22.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/48


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het groenboek over de herziening van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

(COM(2009) 175 definitief)

(2010/C 255/08)

Rapporteur: de heer HERNÁNDEZ BATALLER

De Commissie heeft op 21 april 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

Groenboek over de herziening van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

COM(2009) 175 final.

De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 17 november 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer HERNÁNDEZ BATALLER.

Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 december 2009 gehouden 458e zitting (vergadering van 16 december 2009) het volgende advies uitgebracht, dat met 174 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het Comité is het met de Commissie eens dat de exequaturprocedure moet worden afgeschaft ter vergemakkelijking van het vrij verkeer van rechterlijke beslissingen op de interne markt en de tenuitvoerlegging ervan jegens burgers en bedrijven.

1.2   Ook kan het zich vinden in de voorgestelde uitbreiding van het werkingsgebied van Verordening 44/2001 tot administratieve besluiten en verzoekt het de Commissie om de nodige studie te verrichten voor de opheffing van de huidige belemmeringen.

1.3   Verder is het belangrijk dat er maatregelen komen om het transnationaal gebruik van arbitrage te vergemakkelijken en is het Comité voorstander van het opstellen van een supranationale, uniforme conflictregel betreffende de geldigheid van arbitrageovereenkomsten. Die regel zou moeten verwijzen naar het recht van het land waar de arbitrage plaatsvindt. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan het functioneren van het Verdrag van New York of moet dat verdrag minstens als basis worden gebruikt voor nieuwe maatregelen.

1.4   Door een gemeenschappelijke supranationale aanpak waarbij duidelijke en precieze regels voor internationale rechtsmacht worden opgesteld, zal de rechtsbescherming van de burgers worden verhoogd en zal worden gegarandeerd dat dwingend EG-recht harmonieus wordt toegepast. Daartoe moeten er ook regelingen komen voor in derde landen gevestigde gedaagden, subsidiaire rechtsmacht, alsook maatregelen om „forum shopping” te voorkomen en het gebruik van standaardclausules voor forumkeuze te stimuleren.

1.5   Wat intellectuele eigendom betreft, zijn er regelingen geboden om het gebrek aan rechtszekerheid op te heffen en de hoge kosten die voortvloeien uit eventueel elkaar overlappende procedures terug te dringen.

1.6   Wat processen aangaande dwingende en beschermende rechten betreft, zoals voortvloeiende uit arbeids- of consumentenovereenkomsten, moet Verordening 44/2001 worden gewijzigd opdat vorderingen kunnen worden gebundeld zodat er groepsacties aanhangig kunnen worden gemaakt.

2.   Inleiding

2.1   Een van de doelstellingen van het EU-Verdrag is „handhaving en ontwikkeling van (…) een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid” en krachtens artikel 65 van het EG-Verdrag moeten voor zover nodig voor de goede werking van de interne markt maatregelen op het gebied van samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen worden genomen, en daartoe behoren „de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met inbegrip van beslissingen in buitengerechtelijke zaken”.

2.2   Tijdens de Europese Raad van Tampere (oktober 1999) werd het beginsel van wederzijdse erkenning (1) van rechterlijke beslissingen verheven tot een echte hoeksteen van de communautaire rechterlijke samenwerking in zowel civiele als strafzaken.

2.3   Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice (februari 2003) werd de besluitvormingsprocedure van artikel 67 gewijzigd: een gekwalificeerde meerderheid is vereist en met uitzondering van familierecht is de co-decisieprocedure van toepassing op gerechtelijke samenwerking in burgerlijke zaken.

Het Verdrag van Brussel (1968) betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken vormt een zeer waardevolle bijdrage tot de communautaire verworvenheden.

2.4.1   Dank zij de uitspraken van het Hof van Justitie over dat verdrag en de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam kon worden overgegaan tot goedkeuring van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad (22 december 2000) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. (2) Het Comité heeft over het voorstel dienaangaande advies uitgebracht (3) en het achtte het opportuun om het Verdrag van Brussel door een EG-regeling te vervangen.

