11.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 218/43


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen

COM(2008) 324 final — 2008/0112 (CNS)

2009/C 218/09

De Raad heeft op 16 juli 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 37 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen

De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 28 januari 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer SARRÓ IPARRAGUIRRE.

Tijdens zijn op 25 en 26 februari 2009 gehouden 451e zitting (vergadering van 25 februari 2009) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 170 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Conclusies

1.1

Het Comité is van oordeel dat de hier voorgestelde vereenvoudiging noodzakelijk is. Wel wijst het erop dat de Commissie het niet bij een vereenvoudiging laat maar met het oog op harmonisatie ook bepaalde technische maatregelen wijzigt.

1.2

Een dergelijke harmonisatie, die de wijziging van een aantal technische maatregelen impliceert, dient naar de mening van het Comité echter te worden voorafgegaan door biologische en sociaaleconomische wetenschappelijke evaluaties.

1.3

Gezien de uitgesproken technische aard van de maatregelen in kwestie acht het Comité het beter zich pas over de voorgestelde wijzigingen uit te spreken nadat bovenvermelde evaluaties zijn uitgevoerd. Ook zou de doeltreffendheid van de nieuwe technische maatregelen aan boord en op zee van te voren moeten worden nagegaan door de vissers zelf.

1.4

De Commissie wil een aantal technische maatregelen in latere verordeningen opnemen; het Comité pleit er daarentegen voor dat zij zonder uitzondering in onderhavige verordening worden behandeld.

1.5

Het Comité kan zich volledig vinden in het voorstel om de effectiviteit van de technische maatregelen regelmatig opnieuw te beoordelen.

2.   Inleiding

2.1   Met dit voorstel wordt beoogd de thans geldende regelgeving betreffende de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen te vereenvoudigen en meer op regionale leest te schoeien.

2.2   Daartoe dienen de Verordeningen (EG) nr. 850/98 en nr. 2549/2000 van de Raad te worden vervangen door onderhavige ontwerpverordening van de Commissie.

2.2.1   Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 betreft de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen.

2.2.2   In Verordening (EG) nr. 2549/2000 van de Raad van 17 november 2000 zijn aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee vastgelegd.

2.2.3   Daarnaast heeft het voorstel betrekking op nog vijf andere verordeningen, te weten nr. 2056/2001, nr. 254/2002, nr. 494/2002, nr. 2015/2006 en nr. 40/2008, en zal zeer waarschijnlijk ook bijlage III van de jaarlijkse TAC's- en quotaverordening worden aangepast.

2.3   De volgende twee elementen liggen ten grondslag aan het Commissievoorstel:

2.3.1

het verzoek van de Raad aan de Commissie (juni 2004) om de technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Noordzee te vereenvoudigen en om (meer) rekening te houden met de regionale situatie; en

2.3.2

het actieplan van de Commissie inzake vereenvoudiging van de communautaire wetgeving, waarvoor de Raad in april 2006 groen licht gaf. Hierin wordt bepaald dat alle technische maatregelen die verspreid zijn over verschillende verordeningen, inclusief de jaarlijkse verordening inzake vangstmogelijkheden en herstelplannen voor bepaalde bestanden, in één verordening moeten worden samengebracht.

2.4   In de nieuwe ontwerpverordening worden dan ook technische maatregelen vastgesteld voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de wateren voor de kust van de Franse departementen Frans-Guyana, Martinique, Guadeloupe en Réunion die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Frankrijk vallen. De verordening is niet van toepassing op de technische maatregelen voor de Oostzee en de Middellandse Zee, die immers zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad betreffende de Oostzee en in Verordening (EG) nr. 1967/2006 betreffende de Middellandse Zee.

2.5   Het voorstel is van toepassing op commerciële en recreatievisserij, op het aan boord houden, overladen en aanvoeren van vis, wanneer deze activiteiten plaatsvinden in communautaire wateren of in de internationale wateren van de visserijzones van de Atlantische Oceaan en worden uitgevoerd door communautaire vaartuigen of door onderdanen van lidstaten, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat.

2.6   Voorts is de verordening van toepassing op de opslag, de uitstalling of het te koop aanbieden van visserijproducten die zijn gevangen in bedoelde visserijzones, alsook op de invoer van visserijproducten die waar dan ook door een vissersvaartuig van een derde land zijn gevangen en niet voldoen aan de in het voorstel gespecificeerde minimumafmetingen bij aanvoer.

