[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 17.4.2008 COM(2008) 194 definitief 2008/0083 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 68/151/EEG en 89/666/EEG met betrekking tot de openbaarmakings- en vertalingsverplichtingen van bepaalde vennootschapsvormen (door de Commissie ingediend) {SEC(2008) 466}{SEC(2008) 467} TOELICHTING 1. Inleiding 1.1. Context Onnodige en onevenredige administratieve kosten vormen een ernstige belemmering voor de economische activiteit. Daarom is de Commissie in 2005 van start gegaan met een programma voor het meten van administratieve kosten en het verminderen van administratieve lasten teneinde het ondernemingsklimaat voor vennootschappen in de EU te verbeteren en de economieën van de EU in staat te stellen het hoofd te bieden aan de uitdagingen van een meer concurrerend mondiaal ondernemingsklimaat waarin zij moeten werken. De Commissie heeft een strategie uitgestippeld om deze doelstelling te bereiken: op 14 november 2006 heeft zij haar goedkeuring gehecht aan een geactualiseerd vereenvoudigingsprogramma[1] en aan de voornaamste elementen voor het meten van administratieve kosten en het verminderen van administratieve lasten[2]. In beide programma's werd benadrukt dat tastbare economische voordelen tot stand moeten worden gebracht. Deze documenten werden aangevuld met een actieprogramma, dat op 24 januari 2007[3] is aangenomen, waarin de doelstelling is opgenomen de administratieve lasten voor ondernemingen in de EU tegen 2012 met 25 % te verminderen[4]. Tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst van maart 2007 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het actieprogramma[5]. De Europese Raad onderstreepte dat terugdringing van de administratieve lasten een belangrijk middel is om de Europese economie te doen opleven, vooral wegens de potentiële voordelen ervan voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). Tevens werd benadrukt dat de Europese Unie en de lidstaten een krachtige gezamenlijke inspanning moeten leveren om de administratieve lasten in de EU aanzienlijk te verminderen. In maart 2007 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een aantal voorstellen voor snelle maatregelen waarmee administratieve lasten snel kunnen worden verminderd door middel van kleine wijzigingen in het acquis van de EU. Tijdens zijn bijeenkomst van 13 en 14 maart 2008 heeft de Europese Raad de Commissie verzocht nieuwe wetgevingsvoorstellen voor „snelle maatregelen” ter vermindering van de administratieve lasten op te stellen[6]. Op het gebied van vennootschapsrecht, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen heeft de Commissie op 10 juli 2007 haar goedkeuring gehecht aan een mededeling[7] waarin zij haar ideeën voor vereenvoudiging op dit gebied uiteenzet. Omdat bepaalde maatregelen die in die mededeling aan bod kwamen, grondig moeten worden onderzocht en besproken, bleek reeds uit de mededeling dat andere maatregelen meer geschikt waren om via de „snelle procedure” spoedig verbeteringen voor Europese vennootschappen tot stand te brengen. Deze maatregelen, die op de eerste en de elfde richtlijn vennootschapsrecht betrekking hebben, zijn in dit voorstel opgenomen. 1.2. Rechtvaardiging en doelstellingen van dit initiatief Dit initiatief wil bijdragen aan de versterking van het concurrentievermogen van vennootschappen in de EU op korte termijn door de administratieve lasten te verminderen, wanneer dit kan worden verwezenlijkt zonder grote negatieve effecten voor andere belanghebbenden. Daarbij moet derhalve worden gedacht aan informatieverplichtingen op het gebied van het vennootschapsrecht die voor de gebruikers van de informatie geen aanzienlijke meerwaarde opleveren. Op grond van de eerste richtlijn vennootschapsrecht moeten vennootschappen bepaalde informatie die in de handelsregisters van de lidstaten moet worden opgenomen, ook in de nationale publicatiebladen bekendmaken. Het gaat met name om informatie over de oprichting van de vennootschap, latere wijzigingen in die informatie en de jaarrekening die jaarlijks bekend moet worden gemaakt. In de meeste gevallen brengt de bekendmaking in de nationale publicatiebladen extra kosten voor de vennootschap mee zonder dat er sprake is van een werkelijke meerwaarde nu de vennootschapsregisters hun informatie online beschikbaar stellen. Het is derhalve de bedoeling dat de extra verplichtingen tot openbaarmaking in de nationale wetgeving die extra kosten voor de vennootschappen meebrengen, worden geschrapt. Wat de elfde richtlijn vennootschapsrecht betreft, heeft het voorstel betrekking op de in nationale wetgeving opgenomen vereisten inzake vertaling van documenten voor bijkantoren. Bij de registratie van een bijkantoor moeten vennootschappen bepaalde informatie uit hun dossier ook in het dossier van het bijkantoor doen opnemen. Dit brengt vaak dubbele kosten voor de vennootschap mee, aangezien zij niet alleen bepaalde documenten moet vertalen in de taal van de lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd, doch ook moet voldoen aan soms buitensporige vereisten inzake waarmerking en/of notariële verlijding van die vertaling. Het is de bedoeling de kosten van vertaling en waarmerking tot het minimum te beperken. 