2.4.2   De verordening bevat uniforme regels voor jurisdictiegeschillen, vergemakkelijking van vrij verkeer van beslissingen, gerechtelijke schikkingen en in de Unie uitvoerbare authentieke akten. Gebleken is dat de verordening cruciaal is in verband met grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken.

2.4.3   Denemarken deed oorspronkelijk niet aan de samenwerking in burgerlijke zaken mee, maar de verordening is sinds 1 juli 2007 ook daar van kracht op basis van een akkoord dat de EG en dat land hebben gesloten betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. (4)

2.4.4   Het Verdrag van Lissabon zal gerechtelijke samenwerking in burgerlijke zaken vergemakkelijken omdat meer gebruik zal worden gemaakt van de communautaire methode (5), waarbij Commissievoorstellen met gekwalificeerde meerderheid worden goedgekeurd, het Europees Parlement actiever zal participeren, de nationale parlementen de democratische controle uitoefenen en het Hof van Justitie op de rechtsgeldigheid toeziet.

3.   Het groenboek van de Commissie

3.1   Overeenkomstig artikel 73 van Verordening 44/2001 dient de Commissie vijf jaar na de inwerkingtreding een uitvoeringsverslag en eventuele voorstellen tot wijziging van die verordening in.

3.2   Het groenboek bevat een reeks voorstellen aangaande de aspecten die de Commissie het belangrijkst acht en zulks naar aanleiding van de ervaringen die met de tenuitvoerlegging van de verordening zijn opgedaan en de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie.

3.3   De onderwerpen ten aanzien waarvan de Commissie de publieke discussie wil stimuleren zijn onder meer afschaffing van de exequaturprocedure (6), werking van de verordening in de internationale rechtsorde, forumkeuze, industriële eigendom, aanhangigheid en verknochte vorderingen, voorlopige maatregelen, raakvlak tussen de verordening en arbitrage, toepassingsgebied en bevoegdheid.

3.4   Ook gaat zij in op erkenning en tenuitvoerlegging en meer specifiek het vrij verkeer van authentieke akten, waarom het EP in zijn Resolutie van 18 december 2008 had gevraagd, d.w.z. de mogelijkheid een gemeenschappelijk standaardformulier voor tenuitvoerlegging te gebruiken.

4.   Algemene opmerkingen

4.1   Verordening 44/2001 is in de procedurele en handelspraktijk een zeer belangrijk instrument gebleken. Het Comité deelt het standpunt van Commissie en Raad dat maatregelen op het gebied van rechterlijke samenwerking in civiele zaken nodig zijn voor het goed functioneren van de interne markt.

4.2   Gegeven de ervaringen die de afgelopen jaren met de uitvoering van de verordening zijn opgedaan is de discussie die de Commissie wil aanzwengelen ter zake dienend. Het gaat erom het in het Europees handvest van grondrechten genoemd fundamenteel recht op efficiënte bescherming door de rechter te versterken. Ook is het verankerd in artikel 65 van het EG-Verdrag waardoor het een, door het Hof van Justitie erkend, algemeen rechtsbeginsel vormt.

Afschaffing van het exequatur voor alle door de nationale rechter gedane uitspraken in burgerlijke en handelszaken strookt volledig met de doelstellingen om voor efficiëntie van die uitspraken te zorgen, de rechtszekerheid op de interne markt te handhaven en het grondrecht van toegang tot een proces (7) (artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) en dat op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47, lid 1, van het Europees handvest van grondrechten (8)) te waarborgen.

4.3.1   Deze aanpak stemt dus overeen met de impliciete subsidiariteitsclausule van artikel 65, lid 1, van het EG-Verdrag: maatregelen in het kader van rechterlijke samenwerking op het gebied van burgerlijke zaken met een grensoverschrijdend effect kunnen alleen worden genomen wanneer ze nodig zijn voor het goed functioneren van de interne markt.