2.7   Naast de in Verordening (EG) nr. 850/98 vastgelegde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden, bundelt de Commissie in haar voorstel ook alle herstelplannen, beheersplannen en langetermijnplannen voor visbestanden die voor de Gemeenschap van belang zijn, d.w.z. het grootste gedeelte van de kabeljauwbestanden in de wateren van de Gemeenschap, twee heekbestanden, twee nephropsbestanden, twee tongbestanden, alsmede schol- en tongbestanden in de Noordzee, waarbij de in Verordening (EG) nr. 850/98 vervatte voorwaarden zijn gewijzigd of uitgebreid.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité wijst erop dat het om een verordeningsvoorstel van uitgesproken technische aard gaat. Vereenvoudiging is noodzakelijk, zoals het Comité al aangegeven heeft in zijn advies over het actieplan inzake vereenvoudiging van de communautaire wetgeving. Het blijft echter niet bij vereenvoudiging, de Commissie stelt met het oog op harmonisatie tevens voor de huidige regels te wijzigen en legt specifieke bepalingen vast voor elk afzonderlijk „RAR-gebied”(onder een regionale adviesraad vallend gebied), zodat rekening kan worden gehouden met de regionale verschillen. Ook deze regionale indeling impliceert dat de huidige regelgeving wordt aangepast.

3.2

De Commissie wil in deze verordening gemeenschappelijke leidende beginselen vastleggen voor alle visserijzones; louter technische aspecten van regionale aard zullen volgens de comitologieprocedure worden geregeld in andere verordeningen.

3.3

Het Comité is het er mee eens dat bij de vastlegging van technische maatregelen rekening dient te worden gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende EU-regio's. Het meent echter dat de Commissie beter alle maatregelen kan vastleggen in onderhavige verordening van de Raad, in plaats van een aantal ervan in latere verordeningen op te nemen.

3.4

Het Comité is van oordeel dat de technische maatregelen op die manier beter kunnen worden afgestemd op het in 2002 goedgekeurde nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid, met name waar het gaat om de oprichting van regionale adviesraden (conform het besluit van de Raad van 19 juli 2004). Bovendien kan zo ook meer rekening worden gehouden met milieudoelstellingen, zoals de bescherming van mariene habitats en de vermindering van de teruggooi. De maatregelen in dit verband zijn immers specifiek van toepassing op gebieden die onder een regionale adviesraad vallen.

3.5

Om niet in de fouten uit het verleden te vervallen dient de doeltreffendeheid van de nieuwe technische maatregelen aan boord en op zee eerst door de vissers zelf te worden nagegaan.

3.6

Gezien de complexiteit van de tekst en de voorgestelde technische maatregelen, meent het Comité dat een bijlage met verhelderende grafieken een goed idee zou zijn.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1

De in het voorstel opgenomen technische maatregelen zijn bedoeld om een breed scala aan doelstellingen te bereiken, waaronder m.n. de bescherming van jonge vis. Zo wordt op de eerste plaats voorgesteld de vangst te beperken door de selectiviteit van het vistuig te verbeteren of door bepaalde gesloten seizoenen of gebieden vast te stellen. Andere maatregelen zijn bedoeld om bepaalde soorten of ecosystemen te beschermen door de visserij-inspanning te beperken, bv. via het afsluiten van bepaalde gebieden, en een derde grote groep maatregelen is gericht op het verminderen van de teruggooi.

4.2

Naast de afbakening van de werkingssfeer bevat het voorstel bepalingen inzake de minimumafmetingen bij aanvoer van de verschillende soorten mariene organismen. De verordening is ook van toepassing op de invoer van bepaalde visserijproducten. Het Comité vraagt zich af wat er gebeurt als de vereiste minimumafmetingen van deze producten niet stroken met de EU-voorschriften. In zijn ogen zou het logisch zijn dat visserijproducten uit derde landen die niet voldoen aan de communautaire vereisten inzake minimumafmetingen, niet in de EU op de markt mogen worden gebracht.

4.3

Ook wordt een uitgebreide opsomming gegeven van de verschillende soorten vistuig, waarbij de Commissie de minimale afmeting van netten en kuilen en de maximale diepte waarop zij mogen worden uitgezet aangeeft. Ook wordt vermeld dat het verboden is te vissen met kuilen die niet de vereiste grootte en vorm hebben, kuilen waarin het aantal mazen van gelijke grootte langs de omtrek van de kuil van vóór naar achteren toeneemt, en kuilen die niet gemaakt zijn met het juiste materiaal of waarvan de draden niet de juiste dikte hebben.

