5.8.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 212/348 |
Donderdag, 7 mei 2009
Minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (herschikking) ***I
P6_TA(2009)0376
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (herschikking) (COM(2008)0815 – C6-0477/2008 – 2008/0244(COD))
2010/C 212 E/51
(Medebeslissingsprocedure – herschikking)
Het Europees Parlement,
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0815),
gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 63, punt 1, onder b), van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0477/2008),
gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten (1),
gezien de brief d.d. 4 april 2009 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 80 bis, lid 3, van zijn Reglement,
gelet op de artikelen 80 bis en 51 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0285/2009),
A. |
overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen, |
1. |
gaat akkoord met het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en zoals dit hieronder is geamendeerd; |
2. |
verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; |
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.
Donderdag, 7 mei 2009
P6_TC1-COD(2008)0244
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 mei 2009 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het EG-Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan. |
(2) |
Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Europese Gemeenschap bescherming zoeken. |
(3) |
De Europese Raad is tijdens de buitengewone bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en zo te waarborgen dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd, en dus het verbod tot uitzetting of terugleiding te handhaven. |
(4) |
Volgens de Conclusies van Tampere moeten in het kader van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel op korte termijn gemeenschappelijke minimumnormen voor de opvang van asielzoekers worden vastgesteld. |
(5) |
Het vaststellen van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers is een verdere stap in de richting van een Europees asielbeleid. |
(6) |
De eerste fase van de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, dat op langere termijn moet leiden tot een in de gehele Unie geldige gemeenschappelijke procedure en uniforme status voor personen die asiel hebben gekregen, is nu voltooid. De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten worden uitgevoerd in de periode 2005-2010. In het Haags programma werd de Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze vóór eind 2010 te kunnen aannemen. |
(7) |
In het licht van de resultaten van de gemaakte evaluaties is het in deze fase aangewezen de beginselen die aan Richtlijn 2003/9/EG ten grondslag liggen, te bevestigen, teneinde betere opvangvoorzieningen voor asielzoekers te garanderen. |
(8) |
Om in de gehele Unie de gelijke behandeling van asielzoekers te garanderen, moet deze richtlijn van toepassing zijn tijdens alle fasen en op alle soorten procedures betreffende verzoeken om internationale bescherming en in alle plaatsen en voorzieningen waar asielzoekers worden gehuisvest. |
(9) |
De lidstaten moeten ernaar streven om bij de toepassing van deze richtlijn de beginselen van het belang van het kind en van de eenheid van het gezin volledig in acht te nemen, overeenkomstig respectievelijk het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. |
(10) |
Wat betreft de behandeling van personen die tijdelijke bescherming op grond van deze richtlijn genieten, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van internationale rechtsinstrumenten waarbij zij partij zijn. |
(11) |
Er moeten minimumnormen worden vastgesteld voor de opvang van asielzoekers die normaliter voldoende zijn om een menswaardige levensstandaard en vergelijkbare levensomstandigheden in alle lidstaten te waarborgen ▐. |
(12) |
De harmonisatie van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers zal ertoe bijdragen dat de secundaire stromen van asielzoekers, die worden veroorzaakt door het verschil in opvangvoorzieningen, worden beperkt. |
(13) |
Om de gelijke behandeling van alle personen die om internationale bescherming verzoeken, te garanderen en om de consistentie met het huidige EU-acquis inzake asiel te waarborgen, met name met Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (5), is het nodig de werkingssfeer van deze richtlijn uit te breiden tot personen die om subsidiaire bescherming verzoeken. |
(14) |
Om de zelfvoorziening van asielzoekers te bevorderen en om grote verschillen tussen lidstaten te vermijden, is het nodig duidelijke regels vast te stellen over de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt. |
(15) |
De onmiddellijke identificatie en controle van personen met bijzondere behoeften moet een basisprioriteit zijn van de nationale autoriteiten om te garanderen dat de opvangvoorzieningen ervan zijn toegesneden op hun bijzondere behoeften. |
(16) |
Bewaring van asielzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat een persoon niet in bewaring mag worden gehouden om de enkele reden dat hij internationale bescherming zoekt, met name overeenkomstig de internationaalrechtelijke verplichtingen van de lidstaten zoals deze met name voortvloeien uit artikel 31 van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951. De lidstaten mogen met name geen straffen opleggen aan asielzoekers voor onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, en elke beperking van het vrije verkeer moet noodzakelijk zijn. In dit verband is bewaring van asielzoekers alleen toegestaan onder in deze richtlijn vastgestelde, zeer duidelijk omschreven uitzonderlijke voorwaarden en onderworpen aan de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, zowel wat de wijze als wat het doel van de bewaring betreft. Wanneer asielzoekers in bewaring worden gehouden, moeten zij het recht hebben om die te laten toetsen door een nationale rechterlijke instantie. |
(17) |
Asielzoekers in bewaring moeten worden behandeld met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid en hun opvangvoorzieningen moet zijn toegesneden op de behoeften van asielzoekers in die situatie. De lidstaten moeten met name de naleving van artikel 37 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind waarborgen. |
(18) |
Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de procedurele minimumwaarborgen die inhouden dat asielzoekers in de gelegenheid worden gesteld contact op te nemen met organisaties of groepen van personen die rechtsbijstand verlenen, moet informatie worden verschaft over dergelijke organisaties en groepen van personen. |
(19) |
