25.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 200/1


Advies van het Comité van de Regio's over het Actieplan inzake stedelijke mobiliteit

(2009/C 200/01)

HET COMITE VAN DE REGIO'S

Het Comité van de Regio's betreurt dat de Commissie niet het verwachte Actieplan inzake stedelijke mobiliteit heeft uitgebracht; mogelijk kan het potentieel van het beleid inzake stedelijke mobiliteit daardoor niet gerealiseerd worden.

Het is verheugd over de talrijke initiatieven die de EU op het gebied van stedelijk beleid heeft onplooid en over de EU-financiering die al voor een groot aantal stedelijke initiatieven ondersteuning heeft geboden. Daarom is het zaak dat er verder wordt gegaan dan het Groenboek en dat de politieke reikwijdte van het stedelijke mobiliteitsbeleid wordt vergroot.

Er dienen wel de nodige financiële instrumenten ter beschikking te worden gesteld en gezorgd te worden voor partnerschapsmechanismen die echte samenwerking mogelijk maken. Het Comité pleit derhalve voor een model waarbij stedelijke mobiliteitsplannen ten uitvoer worden gelegd via duurzame lange termijn publieke-publieke/publiek-private overeenkomsten of via Mobiliteitsovereenkomsten.

Het dringt er bij de Commissie op aan om een financieringsinstrument in het leven te roepen dat stedelijke gebieden ertoe aanzet mobiliteitsplannen voor stedelijke en grootstedelijke gebieden te ontwerpen. Stedelijke gebieden en regio's zouden rechtstreeks beroep moeten kunnen doen op dit financiële instrument, zonder daarbij op goedkeuring van de nationale overheid te moeten wachten. Stedelijke mobiliteitsplannen zouden onder de bevoegdheid van de steden zelf moeten vallen.

De Europese Commissie kan ook een meerwaarde bieden door stimulerende maatregelen, regelingen voor de toekenning van prijzen en de uitwisseling van succesvolle praktijken te financieren. In zijn advies over het Groenboek pleitte het Comité ervoor om, naar analogie van het „Blauwe vlag”-systeem, in heel de EU een label in te voeren dat gebaseerd is op specifieke indicatoren, en dat toegekend wordt aan stedelijke gebieden met weinig verontreiniging en files.

Algemeen rapporteur

:

Albert Bore Lid van de gemeenteraad van Birmingham (UK/PSE)

Referentiedocument:

Adviesaanvraag van het Europees Parlement van 10 maart 2009

I.   AANBEVELINGEN

HET COMITE VAN DE REGIO'S

Hoofdpunten

1.

Het Comité van de Regio's betreurt dat de Commissie niet het verwachte Actieplan inzake stedelijke mobiliteit heeft uitgebracht; mogelijk kan het potentieel van het beleid inzake stedelijke mobiliteit daardoor niet gerealiseerd worden.

2.

Het verwelkomt het initiatief van het Europees Parlement om een eigen initiatiefverslag over dit thema te publiceren en om het Comité van de Regio's te raadplegen.

3.

Het is verheugd over de talrijke initiatieven die de EU op het gebied van stedelijk beleid heeft onplooid en over de EU-financiering die al voor een groot aantal stedelijke initiatieven ondersteuning heeft geboden. Daarom is het zaak dat er verder wordt gegaan dan het Groenboek en dat de politieke reikwijdte van het stedelijke mobiliteitsbeleid wordt vergroot. Gezien de mogelijke voordelen die een verbeterde duurzame mobiliteit in stedelijke en grootstedelijke gebieden met zich meebrengt voor zowel het concurrentievermogen, de vermindering van de CO2-uitstoot, de verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en voor de levenskwaliteit van de EU-burgers in stedelijke gebieden, is het wenselijk dat de EU zich op dit terrein meer inspanningen getroost. Er is een coherente agenda nodig en de EU dient een expliciete rol te spelen, teneinde te voorkomen dat uit hoofde van het subsidiariteitsbeginsel op de rem wordt getrapt.

4.

Het erkent dat de EU al aanzienlijke steun verleent aan onderzoek in het kader van stedelijke mobiliteit, met name wat het beheer van het openbaar vervoer en milieuzaken betreft. Het Comité wees in zijn reactie op het Groenboek over Stedelijke mobiliteit op de mogelijke toegevoegde waarde op de lange termijn van het promoten van plannen voor stedelijke mobiliteit zoals b.v. al zijn ontwikkeld in Franse en Duitse steden, die door steden in heel de EU overgenomen zouden kunnen worden. Dit zou een probaat middel zijn om verkeersopstoppingen en milieuvervuiling in de steden te bestrijden. Het pleit evenwel voor een grotere inbreng van de steden bij door de EU gesteunde onderzoeksprojecten rond thema's als stedelijke mobiliteit, beheer van het openbaar vervoer en milieu. Al bij het opstellen van de onderzoeksprogramma's moet daarin worden voorzien.

5.

Er dienen wel de nodige financiële instrumenten ter beschikking te worden gesteld en gezorgd te worden voor partnerschapsmechanismen die echte samenwerking mogelijk maken. Het Comité pleit derhalve voor een model waarbij stedelijke mobiliteitsplannen ten uitvoer worden gelegd via duurzame lange termijn publieke-publieke/publiek-private overeenkomsten of via Mobiliteitsovereenkomsten. Dergelijke mobiliteitsovereenkomsten zouden middelen moeten kunnen aantrekken uit de particuliere sector en uit lokale, regionale en nationale programma's.

6.

Hier ligt een taak voor de EU, die samen met de Europese Investeringsbank nieuwe financiële instrumenten moet ontwikkelen voor de financiering van de noodzakelijke infrastructuur voor duurzame mobiliteit en investeringen in voertuigen met een lage CO2-uitstoot. De tot op heden genomen initiatieven verdienen bijval, maar er moet worden overgeschakeld van geïsoleerde voorbeeldprojecten naar toepassing op grote schaal in heel de Unie. Met behulp van mobiliteitsovereenkomsten kan de totstandkoming van sterke allianties van belanghebbenden worden bevorderd; deze allianties moeten het risico kunnen dragen dat verbonden is aan de omvangrijke commerciële leningen die worden afgesloten om op grote schaal duurzame vervoersinfrastructuur te kunnen aanleggen.

7.

Het Comité kan zich vinden in de aanbevelingen uit het ontwerpverslag van het Europees Parlement om te overwegen om in de financiële vooruitzichten voor 2014-2020 de mogelijkheid voor een Europees financieel instrument te creëren met het oog op de cofinanciering van:

Plannen voor het vervoer in stedelijke en grootstedelijke gebieden (Stedelijke Mobiliteitsplannen), en

Investeringen in vervoerswijzen in stedelijke en grootstedelijke gebieden die beantwoorden aan de milieu- en sociaaleconomische doelstellingen van de EU.

8.

Het dringt er bij de Commissie op aan om een financieringsinstrument in het leven te roepen dat stedelijke gebieden ertoe aanzet mobiliteitsplannen voor stedelijke en grootstedelijke gebieden te ontwerpen. Stedelijke gebieden en regio's zouden rechtstreeks beroep moeten kunnen doen op dit financiële instrument, zonder daarbij op goedkeuring van de nationale overheid te moeten wachten. Stedelijke mobiliteitsplannen zouden onder de bevoegdheid van de steden zelf moeten vallen. Op lokaal en regionaal niveau is het vaak zo dat er de juiste balans moet worden gevonden tussen investeringen van de publieke en private sector; de EU zou hierin faciliterend kunnen optreden.

9.

De Europese Commissie kan ook een meerwaarde bieden door stimulerende maatregelen, regelingen voor de toekenning van prijzen en de uitwisseling van succesvolle praktijken te financieren. In zijn advies over het Groenboek pleitte het Comité ervoor om, naar analogie van het „Blauwe vlag”-systeem, in heel de EU een label in te voeren dat gebaseerd is op specifieke indicatoren, en dat toegekend wordt aan stedelijke gebieden met weinig verontreiniging en files.