2. Rechtsgrond Artikel 44, lid 2, onder g), van het EG-Verdrag vormt de rechtsgrond voor het voorstel. Beide richtlijnen die door het voorstel worden gewijzigd, zijn op deze bepaling gebaseerd (oud artikel 54, lid 3, onder g)). 3. Subsidiariteit en evenredigheid Maatregelen op EU-niveau zijn noodzakelijk om deze problemen aan te pakken, aangezien de verplichtingen die administratieve lasten meebrengen, in het geval van de eerste richtlijn uit de EU-regelgeving voortvloeien. In het geval van de elfde richtlijn staat de richtlijn de lidstaten uitdrukkelijk toe aan vennootschappen dergelijke lasten op te leggen. Onder die voorwaarden kan een doeltreffende vermindering van de administratieve lasten slechts worden bereikt door de wijziging van de relevante EU-regelgeving. Maatregelen op EU-niveau zijn derhalve gerechtvaardigd. De voorgestelde wijzigingen zijn beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om op de betrokken gebieden de onnodige administratieve lasten weg te nemen, en zijn evenredig met deze doelstelling. 4. Raadpl EGING VAN BELANGHEBBENDEN Het voorstel en de effectbeoordeling waarvan het vergezeld gaat, zijn gebaseerd op een breed raadplegingsproces dat heeft plaatsgevonden nadat de Commissie haar goedkeuring had gehecht aan de mededeling van 10 juli 2007. Op 22 november 2007 heeft de Raad (Concurrentievermogen) conclusies aangenomen waarin het vereenvoudigingsinitiatief wordt toegejuicht[8], en in het Europees Parlement is op 27 maart 2008 een verslag goedgekeurd in de commissie Juridische zaken. Uit dit verslag blijkt dat het initiatief tot vereenvoudiging van het Europese vennootschapsrecht en tot beperking van de administratieve lasten brede steun geniet. Verwacht wordt dat het Europees Parlement in mei 2008 het definitieve verslag zal goedkeuren. Daarnaast hebben de regeringen van achttien lidstaten, de regering van één EVA-staat en 110 belanghebbenden gereageerd op de uitnodiging in de mededeling om tegen midden oktober 2007 schriftelijke opmerkingen over de voorstellen in te dienen. Deze bijdragen van regeringen en belanghebbenden kwamen uit 23 landen in totaal, waaronder 22 lidstaten. Ook Europese instanties en verenigingen hebben bijdragen ingediend. Het verslag over de tussen juli en december 2007 van de lidstaten en de belanghebbenden ontvangen reacties is beschikbaar op de website van het directoraat-generaal Interne markt en diensten (DG MARKT) op het volgende adres: http//ec.europa.eu/internal_market/company/simplification/index_en.htm. Het idee om voorstellen met betrekking tot de eerste en de elfde richtlijn vennootschapsrecht via de snelle procedure te behandelen, werd voorgelegd aan de groep op hoog niveau van nationale regelgevingsdeskundigen, die door de lidstaten zijn aangewezen. De meerderheid van de vertegenwoordigers die opmerkingen hadden, steunt deze aanpak. Ook de groep op hoog niveau van onafhankelijke belanghebbenden werd over deze aangelegenheid geraadpleegd en heeft in zijn advies van 26 februari 2008 alle voorstellen toegejuicht. 5. Effectbeoordeling Uit de effectbeoordeling bij dit voorstel blijkt dat er op de bovengenoemde gebieden een aanzienlijk besparingspotentieel voor vennootschappen bestaat. 5.1. Openbaarmakingsverplichtingen van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Uit de effectbeoordeling blijkt dat de totale minimumkosten van de bestaande verplichting tot bekendmaking in de nationale publicatiebladen geraamd worden op ongeveer 410 miljoen euro per jaar wat de openbaarmaking van jaarrekeningen betreft en op ongeveer 200 miljoen euro per jaar wat de bekendmaking van wijzigingen in het register betreft. Bij deze kosten moeten nog de interne kosten worden geteld die vennootschappen moeten maken om de bekendmaking van de informatie voor te bereiden, alsook de kosten voor het voldoen aan de in sommige lidstaten bestaande verplichting om de informatie ook in kranten bekend te maken. Daarover