4.3.2   Verder, wat de vereisten voor de supranationale uitvoerbaarheid van een vonnis betreft, lijken de garanties van Verordening 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) adequaat. Krachtens de artikelen 41 en 42 van die verordening zijn beslissingen inzake omgangsrecht en terugkeer van een kind direct uitvoerbaar mits er ter zake van beide kwesties twee garanties aanwezig zijn: de beslissing moet uitvoerbaar zijn in de lidstaat van oorsprong en er is in die lidstaat dienaangaande een certificaat afgegeven. (9)

4.3.3   Bijgevolg is het enige probleem dat kan spelen dat van een later door een andere rechter gegeven uitvoerbare beslissing, maar dat zal zich uiterst zelden voordoen op het gebied dat wordt bestreken door de door de Commissie voorgestelde wijziging van Verordening 44/2001.

4.3.4   Ook, wat de waarborging van de rechten van de verdediging betreft, kan de rechter bij wie een vordering is ingesteld middels een uitleg overeenkomstig het beginsel van wederzijdse erkenning dezelfde regels van nationaal recht toepassen op zaken betreffende betekening van de inleiding van een procedure aan burgers van andere landen of nationale onderdanen die in het buitenland zijn gevestigd.

4.3.5   Ontbreken dergelijke bepalingen of zijn bestaande bepalingen duidelijk ontoereikend om het recht op een eerlijk proces te waarborgen (men denke aan taalvoorzieningen, de betrouwbaarheid van de middelen om een vordering te verzenden of te ontvangen, enz.), dan zou het dienstig zijn om bijkomende supranationale garanties te formuleren.

4.3.6   Het Comité is evenwel voorstander van een supranationale herzieningsprocedure die in burgerlijke en handelszaken over het algemeen meer geharmoniseerd is. Daarbij moet verweerder wel a posteriori beroep kunnen instellen („speciale heroverweging”).

Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie (10) worden in hoofdstuk II van Verordening 44/2001 de bevoegdheidsregels geüniformeerd niet alleen voor intracommunautaire geschillen maar voor ook geschillen met een extracommunautair element, inclusief situaties waarin verweerder niet in een lidstaat van de Unie gevestigd is.

4.4.1   Het zou dus mogelijk zijn om speciale competentieregels uit te vaardigen waarmee er een supranationaal kader voor dit soort zaken tot stand wordt gebracht. Zulks in tegenstelling tot de huidige situatie, die wordt bestreken door artikel 4 van Verordening 44/2001. Daarin wordt verwezen naar de nationale regels, waarop krachtens de artikelen 22 en 23 van die verordening evenwel een uitzondering kan worden gemaakt.

Wat de invoering van „subsidiaire bevoegdheid” betreft, lijken de drie momenteel overwogen regels toereikend:

bevoegdheid gebaseerd op de uitoefening van activiteiten, mits het geschil op die activiteiten betrekking heeft (artikel 3 van Verordening 1346/2000 betreffende insolventieprocedures bevat reeds een soortgelijke bepaling: „De rechters van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, zijn bevoegd de insolventieprocedure te openen”);

de locatie van de vermogensbestanddelen, mits de vordering daarop betrekking heeft;

rechtsmacht op basis van het beginsel forum necessitatis  (11), waarbij wel strikt de hand moet worden gehouden aan de voorwaarden van het internationaal erkende beginsel objectieve territorialiteit  (12). Dat laatste beginsel benadrukt dat de redenen voor verwijzing van een zaak naar een bepaalde rechter duidelijk moeten worden aangetoond.

4.5.1   Het uitzonderingskarakter van de forum necessitatis-regels wordt onder meer weerspiegeld in artikel 7 van Verordening 4/2009 (13): indien geen enkel gerecht van een lidstaat bevoegd is in de zin van deze verordening, kunnen de gerechten van een lidstaat in uitzonderingsgevallen kennis nemen van een geschil indien in een derde staat waarmee het geschil nauw verbonden is, geen procedure aanhangig kan worden gemaakt.

4.5.2   Gegeven het risico van parallelle procedures dat is verbonden aan uniforme regels voor vorderingen tegen verweerders uit derde landen moeten die supranationale regels tot de volgende procedurele situaties beperkt blijven:

partijen zijn overeengekomen zich uitsluitend tot gerechten van derde landen te wenden;

het geschil valt om andere redenen onder de exclusieve bevoegdheid van gerechten van derde landen;

er is reeds een parallelle procedure in een derde land ingeleid.

Voor erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen van rechters uit derde landen die exclusief bevoegd zijn, moet er een uniforme supranationale procedure komen ter vermijding van schade en vertragingen die het resultaat zijn van de momenteel bestaande verschillen tussen de nationale rechtssystemen. Anders gesteld, het Comité vindt het belangrijk dat er een gemeenschappelijke regeling wordt opgesteld betreffende de voorwaarden voor erkenning van vonnissen van rechters van derde landen.

4.6.1   Op basis van advies 1/2003 van het Hof van Justitie is de Unie daarom als enige bevoegd om in dit verband zowel unilaterale als bilaterale akkoorden te sluiten en dus lijkt het opstellen van een uniforme supranationale procedure wenselijk.

4.7   Aanhangigheid

4.7.1   Zoals bekend luidt de regel inzake aanhangigheid als volgt: zijn er bij twee rechters vorderingen ingediend met dezelfde eis en betreffende identieke feiten, dan moet de laatst aangezochte rechter de zaak ambtshalve naar de eerste rechter verwijzen.

4.7.2   Ten behoeve van supranationale regels waarmee wordt gezorgd voor efficiëntie van overeenkomsten inzake forumkeuze in het geval van parallelle procedures lijkt het om redenen van doelmatigheid, snelheid en rechtszekerheid aanbevelenswaardig om de aanhangigheidsregeling van de verordening aan te vullen met de verplichting voor de twee betrokken gerechten om rechtstreeks met elkaar te communiceren en samen te werken.

4.7.3   Het zou nuttig zijn om een mechanisme voor samenwerking en communicatie tussen de betrokken gerechten in te voeren. Daarbij zou dan het gerecht dat de procedure heeft gestaakt moeten worden verplicht om de zaak te heropenen wanneer het gerecht dat als eerste werd aangezocht eveneens de procedure stopzet. Op die manier zouden negatieve bevoegdheidsconflicten, zoals er een in Verordening 2201/2003 (14) bestaat, kunnen worden voorkomen.

4.7.4   Hier zou „beschermde aanhangigheid” het mogelijk maken een termijn te bepalen waarbinnen de rechter die bevoegd is, omdat hij als eerste werd aangezocht, een duidelijk besluit over zijn bevoegdheid moet nemen (toepassing van de prioriteitsregel). Verklaart hij zich bevoegd, dan zou hij vervolgens de tweede rechter regelmatig en binnen bepaalde termijnen over de stand van de procedure moeten berichten.

Verder zou de rechtszekerheid zonder meer worden verhoogd via een „zorgvuldigheidsregel” op grond waarvan gerechten de relevante ontwikkelingen snel aan twee of meer andere gerechten doorgeven wanneer er sprake is van parallelle procedures betreffende hetzelfde geschil ten aanzien waarvan zij zich allen exclusief bevoegd hebben verklaard.

4.8.1   Ten slotte is het Comité van mening dat invoeging van een supranationale standaardclausule inzake forumkeuze in Verordening 44/2001 natuurlijke en rechtspersonen meer verhaalsrechten zou bieden. Daarmee zou namelijk onzekerheid over de geldigheid van overeenkomsten aangaande forumkeuze worden voorkomen, waarbij „forum shopping” via de nodige maatregelen wordt voorkomen.

4.9   Maatregelen tot bewaring van recht

4.9.1   In dit verband zouden de artikelen 31 en 47 van Verordening 44/2001 moeten worden bijgesteld. Dit geldt met name voor de situatie waarin de justitiële autoriteiten van lidstaat A worden verzocht om zulke maatregelen te nemen terwijl een rechter van lidstaat B bevoegd is om de zaak inhoudelijk in behandeling te nemen.

4.9.2   Het gaat daarbij om invoering van een aantal beperkingen om rechtsmisbruik te voorkomen en om maatregelen, tijdens het proces te nemen, om de procedurele situatie van de partij die erom verzoekt te beschermen. Dat verzoek moet wel voldoen aan twee doorgaans in de meeste lidstaten geldende vereisten: fumus boni juris en periculum in mora  (15).

