52008PC0563

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale GMO"-verordening) ten aanzien van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap {SEC(2008) 2436} {SEC(2008) 2437} /* COM/2008/0563 def. - CNS 2008/0183 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 17.9.2008

COM(2008) 563 definitief

2008/0183 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale GMO"-verordening) ten aanzien van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

{SEC(2008) 2436} {SEC(2008) 2437}

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad waren de algemene voorschriften vastgesteld voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan aangewezen organisaties met het oog op verstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap. Die verordening is later ingetrokken en geïntegreerd in de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale GMO"-verordening).

Gedurende meer dan twee decennia is gebleken dat door de Gemeenschap beschikbaar gestelde interventievoorraden zorgden voor een betrouwbaar aanbod van voedselhulp voor de meest behoeftigen. Het aantal behoeftigen in de Gemeenschap is door de achtereenvolgende uitbreidingen sterk toegenomen, wat voedselverstrekking des te noodzakelijker heeft gemaakt. In 2006 hebben meer dan 13 miljoen mensen van deze steunregeling geprofiteerd. Bovendien tasten stijgende voedselprijzen de voedselzekerheid voor de meest behoeftigen aan en maken zij ook de verschaffing van voedselhulp duurder.

Volgens artikel 33, lid 1, van het Verdrag heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. Door de jaren heen hebben de in het kader van de regeling uitgevoerde programma's voor voedselverstrekking die twee doelstellingen helpen te bereiken. Zij hebben de voedselonzekerheid voor de meest behoeftigen in de Gemeenschap verminderd en zijn zo een essentieel instrument gebleken dat ertoe bijdraagt de brede beschikbaarheid van levensmiddelen binnen de Europese Unie te garanderen en er tegelijk voor zorgt dat de interventievoorraden afnemen.

De afgelopen jaren heeft het GLB belangrijke hervormingen ondergaan, waarbij het accent is verschoven van het verhogen van de productiviteit als hoofddoel naar het bevorderen van de duurzaamheid op lange termijn van de landbouw. Daarbij is interventie voor sommige producten zoals olijfolie, suiker en maïs volledig afgeschaft als reguleringsinstrument, terwijl voor het overige aan interventie weer haar oorspronkelijke rol van vangnet wordt toebedeeld. Als gevolg daarvan is het communautaire programma in de loop der jaren veel afhankelijker geworden van aankopen op de markt voor de levering van levensmiddelen.

Het Europees Parlement heeft in zijn verklaring van 4 april 2006 over de bevoorrading van de erkende liefdadigheidsinstellingen voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers gezegd ongerust te zijn over de toekomst van het Europese voedselhulpprogramma voor de meest behoeftigen en voorts de Commissie en de Raad verzocht om, gezien het feit dat de voedingsbehoeften van deze personen moeten worden bevredigd, het Europese voedselhulpprogramma een blijvend karakter te geven.

Korter geleden, op 22 mei 2008, heeft het Europees Parlement een resolutie over de stijgende voedselprijzen in de EU en de ontwikkelingslanden aangenomen waarin het Parlement de fundamentele aard van het recht op voedsel en de noodzaak om de toegang van alle mensen tot voldoende voedsel voor een actief en gezond leven te verbeteren benadrukt.

De Commissie heeft het belang van deze regeling reeds erkend in haar mededeling over "Het probleem van de stijging van de voedselprijzen aanpakken – richtsnoeren voor maatregelen van de EU" van 20 mei 2008. De voorzitter van de Europese Commissie heeft in zijn toespraak tot het Parlement op 18 juni 2008 aangegeven dat de Commissie verwacht dat de begrotingsmiddelen voor dit initiatief met twee derde zullen worden verhoogd.

- Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

Het publiek is via het internet geraadpleegd over het communautaire programma voor voedselverstrekking en de respons was groot, waarbij enorm veel steun werd uitgesproken voor de voortzetting van dat programma. De liefdadigheidsorganisaties die zijn betrokken bij de voedselverstrekking in de lidstaten, werd gevraagd om tijdens twee workshops op 11 april en 15 juli 2008 voorstellen te formuleren. De nationale autoriteiten hebben hun opvattingen over de uitvoering van het programma uiteengezet in het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

