22.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 16/57


Europees ruimtevaartbeleid: Europa en de ruimte

P6_TA(2008)0564

Resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2008 over het Europees ruimtevaartbeleid: hoe brengen we de ruimte dichterbij?

(2010/C 16 E/11)

Het Europees Parlement,

gezien de resolutie van de Raad van 26 september 2008„Vooruitgang boeken met het Europees ruimtevaartbeleid (ESP)” (1),

gezien het VN-Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen (resolutie 2222 (XXI) — „het Ruimteverdrag”),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 10 juli 2008 over ruimte en veiligheid (2) en van 29 januari 2004 over het actieplan voor de tenuitvoerlegging van het Europees ruimtevaartbeleid (3), en gezien de beraadslagingen op de openbare hoorzitting die op 16 juli 2007 door de Commissie industrie, onderzoek en energie over dit onderwerp werd georganiseerd,

gezien de resolutie van de Raad van 21 mei 2007 over het Europees ruimtevaartbeleid (4),

gezien het werkdocument van de Commissie van 11 september 2008„Voortgangsverslag over het Europese ruimtebeleid” (COM(2008)0561),

gezien het besluit van de Raad van 7 oktober 2003 houdende de ondertekening van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap,

gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), gewijzigd bij het verdrag van Lissabon, en de desbetreffende bepalingen over het Europees ruimtevaartbeleid (artikel 189 VwEU),

gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de ruimtevaart een vitale troef van strategische belang is voor de Europese onafhankelijkheid, veiligheid en welvaart, en dat de Raad tezamen met het Parlement het voortouw moet nemen in politieke ontwikkelingen op dit terrein,

B.

overwegende dat de Unie en een aantal lidstaten al meer dan 30 jaar betrokken zijn bij de financiering en ontwikkeling van ruimtevaarttechnologie en -wetenschap, hetgeen heeft geleid tot een visie op het Europees ruimtevaartbeleid (ESP), en zijn waardering uitsprekend voor de vruchtbare samenwerking met het Europees Ruimteagentschap (ESA),

C.

overwegende dat er steeds meer belang wordt gehecht aan een sterke, leidende rol voor de EU in het Europees ruimtevaartbeleid om oplossingen op het gebied van milieu, vervoer, onderzoek en veiligheid te stimuleren,

D.

overwegende dat een krachtig ESP, in het bijzonder qua toepassingen, dienstverlening en de daarmee verband houdende infrastructuur, de maatschappelijke, culturele, economische en wetenschappelijke invloed van de Unie zal versterken, zal bijdragen aan de ontwikkeling van de Europese industriële en wetenschappelijke basis, de groei en werkgelegenheid in de EU zal bevorderen, en haar politieke en technologische onafhankelijkheid op coherente en realistische wijze zal veiligstellen,

E.

overwegende dat alle Europese ruimtevaartactiviteiten volledig in overeenstemming zijn met het beginsel dat onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte in het belang moeten zijn van alle landen en hun ten goede moeten komen, en er van uitgaan dat de kosmische ruimte een gebied is dat de gehele mensheid toekomt en dat uitsluitend voor vreedzame doeleinden gebruikt dient te worden,

F.

overwegende dat de Unie vastbesloten is om zich in te zetten voor de bevordering van internationale samenwerking bij de verkenning en het gebruik van de kosmische ruimte, en de visie van de Raad delend dat Europa binnen een wereldwijd programma actie moet ondernemen op het gebied van ruimteonderzoek,

G.

overwegende dat bevordering van het begrip en de steun bij het publiek voor de ontwikkeling van ruimtevaarttechnologie, waarbij gelet wordt op de complementariteit van acties en optimaal gebruik wordt gemaakt van synergieën met ontwikkelingen buiten de ruimtevaart, van groot belang zijn voor de ontwikkeling van het ESP,

H.

overwegende dat het voor Europa een strategische noodzaak is een blijvende, onafhankelijke, betrouwbare, duurzame en kosteneffectieve toegang tot de ruimte te waarborgen, die is gebaseerd op de beschikbaarheid van hoogwaardige en concurrerende draagraketten van wereldniveau en een operationeel Europees ruimtecentrum,

I.

overwegende dat het dienstig is adequate Unie-instrumenten en financieringsregelingen voor het ESP te vinden waarmee de middelen uit het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) kunnen worden aangevuld, zodat de diverse economische actoren hun activiteiten voor de middellange en lange termijn kunnen plannen,

J.

overwegende dat een adequate bestuursstructuur op het gebied van ruimtevaartbeleid en -activiteiten alsmede een passende regelgeving die een snelle invoering van vernieuwende en concurrerende diensten op een lager niveau vergemakkelijkt, in het bijzonder met het doel voor alle in de ruimte gestationeerde toepassingen een blijvende toegang tot het spectrum te garanderen, van fundamenteel belang zijn om ervoor te zorgen dat het ESP vruchten zal afwerpen en dat de ambities van de Unie, het ESA en hun respectieve lidstaten overeenstemmen,

K.