Algemene opmerkingen

10.

Doelmatige, doeltreffende en duurzame stedelijke vervoersnetwerken leveren een grote bijdrage aan het concurrentievermogen van steden, regio's en dat van de Europese Unie in haar geheel. Hoewel dergelijke netwerken onder de bevoegdheid van de betrokken lokale en regionale overheden vallen, is er een taak weggelegd voor de Europese Unie bij de bevordering van goede praktijken, het faciliteren van gezamenlijke leerprocessen, het versnellen van technologieoverdracht en het toezien op de verenigbaarheid van de technieken die gebruikt worden om te zorgen voor een vrije doorstroming van verkeer tussen de lidstaten.

11.

De wereldwijde recessie is zich aan het verdiepen en Europese ondernemingen worstelen om hun marktaandeel in de toenemende concurrentiestrijd op de wereldmarkten vast te houden. In die context mag het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven niet worden ondermijnd maar dient Europa juist het voorbeeld te geven door in te zetten op de kwaliteit van de stedelijke infrastructuur voor het vervoer van personen en goederen teneinde Europese bedrijven zo een voorsprong te bieden t.o.v. hun concurrenten. Het is daarom uitermate belangrijk dat het momentum inzake het stedelijke mobiliteitsinitiatief dat in september 2007 leidde tot de publicatie van het Groenboek, wordt vastgehouden en dat de EU concrete stappen onderneemt om deze agenda verder vorm te geven.

Aanbevelingen over het ontwerpverslag van het Europees Parlement:

Meer vaart zetten achter Europees onderzoek en Europese innovatie op het gebied van stedelijke mobiliteit

12.

Het Comité staat achter het voorstel om bij Eurostat onverwijld een begin te maken met een programma om de statistieken en databases over stedelijke mobiliteit te verbeteren en te harmoniseren.

13.

Het steunt de onmiddellijke opzet van een Europees webportaal en -forum inzake stedelijke mobiliteit, teneinde de uitwisseling en verspreiding van informatie, goede praktijken en innovatie te bevorderen, met name op het gebied van duurzaam vervoer.

14.

Het is voorstander van een jaarlijkse Europese prijs voor opmerkelijke en reproduceerbare vervoersinitiatieven en -projecten, maar pleit ervoor om dit tot onderdeel te maken van de invoering van een label in heel de EU, naar analogie van het „Blauwe vlag”-systeem, dat gebaseerd is op specifieke indicatoren, en dat toegekend wordt aan stedelijke gebieden met weinig verontreiniging en files.

15.

Het sluit zich aan bij het voorstel om de derde generatie van het CIVITAS-initiatief te ontwikkelen, maar pleit er wel voor dat de mechanismen voor de grootschalige verbreiding van de kennis en innovatie die de CIVITAS-projecten opleveren waar mogelijk herzien en verbeterd worden.

16.

Kan zich in principe wel vinden in extra financiering voor onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's inzake Intelligente Vervoerssystemen, maar ziet wel in dat er obstakels van formaat liggen op de weg naar een grotere integratie en interoperabiliteit van vervoersnetwerken.

Streven naar optimaal gebruik van de verschillende vervoerwijzen: de meerwaarde van de Unie: een stimulans voor duurzame mobiliteit in de stedelijke ruimte

17.

Het Comité is groot voorstander van de bevordering van plannen voor geïntegreerd, duurzaam stedelijk vervoer (Stedelijke Mobiliteitsplannen). Het subsidiariteitsbeginsel indachtig wil het er echter op wijzen dat de EU inderdaad de opzet van dergelijke plannen moet helpen stimuleren gezien de mogelijk daaruit voortvloeiende goede praktijken, maar dat de beslissing voor de tenuitvoerlegging van deze plannen bij de betrokken steden en regio's ligt.

18.

Het staat vierkant achter het voorstel om Europese overheidssteun en cofinanciering voor stedelijke vervoersprojecten ondergeschikt te maken aan de voorwaarde dat er een geïntegreerd mobiliteitsplan op tafel ligt, hetgeen de idee van EU-stimuleringsmaatregelen voor dit soort plannen nog versterkt.

