22.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/84


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie over de tweede strategische toetsing van het energiebeleid — EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit

COM(2008) 781 final

2009/C 228/16

De Commissie heeft op 13 november 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie over de tweede strategische toetsing van het energiebeleid – EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit

De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur en informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 maart 2009 goedgekeurd. Rapporteur was Ulla SIRKEINEN.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 24 en 25 maart 2009 gehouden 452e zitting (vergadering van 25 maart) onderstaand advies met 130 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is tevreden met de mededeling van de Commissie, vooral omdat het accent hierin zeer terecht op de zekerheid van de energievoorziening ligt, en trekt de volgende conclusies:

uit de recente aardgascrises blijkt eens te meer dat de lidstaten zowel intern als extern een gezamenlijk energiebeleid moeten voeren;

dat over het derde energiepakket nog geen overeenstemming is bereikt strookt met geen van de drie doelstellingen van het energiebeleid: voorzieningszekerheid, concurrentievermogen en duurzaamheid;

de problemen rond aardolie en vervoer krijgen te weinig aandacht van de Commissie;

de Commissie gaat voorbij aan de sociale aspecten van energiemaatregelen;

uit de mededeling wordt niet duidelijk dat het inmiddels vijf voor twaalf is;

er is grote behoefte aan de aangekondigde mededeling over het overwinnen van obstakels voor duurzame energie in de EU, waarin duurzame energiebronnen als deel van het hele energiesysteem worden beschouwd;

het voornemen van de Commissie om te komen met een beleidsagenda voor 2030 en een toekomstvisie voor 2050 is van essentieel belang, aangezien grootschalige technologie- en systeemverschuivingen tijd kosten;

bij de actualisering van het indicatieve kernenergieprogramma is duidelijk rekening gehouden met de opmerkingen van het EESC.

1.2

Het EESC beveelt het volgende aan:

alle EU-instrumenten die de risico’s voor de energietoevoer enigszins kunnen wegnemen moeten snel en efficiënt worden toegepast;

als de recente wetgevingsvoorstellen eenmaal goedgekeurd zijn, moet het accent op de uitvoering komen te liggen en dient van nieuwe voorstellen te worden afgezien om het wettelijk kader zo stabiel en voorspelbaar mogelijk te houden;

van de vijf onderdelen van het actieplan zou energiebesparing, met energie-efficiëntie als cruciaal instrument, de hoogste prioriteit moeten krijgen omdat daarmee tegen relatief geringe kosten veel te bereiken valt;

de Commissie moet een aantal van haar vele plannen als prioriteit aanmerken;

de problemen van geïsoleerde energiemarkten en van de voltooide TEN-E moeten zo snel mogelijk worden aangepakt;

los van de investeringen in infrastructuur moet er meer aandacht uitgaan naar de benodigde investeringen in opwekkingscapaciteit en in fundamenteel onderzoek van nu tot 2050;

naar buiten toe moet de EU een verantwoord en duurzaam energiebeleid gaan voeren dat aansluit op de maatregelen die Europa neemt om zijn eigen energievoorziening veilig te stellen;

er is een veelheid aan maatregelen nodig om meer energie te besparen, maar de EU moet overregulering zien te voorkomen;

de EU moet voorop lopen bij de ontwikkeling van energie-efficiënte technologie;

de Commissie gaat na of aparte doelstellingen voor verschillende vormen van energiegebruik een efficiënte manier kunnen zijn om de energie-efficiëntie te vergroten, vooral voor producten en diensten die een duidelijk internemarktstempel dragen;

aangezien er grootschalige investeringen nodig zijn in de elektriciteitsopwekking dient er snel te worden besloten over de toekomst van kernenergie;

de visie voor 2050 moet de mondiale situatie in aanmerking nemen, omdat deze het kader vormt voor de ambities van de EU.

2.   Inleiding

2.1

Het energiebeleid van de EU heeft als doelstellingen duurzaamheid, concurrentiekracht en voorzieningszekerheid. De voorzieningszekerheid heeft de afgelopen tijd relatief weinig aandacht gekregen, wat gezien de repercussies van de gasruzie tussen Oekraïne en Rusland, de ernstige economische crisis en de uiterst volatiele energieprijzen geen goede zaak bleek te zijn. Afhankelijkheid van externe energieleveranciers hoeft op zichzelf geen probleem te zijn, maar de energietoevoer loopt wel een grotere kans in gevaar te komen als Europa steeds afhankelijker wordt van leveranciers die er andere spelregels op nahouden en als bovendien de vraag naar aardgas toeneemt.

2.2

De belangrijkste wetgevingsvoorstellen van de EU in de afgelopen twee jaar zijn het derde pakket voor de gas- en elektriciteitsmarkt en het energie- en klimaatpakket. Het laatstgenoemde pakket is in december 2008 in een ongekend snelle eerste lezing goedgekeurd, waarbij veel belangrijke details werden overgelaten aan de comitologieprocedure. In bijna twee jaar tijd is nog altijd geen besluit gevallen over het marktpakket, wat absoluut niet valt te rijmen met de grote behoefte die er bestaat aan een goed werkende interne markt. Zo’n markt is namelijk een voorwaarde voor de verwezenlijking van alle drie de doelstellingen van het energiebeleid.

2.3

Deze doelstellingen zijn met elkaar verweven en maatregelen om ze te verwezenlijken versterken elkaar in hoge mate, zij het niet in elk opzicht. De doelstelling „voorzieningszekerheid” dient de hoogste prioriteit te krijgen. Gezien de ernstige gevolgen van een haperende energietoevoer of van energie-armoede is het belangrijk dat huishoudens en bedrijven te allen tijde kunnen vertrouwen op een stabiele energievoorziening.

3.   Het Commissiedocument

3.1

De tweede strategische toetsing van het energiebeleid (Strategic Energy Review - SER) werd door de Commissie in november 2008 gepubliceerd. De Commissie komt met een voorstel voor een vijf punten tellend actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit:

Infrastructuurbehoeften en de diversificatie van de energievoorziening

Externe betrekkingen op energiegebied

Olie- en gasvoorraden en crisisbestrijdingsmechanismen

Energie-efficiëntie

De inheemse energiebronnen van de EU zo goed mogelijk benutten.

3.2

De SER bevat ook een actualisering van het programma van indicatieve aard inzake kernenergie van 2007, waarbij de nadruk ligt op de voorzieningszekerheid, de benodigde investeringen en de voorwaarden voor deze investeringen.

3.3

In combinatie met de SER kwam de Commissie ook met de volgende documenten:

het energie-efficiëntiepakket 2008

een voorstel om de richtlijn inzake olievoorraden te herzien, en

een herzien voorstel voor een richtlijn inzake het opzetten van een communautair kader voor nucleaire veiligheid.

3.4

In het SER-document zegt de Commissie van plan te zijn met voorstellen te komen om:

de richtlijn inzake de zekerheid van de gasvoorziening in 2010 te verfijnen;

de milieuvriendelijke ontwikkeling van de inheemse reserves aan fossiele brandstoffen in de EU te stimuleren;

een mededeling voor te stellen over het overwinnen van obstakels voor hernieuwbare energie in de EU, en

samen met de Europese Investeringsbank een initiatief voor de financiering van hernieuwbare energie te ontwikkelen.

3.5

De Commissie zal ten slotte voorstellen het energiebeleid voor Europa in 2010 opnieuw te bekijken, teneinde te komen tot een beleidsagenda voor 2030 en tot een visie en een nieuw actieplan voor 2050.

4.   Algemene opmerkingen

4.1

Het EESC is te spreken over de mededeling, vooral omdat het accent hierin zeer terecht op de zekerheid van de energievoorziening ligt en omdat de Commissie heeft geprobeerd om voor de huidige energieproblemen één alomvattende aanpak uit te werken. De EU beschikt over instrumenten die de risico’s voor de energietoevoer enigszins kunnen wegnemen. Deze zijn door de Commissie in kaart gebracht en moeten snel en efficiënt worden toegepast.