4.4

Het Comité kan zich vinden in de door de Commissie voorgestelde vereenvoudiging, die het inderdaad noodzakelijk acht. De daarmee gepaard gaande harmonisatie, die de wijziging van bepaalde technische maatregelen impliceert, moet naar de mening van het Comité evenwel worden voorafgegaan door biologische en sociaaleconomische wetenschappelijke evaluaties.

4.5

Gezien de uitgesproken technische aard van de maatregelen in kwestie acht het Comité het beter zich pas over de voorgestelde wijzigingen uit te spreken nadat bovenvermelde evaluaties zijn uitgevoerd.

4.6.

Ondermaatse mariene organismen mogen niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moeten onmiddellijk in zee worden teruggezet. Het Comité wijst de Commissie erop dat hierdoor mogelijk meer vis zal worden teruggegooid. Het lijkt onlogisch dat de Commissie enerzijds teruggooi wil verbieden en de vissers anderszijds verplicht bepaalde vangsten terug te gooien.

4.7

Voorts maakt het Comité zich zorgen over de mogelijke gevolgen van de éénnetregel. De Commissie mag niet vergeten dat vissers die op meerdere soorten vissen over meer dan één net moeten kunnen beschikken. Deze vissers zouden door de nieuwe regel vaker dan nu het geval is naar de haven moeten terugkeren voor nieuw vistuig. De extra exploitatiekosten die daarmee gepaard gaan zouden de toch al weinig rendabele vloten nog verder in moeilijkheden brengen.

4.8

Als de in een enkele trek gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het vaartuig zich onmiddellijk ten minste 5 of 10 zeemijl van alle posities tijdens de vorige trek verwijderen – afhankelijk van de per soort toegestane maaswijdte - en gedurende de volgende trek een afstand in acht houden van ten minste 5 of 10 zeemijl ten opzichte van alle posities van de vorige trek.

4.9

Het Comité kan zich niet vinden in deze maatregel omdat de Commissie geen rekening houdt met de specifieke kenmerken van de verschillende visserijzones en –takken. Een dergelijke algemene maatregel kan juridische onzekerheid doen ontstaan, zeker als niet eens wordt aangegeven of het om hoofd- of bijvangsten gaat. Het Comité is daarom voorstander van een ander soort maatregelen, zoals het verbod om in een bepaalde periode of een bepaald gebied te vissen.

4.10

Het verbod op het vangen, het aan boord houden, het overladen, het opslaan, de aanvoer, de verkoop, de uitstalling en het te koop aanbieden van mariene organismen die zijn gevangen met methoden waarbij gebruik is gemaakt van explosieven, giftige of verdovende stoffen, elektrische stroom of projectielen van welke aard ook, is op de eerste plaats ingegeven door milieu-overwegingen. De fysische of chemische verwerking van vis tot vismeel of visolie mag niet plaatsvinden aan boord noch mogen visvangsten voor dergelijke doeleinden worden overgeladen.

4.11

Het Comité is opgetogen over deze milieumaatregelen die voortvloeien uit het in 2002 goedgekeurde nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid en verzoekt de Commissie erop toe zien dat de communautaire vloot deze bepalingen strikt naleeft.

4.12

De voorgestelde procedures inzake nationale noodinstandhoudingsmaatregelen kunnen de goedkeuring van het Comité wegdragen. Het gaat zowel om maatregelen die gevolgen hebben voor de hele communautaire vloot als om maatregelen die uitsluitend gelden voor vaartuigen die de vlag van de lidstaat in kwestie voeren. Om te voorkomen dat bepaalde lidstaten misbruik zouden maken van deze mogelijkheid, zou het nuttig kunnen zijn onafhankelijke personen of instanties aan te wijzen die nagaan of de juiste maatregelen worden genomen en of deze inderdaad noodzakelijk zijn.

4.13

Ook staat het Comité achter het idee dat de lidstaten en/of de regionale adviesraden bij de Commissie voorstellen kunnen indienen inzake plannen om de teruggooi op zee te verminderen of uit te bannen en om de selectiviteit van vistuig te verbeteren.

4.14

De verordening is niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, op voorwaarde dat deze activiteiten worden verricht met toestemming van de vlaggenlidstaat. Het Comité is het daarmee eens. De bepaling dat tijdens deze wetenschappelijke visserijactiviteiten een waarnemer van de betrokken kuststaat aan boord moet worden toegelaten, is in de ogen van het Comité evenwel overbodig.

4.15

Een nieuw element ten slotte, dat door het Comité ten volle wordt gesteund, is de vijfjaarlijkse beoordeling van de effectiviteit van de technische maatregelen, op grond waarvan de Commissie de Raad de noodzakelijke wijzigingen zal voorstellen.

Brussel, 25 februari 2009.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI