52008PC0431

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen /* COM/2008/0431 def. - CNS 2008/0131 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 7.7.2008

COM(2008) 431 definitief

2008/0131 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

De Verordeningen (EG) nr. 2702/1999 en (EG) nr. 2826/2000 zijn herschikt in één verordening, nl. Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen.

Dankzij het aanbieden van één enkel rechtskader zijn de administratieve procedures voor de uitvoering van dit beleid danig verlicht en vereenvoudigd en is de toegang van de deelnemers tot de regeling vergemakkelijkt.

Toch kan op regelgevingsvlak nog een en ander worden verbeterd om belangstellende lidstaten de kans te bieden zelf een programma op te stellen wanneer geen indienende organisatie geneigd is een programma voor uitvoering in derde landen in te dienen. Door de lidstaten opgestelde programma’s mogen betrekking hebben op één of meer van de in artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 3/2008 bedoelde voorlichtingsacties.

Krachtens de hier voorgestelde wijziging kunnen de lidstaten het toepassingsgebied van de onder deze programma’s vallende acties uitbreiden en bij de uitvoering ervan de hulp van internationale organisaties inroepen, vooral in het kader van in derde landen uit te voeren afzetbevorderingsprogramma's voor de sector olijfolie en tafelolijven.

Dit voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

2008/0131 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De instelling van één enkel rechtskader voor het afzetbevorderingsbeleid voor landbouwproducten bij Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad[1] heeft het de belangstellenden gemakkelijker gemaakt toegang tot de regeling te krijgen en eraan deel te nemen. De administratieve procedures voor de uitvoering van dit beleid zijn dankzij de inwerkingtreding van dit ene rechtskader aanzienlijk verlicht en vereenvoudigd.

(2) Krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 3/2008 kunnen belangstellende lidstaten bij het ontbreken van op de binnenmarkt uit te voeren programma’s zelf een programma opstellen. Met betrekking tot in derde landen uit te voeren programma’s dienen de belangstellende lidstaten, wanneer de indienende organisaties geen in derde landen uit te voeren programma’s wensen in te dienen voor één of meer in artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), van die verordening bedoelde voorlichtingsacties, eveneens de kans te krijgen zelf een desbetreffend programma op te stellen.

(3) Met name moet de belangstellende lidstaten de kans worden geboden het toepassingsgebied van de onder dergelijke programma’s vallende acties uit te breiden en bij de uitvoering ervan zelfs de hulp van internationale organisaties in te roepen, vooral in het kader van in derde landen uit te voeren afzetbevorderingsprogramma's voor de sector olijfolie en tafelolijven.

(4) Verordening (EG) nr. 3/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 3/2008 wordt vervangen door:

“Artikel 9 Procedure bij het ontbreken van programma's met voorlichtingsacties voor de binnenmarkt of voor derde landen

1. Bij het ontbreken van op de binnenmarkt uit te voeren programma's stellen de belangstellende lidstaten voor één of meer van de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde en overeenkomstig artikel 6, lid 1, ingediende voorlichtingsacties een programma en de overeenkomstige specificatie op aan de hand van de in artikel 5, lid 1, bedoelde richtsnoeren en selecteren zij via een openbare inschrijvingsprocedure een instantie die wordt belast met de uitvoering van het door hen mee te financieren programma.

2. Bij het ontbreken van in derde landen uit te voeren programma's stellen de belangstellende lidstaten voor één of meer van de in artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), bedoelde en overeenkomstig artikel 6, lid 1, ingediende voorlichtingsacties een programma en de overeenkomstige specificatie op aan de hand van de in artikel 5, lid 2, bedoelde richtsnoeren en selecteren zij via een openbare inschrijvingsprocedure een instantie die wordt belast met de uitvoering van het door hen mee te financieren programma.

De door de betrokken lidstaat geselecteerde uitvoeringsinstantie mag een internationale organisatie zijn, met name wanneer het gaat om in derde landen uit te voeren afzetbevorderingsprogramma’s voor de sector olijfolie en tafelolijven.

3. De lidstaten leggen het overeenkomstig de leden 1 en 2 geselecteerde programma over aan de Commissie, samen met een met redenen omkleed advies over:

a) de wenselijkheid van het programma;

b) de mate van overeenstemming van het programma en de voorgestelde instantie met de bepalingen van de onderhavige verordening en, in voorkomend geval, de toepasselijke richtsnoeren;

c) de beoordeling van de prijs/kwaliteitverhouding van het programma;

d) de keuze van de met de uitvoering van het programma belaste instantie.

4 Voor het onderzoek van de programma’s door de Commissie geldt het bepaalde in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 1.

5. De Commissie mag volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een minimum- of een maximumgrens voor de werkelijke kosten van de krachtens lid 3, van het onderhavige artikel ingediende programma's vaststellen. Deze kostengrenzen mogen worden gedifferentieerd naargelang van de aard van de betrokken programma's. Criteria dienaangaande kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1.