zijn in deze fase evenwel geen betrouwbare gegevens beschikbaar. In de effectbeoordeling werd erkend dat de openbaarmakingsverplichting een aanzienlijke meerwaarde voor de gebruikers oplevert, aangezien zij wijzigingen in het register in chronologische volgorde kunnen volgen. Uit de vergelijking van de verschillende systemen die in de lidstaten van toepassing zijn, blijkt echter dat de verwezenlijking van deze doelstelling geen extra kosten voor de vennootschappen hoeft mee te brengen. Aangezien uit ramingen blijkt dat meer dan 50 % van alle Europeanen vandaag de dag het internet gebruikt[9], volstaat een chronologische elektronische bekendmaking, met name op de website van het handelsregister, om dit doel te bereiken. Uit het voorbeeld van enkele lidstaten (bijvoorbeeld Denemarken en Finland) blijkt dat die bekendmaking geen extra kosten voor de vennootschappen meebrengt. In de effectbeoordeling luidt de aanbeveling derhalve dat ervoor moet worden gezorgd dat de bekendmaking in de toekomst geen extra kosten voor vennootschappen meebrengt. 5.2. Vertalingsverplichtingen van bijkantoren van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid De externe kosten van het huidige stelsel van vertalingsverplichtingen van bijkantoren wordt in de effectbeoordeling op basis van de beschikbare informatie geraamd op 3,36 miljoen euro voor de vertaling van de statuten en het attest betreffende het bestaan van de vennootschap en op 16,8 miljoen euro (jaarlijks) voor de jaarrekening. Voor waarmerking alleen al worden de respectieve cijfers geraamd op 300 000 euro en 1,5 miljoen euro (jaarlijks). Bij deze externe kosten moeten nog de interne kosten worden geteld om ervoor te zorgen dat een vertaling of waarmerking wordt verkregen. Over de omvang van deze interne kosten is er in deze fase momenteel geen informatie voorhanden. De conclusie van de effectbeoordeling luidt dat in het belang van derden weliswaar de mogelijkheid moet blijven bestaan dat lidstaten gewaarmerkte vertalingen verlangen, maar dat in een andere lidstaat gewaarmerkte vertalingen daarvoor toereikend moeten zijn. Rekening houdend met het feit dat sommige lidstaten in hun nationale wetgeving geen of geen volledig gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid gewaarmerkte vertalingen te verlangen, lijkt het onredelijk dat zou worden aanvaard dat andere lidstaten diverse waarmerkingen verlangen, soms zelfs met tussenkomst van een notaris. Indien een vertaling gewaarmerkt is door een beëdigde vertaler die officieel in een andere lidstaat aangewezen is of door een andere persoon die in die lidstaat gemachtigd is om vertalingen in de vereiste taal te waarmerken, kan de vertaling voldoende betrouwbaar worden geacht. 6. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1: Wijziging van de eerste richtlijn vennootschapsrecht Artikel 1 legt een nieuw minimumvereiste inzake bekendmaking vast op basis van de alternatieve wijzen van bekendmaking die momenteel in artikel 3, lid 4, van de eerste richtlijn vennootschapsrecht vervat zijn. Dit minimumvereiste houdt rekening met het feit dat elektronische hulpmiddelen steeds meer gebruikt worden op alle gebieden. Aangezien de bepaling slechts een minimumvereiste vastlegt, moeten de lidstaten toegang verschaffen tot de chronologisch gerangschikte informatie, doch zij behouden de vrijheid om te bepalen dat daarnaast aanvullende wijzen van bekendmaking moeten worden gebruikt (bijvoorbeeld de papieren versie van het nationale publicatieblad, nationale of regionale kranten). De nieuwe tweede alinea van artikel 3, lid 4, verduidelijkt echter dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de bekendmaking in geen geval meebrengt dat vennootschappen een specifieke vergoeding wordt aangerekend. Artikel 2: Wijziging van de elfde richtlijn vennootschapsrecht Lid 1 behoudt de huidige mogelijkheid voor de lidstaten om te verlangen dat bepaalde documenten betreffende de vennootschap worden vertaald en dat die vertaling wordt gewaarmerkt. Het legt tevens vast dat het in artikel 2, lid 2, onder c), bedoelde attest kan worden gevraagd in de taal van de gastlidstaat waar het bijkantoor gevestigd is, wat vandaag de dag in de praktijk door de meeste lidstaten wordt gedaan. De tweede zin bepaalt echter dat dit vereiste wordt geacht te zijn vervuld, indien een vertaling wordt overgelegd die gewaarmerkt is door een persoon die op grond van de regelgeving inzake waarmerking die in een andere lidstaat van kracht is, tot waarmerking gemachtigd is. Lid 2 bepaalt dat attesten die zijn afgegeven in de taal die vereist wordt door de lidstaat waar het bijkantoor gevestigd is, door het handelsregister in die lidstaat moeten worden aanvaard. Lid 3 verduidelijkt dat de lidstaten geen andere formele vereisten kunnen opleggen dan de formaliteiten die in de leden 1 en 2 zijn beschreven. Die bepaling betreft inzonderheid vereisten inzake notariële verlijding van documenten die reeds gewaarmerkt of gelegaliseerd zijn, bijvoorbeeld door middel van een apostille krachtens het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten. Regelgeving die voor het attest betreffende het bestaan van de vennootschap een apostille vereist, wordt door dit lid echter onverlet gelaten. 2008/0083 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van de Richtlijnen 68/151/EEG en 89/666/EEG met betrekking tot de openbaarmakings- en vertalingsverplichtingen van bepaalde vennootschapsvormen (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, onder g), Gezien het voorstel van de Commissie[10], Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[11], Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[12], Overwegende hetgeen volgt: 1. Tijdens zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 is de Europese Raad overeengekomen dat de administratieve lasten voor vennootschappen tegen 2012 met 25 % verminderd moeten zijn, opdat het concurrentievermogen van vennootschappen in de Gemeenschap wordt versterkt. 2. Het vennootschapsrecht is aangewezen als een gebied met heel wat informatieverplichtingen voor vennootschappen, waarvan sommige achterhaald of buitensporig lijken. 3. Deze informatieverplichtingen moeten worden herzien, opdat de lasten die op vennootschappen in de Gemeenschap wegen, beperkt worden tot het minimum dat noodzakelijk is om de bescherming van de belangen van andere belanghebbenden te garanderen. 4. Op grond van Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken[13], moeten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bepaalde informatie die in het centrale register, het handelsregister of het vennootschapsregister van de lidstaten wordt opgenomen, openbaar maken door middel van een bekendmaking. In veel lidstaten moet deze bekendmaking gebeuren in het nationale publicatieblad en soms ook nog in de nationale of regionale kranten. 5. In de meeste gevallen brengen de openbaarmakingsverplichtingen extra kosten voor de vennootschappen mee zonder dat er van een werkelijke meerwaarde sprake is nu ondernemingsregisters hun gegevens online beschikbaar stellen. De behoefte aan bekendmaking van deze informatie in een nationaal publicatieblad of in andere gedrukte media wordt nog verder verminderd door initiatieven om in de hele Gemeenschap toegang tot dergelijke registers te verschaffen. 6. Teneinde te garanderen dat de bekendmaking kosteneffectief verloopt en de gebruikers gemakkelijke toegang tot de informatie verschaft, moeten de lidstaten het gebruik van een centraal elektronisch platform verplicht stellen. Voorts moeten zij ervoor zorgen dat deze bekendmaking en eventuele andere verplichtingen tot bekendmaking die zij in dit verband aan vennootschappen opleggen, geen specifieke vergoedingen meebrengen naast die welke voor de opname in het register kunnen worden aangerekend. 7. Op grond van Elfde Richtlijn 89/666/EEG van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere staat vallen[14], moet bepaalde informatie over de vennootschap openbaar worden gemaakt. De lidstaat waar het bijkantoor is gevestigd, hierna „de gastlidstaat” genoemd, kan momenteel verlangen dat een beperkt aantal bescheiden in dit verband in een andere officiële taal van de Gemeenschap worden vertaald. 8. Deze mogelijkheid moet blijven bestaan, alsmede de mogelijkheid voor de gastlidstaat om in een beperkt aantal gevallen te eisen dat de vertaling wordt gewaarmerkt, aangezien het in het belang van derden noodzakelijk kan zijn dat door middel van de waarmerking gegarandeerd wordt dat de vertaling voldoende betrouwbaar is. 9. Een vertaling kan echter voldoende betrouwbaar worden geacht, indien zij gewaarmerkt is door een beëdigde vertaler die officieel in een andere lidstaat aangewezen is of door een andere persoon die in die lidstaat gemachtigd is om vertalingen in de vereiste taal te waarmerken. In dat geval zou de gastlidstaat niet langer een aanvullende waarmerking overeenkomstig zijn eigen regelgeving kunnen verlangen. 10. Hetzelfde geldt wanneer een document dat voor de registratie van het bijkantoor vereist is, door het register waarbij het dossier van de vennootschap is aangelegd, kan worden overgelegd in de officiële taal van de Gemeenschap die door de gastlidstaat wordt vereist. Ook in dat geval lijkt een extra waarmerking niet gerechtvaardigd. 