Misbruik van het opvangstelsel moet worden tegengegaan door de omstandigheden te specificeren waarin opvangvoorzieningen voor asielzoekers kunnen worden beperkt of deze opvang kan worden ingetrokken en door alle asielzoekers tegelijkertijd een menswaardige levensstandaard te garanderen. |
(20) |
Er moet voor worden gezorgd dat de nationale opvangregelingen doeltreffend werken en dat de lidstaten samenwerken op het gebied van de opvang van asielzoekers. |
(21) |
Passende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de opvang van asielzoekers moet worden aangemoedigd. Derhalve dienen harmonieuze relaties tussen lokale gemeenschappen en opvangcentra te worden bevorderd. |
(22) |
Minimumnormen impliceren dat het de lidstaten vrij staat gunstiger regelingen in te voeren of te handhaven voor onderdanen van derde landen en staatlozen die internationale bescherming zoeken in een lidstaat. |
(23) |
In deze geest worden de lidstaten opgeroepen de bepalingen van deze richtlijn ook toe te passen in procedures inzake verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke uit Richtlijn 2004/83/EG voortvloeien. |
(24) |
Om de kosten van eventuele verbeteringen van de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers te kunnen dekken, moet de Europese Unie een proportionele toename van de middelen beschikbaar stellen, in het bijzonder aan lidstaten die geconfronteerd worden met een specifieke en buitenproportionele druk op hun nationale asielstelsels, vooral ten gevolge van hun geografische of demografische situatie. |
(25) |
De implementatie van deze richtlijn dient regelmatig te worden geëvalueerd. |
(26) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, met name de vaststelling van minimumnormen inzake de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(27) |
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) worden erkend. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de menselijke waardigheid ten volle wordt geëerbiedigd en te bevorderen dat de artikelen 1, 4, 6, 7, 18, 24 en 47 van het Handvest worden toegepast en dient dienovereenkomstig te worden uitgevoerd. |
(28) |
De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn. |
(29) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
DOEL, DEFINITIES EN WERKINGSSFEER
Artikel 1
Doel
Deze richtlijn heeft ten doel minimumnormen vast te stellen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) ‘verzoek om internationale bescherming’: een verzoek om internationale bescherming zoals gedefinieerd in artikel 2, onder g), van Richtlijn 2004/83/EG;
b) ‘verzoeker’ of ‘asielzoeker’: een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitief besluit is genomen;
c) ‘gezinsleden’: de volgende leden van het gezin van de asielzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het verzoek om internationale bescherming in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:
d) ‘procedures’ en ‘beroepsmogelijkheden’: die welke door de lidstaten in hun nationale wetgeving zijn vastgesteld;
e) ‘minderjarige’: een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;
f) ‘niet-begeleide minderjarige’: een minderjarige die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; onder dit begrip valt ook een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van de lidstaat is aangekomen;
g) ‘opvangvoorzieningen’: alle maatregelen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn treffen ten behoeve van asielzoekers;
h) ‘materiële opvangvoorzieningen’: huisvesting, voedsel en kleding, die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt of een combinatie van deze drie, alsmede een dagvergoeding;
i) ‘bewaring’: het vasthouden van een asielzoeker door een lidstaat op een bepaalde plaats, waar de betrokkene geen bewegingsvrijheid geniet;
j) ‘opvangcentrum’: elke plaats die wordt gebruikt voor de collectieve huisvesting van asielzoekers.
Artikel 3
Werkingssfeer
1. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van derde landen en staatlozen die een verzoek om internationale bescherming op het grondgebied, inclusief aan de grens of in de transitzones,van een lidstaat indienen voor zover zij als asielzoeker op het grondgebied mogen verblijven, alsmede op de gezinsleden, indien zij overeenkomstig het toepasselijke nationale recht onder dit verzoek om internationale bescherming vallen.
2. De richtlijn is niet van toepassing op verzoeken om diplomatiek of territoriaal asiel die bij vertegenwoordigingen van de lidstaten worden ingediend.
3. Deze richtlijn is niet van toepassing wanneer de bepalingen van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (6) toegepast worden.
4. De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn toe te passen op procedures waarin wordt beslist over verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke van toepassing onder uit Richtlijn 2004/83/EG ║.
Artikel 4
Gunstiger bepalingen
De lidstaten kunnen gunstiger bepalingen inzake opvangvoorzieningen vaststellen of handhaven, voor asielzoekers en voor ║ in dezelfde lidstaat aanwezige nauwe verwanten van de asielzoeker indien deze van de asielzoeker afhankelijk zijn, of om humanitaire redenen voor zover die bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.
HOOFDSTUK II
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OPVANGVOORZIENINGEN
Artikel 5
Informatie
1. De lidstaten verstrekken asielzoekers binnen een redelijke termijn van ten hoogste 15 dagen na de indiening van het verzoek om internationale bescherming bij de bevoegde autoriteit ten minste informatie over de geldende voordelen en over de verplichtingen die zij moeten nakomen in verband met de opvangvoorzieningen.
De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers informatie krijgen over organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen en over organisaties die hulp kunnen bieden of informatie kunnen verstrekken over de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie schriftelijk wordt verstrekt in een taal die de asielzoeker begrijpt of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze begrijpt . In voorkomend geval kan deze informatie tevens mondeling verstrekt worden.
Artikel 6
Documenten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat binnen drie dagen nadat een asielverzoek bij de bevoegde autoriteiten ingediend is, aan de asielzoeker een op zijn naam afgegeven document wordt verstrekt waaruit zijn status van asielzoeker blijkt of waarin staat dat hij of zij op het grondgebied van de lidstaat mag verblijven zolang zijn of haar asielverzoek hangende of in behandeling is.
Er worden geen aanvullende documenten verlangd voor de toegang ▐ tot de rechten en voordelen die op grond van deze richtlijn aan asielzoekers worden toegekend.