4.2

Maar de Commissie moet wat de zekerheid van de energievoorziening betreft niet met extra wetsvoorstellen komen. Als de huidige pakketten eenmaal zijn goedgekeurd dient de aandacht uit te gaan naar de uitvoering. Het wetgevingskader moet stabiel blijven; dat is de beste basis voor de maatregelen die nodig zijn.

4.3

Eens te meer is gebleken dat de lidstaten een gemeenschappelijk energiebeleid moeten gaan voeren. Ook het EESC heeft er herhaalde malen bij hen op aangedrongen om met één stem naar buiten te treden. Zolang echter sommige – met name grote – lidstaten veelal louter uit eigenbelang handelen, blijft Europa in energie-opzicht zwakker, kwetsbaarder en inefficiënter dan het zou kunnen zijn.

4.4

Het EESC is het eens met de vijf punten van het actieplan, maar zou energie-efficiëntie – of liever gezegd energiebesparing, want het doel moet een daling van het energieverbruik zijn, met energie-efficiëntie als hét middel – wel bovenaan zetten. Zelfs als hiermee uitstekende resultaten worden geboekt, moet er op de andere gebieden nog altijd dringend het nodige gebeuren. Maar de vele mogelijkheden van energie-efficiëntie om tegen relatief geringe kosten veel te bereiken moeten worden benut. Dat maakt duurdere maatregelen overbodig. Het grote potentieel van energie-efficiëntie voor gebouwen is wat dit aangaat het belangrijkste voorbeeld.

4.5

Het EESC had verwacht dat de Commissie meer aandacht zou besteden aan de problemen rond aardolie en vervoer. 36 % van de in de EU gebruikte energie komt uit aardolie, en het leeuwendeel daarvan is voor het vervoer bedoeld. En aangezien het vervoer over de weg toeneemt, neemt ook de CO2-uitstoot toe. Bovendien zullen de olieprijzen naar verwachting zeer onstabiel blijven en is er een tendens naar veel hogere prijzen. Het EESC bracht in januari het advies „Aanpak van de uitdagingen in verband met de olievoorziening” uit, dat het op verzoek van het Europees Parlement had opgesteld (1).

4.6

De Commissie heeft ook verzuimd om in te gaan op de sociale aspecten van het energiebeleid. Het gaat hierbij onder meer om het verlies van arbeidsplaatsen en het ontstaan van nieuwe arbeidsplaatsen in een groenere economie, onderwijs en opleiding en energie-armoede. Energie mag niet worden beschouwd als zomaar een handelsgoed, en bij de distributie ervan aan de consument – een openbare dienstverlening – moet erop worden gelet dat iedereen er tegen aanvaardbare prijzen gebruik van kan maken.

4.7

De Commissie lijkt niet echt te beseffen dat er gezien de recente en minder recente problemen met de energietoevoer haast geboden is. De mededeling bevat een groot aantal (ruim 45) plannen – voornamelijk in de vorm van mededelingen – die de Commissie wil uitvoeren. Om niet aan stootkracht te verliezen zou een aantal hiervan prioriteit moeten krijgen.

4.8

Het voornemen van de Commissie om een beleidsagenda voor 2030 en een met een nieuw actieplan te schragen toekomstvisie voor 2050 op te stellen verdient bijval. Al in 2006 refereerde het EESC in zijn advies over een optimale energiemix aan zo’n visie (2). Door de lange cycli van infrastructuurinvesteringen nemen grote technologische omwentelingen en veranderingen van de energiesystemen veel tijd in beslag. Daarom is het belangrijk om een toekomstvisie te hebben, zodat de beperkte mogelijkheden om de huidige technologie en infrastructuur aan te passen het blikveld niet te veel versmallen.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1   Infrastructurele maatregelen essentieel om in de energiebehoefte van de EU te voorzien

5.1.1

Vooral gezien de vrees dat de EU afhankelijk zal blijven van externe energieleveranciers is het goed dat de Commissie in actie komt. Het EESC heeft het volgende commentaar:

5.1.2

De zes door de Commissie gepresenteerde prioriteiten maken een zeer relevante indruk; alleen door bepaalde maatregelen prioriteit te verlenen is een efficiënte uitvoering mogelijk. Eind januari 2009 presenteerde de Commissie als onderdeel van deze prioriteiten een aantal specifieke projecten die in het kader van het EU-herstelplan gefinancierd zullen worden. Het is moeilijk om een standpunt te bepalen over deze prioritaire projecten (en ook over andere potentiële projecten) als duidelijke informatie – waaronder informatie inzake de geplande publiek-private financiering – erover ontbreekt.

5.1.3

Het valt te betreuren dat er niet eerder iets is gedaan aan de geïsoleerde positie van de energiemarkten van de Oostzeelanden. Nu moet alles namelijk met enorme haast gebeuren. Tegelijkertijd zou door middel van aansluitingen met het Europese vasteland moeten worden voorzien in de energiebehoefte van kleine geïsoleerde lidstaten.

5.1.4

Wat de aardgascorridors betreft: in zijn onlangs uitgebrachte advies over de externe dimensie van het Europese energiebeleid wijst het EESC erop dat er meerdere projecten nodig zijn voor de transmissie van de in de toekomst benodigde hoeveelheden gas. In politieke zin moeten de projecten niet worden gezien als elkaar beconcurrerende opties. De gastoevoer moet nu onverwijld worden veiliggesteld, en hiervoor is een eendrachtig optreden van de lidstaten en de Commissie nodig.

5.1.5

Het idee om gezamenlijk gas aan te kopen vereist nadere toelichting. De vraag is bovendien waarom hiervoor alleen naar het gebied rond de Kaspische Zee wordt gekeken.

5.1.6

Om te zorgen voor een betrouwbare energietoevoer is nieuwe infrastructuur voor energietransport niet genoeg. Elektriciteitscentrales moeten worden vervangen, waarvoor bijna 1 biljoen euro aan investeringen nodig is. In het gedeelte over de eigen energiebronnen van de EU gaat de Commissie hier wel min of meer op in, maar ook in de context van (de financiering van) de benodigde investeringen zou hier aandacht aan moeten worden besteed.

5.1.7

Van groot belang in dit verband is de rol van de verschillende partijen: de EU, haar financiële instellingen, de lidstaten en het bedrijfsleven. Bedrijven investeren, en wel wanneer aan de juiste voorwaarden wordt voldaan. Zelfs als er fouten worden gemaakt op een turbulente energiemarkt, kan het nog altijd het best aan bedrijven worden overgelaten om de marktontwikkelingen te evalueren en risico’s aan te gaan. De overheid en politici kunnen op hun beurt proberen om hiervoor geschikte voorwaarden te creëren, politieke steun te verlenen en een stimuleringsbeleid te voeren. Het voornemen van de Commissie om nauwer en efficiënter met de particuliere sector en financiële instellingen te gaan samenwerken verdient dan ook alle bijval.

5.2   Meer aandacht voor energie in de internationale betrekkingen van de EU

5.2.1

De opmerkingen, conclusies en aanbevelingen in het EESC-advies van januari 2009 over de externe dimensie van het energiebeleid zijn nog steeds relevant en sluiten aan bij de voorstellen die de Commissie in haar mededeling doet. Het EESC legt wel meer nadruk op de volgende twee punten: er moet voor gezorgd worden dat energie-exporterende landen zich op de energiemarkt aan dezelfde voorwaarden houden als de EU met betrekking tot zaken als de toegang tot netwerken en investeringsbescherming, en als voorwaarde voor hun steun aan een contract met zulke landen moeten de lidstaten eisen dat deze met de genoemde voorwaarden instemmen.

5.2.2

Het EESC stelde ook voor om het externe energiebeleid van de EU te laten rusten op twee pijlers: het waarborgen van de energiezekerheid en een actief en verantwoord energie- en klimaatbeleid. Op dit laatste aspect, Europa’s wereldwijde verantwoordelijkheid, gaat de Commissie slechts zijdelings in. Deze verantwoordelijkheid verdient echter serieuze aandacht en houdt niet op bij de voortrekkersrol van de EU in internationale klimaatonderhandelingen.

5.3   Verbeterde olie- en gasvoorraden en crisisbestrijdingsmechanismen

5.3.1

Het EESC is het eens met de manier waarop de Commissie het vraagstuk van een gegarandeerde gastoevoer benadert. Om in geval van nood maatregelen te kunnen nemen moet en kan er een andere oplossing worden gevonden dan het aanhouden van dure strategische gasvoorraden. In aanmerking komen de diversificatie van toeleveranciers en aanvoerroutes, LNG, samenwerking met buurlanden, afschakelbare contracten en de overschakeling op andere brandstoffen.

5.4   Een nieuwe impuls voor energie-efficiëntie

5.4.1

Het EESC heeft diverse adviezen uitgebracht over energie-efficiëntie, waarin het uitgebreid ingaat op concrete maatregelen. Het kan zich vinden in de aanpak van de Commissie, maar wil wel een aantal opmerkingen maken.

5.4.2

De keur aan maatregelen om energie efficiënter te gebruiken en te produceren is praktisch onbeperkt. De Commissie heeft een reeks wettelijke maatregelen gepresenteerd met betrekking tot bijvoorbeeld gebouwen, energie-etiketten en ecodesign. Naar verluidt staan er nog meer maatregelen op stapel. Men moet er daarbij zeer goed op letten dat het niet tot overregulering komt; het is juist belangrijk dat het innovatiepotentieel zo goed mogelijk kan worden benut. Beleidsmaatregelen – zoals regelgeving en overheidssteun – om meer energie te besparen zijn nodig, maar er moet wel zorgvuldig op worden toegezien dat de verhouding tussen kosten en effectiviteit zo scherp mogelijk is en dat de betrokken marktonderdelen zo min mogelijk worden verstoord. De maatregelen zouden ook alleen betrekking moeten hebben op producten en diensten die een duidelijk internemarktstempel dragen. Het accent zou meer moeten komen te liggen op de mogelijkheden van vrijwillige maatregelen en zelf- en coregulering, inclusief standaardisering.

5.4.3

Europa loopt voorop als het om energie-efficiëntie gaat, en ook wat de bijbehorende technologie betreft zou het een koppositie moeten gaan innemen. Het dient volop te profiteren van zijn koploperschap, bijvoorbeeld via O&O-financiering, steun voor innovatie en investeringen met risicokapitaal, de juiste standaardisering, open Europese en mondiale markten, een effectieve internationale klimaatovereenkomst en internationale samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie.

5.4.4

Het EESC is een groot voorstander van het streven om de energie-efficiëntie met 20 % te verbeteren, maar vraagt zich wel af of hiervan een algemeen bindende doelstelling moet worden gemaakt. Voor alle soorten menselijke en economische activiteiten is energie-efficiëntie namelijk van belang, en er zijn talloze maatregelen om de efficiëntie van het energiegebruik te verhogen. Hoe zou bijvoorbeeld in het licht hiervan een systeem voor een eerlijke verdeling van de inspanningen kunnen worden ontworpen? De Commissie zou beter kunnen nagaan of aparte doelstellingen voor verschillende vormen van energiegebruik een goede manier kunnen zijn om de energie-efficiëntie te vergroten, vooral voor producten en diensten die een duidelijk internemarktstempel dragen.

5.5   Beter gebruikmaken van de eigen energiereserves van de EU

5.5.1

Het EESC is het in grote lijnen eens met wat de Commissie schrijft over het gebruik van de eigen energiereserves van de EU. Het is belangrijk om een realistische kijk te hebben op de ontwikkeling van de energievraag en op de mogelijkheden, beperkingen en voorwaarden voor de ontwikkeling en het gebruik van verschillende energiebronnen.