Met het oog op een betere regelgeving heeft de Commissie het effect beoordeeld van de volgende vier mogelijkheden: "ongewijzigde situatie", waarbij de interventievoorraden de enige permanente voorzieningsbron voor levensmiddelen zouden blijven, "aanvulling van de interventievoorraden door aankopen op de markt", waarbij het programma zou zijn gebaseerd op uit de interventievoorraden afkomstige producten voor zover voorhanden, aangevuld door aankopen op de markt, "alleen aankopen op de markt", waarbij niet langer gebruik zou kunnen worden gemaakt van de interventievoorraden, en "beëindiging van de voedselverstrekking", waarbij het programma voor voedselverstrekking zou worden beëindigd, al dan niet geleidelijk. Volgens de effectbeoordeling kunnen de geformuleerde doelstellingen het best worden bereikt als voor de tweede of de derde mogelijkheid wordt gekozen.

2. ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

In deze context stelt de Commissie voor het programma voor voedselverstrekking te herzien op basis van de volgende elementen:

- Twee voorzieningsbronnen. De levensmiddelen kunnen afkomstig zijn uit de interventievoorraden of van de markt. Het gebruik van deze laatste voorzieningsbron zou niet langer beperkt blijven tot situaties waarin tijdelijk geen interventievoorraden beschikbaar zijn. Zijn er geschikte interventievoorraden voorhanden, dan moeten die wel bij voorrang worden gebruikt.

- Verbreding van het assortiment bij de voedselverstrekking. Om via de voedselverstrekking in het kader van het programma bij te dragen tot een evenwichtiger voeding, zou de voedselverstrekking niet langer beperkt hoeven te blijven tot interventieproducten. De levensmiddelen zouden door de autoriteiten van de lidstaat worden gekozen op basis van voedingscriteria en zouden in samenwerking met partners uit het maatschappelijk middenveld worden uitgereikt.

- Een perspectief op langere termijn. Activiteiten op het gebied van voedselverstrekking moeten op langere termijn worden gepland en moeten door de betrokken nationale autoriteiten en partners uit het maatschappelijk middenveld zorgvuldig worden voorbereid. Om het communautaire plan voor voedselverstrekking doelmatiger te maken zou het worden vastgesteld voor een periode van drie jaar. De steunbedragen voor het tweede en het derde jaar zouden slechts indicatief zijn en zouden later door de begrotingsautoriteit moeten worden bevestigd.

- Duidelijker prioriteiten. De lidstaten zouden hun steunverzoeken baseren op nationale programma's voor voedselverstrekking waarin hun doelstellingen en prioriteiten op het gebied van voedselverstrekking aan de meest behoeftigen zijn omschreven.

- Medefinanciering. Door de invoering van medefinanciering zou de regeling cohesiegerichter worden, zou een deugdelijke planning worden gegarandeerd en zouden er sterkere synergieën zijn. Om voor een soepele invoering en een verdere hoge benutting van de beschikbaar gestelde communautaire financiering te helpen zorgen, zou in het kader van het plan voor de periode 2010-2012 de communautaire medefinanciering 75% bedragen, wat in de voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komende lidstaten 85% zou zijn. Vanaf het plan voor de periode 2013-2015 zou de communautaire medefinanciering dan respectievelijk 50% en 75% bedragen.

- Versterking van de voortgangscontrole en de verslaglegging. Op verschillende niveaus zouden de verplichtingen op het gebied van verslaglegging worden aangescherpt en onder meer zou de Commissie uiterlijk op 31 december 2012 een verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde bepalingen hebben tot doel uitvoering te geven aan een nieuwe aanpak van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap. De nieuwe regeling zal door de Gemeenschap worden medegefinancierd en daarom moet artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden gewijzigd. De betrokken bepalingen zullen op zichzelf geen gevolgen hebben voor de begroting. Die gevolgen zullen er zijn vanaf de uitvoering van het voedselverstrekkingsprogramma 2010 en zullen bij de opstelling van dat programma worden bepaald.

2008/0183 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale GMO"-verordening) ten aanzien van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement[1],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap[2], later ingetrokken en geïntegreerd in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad[3], heeft gedurende meer dan twee decennia een betrouwbare voorzieningsbron verschaft voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap.

(2) Overeenkomstig artikel 33, lid 1, van het Verdrag heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. Door de jaren heen hebben de in het kader van de regeling uitgevoerde programma's voor voedselverstrekking de verwezenlijking van beide doelstellingen met succes ondersteund en zijn zij, door de voedselonzekerheid voor de meest behoeftigen in de Gemeenschap te verminderen, een wezenlijk instrument gebleken dat een brede beschikbaarheid van levensmiddelen binnen de Gemeenschap helpt te garanderen en tegelijk de interventievoorraden verkleint.