Indien de houder van het in de eerste alinea bedoelde document niet vrij kan gaan en staan op het grondgebied van de lidstaat of op een deel daarvan, moet zulks ook in het document worden vermeld.
2. De lidstaten kunnen besluiten dit artikel niet toe te passen wanneer een asielzoeker in bewaring wordt gehouden en gedurende de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat is ingediend aan de grens, of in het kader van een procedure waarin wordt beslist over het recht van de asielzoeker om legaal het grondgebied van een lidstaat te betreden. In specifieke gevallen kunnen lidstaten asielzoekers voor de duur van de behandeling van hun verzoek om internationale bescherming andere bescheiden verstrekken die gelijkwaardig zijn aan het in lid 1 bedoelde document.
3. Het in lid 1 bedoelde document staaft niet noodzakelijkerwijs de identiteit van de asielzoeker.
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de asielzoeker het in lid 1 bedoelde document te verstrekken dat geldig moet zijn zolang hij gemachtigd is op het grondgebied of aan de grens van de betrokken lidstaat te blijven.
5. De lidstaten kunnen asielzoekers een reisdocument verstrekken indien om ernstige humanitaire redenen hun aanwezigheid in een andere staat is vereist.
Artikel 7
Verblijf en bewegingsvrijheid
1. Asielzoekers kunnen zich vrij bewegen op het grondgebied van de ontvangende lidstaat of binnen een hun daartoe door die lidstaat aangewezen gebied. Dit aangewezen gebied mag de onvervreemdbare sfeer van het privé-leven niet aantasten en dient voldoende bewegingsvrijheid te bieden om ervoor te zorgen dat alle voorzieningen die deze richtlijn biedt, toegankelijk zijn.
2. De lidstaten kunnen een besluit nemen over de plaats van verblijf van de asielzoeker, om redenen van openbaar belang, openbare orde of indien nodig voor een snelle behandeling en een doeltreffende controle van het asielverzoek.
3. De lidstaten mogen de toekenning van materiële opvangvoorzieningen bepaald in dit hoofdstuk afhankelijk stellen van het daadwerkelijk verblijf van de asielzoekers op een door de lidstaten te bepalen specifieke locatie. Het besluit daartoe kan een algemeen besluit zijn, dient per individu te worden genomen en moet conform de nationale wetgeving tot stand komen.
4. In gevallen waarin zulks noodzakelijk blijkt, bijvoorbeeld om juridische redenen of om redenen van openbare orde, mogen de lidstaten een asielzoeker overeenkomstig hun nationale wetgeving op een bepaalde plaats vasthouden.
5. De lidstaten voorzien in de mogelijkheid van het verlenen van een tijdelijke toestemming aan asielzoekers om hun in de leden 2 en 3 bedoelde verblijfplaats en/of het in lid 1 bedoelde aangewezen gebied te verlaten. Beslissingen daartoe worden individueel, objectief en onpartijdig genomen, en negatieve beslissingen worden met redenen omkleed.
Asielzoekers hebben geen toestemming nodig om afspraken met autoriteiten en rechtbanken na te komen indien hun aanwezigheid vereist is.
6. De lidstaten verlangen van asielzoekers dat zij hun adres bekendmaken bij de bevoegde autoriteiten en eventuele adreswijzigingen onverwijld aan die autoriteiten doorgeven.
Artikel 8
Bewaring
1. De lidstaten houden een persoon niet in bewaring om de enkele reden dat hij om internationale bescherming verzoekt overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (7).
2. In de gevallen waarin zulks nodig blijkt en op grond van een individuele beoordeling van elk geval, mogen de lidstaten een verzoeker overeenkomstig hun nationale wetgeving op een bepaalde plaats in bewaring houden wanneer andere, minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast. Een verzoeker mag alleen op een bepaalde plaats in bewaring worden gehouden:
(a) |
om zijn identiteit of nationaliteit vast te stellen, na te gaan of te controleren; |
(b) |
om de gegevens die ten grondslag liggen aan het verzoek voor internationale bescherming en die anders verloren zouden kunnen gaan, vast te leggen; |
(c) |
in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over het recht van de verzoeker om het grondgebied te betreden; |
(d) |
wanneer de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereisen. |
Dit lid laat artikel 11 onverlet.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat in de nationale wetgeving regels worden vastgesteld over alternatieven voor bewaring, zoals het zich regelmatig melden bij de overheid, het stellen van een borgsom of een verplichting om op een bepaalde plaats te blijven.
Artikel 9
Waarborgen voor asielzoekers in bewaring
1. Bewaring wordt bevolen voor een zo kort mogelijke termijn. De termijn van bewaring als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a), b) of c), mag niet langer duren dan de tijd die redelijkerwijs nodig is om de vereiste administratieve procedures af te handelen teneinde informatie te krijgen over de nationaliteit of de identiteit van de asielzoeker of over de elementen waarop zijn verzoek is gebaseerd of om de toepasselijke procedure uit te voeren teneinde te beslissen over haar/zijn recht om het grondgebied te betreden.
Dergelijke procedures moeten met de nodige zorgvuldigheid worden uitgevoerd. Vertraging in de ▐ procedure die niet aan de asielzoeker kan worden toegeschreven, is geen rechtvaardiging voor het voortduren van de bewaring.
2. Bewaring wordt bevolen door rechterlijke instanties. In dringende gevallen kan bewaring worden bevolen door administratieve instanties; in die gevallen moet de bewaring binnen 72 uur na de aanvang ervan door rechterlijke instanties worden bevestigd. Wanneer de rechterlijke instantie de bewaring als onrechtmatig aanmerkt, of wanneer er binnen 72 uur geen rechterlijke beslissing is, wordt de betrokken asielzoeker onmiddellijk vrijgelaten.