11. De lidstaten zouden ook geen formaliteiten in verband met de taal van het document mogen opleggen die verder gaan dan waarmerking. Met name eisen in verband met notariële verlijding van een reeds gewaarmerkte vertaling gaan verder dan nodig is om te garanderen dat de vertaling voldoende betrouwbaar is. 12. Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vermindering van administratieve lasten ingevolge openbaarmakings- en vertalingsverplichtingen van bepaalde vennootschapsvormen in de Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. 13. De Richtlijnen 68/151/EEG en 89/666/EEG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Wijziging van Richtlijn 68/151/EEG In artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG wordt lid 4 vervangen door: "4. De in lid 2 bedoelde akten en gegevens worden openbaar gemaakt door bekendmaking via een centraal elektronisch platform dat toegang verschaft tot de chronologisch gerangschikte openbaar gemaakte informatie. De lidstaten zorgen ervoor dat vennootschappen geen specifieke vergoeding wordt aangerekend in verband met de verplichting tot bekendmaking via een centraal elektronisch platform of eventuele andere verplichtingen tot bekendmaking van die akten en gegevens die door de lidstaten worden opgelegd.”. Artikel 2Wijziging van Richtlijn 89/666/EEG Artikel 4 van Richtlijn 89/666/EEG wordt vervangen door: „Artikel 4 1. De lidstaat waar het bijkantoor is opgericht, kan bepalen dat de in artikel 2, lid 2, onder b) en c), en in artikel 3 genoemde bescheiden in een andere officiële taal van de Gemeenschap dan de officiële taal van het in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde register openbaar worden gemaakt en dat de vertaling van die bescheiden wordt gewaarmerkt. Een vertaling wordt geacht te zijn gewaarmerkt, indien zij gewaarmerkt is in een procedure die door de administratieve of gerechtelijke autoriteiten van een andere lidstaat wordt aanvaard. 2. De lidstaten aanvaarden het in artikel 2, lid 2, onder c), bedoelde attest in de taal waarin het openbaar is gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van dit artikel. 3. De lidstaten mogen geen andere formele vereisten inzake de vertaling van de in lid 1 bedoelde bescheiden opleggen dan de vereisten die in de leden 1 en 2 zijn vastgelegd.”. Artikel 3Omzetting 1. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 4Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Artikel 5Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter […] De voorzitter […] [1] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – „Betere regelgeving in de Europese Unie: een strategische evaluatie” - COM(2006) 689, PB C 78 van 11.4.2007, blz. 9. [2] Werkdocument van de Commissie van 14 november 2006 – „Meten van administratieve kosten en verminderen van administratieve lasten in de Europese Unie” - COM(2006) 691. [3] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel „Actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten in de Europese Unie” - COM(2007) 23, nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad. [4] COM(2007) 23. [5] Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel - document 7224/07, conclusie 1. [6] Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel - document 7652/08, conclusie 1. [7] Mededeling van de Commissie over een vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat op het gebied van vennootschapsrecht, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen - COM(2007) 394, niet bekendgemaakt in het Publicatieblad. [8] Document 15222/07 DRS 48 van de Raad. [9] Bron: Internetworldstats, www.internetworldstats.com/stats9.htm#eu.Ook in het „Information Society Benchmarking Report” van 2005 (beschikbaar op http://ec.europa.eu/information_society/eeurope/i2010/docs/benchmarking/051222_final_benchmarking_report.pdf) werd het volgende vastgesteld: „De internetconnectiviteit is gestaag gegroeid en uit het onderzoek van de huishoudens in de Gemeenschap van 2004 bleek dat 43 % van de huishoudens in de Europese Unie over een verbinding beschikte. Een iets lager percentage, namelijk 38 % van de bevolkingsgroep in de leeftijdscategorie van 16 tot 74 jaar, bleek regelmatige gebruikers te zijn, die ten minste éénmaal per week online gaan.” [10] PB C , blz. . [11] PB C , blz. . [12] PB C , blz. . [13] PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/99/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 137). [14] PB L 395 van 30.12.1989, blz. 36.