoon die als minderjarige is aangemerkt van deze normen profiteert, is er onvoldoende bescherming voor aanvragers van internationale bescherming aan wier leeftijd wordt getwijfeld door de lidstaat die de aanvrager opvangt, de aanvraag behandelt en beoordeelt, of de Dublincriteria toepast;

28.

merkt op dat materiële opvangvoorwaarden het eerste gedeelte van het CEAS vormen waarmee personen die internationale bescherming vragen worden geconfronteerd. Het is daarom van groot belang dat in gevallen waarin twijfel bestaat over de leeftijd van de aanvrager, hij of zij als een minderjarige wordt behandeld tot is vastgesteld dat hij of zij niet minderjarig is (waarbij voldoende rekening moet worden gehouden met de rechten en veiligheid van andere personen die internationale bescherming zoeken); dat hij of zij te allen tijde menselijk en met waardigheid wordt behandeld en dat de wettelijke waarborgen voor leeftijdsbepalingsprocedures worden toegepast, in het bijzonder als er gebruik wordt gemaakt van een medisch onderzoek. Als de leeftijd van de aanvrager in dit stadium verkeerd wordt vastgesteld, wordt de minderjarige aanvrager van internationale bescherming mogelijk onterecht de hogere mate van bescherming ontzegd die in de CEAS II-wetgeving voor minderjarigen is voorzien;

29.

is zich ervan bewust dat bepaalde lokale en regionale overheden te maken hebben met grote aantallen minderjarige immigranten die soms niet eens worden begeleid, en daardoor onder zware druk staan, en wijst erop dat deze overheden over de nodige middelen moeten kunnen beschikken;

Herschikking van de Dublinverordening

30.

merkt op dat de voorgestelde herschikking vooral voor de regio’s belangrijk is, omdat asielzoekers op grond van de Dublinverordening mogen worden overgedragen aan de lidstaat waar zij het EU-grondgebied voor het eerst hebben betreden. Dit zorgt voor druk op bepaalde lidstaten en regio’s die aan de rand van de EU liggen en op belangrijke plaatsen van binnenkomst;

31.

steunt het streven naar een doeltreffender stelsel, maar stelt dat dit wel moet worden gekoppeld aan consequentere toepassing van geharmoniseerde opvang- en erkenningsnormen en -procedures. Dit zorgt ervoor dat lidstaten die onderdanen van niet-EU-landen aan een andere lidstaat overdragen niet in strijd handelen met de verplichtingen die zij zelf op grond van internationale mensenrechtenverdragen zijn aangegaan; zo moeten zij het recht op eerbiediging van het gezinsleven in acht nemen, in het belang van het kind handelen en het verbod op directe en indirecte uitzetting (refoulement) respecteren, overeenkomstig artikel 19 van het Europees Handvest van de grondrechten, artikel 33 van het VN-vluchtelingenverdrag (1951) en artikel 3 van het VN-verdrag tegen foltering (1984). De bepalingen van de voorgestelde verordening zouden pas van kracht mogen worden als de herziene versies van de opvangvoorzieningen-, asielprocedures- en erkenningsrichtlijn volledig ten uitvoer zijn gelegd;

32.

is ingenomen met artikel 6 inzake de bescherming van de rechten van niet-begeleide minderjarigen, waarmee in zekere mate wordt tegemoetgekomen aan de zorgen die het CvdR in de paragrafen 29 t/m 33 van zijn eerste advies over het CEAS had geuit. Ook voor andere kwetsbare groepen, zoals zwangeren en gehandicapten, zouden doeltreffende beschermingsmaatregelen moeten worden ingevoerd. Tevens zou in de verordening aandacht moeten worden geschonken aan de bestaande tekortkomingen inzake de instandhouding van de eenheid van het gezin;

33.

juicht toe dat in artikel 27 erkend wordt dat personen niet in bewaring mogen worden gehouden louter en alleen omdat zij om internationale bescherming verzoeken; dit sluit aan bij de suggestie die het CvdR in par. 16 van zijn eerste CEAS-advies heeft gedaan;