3. Bewaring wordt schriftelijk bevolen. Het bevel tot bewaring bevat de feitelijke en juridische gronden waarop het is gebaseerd en specificeert de maximumtermijn van bewaring.
4. Asielzoekers in bewaring worden onmiddellijk in kennis gesteld van de gronden van de bewaring, de maximumduur van de bewaring en de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze begrijpen .
5. ║ Voortgezette bewaring wordt, hetzij op verzoek van de asielzoeker, hetzij ambtshalve, met redelijke tussenpozen door een rechterlijke instantie opnieuw bezien.
Bewaring wordt nooit onnodig verlengd.
6. De lidstaten zorgen ervoor dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking wordt gesteld, overeenkomstig artikel 15, leden 3 tot en met 6 van Richtlijn 2005/85/EG .
De nadere regels voor toegang tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging in dergelijke gevallen worden in het nationale recht vastgesteld.
Artikel 10
Voorwaarden van bewaring
1. De lidstaten houden asielzoekers niet in gevangenissen in bewaring. Bewaring kan alleen in gespecialiseerde bewaringsfaciliteiten.
Asielzoekers in bewaring worden afgescheiden van andere onderdanen van derde landen die geen verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, tenzij dit noodzakelijk is om de eenheid van het gezin te waarborgen en de verzoeker daarmee instemt.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring de kans krijgen om contact te hebben, inclusief bezoekrecht, met wettelijke vertegenwoordigers , gezinsleden , maatschappelijk werkers en geestelijke verzorgers . De Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) en andere relevante en bevoegde nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instellingen moeten ook de kans krijgen om met verzoekers te communiceren en hen te bezoeken in bewaringsfaciliteiten.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring toegang hebben tot passende medische zorg en, indien noodzakelijk, psychologische begeleiding.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring onmiddellijk bijgewerkte informatie krijgen over de regels die in de faciliteit van toepassing zijn en waarin hun rechten en verplichtingen worden uiteengezet in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs an worden aangenomen dat zij deze begrijpen.
Artikel 11
Bewaring van kwetsbare groepen en personen met bijzondere behoeften
1. Minderjarigen worden niet in bewaring gehouden, tenzij dat in hun belang is, zoals voorgeschreven in artikel 23, lid 2, en alleen op grond van de vaststellingen van de individuele beoordeling van hun situatie in overeenstemming ║ lid 5 van dit artikel.
Niet-begeleide minderjarigen worden in geen geval in bewaring gehouden.
2. In bewaring gehouden minderjarigen moeten kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die overeenstemmen met hun leeftijd en activiteiten in de open lucht .
3. In bewaring gehouden gezinnen moeten kunnen beschikken over een afzonderlijke leefruimte die voldoende privacy garandeert.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat in bewaring gehouden vrouwelijke asielzoekers afgescheiden van de mannelijke asielzoekers worden gehuisvest, tenzij het om gezinsleden gaat en alle betrokkenen daarmee instemmen.
5. Personen met bijzondere behoeften worden niet in bewaring gehouden, tenzij een individuele beoordeling van hun situatie door een professionele en onafhankelijke deskundige uitwijst dat hun gezondheid, met inbegrip van hun geestelijke gezondheid, en welzijn niet aanzienlijk zullen verslechteren als gevolg van de bewaring.
De lidstaten zorgen ervoor dat personen met bijzondere behoeften die in bewaring worden gehouden, regelmatig gecontroleerd worden en voldoende bijstand krijgen.
Artikel 12
Gezinnen
De lidstaten nemen passende maatregelen om in de mate van het mogelijke de eenheid van het gezin asielzoekers zoals aanwezig op zijn grondgebied te bewaren indien deze lidstaat zorg draagt voor de huisvesting ervan. Deze bedoelde maatregelen worden uitgevoerd met instemming van de asielzoekers.
Artikel 13
Medisch onderzoek
De lidstaten kunnen om redenen van volksgezondheid asielzoekers een medisch onderzoek laten ondergaan.
Artikel 14
Onderwijs aan minderjarigen
1. De lidstaten bieden minderjarige kinderen van asielzoekers en minderjarige asielzoekers toegang tot onderwijs onder vergelijkbare omstandigheden als onderdanen van de lidstaat van opvang zolang een eventueel tegen hen of hun ouders gerichte verwijderingsmaatregel niet daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit onderwijs kan in opvangcentra gegeven worden.
De lidstaten kunnen geen personen uit het voortgezet onderwijs weren alleen omdat zij meerderjarig zijn geworden.
2. De toegang tot het onderwijsstelsel moet zo spoedig mogelijk na indiening van het verzoek om internationale bescherming door of in naam van de minderjarige worden gewaarborgd en minderjarigen moeten in ieder geval uiterlijk drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek om internationale bescherming werd ingediend, toegang krijgen tot het onderwijsstelsel.
Indien nodig worden voorbereidende lessen, met inbegrip van taallessen, aangeboden die als doel hebben de toegang van minderjarigen tot het nationale onderwijsstelsel te vergemakkelijken en/of specifieke opleiding die bijdraagt tot hun integratie in dat stelsel.
3. Wanneer toegang tot het onderwijsstelsel als bedoeld in lid 1 onmogelijk is in verband met de specifieke situatie van de minderjarige, biedt de lidstaat overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijken andere onderwijsfaciliteiten aan.
Artikel 15
Werkgelegenheid
1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers toegang hebben tot de arbeidsmarkt, ten laatste zes maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend.
2. De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen, overeenkomstig hun nationale wetgeving, zonder de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt onnodig te beperken.
3. De toegang tot de arbeidsmarkt wordt niet ongedaan gemaakt tijdens een beroepsprocedure, indien beroep tegen een negatieve beslissing in een normale procedure schorsende werking heeft, en wel tot het tijdstip van de kennisgeving van een negatieve beslissing over het beroep.
Artikel 16
Beroepsopleiding
Ongeacht of de asielzoeker toegang tot de arbeidsmarkt heeft, kunnen de lidstaten hem toegang verlenen tot een beroepsopleiding.
De toegang tot een aan een arbeidsovereenkomst gekoppelde beroepsopleiding is afhankelijk van de mate waarin de asielzoeker overeenkomstig artikel 15 toegang heeft tot de arbeidsmarkt.
Artikel 17
Algemene bepalingen betreffende de materiële opvang en gezondheidszorg
1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor asielzoekers materiële opvangvoorzieningen beschikbaar zijn wanneer zij hun verzoek om internationale bescherming indienen.
2. De lidstaten zorgen er voor dat de materiële opvangvoorzieningen voor personen die een verzoek ║ hebben ingediend, een levensstandaard bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt.
De lidstaten zien erop toe dat die levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van personen met bijzondere behoeften als bedoeld in artikel 22, alsmede in het geval van personen in bewaring.
3. De lidstaten kunnen de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de asielzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren, noch over de nodige bestaansmiddelen.
4. Overeenkomstig artikel 3 kunnen de lidstaten van de asielzoekers, indien zij over voldoende middelen beschikken, bijvoorbeeld wanneer zij gedurende een redelijke tijd gewerkt hebben, een bijdrage verlangen voor het totaal of een deel van de kosten van de door deze richtlijn geboden materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg.
Indien komt vast te staan dat een asielzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.
5. De materiële opvangvoorzieningen mogen worden verstrekt in natura dan wel in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen of een combinatie van deze 3 vormen.
Indien de lidstaten voor materiële opvangvoorzieningen zorgen door middel van uitkeringen of tegoedbonnen, wordt het bedrag daarvan overeenkomstig de in dit artikel vermelde beginselen bepaald.
Artikel 18
Nadere bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen
1. Indien huisvesting in natura wordt verstrekt, gebeurt dit in één van de volgende vormen of een combinatie daarvan:
(a) |
in ruimten die gebruikt worden om asielzoekers te huisvesten gedurende de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat aan de grens is ingediend; |
(b) |
in opvangcentra die een toereikend huisvestingsniveau bieden; |
(c) |
in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van asielzoekers aangepaste ruimten. |
2. De lidstaten zien erop toe dat de asielzoekers die zijn gehuisvest overeenkomstig lid 1, onder a), b) of c):
(a) |
bescherming van hun gezinsleven genieten; |
(b) |
de mogelijkheid hebben om te communiceren met familieleden, raadslieden en vertegenwoordigers van de ║ UNHCR ║ en door de lidstaten erkende niet-gouvernementele organisaties ║. |
De lidstaten houden rekening met gender- en leeftijdspecifieke problemen en met de situatie van personen met bijzondere behoeften in verband met verzoekers in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra.
De lidstaten treffen passende maatregelen om geweldpleging en gendergebonden geweld, met inbegrip van seksuele geweldpleging, in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra te voorkomen.
3. De lidstaten zien erop toe dat minderjarige kinderen van asielzoekers of minderjarige asielzoekers worden gehuisvest bij hun ouders of bij een volwassen familielid dat krachtens de wet of het gewoonterecht voor hen verantwoordelijk is, op voorwaarde dat dit in het belang van de betrokken minderjarigen is.
4. De lidstaten zien erop toe dat asielzoekers alleen worden overgeplaatst wanneer dit noodzakelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers hun raadslieden van de overplaatsing en hun nieuwe adres op de hoogte kunnen brengen.
5. Het personeel dat in de opvangcentra werkt, moet een passende opleiding hebben. Voor deze personeelsleden geldt in de nationale wetgeving omschreven geheimhoudingsplicht in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennis nemen.
6. Via een representatieve adviesraad van bewoners kunnen de lidstaten asielzoekers betrekken bij het beheer van de materiële middelen en bij de immateriële aspecten van het leven in het centrum.
7. Juridisch adviseurs of raadslieden van asielzoekers en vertegenwoordigers van de UNHCR of van de door het Bureau van de Hoge Commissaris gemachtigde en door de lidstaat erkende NGO's hebben toegang tot de opvangcentra en andere plaatsen waar asielzoekers zijn gehuisvest, zodat zij de asielzoekers kunnen bijstaan. Deze toegang kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de asielzoekers.
8. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen mogen de lidstaten bij wijze van uitzondering andere dan de in dit artikel genoemde regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, indien:
(a) |
een eerste raming van de specifieke behoeften van de asielzoekers vereist is; |
(b) |
de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is; |
(c) |
de asielzoekers in een bewaringscentrum verblijven of zich in grenslokalen bevinden die zij niet mogen verlaten. |
Deze afwijkende voorzieningen moeten in elk geval de basisbehoeften dekken.
Artikel 19
Gezondheidszorg
1. De lidstaten dragen er zorg voor dat asielzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten of geestesstoornissen omvat.
2. De lidstaten verstrekken de noodzakelijke medische of andere zorg aan asielzoekers met speciale behoeften, inclusief, indien nodig, passende geestelijke gezondheidszorg ▐.