(3) Het Europees Parlement heeft in zijn verklaring van 4 april 2006 over de bevoorrading van de erkende liefdadigheidsinstellingen voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers[4] opgemerkt dat het Europese voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers zijn deugdelijkheid heeft bewezen en voor miljoenen Europeanen van levensbelang is geworden. Voorts heeft het Parlement verklaard ongerust te zijn over de toekomst van het Europese voedselhulpprogramma voor de meest behoeftigen en heeft het, gezien de noodzaak de voedingsbehoeften van die personen te bevredigen, de Commissie en de Raad onder meer verzocht om het Europese voedselhulpprogramma een blijvend karakter te geven.

(4) De achtereenvolgende uitbreidingen van de Gemeenschap hebben het potentiële aantal begunstigden van voedselhulpregelingen in de Gemeenschap vergroot. Tegelijk hebben de stijgende voedselprijzen de voedselzekerheid voor de meest behoeftigen aangetast en de aan de verschaffing van de voedselhulp verbonden kosten doen stijgen. Als gevolg daarvan is het belang van de oorspronkelijk bij Verordening (EEG) nr. 3730/87 ingestelde regeling in de loop der jaren toegenomen. Daarom is het van wezenlijk belang de regeling op communautair niveau voort te zetten en deze verder aan te passen aan de veranderende marktomstandigheden.

(5) De huidige regeling voor voedselverstrekking is afhankelijk van de levering van producten uit de communautaire interventievoorraden, waarbij ter aanvulling op tijdelijke basis ook aankopen op de markt plaatsvinden. De achtereenvolgende hervormingen van het GLB en de gunstige ontwikkelingen van de producentenprijzen hebben er echter toe geleid dat de interventievoorraden geleidelijk zijn afgenomen en dat ook het beschikbare assortiment producten kleiner is geworden. Bijgevolg moeten ook aankopen op de markt een permanente voorzieningsbron voor de regeling worden als aanvulling op de interventievoorraden in het geval dat geen geschikte interventievoorraden voorhanden zijn.

(6) Een communautaire regeling kan niet het enige antwoord vormen op de toenemende behoeften aan voedselhulp in de Gemeenschap. Om de meest behoeftigen voedselzekerheid te kunnen bieden is het evenzeer noodzakelijk dat nationale beleidsmaatregelen worden uitgevoerd door overheidsinstanties en dat ook het maatschappelijk middenveld wordt ingeschakeld. Een communautaire regeling met een sterk cohesie-element kan echter als model voor de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen dienen, synergieën helpen teweegbrengen en initiatieven van overheid en privésector ter vergroting van de voedselzekerheid voor personen in nood stimuleren. Bovendien kan zij, gezien de geografische spreiding van de afgenomen interventievoorraden die in de lidstaten beschikbaar zijn, tot een zo goed mogelijk gebruik van die voorraden bijdragen. De communautaire regeling moet daarom ook de bovenbedoelde nationale beleidsmaatregelen onverlet laten.

(7) Om ten volle profijt te trekken van de cohesiedimensie van de communautaire regeling en de daardoor teweeggebrachte synergieën te versterken en om een deugdelijke planning te waarborgen dient te worden bepaald dat het programma voor voedselverstrekking door de lidstaten wordt medegefinancierd. Er dienen maximale communautaire medefinancieringspercentages te worden vastgesteld en de financiële bijdrage van de Gemeenschap dient te worden toegevoegd aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad[5] opgenomen lijst van de voor financiering uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in aanmerking komende maatregelen. Gedurende de eerste jaren van toepassing van de herziene regeling dienen hogere medefinancieringspercentages te gelden om een verdere hoge benutting van de financiële middelen en een geleidelijke invoering van de medefinanciering te waarborgen, om een soepele overgang mogelijk te maken en om het gevaar af te wenden dat de regeling wegens een mogelijk gebrek aan middelen niet wordt voortgezet.

(8) Ter versterking van de economische en sociale cohesie in de Gemeenschap dient bij de vaststelling van de procentuele bijdrage uit het ELGF rekening te worden gehouden met de situatie van de in bijlage I bij Beschikking 2006/596/EG van de Commissie[6] of in latere ter zake doende besluiten vermelde lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds.