overwegende dat een exact tijdschema moet worden vastgesteld om de doelen van Galileo, EGNOS en het tot Copernicus omgedoopte programma voor wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES) te halen en dat er een stappenplan uitgewerkt dient te worden voor de diverse organen die een rol spelen bij het realiseren van deze programma's,

L.

overwegende dat de ruimtevaart een uniek instrument is voor directe verzameling en wereldwijde verspreiding in de moderne samenleving van grote hoeveelheden gegevens, alsook een cruciaal middel voor het verkrijgen van inzicht in en het volgen van de mondiale klimaatverandering, een gebied waarop Europa vooroploopt, de andere internationale actoren oproepend om een verantwoordelijker houding jegens toekomstige generaties aan te nemen,

M.

overwegende dat er op het gebied van ruimte en veiligheid belangrijke doorbraken tot stand gebracht kunnen worden, voornamelijk op het vlak van telecommunicatie, bewaking en aardobservatie,

N.

overwegende dat volgens de tijdens de 4e „Ruimteraad” gezamenlijke vergadering van de Raad van de Europese Unie en de ESA-Raad van 22 mei 2007 aangenomen resolutie het besluitvormingsproces op ruimtevaartgebied in de Raad van de Europese Unie en in de overige instellingen van de Unie moet worden geoptimaliseerd,

O.

overwegende dat het volgende financiële kader rekening dient te houden met Unie-instrumenten en -financieringsregelingen die geschikt zijn om Gemeenschapsinvesteringen op de lange termijn ten gunste van ruimtegerelateerde activiteiten en de uitvoering van duurzame, op ruimtevaart gebaseerde toepassingen ten behoeve van Europa en haar burgers, mogelijk te maken,

P.

overwegende dat de Unie haar samenwerking met ontwikkelingslanden moet versterken,

1.   verwelkomt de conclusies van de Raad van 26 september 2008 als een zinvol politiek engagement ten opzichte van de ontwikkeling van een ESP dat sterk bijdraagt aan de vorming van een Europese identiteit en geeft opnieuw blijk van zijn intentie zich constructief op te stellen en ten volle van de tenuitvoerlegging ervan bij te dragen als ware het Verdrag van Lissabon reeds van kracht;

2.   deelt de mening van de Raad dat de huidige prioriteiten bestaan uit de onverwijlde uitvoering van de programma's Galileo, EGNOS en GMES/Copernicus;

3.   verwelkomt in het bijzonder de instelling van het interinstitutioneel panel voor Galileo, dat kan dienen als model bij de ontwikkeling van het ESP;

4.   verzoekt de Commissie en de Raad een nauwkeurige planning op te stellen voor het creëren van een efficiënte beheersstructuur voor het GMES/Copernicus-programma en een duidelijk stappenplan voor dit programma vast te stellen, om de efficiency van het programma te verbeteren en de krediettoewijzing te specificeren;

5.   houdt vast aan de cruciale rol van GMES/Copernicus-programma als een gebruikersgestuurd initiatief dat wordt uitgevoerd dankzij de essentiële bijdrage van de infrastructuur voor in situ aard- en ruimteobservatie; beklemtoont dat de continuïteit van dataverstrekking en dienstverlening onontbeerlijk is; is in het bijzonder van mening dat de Commissie primair opdracht dient te geven tot een effectbeoordeling van de mogelijke voordelen, de te dragen kosten en de ontwikkeling van het GMES/Copernicus-programma op de lange termijn, en vervolgens een actieplan dient voor te leggen aan het Parlement en de Raad, dat onder meer de volgende aspecten bestrijkt:

het juridische kader van het GMES/Copernicus-programma,

het beheer van het GMES/Copernicus-programma, met inbegrip van de rol van de Unie en van organen die niet onder de EU vallen,

de financiering van het GMES/Copernicus-programma,

een implementatieplan,

de rol van gelijksoortige maar aanvullende initiatieven, zowel intergouvernementeel als multilateraal,

de internationale aspecten van het GMES/Copernicus-programma en, bijgevolg, de noodzakelijke samenwerking;

6.   betreurt dat ondanks duidelijke aanbevelingen vanuit de gebruikersgemeenschap de continuïteit van de meetgegevens inzake lage inclinatie na afloop van de levensduur van de reeds gelanceerde satelliet Jason 2 niet gewaarborgd is, en vraagt de Commissie de financieringsproblemen met de Jason 3 op te lossen, die mogelijk de houdbaarheid van de Copernicus-diensten op de korte termijn in gevaar brengen, en verslag uit te brengen aan het Europees Parlement van de beslissingen hieromtrent;

7.   pleit voor een gestructureerde dialoog tussen Europese institutionele actoren en intergouvernementele actoren, waarbij wordt gewaarschuwd dat alle lidstaten open en eerlijke toegang hebben tot de voordelen van het ESP;

8.   verzoekt de Raad en de Commissie de synergie tussen civiele ontwikkelingen en veiligheidsontwikkelingen op het gebied van de ruimtevaart te stimuleren; benadrukt het feit dat de Europese veiligheids- en defensiemogelijkheden onder meer afhangen van de beschikbaarheid van satellietsystemen en dat de toegang daartoe cruciaal is voor de Unie;