Artikel 20
Slachtoffers van folteringen
De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers van folteringen snel worden verwezen naar een zorginstelling die voor hun situatie passend is.
HOOFDSTUK III
BEPERKING OF INTREKKING VAN MATERIELE OPVANGVOORZIENINGEN
Artikel 21
Beperking of intrekking van materiële opvangvoorzieningen
1. De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken ║ indien een asielzoeker:
(a) |
de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming; of |
(b) |
gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure; dan wel |
(c) |
reeds een asielverzoek ingediend heeft in dezelfde lidstaat. |
Wanneer de asielzoeker wordt opgespoord of zich vrijwillig bij de betrokken instantie meldt, wordt een met redenen omklede, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle beperkte materiële opvangvoorzieningen.
2. De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken of intrekken indien een verzoeker financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op de materiële opvangvoorzieningen.
3. De lidstaten kunnen sancties vaststellen op ernstige inbreuken op de regels met betrekking tot de opvangcentra en op ernstige vormen van geweld.
4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde beslissingen tot beperking of intrekking van materiële opvangvoorzieningen of sancties worden individueel, objectief en onpartijdig genomen en met redenen omkleed. De beslissingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de betrokkene, met name voor personen die onder artikel 22 vallen, en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten zien erop toe dat asielzoekers te allen tijde over bestaansmiddelen beschikken, toegang hebben tot medische noodhulp en de essentiële behandeling van ziekten en geestesstoornissen krijgen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat er geen materiële opvangvoorzieningen beperkt of ingetrokken worden voordat er een negatieve beslissing genomen is.
HOOFDSTUK IV
PERSONEN MET BIJZONDERE BEHOEFTEN
Artikel 22
Algemeen beginsel
1. De lidstaten houden in hun nationale wetgeving tot uitvoering van deze richtlijn rekening met de specifieke situatie van personen met bijzondere behoeften. Kwetsbare personen zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, slachtoffers van vrouwenbesnijdenis, personen met geestelijke gezondheidsproblemen en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld, worden steeds beschouwd als personen met bijzondere behoeften.
2. De lidstaten stellen in hun nationale wetgeving procedures vast om, zodra een verzoek om internationale bescherming is ingediend, na te gaan of de verzoeker bijzondere behoeften heeft en de aard van die behoeften te bepalen. De lidstaten zorgen voor adequate ondersteuning van personen met bijzondere behoeften tijdens de gehele asielprocedure en zorgen ervoor dat hun situatie op de gepaste wijze wordt gevolgd.
Artikel 23
Minderjarigen
1. Bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn die van toepassing zijn op minderjarigen laten de lidstaten zich primair leiden door het belang van het kind. De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen een levensstandaard hebben die voldoende is voor hun fysieke, geestelijke, spirituele, morele en sociale ontwikkeling.
2. Bij het beoordelen van het belang van het kind houden de lidstaten op passende wijze rekening met de volgende factoren:
(a) |
de mogelijkheid van gezinshereniging; |
(b) |
het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met bijzondere aandacht voor de etnische, religieuze, culturele en taalachtergrond van de minderjarige; |
(c) |
veiligheids- en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer het gevaar bestaat dat het kind het slachtoffer wordt van mensenhandel; |
(d) |
het standpunt van de minderjarige in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit. |
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de minderjarigen in de in artikel 18, lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die overeenstemmen met hun leeftijd.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten alsmede dat passende geestelijke gezondheidszorg ║ en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt.
Artikel 24
Niet-begeleide minderjarigen
1. De lidstaten nemen ▐ maatregelen om de noodzakelijke vertegenwoordiging van niet-begeleide minderjarigen te verzekeren door wettelijke voogdij. Er wordt een voogd benoemd om het kind te adviseren en te beschermen en ervoor te zorgen dat alle besluiten worden genomen in het belang van het kind. Een voogd moet beschikken over de nodige deskundigheid op het gebied van kinderverzorging, zodat de belangen van het kind worden beschermd en er voldoende tegemoet gekomen wordt aan de juridische, sociale, medische, psychologische, materiële en educatieve behoeften van het kind. Instellingen of individuen wier belangen mogelijk botsen met die van het kind, komen niet in aanmerking voor het voogdijschap. De betreffende instanties voeren regelmatig beoordelingen uit.
2. Niet-begeleide minderjarigen die een verzoek om internationale bescherming indienen, worden vanaf het moment dat zij tot het grondgebied worden toegelaten tot het moment waarop zij verplicht zijn het grondgebied van de lidstaat waarin het verzoek om internationale bescherming is ingediend of wordt behandeld, te verlaten, ondergebracht:
(a) |
bij volwassen bloedverwanten; |
(b) |
in een pleeggezin; |
(c) |
in opvangcentra met speciale voorzieningen voor minderjarigen; |
(d) |
in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen. |
De lidstaten mogen niet-begeleide minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangcentra voor meerderjarige asielzoekers onderbrengen.
Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.
3. De lidstaten stellen in hun nationale wetgeving procedures vast om de gezinsleden van een niet-begeleide minderjarige op te sporen. Nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend, beginnen de lidstaten de gezinsleden van de niet-begeleide minderjarige met zijn belang voor ogen, zo spoedig mogelijk op te sporen. In gevallen waarin gevaar bestaat voor het leven of de lichamelijke integriteit van de minderjarige of zijn naaste familieleden, met name indien zij in het land van herkomst zijn achtergebleven, moet bij het verzamelen, verwerken en uitwisseling van gegevens over deze personen vertrouwelijkheid worden gewaarborgd, zodat hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
4. Personen die met niet-begeleide minderjarigen werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven ontvangen. Voor deze personen geldt de geheimhoudingsplicht als omschreven in de nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.