4.9.3   In de eerste plaats moet het gerecht waarvoor de zaak dient contact opnemen met het gerecht dat bevoegd is om de zaak inhoudelijk te berechten. Na evaluatie van de reactie besluit het eerste gerecht of het de zaak in behandeling neemt waarbij als hoofdcriterium geldt of een en ander naar behoren kan worden afgehandeld.

4.9.4   In de tweede plaats moet de partij die om beschermende of voorlopige maatregelen verzoekt een bankgarantie afgeven. De hoogte daarvan wordt bepaald door de bevoegde rechter die daarbij kijkt of die hoogte in redelijke verhouding staat tot de in het geding zijnde belangen en ook onderzoekt of daarmee misbruik van recht voldoende wordt afgeschrikt.

4.9.5   Er zijn ook zaken waarin eiser om een bepaalde handeling verzoekt of een soortgelijke vordering indient, en waarin er geen sprake is van een na afloop van een bepaalde termijn opeisbaar bedrag. Dan zou de rechter na beoordeling van alle relevante feiten moeten kunnen besluiten of er al dan niet een dwangsom moet komen, zulks om de rechtsbescherming van verzoeker niet te belemmeren.

4.10   Afschaffing van het exequatur

4.10.1   De mogelijkheid om een beslissing wegens de in artikel 34 van Verordening 44/2001 genoemde redenen niet te erkennen blijft gehandhaafd. Het gaat daarbij om redenen van openbare orde, de onmogelijkheid voor betrokkenen om hun verdediging te organiseren of onverenigbaarheid van een vonnis met andere uitspraken.

4.10.2   Dit alles geeft de bevoegde rechter een discretionaire bevoegdheid die moeilijk te controleren valt en zonder meer bijdraagt tot rechtsonzekerheid en eventuele ongerechtvaardigde procedurele vertragingen.

4.10.3   Met het oog op de afschaffing van het exequatur bij het verlenen van toestemming voor de tenuitvoerlegging van voorlopige maatregelen lijkt het ook logisch dat artikel 47 van Verordening 44/2001 wordt gewijzigd naar het model van het huidige artikel 20 van Verordening 4/2009 (13). D.w.z. dat er kan worden volstaan met een kopie van de beslissing met een samenvattende vertaling ervan op het daartoe strekkende formulier.

4.10.4   De door de Commissie voorgestelde wijzigingen van de verordening strekken tot uitbreiding van het toepassingsgebied van het beginsel van wederzijdse erkenning. Daarom lijkt het onlogisch om nog een onderscheid te maken tussen „erkenning” en „tenuitvoerlegging”.

4.10.5   Derhalve moet dat onderscheid verdwijnen of moeten de toepassingsvoorwaarden nauwkeurig worden aangescherpt.

4.10.6   Voorts is het zo dat wanneer „erkenning” van beslissingen alle burgerlijke en handelszaken betreft, het werkingsgebied van artikel 1 moet worden uitgebreid tot administratieve besluiten. Daarmee zouden burgers en bedrijven namelijk meer baat bij het functioneren van de interne markt hebben.

4.10.7   Deze opmerking geldt ook voor het voorstel om boetes in de regeling op te nemen voor debiteuren en in verband met door de nationale gerechten of belastingdiensten opgelegde boetes.

4.10.8   Om procedures te vereenvoudigen en tenuitvoerlegging te versoepelen zou de toegang tot de rechter kunnen worden vergemakkelijkt door invoering van een gemeenschappelijk standaardformulier, dat in alle EG-talen beschikbaar is en een samenvatting van de uitspraak bevat.

4.10.9   De kosten i.v.m. tenuitvoerlegging zouden op die manier kunnen worden teruggebracht want er zou geen domicilie meer moeten worden gekozen of een vertegenwoordiger ad litem worden aangesteld; een en ander naar het model van Verordening (EG) 1393/2007 (16) waarin dat alles overbodig is gemaakt.

4.11   De Europese authentieke akte

4.11.1   Oorspronkelijk werd in het Verdrag van Brussel verwezen naar authentieke akten die uitvoerbaar zijn. Deze werden door het Hof van Justitie (17) aangemerkt als documenten die uitvoerbaar zijn krachtens het recht van het land van oorsprong en waarbij de authenticiteit werd vastgesteld door een openbare autoriteit of enige andere autoriteit van dat land die daarvoor bevoegd is.