(9) De ervaring leert dat bepaalde verbeteringen van het beheer van deze regeling wenselijk zijn, vooral om de lidstaten en de aangewezen organisaties een perspectief op langere termijn te bieden door middel van meerjarenplannen. De Commissie moet daarom meerjarenplannen voor de uitvoering van de regeling opstellen op basis van de aan de Commissie mee te delen verzoeken van de lidstaten en andere door de Commissie als relevant beschouwde informatie. De lidstaten moeten hun verzoeken betreffende de in het kader van het driejarenplan uit te reiken voedingsproducten baseren op nationale programma's voor voedselverstrekking waarin hun doelstellingen en prioriteiten op het gebied van voedselverstrekking aan de meest behoeftigen zijn omschreven. De Commissie dient een objectieve methodologie voor de toewijzing van de beschikbare financiële middelen vast te stellen.

(10) De Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 1234/2007 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Arti kel 1

Aan artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 wordt het volgende punt g) toegevoegd:

"g) de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap.".

Art ikel 2

Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 27 wordt vervangen door:

"Arti kel 27 Voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

1. Uit de interventievoorraden worden producten beschikbaar gesteld of op de markt worden voedingsproducten aangekocht opdat voedingsproducten kunnen worden uitgereikt aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap via door de lidstaten aangewezen organisaties.

Alleen indien geen interventievoorraden voorhanden zijn die geschikt zijn voor de regeling voor voedselverstrekking, worden voedingsproducten aangekocht op de markt.

2. De lidstaten die wensen deel te nemen aan de regeling, delen de Commissie nationale programma's voor voedselverstrekking mee waarin verzoeken om hoeveelheden voedingsproducten voor uitreiking gedurende een periode van drie jaar en andere relevante informatie zijn opgenomen.

3. De in lid 1 bedoelde regeling wordt gebaseerd op door de Commissie opgestelde driejarenplannen die op hun beurt zijn gebaseerd op de overeenkomstig lid 2 door de lidstaten ingediende verzoeken en andere informatie die de Commissie als relevant beschouwt.In het driejarenplan worden de jaarlijkse financiële toewijzingen door de Gemeenschap per lidstaat en de minimale jaarlijkse financiële bijdragen van de lidstaten aangegeven zoals door de Commissie bepaald volgens een methodologie die moet worden omschreven in de overeenkomstig artikel 43, onder g), vastgestelde uitvoeringsbepalingen. De toewijzingen voor het tweede en het derde jaar van het programma zijn indicatief. De lidstaten die aan de regeling deelnemen, bevestigen elk jaar de in lid 2 bedoelde verzoeken. Na deze bevestigingen beslist de Commissie elk volgend jaar binnen de grenzen van de in de begroting beschikbare kredieten over de definitieve toewijzingen.Het driejarenplan kan worden gewijzigd in het licht van relevante ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering van de programma's voor voedselverstrekking.

4. De overeenkomstig lid 1 door de lidstaten aangewezen organisaties mogen geen commerciële ondernemingen zijn.De in lid 1 bedoelde voedingsproducten worden kosteloos beschikbaar gesteld aan de aangewezen organisaties.De uitreiking van de voedingsproducten aan de meest behoeftigen gebeurt:

a) kosteloos of

b) tegen een prijs die in geen geval hoger is dan die welke wordt gerechtvaardigd door de door de aangewezen organisaties bij de uitvoering van de actie gemaakte kosten, andere dan de kosten die kunnen worden gedekt overeenkomstig lid 6, tweede alinea, onder b).

5. De aan de regeling deelnemende lidstaten:

a) dienen bij de Commissie een jaarverslag in over de uitvoering van de regeling;

b) brengen de Commissie tijdig op de hoogte van de ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering van de programma's voor voedselverstrekking.

6. Subsidiabele kosten in het kader van de regeling zijn:

a) de kosten van de uit interventievoorraden uitgeslagen producten, geboekt tegen de interventieprijs, die zo nodig met behulp van coëfficiënten wordt aangepast om rekening te houden met kwaliteitsverschillen;

b) de kosten van de op de markt aangekochte voedingsproducten.

De volgende kosten kunnen overeenkomstig artikel 43, onder g), als subsidiabel worden beschouwd:

a) de kosten van het vervoer van de in lid 1 bedoelde voedingsproducten naar de aangewezen organisaties;

b) de rechtstreeks aan de uitvoering van de regeling verbonden kosten van het vervoer van de voedingsproducten en administratieve kosten die door de aangewezen organisaties worden gemaakt.

7. De subsidiabele kosten in het kader van de regeling worden door de Gemeenschap medegefinancierd. Het communautaire medefinancieringspercentage is niet hoger dan:

a) voor het driejarenplan dat op 1 januari 2010 ingaat, 75% van de subsidiabele kosten, respectievelijk 85% van de subsidiabele kosten in de in bijlage I bij Beschikking 2006/596/EG van de Commissie* vermelde lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds voor de periode 2007-2013;

b) voor de volgende driejarenplannen, 50% van de subsidiabele kosten, respectievelijk 75% van de subsidiabele kosten in de in bijlage I bij Beschikking 2006/596/EG en in latere besluiten vermelde lidstaten die in het betrokken jaar in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds.

8. De communautaire regeling geldt onverminderd eventuele nationale regelingen op grond waarvan voedingsproducten worden uitgereikt aan de meest behoeftigen en die in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.

* PB L 243 van 6.9.2006, blz. 47.".

(2) In artikel 43 worden de punten g) en h) vervangen door:

"g) de in artikel 27 bedoelde regeling voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap, met inbegrip van bepalingen betreffende het financiële en budgettaire beheer, de overdrachten van interventieproducten tussen lidstaten en de subsidiabele kosten en betreffende de in lid 6, eerste alinea, onder a), van dat artikel bedoelde coëfficiënten;

h) de opstelling en de wijziging van de in artikel 27, lid 3, bedoelde driejarenplannen, met inbegrip van de beslissingen van de Commissie over de definitieve financiële toewijzingen;".

(3) Aan artikel 184 wordt het volgende punt 9 toegevoegd:

9. uiterlijk op 31 december 2012 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van de bij artikel 27 ingestelde regeling voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap, samen met eventuele passende voorstellen.".

Arti kel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Zij is van toepassing voor de driejarenplannen die ingaan op of na 1 januari 2010.

Voor de uitvoering van het jaarprogramma voor voedselverstrekking 2009 zijn de bij de artikelen 1 en 2 gewijzigde bepalingen van toepassing in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM |

1. | BEGROTINGSPOST: 05 02 04 01 | KREDIETEN 2008: 307 miljoen euro |

2. | TITEL VAN DE MAATREGEL: Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale GMO"-verordening) |

3. | RECHTSGRONDSLAG: Artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap |

4. | DOEL VAN DE MAATREGEL: Uitvoering geven aan een nieuwe aanpak van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen |

5. | FINANCIËLE CONSEQUENTIES | PERIODE 12 MAANDEN (miljoen euro) | LOPEND BEGROTINGS-JAAR 2008 (miljoen euro) | VOLGEND BEGROTINGS-JAAR 2009 (miljoen euro) |

5.0 | UITGAVEN TEN LASTE VAN - DE BEGROTING EG (RESTITUTIES/INTERVENTIES) - NATIONALE BEGROTINGEN - ANDERE | - | - | - |

5.1 | ONTVANGSTEN - EIGEN MIDDELEN EG (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) - OP NATIONAAL VLAK | - | - | - |

2010 | 2011 | 2012 | 2013 |

5.0.1 | RAMING VAN DE UITGAVEN | (a) | - | - | - |

5.1.1 | RAMING VAN DE ONTVANGSTEN | - | - | - | - |

5.2 | BEREKENINGSMETHODE: - |

6.0 | FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGEVOERD? | JA/NEEN |

6.1 | FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING VAN EEN HOOFDSTUK NAAR EEN ANDER HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING? | JA/NEEN |

6.2 | AANVULLENDE BEGROTING NODIG? | JA/NEEN |

6.3 | MOETEN OP DE VOLGENDE BEGROTING KREDIETEN WORDEN OPGEVOERD? | JA/NEEN |

OPMERKINGEN: (a) De voorgestelde bepalingen zijn erop gericht uitvoering te geven aan een nieuwe aanpak van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap. De nieuwe regeling zal door de Gemeenschap worden medegefinancierd en daarom moet artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden aangevuld. Op zichzelf zullen de voorgestelde bepalingen geen invloed hebben op de begroting. Die invloed zal er zijn vanaf de uitvoering van het voedselverstrekkingsprogramma 2010 en zal bij de opstelling van dat programma worden bepaald. |

[1] XX

[2] PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1.

[3] PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

[4] PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 170.

[5] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

[6] PB L 243 van 6.9.2006, blz. 47.