9.   verzoekt de Raad en de Commissie vooruitgang te boeken op het gebied van de internationale betrekkingen, met name wat betreft de concurrentie op de internationale commerciële en overheidsmarkten, om te verzekeren dat Europa een vereende positie inneemt en een gezamenlijk overeengekomen strategie volgt;

10.   is het met de Raad eens dat internationale samenwerking inzake ruimtevaart de belangen van Europa moet dienen en op basis van deze doelstelling moet bijdragen aan mondiale initiatieven; wijst op het belang dat de politieke, technologische en operationele autonomie van Europa wordt gewaarborgd;

11.   herinnert de Raad en de Commissie aan hun uitgesproken voornemen het Parlement, in het kader van het uitvoeringsplan van het ESP, specifieke aanbevelingen of voorstellen te doen toekomen over de vier prioritaire gebieden:

de ruimte en klimaatverandering,

de bijdrage van het ESP aan de Strategie van Lissabon,

ruimtevaart en veiligheid, op grond van zijn resolutie van 10 juli 2008,

ruimteonderzoek, met inbegrip van menselijke aanwezigheid en bemande ruimtevaart;

12.   wijst op het belang van de ontwikkeling van een ruimtevaartgerelateerd industriebeleid, met als cruciale elementen de regelgeving en het standaardiseringsprogramma ter ondersteuning van de opkomst van nieuwe Europese downstreammarkten, en herinnert eraan dat de Galileo-regelgeving een ijkpunt vormt voor het betrekken van kleine en middelgrote ondernemingen bij een ruimtevaartgerelateerd industriebeleid;

13.   erkent de unieke bijdrage van ruimtevaartprogramma's, die door hun mondiale reikwijdte en langdurige looptijd belangrijke gegevens beschikbaar maken voor onderzoek naar klimaatverandering, alsmede bewijs leveren ter ondersteuning van belangrijke besluiten op het gebied van milieubeleid;

14.   erkent dat ruimtevaart kan bijdragen aan het verwezenlijken van de Lissabon-doelstellingen, zodat aan de economische, educatieve, sociale en milieuambities van de Unie en de verwachtingen van haar burgers kan worden voldaan;

15.   erkent dat de Unie praktische stappen moet ondernemen om te blijven zorgen dat Europa minder afhankelijk wordt wat betreft bepaalde cruciale ruimtevaarttechnologieën, -operaties en -onderdelen;

16.   is van oordeel dat Europa een gemeenschappelijke visie en strategische planning op de lange termijn moet ontwikkelen zodat ruimteonderzoek een rol speelt in internationale programma's (zoals Global Exploration Strategy) voor ruimteonderzoek door mens en robot, met inbegrip van een expeditie met ruimtevaarders naar Mars;

17.   verzoekt met klem de mogelijkheid te onderzoeken om in de begroting van de Unie een nieuw hoofdstuk specifiek voor het ESP op te nemen dat recht doet aan de sterke inzet van de Unie ten opzichte van het ESP en dat de helderheid en transparantie van dit beleid vergroot wanneer de bepalingen inzake het ruimtevaartbeleid uit het Verdrag van Lissabon in werking treden;

18.   verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten investeringen in ruimtevaartgerelateerde wetenschap en technologie te stimuleren;

19.   verzoekt de Commissie adequate initiatieven te ontplooien om het gebruik van de ruimte voor het verzamelen en verspreiden van informatie te ontwikkelen en wijst opnieuw op de noodzaak technologische ontwikkelingen op het gebied van ruimtebewaking en -observatie te stimuleren;

20.   roept de Commissie op alle noodzakelijke maatregelen te nemen om verontreiniging van de ruimte te voorkomen;

21.   roept de Commissie op onderzoek te doen naar de invloed van ruimtetoerisme en de noodzaak van voor dit gebied relevante veiligheidsbepalingen en regelgeving;

22.   verzoekt de Raad en de Commissie het initiatief te nemen tot zeer grondige reflectie over ruimteonderzoek ten einde een visie te bepalen op het standpunt dat Europa dient in te nemen in het kader van toekomstige mondiale inspanningen op het gebied van ruimteonderzoek en op de daartoe vereiste middelen; wenst in dit opzicht nauw betrokken te worden bij de aanstaande, door de Commissie voorgestelde conferentie op hoog niveau over ruimteonderzoek;

23.   onderstreept dat ruimtevaartonderzoek van belang kan zijn om jonge Europeanen ertoe te inspireren een wetenschappelijke of technische loopbaan te kiezen en aldus kan bijdragen aan de versterking van de onderzoekscapaciteit van Europa;

24.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Ruimteagentschap, de regeringen en parlementen van de respectieve lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


(1)  PB C 268 van 23.10.2008, blz. 1.

(2)  Aangenomen teksten van die datum, P6_TA(2008)0365.

(3)  PB C 96 E van 21.4.2004, blz. 136.

(4)  PB C 136 van 20.6.2007, blz. 1.