34.

steunt de in artikel 31 voorgestelde procedures voor het opschorten van de bepalingen in de verordening wanneer een lidstaat te maken heeft met bijzonder dringende omstandigheden als gevolg waarvan zijn opvangcapaciteit uitzonderlijk zwaar onder druk staat;

35.

stelt voor dat de communicatie tussen de regio's en de Commissie wordt geformaliseerd om situaties aan het licht te brengen die voor de Commissie aanleiding zouden kunnen vormen om gebruik te maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 31, lid 2, als de omstandigheden in de lidstaat niet van dusdanige aard zijn dat de bewijsstukken geleverd kunnen worden die op grond van artikel 31, lid 1, zijn vereist. De Commissie moet echter, onder meer om overmatig gebruik van deze bepalingen te voorkomen, nauwlettend toezicht houden op de situatie en nagaan of het daadwerkelijk een urgente situatie is, dan wel of niet-naleving van de richtlijn waarin de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers zijn vastgelegd en van Richtlijn 2005/85/EG aanleiding geeft tot een inbreukprocedure op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag;

Herschikking van de richtlijn asielprocedures

36.

het is een goede zaak dat erkend wordt dat harmonisatie van procedurele normen gepaard dient te gaan met het optrekken van de normen voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming. Een van de voordelen daarvan is dat er sneller tot een besluit kan worden gekomen. Moet er lang op een antwoord worden gewacht, dan kan dat negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid en het mentale welzijn van de aanvrager, wat op zijn beurt tot aanzienlijke kosten voor lokale en regionale overheden kan leiden. Zelfs als de besluitvorming niet in het kader van een regionale, maar nationale regeling plaatsvindt, kunnen vertragingen resulteren in grote druk op de regio's en gemeenten waar de gerechtszittingen worden gehouden;

Herschikking van de erkenningsrichtlijn

37.

verwelkomt het besef dat de harmonisatie van erkenningsnormen moet worden gecombineerd met het optrekken van de normen. Aangezien wetgeving over vluchtelingenkwesties altijd een humanitaire achtergrond heeft, moeten er in de eerste plaats oplossingen worden gevonden voor problemen rond het gebrek aan samenhang bij de erkenning van vluchtelingen, en pas in de tweede plaats voor problemen rond secundaire migratie die door verschillen in regels voor sociale bescherming en arbeidsmarkttoegang worden veroorzaakt. Wordt een verzoek om internationale bescherming onterecht afgewezen, dan heeft dat zeer ernstige gevolgen;

38.

onderschrijft de grotere nadruk op subsidiaire bescherming. Het Comité is verheugd over de aandacht die in par. 3.3 van het beleidsplan wordt geschonken aan verbeteringen in de toepassing van het begrip „binnenlands vluchtalternatief”. Dit alternatief zou nooit mogen worden gebruikt als dekmantel voor uitzetting;

39.

erkent dat door verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming over asiel en subsidiaire bescherming, o.m. via uitwisseling van geslaagde methoden inzake de interpretatie van bestaande en voorgestelde wetgeving, het (in sommige lidstaten hoge) aantal beroepszaken zal afnemen. Ook kan het ertoe leiden dat meer mensen van wie het verzoek om internationale bescherming is afgewezen, vrijwillig terugkeren. Succes op beide gebieden zal tot gevolg hebben dat de onevenredige druk op bepaalde regio's die hulp verlenen aan personen die geen nationale steun krijgen, afneemt;

40.

herhaalt dat ontheemden op grond van het internationaal recht het recht hebben om internationale bescherming aan te vragen, zelfs als ze op onwettige wijze de EU zijn binnengekomen, en stelt daarom met klem dat de manier waarop personen de EU zijn binnengekomen niet tegen aanvragers van internationale bescherming mag worden gebruikt. Dit geldt in het bijzonder voor slachtoffers van mensensmokkel;