5.5.2

Het is met name toe te juichen dat de Commissie een mededeling wil opstellen over het overwinnen van obstakels voor duurzame energie in de EU; dit zou zo snel mogelijk moeten gebeuren. Duurzame energiebronnen, die op den duur zullen uitgroeien tot de belangrijkste en meest milieuvriendelijke eigen energiebronnen van de EU en waarvan het gebruik opgevoerd dient te worden, zouden al eerder moeten zijn behandeld en geanalyseerd als onderdeel van het hele energiestelsel. Belangrijke kwesties in dit verband zijn, zoals de Commissie zelf al opmerkt, netwerkbeperkingen, maar ook de vereiste reservecapaciteit. Bij het uitwerken van de studie zou ook moeten worden ingegaan op de vraag of de eventuele aanleg van een dergelijke reservecapaciteit onder bepaalde omstandigheden de voordelen van duurzame energie op het gebied van emissies en voorzieningszekerheid teniet zou kunnen doen. Verder zijn er problemen op het gebied van planning en vergunningen

5.5.3

Het EESC deelt ook het standpunt van de Commissie dat verplichte CO2-emissienormen voor elektriciteitscentrales pas mogen worden overwogen als de resultaten van industriële demonstraties voor de afvang en opslag van CO2 zijn beoordeeld.

5.5.4

Wat kernenergie betreft: het EESC is al sinds lang van mening dat alle opties voor de opwekking van elektriciteit open moeten blijven om het energiebeleid te kunnen uitvoeren. Aangezien er in de nabije toekomst grootschalige investeringen nodig zijn in de opwekking van elektriciteit, moeten de lidstaten die hebben gekozen – of nog zullen kiezen – voor kernenergie snel besluiten over de toekomstige behoefte aan deze energievorm. Volgens de prognoses van de Commissie zal de nucleaire opwekkingscapaciteit in de EU in 2020 met 25 % zijn gedaald. Als dit verlies niet wordt gecompenseerd met nieuwe kerncentrales zullen kolen- en gasgestookte centrales de ontstane leemte vullen, met alle emissie- en aanvoerproblemen van dien. Nucleaire veiligheid moet voortdurend aandacht krijgen, waarbij een rol voor de openbare autoriteiten weggelegd dient te zijn, en over het beheer van kernafval moeten besluiten worden genomen. Het EESC zal een apart advies opstellen over het herziene voorstel voor een richtlijn inzake het opzetten van een communautair kader voor nucleaire veiligheid.

5.5.5

De Commissie is terecht van plan om documenten op te stellen over de benodigde energieproductiecapaciteit, of het nu om olieraffinage of om elektriciteit gaat. Maar men dient wel goed te beseffen dat het niet aan de EU is om besluiten te nemen (of zelfs maar aanbevelingen te doen) over investeringen in de energieproductiecapaciteit, omdat zij geen verantwoordelijkheid kan dragen voor eventuele risico’s. Het inzamelen en analyseren (inclusief modelleren) van relevante informatie kan zeer nuttig zijn en samenwerking met het IAE is in dit verband aan te raden.

5.6   Naar een visie voor 2050

5.6.1

Het EESC staat achter het voornemen van de Commissie om voor te stellen het Europese energiebeleid in 2010 opnieuw te bekijken teneinde een beleidsagenda voor 2030 en een toekomstvisie voor 2050 te kunnen uittekenen. Het is ook een goede zaak dat zij een en ander wil baseren op een grootschalige raadpleging over mogelijke langetermijndoelstellingen.

5.6.2

Deze langetermijndoelstellingen – een koolstofvrije elektriciteitsvoorziening, minder van olie afhankelijk vervoer, energie-efficiënte gebouwen, een slim koppelnet en een efficiënt koolstofarm energiesysteem – zijn van cruciaal belang en om ze te kunnen verwezenlijken moeten alle technologische opties, inclusief kernfusie en waterstoftechnologie, open worden gehouden.

5.6.3

De mondiale situatie en ontwikkelingen vormen het bredere kader voor de ambities van de EU en moeten daarom ook aandacht krijgen in de visie. De situatie in en de speelruimte van de EU worden op allerlei manieren beïnvloed door factoren als de snel toenemende energievraag in ontwikkelingslanden, het veranderende klimaat en – hopelijk – internationale afspraken over mitigatie- en adaptatiemaatregelen en de beschikbaarheid van fossiele bronnen. Een actueel voorbeeld zijn de ontwikkelingen rond aardolie: gisteren nog was men ontzet over de ongekend hoge prijzen, vandaag is men bang dat de lage prijzen leiden tot een te lage productie.

5.7   Actualisering van het Programma van indicatieve aard inzake kernenergie

5.7.1

Het doet het EESC deugd dat de Commissie duidelijk nota heeft genomen van zijn advies over het ontwerpprogramma van indicatieve aard inzake kernenergie uit 2007 (3) en van zijn verkennende advies over investeren in kernenergie (4). Belangrijk is allereerst dat de EU de meest geavanceerde randvoorwaarden voor kernenergie verder uitbouwt, met inachtneming van de strengste normen inzake veiligheid, betrouwbaarheid en non-proliferatie. De manier waarop de Commissie zaken als het beheer van kernafval, de gegarandeerde langetermijnfinanciering voor de ontmanteling van centrales en de noodzaak van een geharmoniseerd aansprakelijkheidsstelsel behandelt, komt overeen met hoe het EESC hierover denkt. Alle kosten waar in dit verband sprake van is dienen voor rekening van de exploitanten van de kerncentrales te komen.

5.7.2

Het EESC gaat eens te meer akkoord met de opvatting van de Commissie dat kernenergie een belangrijke rol dient te gaan spelen in de energiemix, wil Europa de klimaatverandering helpen bestrijden en zorgen voor een gegarandeerde elektriciteitsvoorziening. Het is het ook met de Commissie eens dat de bezorgdheid van het grote publiek serieus moet worden genomen en met de voorstellen die zij in dit verband doet. Verder steunt het de aanbevelingen inzake gemeenschappelijke reactorveiligheidsnormen en is het met de Commissie van mening dat nieuw te bouwen kerncentrales moeten voldoen aan voor generatie III-reactoren geldende veiligheids- en beveiligingsnormen. Voor sommige maatregelen om de financiering van nieuw te bouwen centrales te vergemakkelijken is veel te zeggen, maar het gebruik van overheidssubsidies of EU-middelen is wat dit betreft uit den boze. Een aantal lidstaten heeft aangegeven inmiddels wel open te staan voor de bouw van nieuwe kerncentrales, maar feit blijft dat de bouw, financiering en exploitatie hiervan en de verwerking van het atoomafval een zaak van het bedrijfsleven zal zijn. De overheid stelt alleen maar de randvoorwaarden vast. Met het oog op maatschappelijke discussies en inspraakprocedures moet over plannen voor nieuwe kerncentrales zo snel en zo open mogelijk informatie worden gegeven (inclusief informatie over de verwachte kosten).

Brussel, 25 maart 2009

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  Zie het advies CESE 46/2009 van 14.1.2009Aanpak van de uitdagingen in verband met de olievoorziening (rapporteur: de heer Osborn), dat nog niet in het PB is verschenen.

(2)  Zie het advies CESE over de energiemix (rapporteur: mevrouw Sirkeinen), PB C 318 van 23.12.2006, blz. 185.

(3)  Zie het advies CESE over het Indicatieve nucleaire programma (rapporteur: mevrouw Sirkeinen), PB C 256 van 27.10.2007, blz. 51.

(4)  Zie het advies CESE 1912/2008 van 4.12.2008 over Toekomstige investeringen in de kernindustrie en de rol hiervan in het energiebeleid van de EU (rapporteur: de heer Iozia).