4.11.2   Dit concept is overgenomen in artikel 57 van Verordening 44/2001. Het Europees Parlement heeft de Commissie echter verzocht om werk te maken van een Europese authentieke akte.

4.11.3   Het Comité zou graag zien dat de Commissie het nodige werk verricht ten behoeve van het vrij verkeer van authentieke akten, hetgeen uiteindelijk zou kunnen uitmonden in die Europese akte.

4.12   Consumentenbescherming

4.12.1   Overeenkomstig inleidende overweging 13 van Verordening 44/2001moet in het geval van consumentenovereenkomsten de zwakkere partij worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels. Dat is door het Hof van Justitie bevestigd. (18)

4.12.2   Het Comité deelt de zorgen die de Commissie in de inleidende overwegingen van de Verordening uit en die uit de rechtspraak van het Hof naar voren komen. Het is immers altijd voorstander geweest van een hoog niveau van consumentenbescherming, en dat vergt beschermende en dwingende regelingen.

4.12.3   Ten einde voor samenhang in de communautaire rechtsorde te zorgen, verdient het aanbeveling om de bewoordingen van artikel 15, lid 1, onder a) en b) af te stemmen op de definitie van kredietovereenkomsten voor consumenten en gelieerde kredietovereenkomsten van artikel 3, onder c) en n) van Richtlijn 2008/48/EG. (19)

4.12.4   Groepsacties tenslotte zijn bedoeld om de proceskosten te beperken. Die weerhouden consumenten er namelijk doorgaans van om een vordering tegen een in een andere lidstaat gevestigd bedrijf in te stellen. Dit geldt voor de kosten die zijn verbonden aan een procedure die zij inleiden buiten dan wel in hun normale plaats van vestiging, alsook voor de kosten in verband met a fortifiori tenuitvoerlegging van een vonnis in een andere lidstaat.

4.12.5   Artikel 6, lid 1, van de huidige verordening laat geen ruimte voor groepsacties tegen met name een en dezelfde verweerder in een bepaalde lidstaat. Daarom moet die bepaling in die zin worden gewijzigd dat consumenten gemakkelijker collectief een vordering kunnen indienen en zij schadevergoedingacties wegens schending van het EG-concurrentierecht kunnen opstarten. Het Comité heeft dat al eerder bepleit.

4.13   Intellectuele eigendom

4.13.1   Richtlijn 2004/48/EG (20) betreffende de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten strekt tot het nader tot elkaar brengen van een aantal procedurekwesties. Toch zijn er supranationale regelingen geboden om het gebrek aan rechtszekerheid op te heffen en om de hoge kosten die verbonden zijn aan eventueel elkaar overlappende nationale procedures te reduceren.

4.13.2   Daarom moeten er maatregelen ter voorkoming van merkvervalsing komen en verder dringt het Comité er bij de Commissie en de lidstaten op aan om het Europees Octrooiverdrag te sluiten en zulks met volledig respect voor taalverscheidenheid.

4.14   Arbitrage

4.14.1   Bij de herziening van Verordening 44/2001 moet er wel goed op worden gelet dat vonnissen vrij binnen Europa kunnen circuleren en parallelle procedures worden voorkomen.

4.14.2   Praktisch gezien zou de (gedeeltelijke) schrapping van arbitrage van het werkingsgebied van de verordening erop neer moeten komen dat er regels worden uitgevaardigd om:

arbitrage te stimuleren;

beslissingen betreffende de geldigheid van arbitrageovereenkomsten te erkennen, en

de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende een arbitrale schikking te vergemakkelijken.

4.14.3   Het Comité is voorstander van maatregelen die grensoverschrijdende arbitrage er gemakkelijker op maken en beveelt daarmee aan om een supranationale en uniforme conflictregel te formuleren betreffende de geldigheid van arbitrageovereenkomsten. Die regel zou dan wel moeten verwijzen naar het recht van het land waar gearbitreerd is.