41.

stelt vast dat „geloofwaardigheid” geen deel uitmaakt van de internationale of Europese definitie van „vluchteling”, maar dat veel verzoeken om internationale bescherming niettemin worden afgewezen op grond van de geloofwaardigheid. Aanvragers van wie het verzoek om internationale bescherming is afgewezen, doen niet zelden een groot beroep op de lokale en regionale overheden voor ze de EU verlaten, en het is daarom essentieel dat aanvragen niet onterecht worden afgewezen op grond van de geloofwaardigheid;

42.

beveelt aan om in de herschikte erkenningsrichtlijn duidelijker aan te geven dat de bepalingen betreffende geloofwaardigheid (thans vervat in artikel 4, lid 5) een aanvulling vormen op de definitie van vluchteling: ze schetsen de omstandigheden waarin iemands niet-gestaafde beweringen toelaatbaar kunnen zijn als bewijs en bij kunnen dragen aan de bewijsnorm die is vereist om feiten aan te tonen die internationale bescherming noodzakelijk maken;

Praktische samenwerking

43.

benadrukt de noodzaak van netwerken die informatie en beproefde methoden uitwisselen op het gebied van asielkwesties op lokaal en regionaal niveau, en van voldoende financiële steun voor de activiteiten van dergelijke netwerken;

44.

is ingenomen met het besluit tot oprichting van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) en is ervan overtuigd dat dit actief zal bijdragen aan de verbetering van de internationale normen en een consistentere aanpak;

45.

vindt dat ook het Comité van de Regio’s genoemd zou moeten worden onder „andere communautaire organen” (overweging 17 en artikel 49 van de voorgestelde verordening);

46.

benadrukt het belang van onderzoek en vergelijkende studies voor het verbeteren van de basisgegevens op praktijk- en beleidsniveau, en dat lokale en regionale overheden bij het verschaffen hiervan een belangrijke rol spelen. Lokale en regionale overheden moeten worden genoemd in verband met „Uitwisseling van informatie en van beproefde methoden” (artikel 3) en „Verzameling en uitwisseling van informatie” (artikel 11);

47.

verlangt duidelijkheid over het voorgestelde regelgevingskader en de indicatoren voor het meten van de effectiviteit van de beleidsontwikkeling en dienstverlening;

48.

beveelt aan dat er financieringsprogramma’s worden ontwikkeld waarop lokale en regionale overheden een beroep kunnen doen om de burgers meer bewust te maken van asielkwesties in gebieden waar dit de informatie en integratie in de gemeenschap kan verbeteren. Lokale en regionale overheden en het Comité van de Regio’s zouden vertegenwoordigd moeten zijn in het Raadgevend Forum;

49.

is verder van mening dat het EASO een sleutelrol zou moeten spelen bij het opbouwen van betrekkingen met derde landen, ngo’s en internationale organen;

50.

onderstreept krachtig de bijdrage van lokale en regionale overheden aan het bereiken van hoge normen inzake het beheer van de asielzoekers- en vluchtelingenproblematiek in de praktijk. Daarnaast is de ontwikkeling van scholing voor personeel bij grensovergangen, opvangcentra en hervestigingsfaciliteiten cruciaal voor de bevordering van programma's betreffende internationale bescherming;

51.

is ernstig verontrust over het feit dat lokale en regionale overheden niet zijn vertegenwoordigd in de raad van bestuur en adviseert de bestuurlijke regelingen voor het EASO te versterken door vertegenwoordigers van het CvdR op te nemen. Tevens beveelt het aan om regelmatig tot raadpleging over te gaan;

Solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid binnen de EU

52.

merkt op dat solidariteit tussen de lidstaten weliswaar wordt erkend als een essentieel element van de voorstellen, maar dat de voorstellen, in het bijzonder met betrekking tot wijzigingen in de Dublin II-verordening, de lidstaten nog altijd heel wat speelruimte geven bij de tenuitvoerlegging van de desbetreffende beleidsmaatregelen. Het is belangrijk om te erkennen dat solidariteit en lastenverdeling niet alleen tussen, maar ook binnen de lidstaten nodig zijn;