19.

Het kan zich volledig vinden in de invoering van een Europees financieel instrument in de financiële vooruitzichten voor 2014-2020 met het oog op de cofinanciering van stedelijke mobiliteitsplannen, waarbij geen projecten worden gefinancierd maar resultaten die voldoen aan de EU-criteria inzake milieu en sociaaleconomische doelstellingen. Het pleit er wel voor om na te gaan of er op een vroeger tijdstip middelen kunnen worden vrijgemaakt voor kleinschalige proefprojecten. Verder wordt er aanbevolen om te zoeken naar ambitieuzere instrumenten om op grotere schaal steun te kunnen verlenen aan de afronding van stedelijke mobiliteitsplannen, die vaak afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van publieke-publieke/publiek-private stedelijke mobiliteitsovereenkomsten waarmee middelen kunnen worden aangetrokken uit de particuliere sector en lokale, regionale of nationale programma's.

20.

Het steunt het voorstel een studie te verrichten naar de ervaringen met tariefintegratie en intermodale informatie in stedelijke gebieden in de Unie. Er zou ook onderzoek gedaan moeten worden naar de interoperabiliteit van smartcards, die in de toekomst dan mogelijk in verschillende grootstedelijke gebieden van de Europese Unie als vervoersbewijs gebruikt kunnen worden.

21.

Het schaart zich achter de oproep aan de Commissie om een verslag op te stellen over stedelijke tolheffing en de wenselijkheid om die met richtsnoeren te omgeven, teneinde iets te doen aan de scheve verhouding die momenteel bestaat tussen Europese — met name grensoverschrijdende — agglomeraties en tussen tolsystemen voor het spoor en die op de weg voor de toegang tot het centrum van grote steden. Hoewel er bij een dergelijk initiatief heel wat moeilijkheden moeten worden overwonnen, zijn de voordelen aanzienlijk te noemen: een bijdrage tot coherente stedelijke mobiliteitsplannen en vooruitgang op weg naar de één-loketprocedure in intermodale betalingssystemen.

Stedelijk vervoer: een industriesector met Europese technologie die belangrijk is vanuit de invalshoek van de Lissabonstrategie en het herstelplan voor de Europese economie

22.

Het Comité sluit zich zonder meer aan bij het pleidooi voor de invoering van Europees beleid voor standaardisering en certificering van materieel op het vlak van veiligheid, comfort (lawaai, trillingen), interoperabiliteit van netwerken, toegankelijkheid voor personen met verminderde mobiliteit, duurzaam transport en technologie voor schone motoren waarbij de koolstofbalans als uitgangspunt geldt.

23.

Het geeft volledige steun aan het voorstel om een belangrijk deel van de kredieten die vrijkomen in verband met het herstelplan voor de Europese economie, aan te wenden voor de financiering van de investeringen en lopende werkzaamheden op stadsvervoergebied die onmiddellijk financierbaar zijn, indien dergelijke investeringen aansluiten bij de EU-streefwaarden op milieu- en sociaaleconomisch gebied.

Grotere coherentie met ander EU-beleid

24.

Het Comité roept de Europese Commissie op om op lokaal niveau naar een grotere coherentie te zoeken t.a.v. andere EU-beleidsterreinen, zoals milieu, duurzame stedelijke ontwikkeling, reizigers- en goederenvervoer in niet-stedelijke gebieden, klimaatverandering en regionaal beleid.

25.

Het wil er nogmaals op wijzen dat de EU moet zorgen voor een mechanisme om de vorderingen op het gebied van stadsvervoer te meten en om informatie te geven over beproefde methoden die voor anderen als voorbeeld zouden kunnen dienen. De eerste stap daartoe zou gezet moeten worden in de vorm van een door de EU gefinancierde benchmarkstudie waarbij wordt gekeken naar de manier waarop steden in de hele EU proberen files te bestrijden, het milieu schoner te maken en milieuvriendelijker en niet-gemoto vervoer aan te bieden.

Brussel, 21 april 2009

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Luc VAN DEN BRANDE