4.14.4   In ieder geval mag geen afbreuk worden gedaan aan het functioneren van het Verdrag van New York (1958) betreffende de tenuitvoerlegging van besluiten in arbitrage of moet dat verdrag minstens als basis worden gebruikt voor nieuwe maatregelen.

4.15   Uitbreiding van het werkingsgebied tot administratieve besluiten

4.15.1   Verordening 44/2001 is momenteel uitsluitend van toepassing op gerechtelijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De Commissie en de lidstaten zouden ten behoeve van een goed functionerende interne markt moeten studeren op uitbreiding van het werkingsgebied tot administratieve eindbesluiten. Zulks via alle maatregelen die zij adequaat achten, inclusief die van artikel 309 van het EG-Verdrag.

Brussel, 16 december 2009.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  Dit beginsel garandeert een vrij verkeer van beslissingen zonder dat nationaal procesrecht hoeft te worden geharmoniseerd.

(2)  PB L 12 van 16 januari 2001, blz. 1.

(3)  PB C 117 van 16 april 2000, blz. 51.

(4)  PB L 299 van 16 november 2005, blz. 61.

(5)  Die methode is gebaseerd op het idee dat de belangen van de burgers beter worden behartigd wanneer de EG-instellingen hun rol in het besluitvormingsproces, met respect voor het subsidiariteitsbeginsel, ten volle vervullen.

(6)  Deze procedure dient ertoe vast te stellen of een vonnis van een rechter uit land A in land B kan worden erkend en geëxecuteerd.

(7)  Krachtens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens (zie onder meer de zaken Golder (21 februari 1975, ov. 28-31) en Dewer maakt toegang tot een proces maakt deel uit van het in artikel 6, lid 1 neergelegde recht.

(8)  PB C 364 van 18 december 2000.

(9)  Zie in deze zin ook de Verordeningen 4/2009, 1896/2006 en 861/2007.

(10)  Uitspraak van 1 maart 2005 in zaak C-281/02, OWUSU, en advies 1/03 van 7 februari 2006, ov. 143-145.

(11)  Dit beginsel houdt in dat een rechter van land A de veronderstelde bevoegdheid van een rechter van land B erkent indien die tweede rechter zich bevoegd verklaarde om rechtsweigering wegens het ontbreken van een bevoegde rechter te voorkomen. Het gaar hier meer om toegang tot de rechter dan om erkenning van vonnissen.

(12)  Zie bijv. de uitspraken van het Permanente hof van internationale justitie van 7 september 1927 (Lotus) en 5 februari 1970 (Barcelona Traction).

(13)  PB L 7 van 10 januari 2009, blz. 1.

(14)  PB L 338 van 23 december 2003, blz 1.

(15)  Die maatregelen vereisen in de eerste plaats voorafgaande (soms gedeeltelijke) toewijzing van een vordering alvorens het eindvonnis wordt gewezen. Volgens de traditionele procedurele praktijk (zie voor een totaaloverzicht Calamandrei „Introducción al Estudio sistemático de las Providencias cautelares”) zijn die maatregelen aan twee voorwaarden gebonden: de schijn van gelijk (fumus boni iuris) en het risico dat het vonnis onuitvoerbaar zou blijken te zijn (periculum in mora). Ook het Hof van Justitie heeft deze doctrine erkend. Zie de beschikking van zijn voorzitter van 19 juli 1995, Comissie/Atlantic Container Line e.a.(zaak C-149/95), en de beschikking van de voorzitter van het Gerecht van eerste aanleg van 30 juni 1999, Pfizer Animal Health/Raad (zaak T- 13/99), de zaak Factortame (19 juni 1990), en de beschikking van de voorzitter van het Hof van Jusitie van 28 juni 1990.

(16)  Inzake de betekening en kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, PB L 324 van 10 december 2007.

(17)  Uitspraak van 17 juni 1999 in zaak C-260/97, Unibank

(18)  Uitspraak van 17 september 2009 in zaak 347708, Voralberger Gebietskrankenkasse.

(19)  PB L 133 van 22 mei 2008, blz. 66.

(20)  PB L 157 van 30 april 2004, blz. 45.