Artikel 25
Slachtoffers van foltering en geweld
1. De lidstaten zorgen ervoor dat personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan, voor hun daardoor veroorzaakt letsel de vereiste behandeling ontvangen, met name toegang tot rehabilitatiediensten, met inbegrip van medische en psychische behandeling ║.
2. Personen die met slachtoffers van foltering , verkrachting of andere ernstige vormen van geweld werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven ontvangen; voor deze personen gelden de geheimhoudingsregels zoals omschreven in de relevante nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.
HOOFDSTUK V
BEROEP
Artikel 26
Rechtsmiddelen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat tegen beslissingen met betrekking tot de toekenning, intrekking of beperking van voorzieningen op grond van deze richtlijn of beslissingen op grond van artikel 7 die individuele gevolgen hebben voor asielzoekers, beroep kan worden aangetekend volgens de in de nationale wetgeving neergelegde procedures. Tenminste wordt in laatste instantie het recht op beroep of toetsing, in feite of rechtens, voor een rechterlijke instantie geboden.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking wordt gesteld, overeenkomstig artikel 15, leden 3 tot en met 6 van Richtlijn 2005/85/EG.
De nadere regels voor toegang tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging in dergelijke gevallen worden in het nationale recht vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
MAATREGELEN OM HET OPVANGSYSTEEM DOELTREFFENDER TE MAKEN
Artikel 27
Bevoegde autoriteiten
Elke lidstaat deelt de Commissie mee welke autoriteiten belast zijn met de nakoming van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Elke wijziging van die autoriteiten wordt door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.
Artikel 28
Systeem voor het sturen, bewaken en controleren
1. De lidstaten zorgen ervoor dat er, met inachtneming van hun grondwettelijk bestel, relevante mechanismen worden vastgesteld om te waarborgen dat passende regels worden vastgesteld voor het sturen, bewaken en controleren van het niveau van de opvangvoorzieningen.
2. De lidstaten verstrekken de Commissie vanaf […] jaarlijks relevante informatie met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen formulier.
Artikel 29
Personeel en middelen
1. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de autoriteiten en andere organisaties die deze richtlijn uitvoeren, de nodige basisopleiding hebben ontvangen met betrekking tot de behoeften van mannelijke en vrouwelijke asielzoekers.
2. De lidstaten trekken de nodige middelen uit voor de uitvoering van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen.
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30
Verslagen
Uiterlijk op […] brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en stelt zij, in voorkomend geval, de noodzakelijke wijzigingen voor.
De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op […] alle informatie toe die voor de opstelling van dit verslag dienstig is, met inbegrip van de in artikel 28, lid 2, bedoelde statistische gegevens.
Na het uitbrengen van het verslag dient de Commissie ten minste om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige richtlijn.
Artikel 31
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op […] aan de artikelen […] [De artikelen die materieel zijn gewijzigd ten opzichte van de vorige richtlijn] en bijlage I te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 32
Intrekking
Richtlijn 2003/9/EG wordt ingetrokken met ingang van [de dag volgend op de in artikel 31, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum], onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 33
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen […] [De artikelen die ongewijzigd zijn in vergelijking met de vorige richtlijn] en bijlage I zijn van toepassing met ingang van [de dag volgend op de in artikel 31, lid 1, eerste alinea, vastgestelde datum].
Artikel 34
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te ║
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
Voor de Raad
De voorzitter
(1) PB C […] van […], blz. […].
(2) PB C […] van […], blz. […].
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 7 mei 2009.
(4) PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.
(5) PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
(6) PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12.
(7) PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.
Donderdag, 7 mei 2009
BIJLAGE I
Rapportageformulier voor de informatie die de lidstaten jaarlijks moeten verstrekken, zoals vereist op grond van artikel 28, lid 2, van Richtlijn […/…/EG]
1. |
Geef aan hoeveel personen in uw lidstaat momenteel onder opvangvoorzieningen vallen als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn […/…/EG], uitgesplitst naar geslacht en leeftijd. Geef voor elk van die personen aan of hij een asielzoeker is of een gezinslid als bedoeld in artikel 2, onder c), van Richtlijn […/…/EG].
|
2. |
Gelieve op grond van artikel 22 van Richtlijn […/…/EG] statistische gegevens te verstrekken over het aantal asielzoekers met bijzondere behoeften, ingedeeld in de volgende groepen personen met bijzondere behoeften:
|
3. |
Gelieve nadere gegevens te verstrekken over de documenten bedoeld in artikel 6 van Richtlijn […/…/EG], waaronder met name het type, de naam en het formaat van die documenten.
|
4. |
Wat artikel 15 van Richtlijn […/…/EG] betreft, gelieve het totaal aantal asielzoekers in uw lidstaat te vermelden dat toegang heeft tot de arbeidsmarkt, alsook het totaal aantal asielzoekers dat momenteel werkt, uitgesplitst naar economische sector. Voor zover er bijzondere voorwaarden zijn verbonden aan de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt, gelieve deze beperkingen nader te omschrijven.
|
5. |
Wat artikel 17, lid 5, van Richtlijn […/…/EG] betreft, gelieve de aard van de materiële opvangvoorzieningen nader te omschrijven, met inbegrip van hun monetaire waarde, en de wijze waarop deze worden aangeboden (dat wil zeggen welke materiële opvangvoorzieningen in natura, in geld, in tegoedbonnen of in een combinatie daarvan worden aangeboden) en aan te geven hoeveel de aan asielzoekers gegeven dagvergoeding bedraagt.