53.

herhaalt dat het verheugd is over de praktische hulp die lidstaten van het Europees Vluchtelingenfonds en het Europees Terugkeerfonds krijgen, zoals opgemerkt in par. 46 van zijn eerste CEAS-rapport. Deze fondsen zullen zeer belangrijk zijn om de richtlijn opvangvoorzieningen en de richtlijn asielprocedures op succesvolle wijze ten uitvoer te leggen. Het Comité vraagt om bevestiging dat de regio’s rechtstreekse toegang tot deze fondsen zullen hebben en bij de controle op de toewijzing van de desbetreffende middelen zullen worden betrokken;

54.

stemt voorzichtig in met de mogelijkheid dat specifieke groepen gevallen in de EU gezamenlijk worden bekeken, mits de mensenrechten en het beginsel dat elk geval individueel wordt behandeld, in acht worden genomen;

Externe solidariteit

55.

wijst op het belang van vrijwillige hervestiging en juicht de voorstellen voor verbeteringen toe. Het CvdR vraagt om bevestiging dat er regelingen komen voor de raadpleging van lokale en regionale overheden ter zake, vooral omdat zij een cruciale rol spelen bij de succesvolle inburgering van vluchtelingen en van anderen die internationale bescherming genieten. Het CvdR merkt op dat vrijwillige hervestiging voor regio’s gunstig kan uitpakken, mits er weloverwogen te werk wordt gegaan;

Vaststelling van een gemeenschappelijk hervestigingsprogramma van de EU

56.

is ingenomen met de desbetreffende Commissiemededelingen en meent dat dit initiatief zal leiden tot meer solidariteit bij hervestigingspraktijken en tot verbetering van de normen in de lidstaten, met name gezien de rol die lokale overheden bij hervestiging en de opvang en integratie van hervestigde personen vervullen;

57.

is vooral te spreken over de uitbouw van de Deskundigengroep inzake hervestiging. Het CvdR benadrukt dat lokale en regionale overheden bij opvang en hervestiging een belangrijke rol vervullen en dat binnen deze groep moet worden erkend dat zij — als betrokkenen die weten waar zij het over hebben — een bijdrage kunnen leveren aan het vaststellen van de behoeften en de jaarlijkse prioriteiten en aan het uitwisselen van good practice;

58.

het CvdR zou graag zien dat er uit de door de Europese Commissie voorgestelde financieringsbronnen voldoende middelen ter ondersteuning van hervestigde personen worden uitgetrokken ten behoeve van lokale en regionale overheden, die cruciaal zijn om het hervestigingsprogramma van de EU te doen slagen.

II.   AANBEVOLEN WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Voorstel voor een richtlijn opvangvoorzieningen (COM(2008) 815) — Artikel 2 c)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

„gezinsleden”: de volgende leden van het gezin van de asielzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het verzoek om internationale bescherming in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:

„gezinsleden”: de volgende leden van het gezin van de asielzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het verzoek om internationale bescherming in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:

i)

de echtgenoot van de asielzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht;

i)

de echtgenoot van de asielzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht;

ii)

de minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder i) of van de asielzoeker, mits zij niet gehuwd zijn, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;

ii)

de minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder i) of van de asielzoeker, mits zij gehuwd zijn, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;

iii)

de gehuwde minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder i) of van de verzoeker, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, indien het in hun belang is bij de verzoeker te wonen;

iv)

de vader, moeder of voogd van de verzoeker, wanneer de laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of wanneer hij minderjarig en gehuwd is, maar het in zijn belang is bij zijn vader, moeder of voogd te wonen;

de vader, moeder of voogd van de verzoeker, wanneer de laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of wanneer hij minderjarig en gehuwd is, maar het in zijn belang is bij zijn vader, moeder of voogd te wonen;

v)

de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, wanneer de laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of wanneer de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn, maar het in het belang van een of meer van hen is dat zij samenwonen;

de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, wanneer de laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of wanneer de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn, maar het in het belang van een of meer van hen is dat zij samenwonen;

Motivering

In de tekst van de Commissie wordt voorgesteld om het begrip „gezinsleden” breder te definiëren. Dit zal leiden tot een sterke stijging van het aantal personen dat recht heeft op opvangvoorzieningen. Er kan daarom beter aan de oorspronkelijke definitie worden vastgehouden.

Wijzigingsvoorstel 2

Voorstel voor een richtlijn opvangvoorzieningen (COM(2008) 815) — Artikel 6, nieuw lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

 

1.

Motivering

Zolang de identiteit niet met de grootst mogelijke zekerheid is vastgesteld, dient iedere asielzoeker op een op rechtszekerheid gerichte behandeling te kunnen rekenen. Het artikel moet daarom beginnen met dit fundamentele standpunt, dat uitgaat van de menselijke waardigheid en van het beginsel dat alle mensen evenveel waard zijn.

Wijzigingsvoorstel 3

Voorstel voor een richtlijn opvangvoorzieningen (COM(2008) 815) — Artikel 15, lid 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten voorrang geven aan EU-onderdanen en onderdanen van staten die gebonden zijn door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook aan onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven.

Motivering

Bij de door de Europese Commissie voorgestelde onbeperkte arbeidsmarkttoegang moet worden opgemerkt dat in alle gevallen voorrang moet kunnen worden verleend aan eigen onderdanen, onderdanen van andere EU-landen en onderdanen van EER-landen. Er moet dan ook worden vastgehouden aan de tekst van artikel 15, lid 4, van de bestaande richtlijn.

Wijzigingsvoorstel 4

Voorstel voor een richtlijn opvangvoorzieningen (COM(2008) 815) — Artikel 20, nieuwe leden 6, 7 en 8

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

 

 

 

Motivering

Deze bepalingen zijn noodzakelijk om naleving van de Europese mensenrechtennormen, in het bijzonder artikel 3 EVRM, te waarborgen. Opschorten en verminderen van de materiële opvangvoorzieningen beweegt afgewezen aanvragers ertoe het contact met de ontvangende lidstaat te verbreken; dit kan een eventuele verwijdering belemmeren en illegale arbeid in de hand werken. De financiële gevolgen van handhaving van de materiële opvangvoorzieningen voor afgewezen aanvragers stimuleren de lidstaten hun verwijderingsprocedures en hun regelingen voor vrijwillige terugkeer te verbeteren. (Armoede en het ontzeggen van gezondheidszorg mogen niet worden gezien als stimulansen voor werkelijk vrijwillige terugkeer; dit zijn onwettige vormen van gedwongen terugkeer.) Aanvragers van internationale bescherming maximaal zes maanden na aankomst in de EU toelaten tot de arbeidsmarkt zal evenwel hogere belastinginkomsten opleveren, waarmee kan worden bijgedragen tot het dekken van de kosten van de voorgestelde wijziging.

De levering van primaire gezondheidszorg aan afgewezen aanvragers is ook noodzakelijk om de volksgezondheid te beschermen. Bovendien zullen afgewezen aanvragers zich, als zij geen recht hebben op primaire gezondheidszorg, waarschijnlijk pas met hun klachten in het ziekenhuis melden als hun aandoening acuut is geworden. Dit leidt tot ernstige druk op de zorgbudgetten, die in veel lidstaten regionaal worden beheerd.

Wijzigingsvoorstel 5

Voorstel voor een richtlijn opvangvoorzieningen (COM(2008) 815) — Artikel 20, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken indien een asielzoeker

a)

de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming, of,

b)

gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure, dan wel

c)

reeds een asielverzoek ingediend heeft in dezelfde lidstaat.

De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken indien een asielzoeker

a)

de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming, of,

b)

gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure, dan wel

c)

reeds een asielverzoek ingediend heeft in dezelfde lidstaat.

Motivering

Met het Commissievoorstel worden de mogelijkheden om materiële opvangvoorzieningen in te trekken zeer sterk beperkt. Daardoor kan de asielzoeker niet meer efficiënt worden aangemoedigd om actief aan de asielprocedure mee te werken. De bestaande bepaling moet dan ook worden gehandhaafd.

Wijzigingsvoorstel 6

Voorstel voor een richtlijn opvangvoorzieningen (COM(2008) 815) — Artikel 21, lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

2.

De lidstaten stellen in hun nationale wetgeving procedures vast om, zodra een verzoek om internationale bescherming is ingediend, na te gaan of de verzoeker bijzondere behoeften heeft en de aard van die behoeften te bepalen. De lidstaten zorgen voor ondersteuning van personen met bijzondere behoeften tijdens de gehele asielprocedure en zorgen ervoor dat hun situatie op de gepaste wijze wordt gevolgd.

2.

De lidstaten stellen in hun nationale wetgeving procedures vast om, zodra een verzoek om internationale bescherming is ingediend, na te gaan of de verzoeker bijzondere behoeften heeft en de aard van die behoeften te bepalen. De lidstaten zorgen voor ondersteuning van personen met bijzondere behoeften tijdens de gehele asielprocedure en zorgen ervoor dat hun situatie op de gepaste wijze wordt gevolgd.

Motivering

Dit is nodig om ervoor te zorgen dat aan kinderen niet onterecht de uitgebreidere bescherming voor minderjarigen wordt ontzegd die is vastgelegd in de voorstellen voor het CEAS II. Het is belangrijk dat de leeftijdsvaststelling in dit stadium voldoende gewaarborgd is, aangezien de bepalingen van de richtlijn opvangvoorzieningen ook „rechtstreeks van toepassing zijn” op de herschikte Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad (de Dublinverordening) (preambule, punt 9). Deze bepalingen moeten ook kruislings verwijzen naar de gedetailleerde bepalingen met betrekking tot niet-begeleide minderjarigen in het huidige artikel 17 van Richtlijn 2005/85/EG (de procedurerichtlijn) of het artikel dat hiervoor in de plaats komt.

Wijzigingsvoorstel 7

Herschikking van de Dublinverordening (COM(2008) 820 final) — Artikel 31

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

1.

Wanneer de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van een lidstaat als gevolg van bijzonder dringende omstandigheden uitzonderlijk zwaar onder druk staan, en wanneer als gevolg van de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken aan die lidstaat op grond van deze verordening die druk nog verder zou kunnen oplopen, kan die lidstaat om de opschorting van de overdrachten verzoeken.

1.

Wanneer de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van een lidstaat als gevolg van bijzonder dringende omstandigheden uitzonderlijk zwaar onder druk staan, en wanneer als gevolg van de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken aan die lidstaat op grond van deze verordening die druk nog verder zou kunnen oplopen, kan die lidstaat om de opschorting van de overdrachten verzoeken.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder:

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder:

(a)

een uitvoerige beschrijving van de bijzonder dringende omstandigheden waardoor de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van de verzoekende lidstaat uitzonderlijk zwaar onder druk staan, met inbegrip van statistieken en bewijsstukken;

(a)

een uitvoerige beschrijving van de bijzonder dringende omstandigheden waardoor de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van de verzoekende lidstaat uitzonderlijk zwaar onder druk staan, met inbegrip van statistieken en bewijsstukken;

(b)

een gemotiveerde prognose van de verwachte ontwikkeling van de situatie op de korte termijn;

(b)

een gemotiveerde prognose van de verwachte ontwikkeling van de situatie op de korte termijn;

(c)

een toelichting waaruit blijkt hoe de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken overeenkomstig deze verordening, de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van de verzoekende lidstaat nog verder onder druk zou kunnen zetten, met inbegrip van statistieken en bewijsstukken.

(c)

een toelichting waaruit blijkt hoe de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken overeenkomstig deze verordening, de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van de verzoekende lidstaat nog verder onder druk zou kunnen zetten, met inbegrip van statistieken en bewijsstukken.

2.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

2.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

3.

Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

3.

Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG.

 

4.

Na ontvangst van een verzoek in de zin van de leden 1 tot 3, of op eigen initiatief op grond van lid 2, kan de Commissie besluiten alle overdrachten overeenkomstig deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten. Dit besluit wordt zo spoedig mogelijk genomen en uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek. Het besluit tot opschorting van de overdrachten wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder:

(a)

een beschrijving van alle relevante omstandigheden in de lidstaat waarop het besluit tot opschorting betrekking heeft;

(b)

een beschrijving van de mogelijke gevolgen van de opschorting van de overdrachten voor de andere lidstaten;

(c)

de voorgestelde datum waarop de opschorting in werking treedt;

(d)

eventuele voorwaarden die aan de opschorting zijn gekoppeld.

Na ontvangst van een verzoek in de zin van de leden 1 tot 3, of op eigen initiatief op grond van lid 2, , kan de Commissie besluiten alle overdrachten overeenkomstig deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten. Dit besluit wordt zo spoedig mogelijk genomen en uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek. Het besluit tot opschorting van de overdrachten wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder:

(a)

een beschrijving van alle relevante omstandigheden in de lidstaat waarop het besluit tot opschorting betrekking heeft;

(b)

een beschrijving van de mogelijke gevolgen van de opschorting van de overdrachten voor de andere lidstaten;

(c)

de voorgestelde datum waarop de opschorting in werking treedt;

(d)

eventuele voorwaarden die aan de opschorting zijn gekoppeld.

5.

De Commissie stelt de Raad en de lidstaten in kennis van het besluit om alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten. Iedere lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving ter beoordeling voorleggen aan de Raad. De Raad kan binnen een maand nadat het besluit door een lidstaat aan hem is voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

De Commissie stelt de Raad en de lidstaten in kennis van het besluit om alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten. Iedere lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving ter beoordeling voorleggen aan de Raad. De Raad kan binnen een maand nadat het besluit door een lidstaat aan hem is voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

6.

Nadat de Commissie heeft besloten de overdrachten aan een lidstaat op te schorten, zijn de lidstaten waarin de personen van wie de overdracht is opgeschort, verblijven, verantwoordelijk voor de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming van deze personen.

Bij het besluit om de overdrachten aan een lidstaat op te schorten, wordt rekening gehouden met het feit dat de bescherming van minderjarigen en de eenheid van het gezin moeten worden gewaarborgd.

Nadat de Commissie heeft besloten de overdrachten aan een lidstaat op te schorten, zijn de lidstaten waarin de personen van wie de overdracht is opgeschort, verblijven, verantwoordelijk voor de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming van deze personen.

Bij het besluit om de overdrachten aan een lidstaat op te schorten, wordt rekening gehouden met het feit dat de bescherming van minderjarigen en de eenheid van het gezin moeten worden gewaarborgd.

7.

Een besluit tot opschorting van de overdrachten aan een bepaalde lidstaat overeenkomstig lid 1 is grond voor de toekenning van bijstand voor noodmaatregelen in de zin van artikel 5 van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad, op verzoek van die lidstaat.

Een besluit tot opschorting van de overdrachten aan een bepaalde lidstaat overeenkomstig lid 1 is grond voor de toekenning van bijstand voor noodmaatregelen in de zin van artikel 5 van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad, op verzoek van die lidstaat.

8.

De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. Lid 5 is van toepassing.

De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. Lid 5 is van toepassing.

9.

Niets in dit artikel kan worden uitgelegd als zou het de lidstaten zijn toegestaan af te wijken van hun algemene verplichting om alle passende maatregelen, van algemene of bijzondere aard, te nemen om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht inzake asiel, met name van deze verordening, Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, en Richtlijn 2005/85/EG.

Niets in dit artikel kan worden uitgelegd als zou het de lidstaten zijn toegestaan af te wijken van hun algemene verplichting om alle passende maatregelen, van algemene of bijzondere aard, te nemen om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht inzake asiel, met name van deze verordening, Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, en Richtlijn 2005/85/EG.

Motivering

Deze voorgestelde wijziging is bedoeld voor de situatie waarin bepaalde regio’s te maken hebben met een buitenproportionele belasting in vergelijking met hun lidstaat als geheel en waarin de lidstaat zich niet kan beroepen op art. 31, lid 1, omdat de situatie in de staat als geheel onvoldoende ernstig is. In tegenstelling tot het bestaande art. 31, lid 1, is dit geen rechtstreeks verzoek om opschorting van de overdrachten, maar een verzoek aan de Commissie om gebruik te maken van haar bevoegdheid op grond van art. 31, lid 2. Met het wijzigingsvoorstel wordt het belang van lokale en regionale overheden dus erkend, zonder dat geprobeerd wordt hen op gelijke voet met de lidstaten te plaatsen.

Wijzigingsvoorstel 8

EASO-verordening (COM(2009) 66) — Artikel 11, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

1.

Het bureau organiseert, coördineert en bevordert de uitwisseling van informatie tussen de nationale asielautoriteiten, alsook tussen de Commissie en de nationale asielautoriteiten, betreffende de toepassing van alle instrumenten die onder het acquis communautaire inzake asiel vallen. Daartoe kan het bureau een databank opzetten met feitelijke, juridische en jurisprudentiële gegevens over de nationale, Europese en internationale asielinstrumenten.

1.

Het bureau organiseert, coördineert en bevordert de uitwisseling van informatie tussen de nationale asielautoriteiten, alsook tussen de Commissie en de nationale asielautoriteiten, betreffende de toepassing, , van alle instrumenten die onder het acquis communautaire inzake asiel vallen. Daartoe kan het bureau een databank opzetten met feitelijke, juridische en jurisprudentiële gegevens over de nationale, Europese en internationale asielinstrumenten.

Motivering

Grote delen van het asielbeleid worden op regionaal niveau uitgevoerd en daarom is het met betrekking tot de verzameling en uitwisseling van informatie belangrijk dat de regio’s rechtstreeks worden geraadpleegd.

Wijzigingsvoorstel 9

EASO-verordening (COM(2009) 66) – Artikel 25, lid 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

3.

De raad van bestuur kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

3.

De raad van bestuur kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen. .

Motivering

Met dit wijzigingsvoorstel worden het belang en de ervaring van lokale en regionale overheden met betrekking tot het asielbeleid erkend.

Wijzigingsvoorstel 10

EASO-verordening (COM(2009) 66) — Artikel 30, lid 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

9.

Het uitvoerend comité kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen.

9.

Het uitvoerend comité kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen. .

Motivering

Dit wijzigingsvoorstel loopt parallel met de voorgestelde wijziging van art. 25, lid 3, om ervoor te zorgen dat de expertise en ervaring van de regio’s volledig worden erkend en benut.

Wijzigingsvoorstel 11

EASO-verordening (COM(2009) 66) — Artikel 32, lid 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel CvdR

1.

Het bureau werkt nauw samen met niet-gouvernementele organisaties en met organisaties van het maatschappelijke middenveld die op nationaal, Europees of internationaal niveau actief zijn op asielgebied en richt daartoe een adviesforum op.

1.

Het bureau werkt nauw samen met niet-gouvernementele organisaties en met organisaties van het maatschappelijke middenveld die op , nationaal, Europees of internationaal niveau actief zijn op asielgebied en richt daartoe een adviesforum op.

Motivering

Met dit wijzigingsvoorstel worden ook het belang en de ervaring van regionale overheden met betrekking tot het asielbeleid erkend.

Brussel, 7 oktober 2009

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Luc VAN DEN BRANDE