▐ |
Donderdag, 7 mei 2009
BIJLAGE II
Deel A
Ingetrokken richtlijn
(bedoeld in artikel 32)
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad |
Deel B
Termijn voor omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 31)
Richtlijn |
Termijn voor omzetting |
2003/9/EG |
6 februari 2005 |
Donderdag, 7 mei 2009
BIJLAGE III
Concordantietabel
Richtlijn 2003/9/EG |
Deze richtlijn |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2, inleidende formulering |
Artikel 2, inleidende formulering |
Artikel 2, onder a) |
— |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, onder a) |
Artikel 2, onder c) |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, onder d), inleidende formulering en punten i) en ii) |
Artikel 2, onder c), inleidende formulering en punten i) en ii) |
— |
Artikel 2, onder c), punten iii), iv), v) en vi) |
Artikel 2, onder e) en f) |
— |
Artikel 2, onder g) |
Artikel 2, onder d) |
— |
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, onder i) |
Artikel 2, onder g) |
Artikel 2, onder j) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, onder k) |
Artikel 2, onder i) |
Artikel 2, onder l) |
Artikel 2, onder j) |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6, lid 1, eerste alinea |
Artikel 6, lid 1, eerste alinea |
Artikel 6, lid 1, tweede alinea |
Artikel 6, lid 1, derde alinea |
Artikel 6, leden 2 tot en met 5 |
Artikel 6, leden 2 tot en met 5 |
Artikel 7, leden 1 en 2 |
Artikel 7, leden 1 en 2 |
Artikel 7, lid 3 |
— |
Artikel 7, lid 4 ║ |
Artikel 7, lid 3 ║ |
— |
Artikel 7, lid 4 |
Artikel 7, leden 5 en 6 |
Artikel 7, leden 5 en 6 |
— |
Artikel 8 |
— |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
— |
Artikel 11 |
Artikel 8 |
Artikel 12 |
Artikel 9 |
Artikel 13 |
Artikel 10, lid 1, eerste alinea |
Artikel 14, lid 1, eerste alinea |
Artikel 10, lid 1, tweede alinea |
– |
Artikel 10, lid 1, derde alinea |
Artikel 14, lid 1, tweede alinea |
Artikel 10, lid 2 |
Artikel 14, lid 2, eerste alinea |
— |
Artikel 14, lid 2, tweede alinea |
Artikel 10, lid 3 |
Artikel 14, lid 3 |
Artikel 11, lid 1 |
— |
— |
Artikel 15, lid 1 |
Artikel 11, leden 2 en 3 |
Artikel 15, leden 2 en 3 |
Artikel 11, lid 4 |
— |
Artikel 12 |
Artikel 16 |
Artikel 13 ▐ |
Artikel 17 ▐ |
Artikel 14, lid 1 |
Artikel 18, lid 1 |
Artikel 14, lid 2, inleidende formulering en eerste alinea |
Artikel 18, lid 2, inleidende formulering en eerste alinea |
— |
Artikel 18, lid 2, tweede alinea |
Artikel 14, lid 2, tweede alinea |
Artikel 18, lid 2, derde alinea |
Artikel 14, leden 3 tot en met 7 |
Artikel 18, leden 3 tot en met 7 |
Artikel 14, lid 8, inleidende formulering |
Artikel 18, lid 8, inleidende formulering |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, eerste streepje |
Artikel 18, lid 8, eerste alinea, onder a) |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, tweede streepje |
— |
Artikel 14, lid 8, eerste alinea, derde en vierde streepje |
Artikel 18, lid 8, eerste alinea, onder b) en c) |
Artikel 14, lid 8, tweede alinea |
Artikel 18, lid 8, tweede alinea |
Artikel 15 |
Artikel 19 |
— |
Artikel 20 |
Artikel 16, lid 1, inleidende formulering |
Artikel 21, lid 1, inleidende formulering |
Artikel 16, lid 1, onder a) |
— |
Artikel 16, lid 1, onder a), eerste, tweede en derde streepje |
Artikel 21, lid 1, onder a), b) en c) |
Artikel 16, lid 1, onder b) ║ |
— |
— |
Artikel 21, lid 2 ║ |
Artikel 16, lid 2 |
— |
Artikel 16, leden 3 tot en met 5 |
Artikel 21, leden 3 tot en met 5 |
Artikel 17, lid 1 |
Artikel 22, lid 1, eerste alinea |
— |
Artikel 22, lid 1, tweede alinea |
Artikel 17, lid 2 |
— |
— |
Artikel 22, lid 2 |
Artikel 18, lid 1 |
Artikel 23, lid 1 |
— |
Artikel 23, leden 2 en 3 |
Artikel 18, lid 2 |
Artikel 23, lid 4 |
Artikel 19 |
Artikel 24 |
Artikel 20 |
Artikel 25, lid 1 |
— |
Artikel 25, lid 2 |
Artikel 21, lid 1 |
Artikel 26, lid 1 |
— |
Artikel 26, lid 2, eerste alinea |
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 26, lid 2, tweede alinea |
Artikel 22 |
— |
— |
Artikel 27 |
Artikel 23 |
Artikel 28, lid 1 |
— |
Artikel 28, lid 2 |
Artikel 24 |
Artikel 29 |
Artikel 25 |
Artikel 30 |
Artikel 26 |
Artikel 31 |
— |
Artikel 32 |
Artikel 27 |
Artikel 33, eerste alinea |
— |
Artikel 33, tweede alinea |
Artikel 28 |
Artikel 34 |
— |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |