14.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 8/41


Dinsdag, 23 september 2008
Beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften (2007)

P6_TA(2008)0437

Resolutie van het Europees Parlement van 23 september 2008 over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in 2007 (2008/2028(INI))

2010/C 8 E/08

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften, in het bijzonder zijn resolutie van 21 juni 2007 over de resultaten van de onderzoeksmissie in de regio's Andalusië, Valencia en Madrid die namens de Commissie verzoekschriften is uitgevoerd (1),

gelet op de artikelen 21 en 194 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 45 en artikel 192, lid 6, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A6-0336/2008),

A.

onder erkenning van het unieke belang van de verzoekschriftenprocedure, die individuele burgers de gelegenheid biedt de aandacht van het Europees Parlement te vestigen op specifieke zaken die voor hen van direct belang zijn en tot het werkterrein van de Unie behoren,

B.

overwegende dat de Commissie verzoekschriften moet blijven streven naar meer efficiëntie om de EU-burgers beter van dienst te zijn en aan hun verwachtingen te beantwoorden,

C.

bekend met het feit dat burgers, ondanks aanzienlijke vooruitgang in de ontwikkeling van de structuren en het beleid van de Unie gedurende de verslagperiode, zich nog vaak bewust zijn van vele tekortkomingen in de toepassing van het beleid en de programma's van de Unie aangezien deze hen rechtstreeks treffen,

D.

overwegende dat burgers van de EU, overeenkomstig het EG-Verdrag, het recht hebben een verzoekschrift tot het Parlement te richten, maar dat zij ook hun klachten kunnen voorleggen aan andere instellingen en organen van de Unie, met name de Commissie,

E.

overwegende dat promotie- en informatieacties over het recht van burgers om een verzoekschrift in te dienen bij het Parlement, onontbeerlijk blijven op nationaal niveau om de publieke belangstelling te wekken en met name om verwarring tussen de verschillende klachtenprocedures te voorkomen,

F.

overwegende dat het de verantwoordelijkheid van de lidstaten is om communautaire verordeningen en richtlijnen toe te passen, een verantwoordelijkheid die zij kunnen delegeren aan regionale of lokale bestuurlijke instanties, afhankelijk van hun eigen constitutionele regelingen,

G.

overwegende dat het Parlement de legitimiteit bezit om democratisch toezicht te houden op het beleid van de Unie, rekening houdend met het belangrijke beginsel van subsidiariteit, teneinde te waarborgen dat de wetgeving van de Unie correct wordt toegepast uitgevoerd en begrepen en het doel vervullen waarvoor zij zijn ontworpen, besproken en aangenomen door de bevoegde instellingen van de Unie,

H.

overwegende dat EU-burgers en inwoners van de Unie actief kunnen deelnemen aan deze activiteit door de uitoefening van hun recht om een verzoekschrift tot het Parlement te richten in de wetenschap dat hun probleem zal worden behandeld en onderzocht door de verantwoordelijke commissie en dat zij een gepast antwoord zullen ontvangen,

I.

overwegende dat in de bestaande Verdragen reeds verplichtingen zijn vastgelegd om, als kernbeginselen van de Europese samenleving, de menselijke waardigheid, de vrijheid, de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten, de gelijkheid en de rechten van minderheden te respecteren en overwegende dat de nieuwe Verdragen betreffende de Europese Unie en betreffende het functioneren van de Europese Unie, indien zij door alle 27 lidstaten worden geratificeerd, dit verder zullen versterken door het Handvest van de grondrechten te incorporeren, waardoor wordt voorzien in de toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en waardoor een juridische basis wordt geïntroduceerd voor wetgevingsinitiatieven van burgers, evenals voor een eigen bestuursrechtelijk stelsel voor de EU-instellingen,

J.

overwegende dat in artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie procedures worden neergelegd waarmee de Unie actie kan ondernemen om ernstige en voortdurende schendingen door een lidstaat van de beginselen waarop de Unie is gestoeld, zoals vastgesteld in artikel 6 van dat Verdrag, tegen te gaan,

K.

in dit verband in herinnering roepend dat EU-burgers het Parlement regelmatig verzoeken om herstelmaatregelen wanneer naar hun gevoel inbreuk is gemaakt op de hun krachtens de verdragen toekomende rechten en zij justitiële oplossingen ongeschikt, onpraktisch, bijzonder langdurig of — zoals vaak ook het geval is — duur vinden,

L.

overwegende dat de Commissie verzoekschriften als verantwoordelijke commissie de plicht heeft niet alleen antwoord te geven op individuele verzoekschriften maar ook binnen een passende termijn te trachten werkbare oplossingen te vinden voor de door indieners uitgesproken problemen, en overwegende dat dit het hoofddoel van haar werk is,

M.

overwegende dat oplossingen voor de problemen van indieners van verzoekschriften in het algemeen worden gevonden als gevolg van loyale samenwerking tussen enerzijds de Commissie verzoekschriften en anderzijds de Commissie, de lidstaten en hun regionale en lokale autoriteiten, die gezamenlijk niet-rechterlijke oplossingen voorstellen,

N.

overwegende evenwel dat er van de kant van de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten niet altijd een duidelijke bereidheid is om praktische oplossingen te zoeken voor de door indieners aan de orde gestelde problemen,

O.

overwegende bovendien dat, hoewel de beweringen van de indieners niet altijd gegrond zijn, zij het recht hebben op een toelichting en een antwoord van de verantwoordelijke commissie,

P.

overwegende dat een verbeterde interinstitutionele coördinatie het doorsturen van niet-ontvankelijke verzoekschriften naar de nationale autoriteiten efficiënter moet maken,

Q.

overwegende dat verzoekschriften niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard indien het onderwerp buiten het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie valt en overwegende dat de verzoekschriftenprocedure geen middel is dat burgers kunnen gebruiken om beroep aan te tekenen tegen besluiten van bevoegde nationale wetgevende of politieke instanties, waarover zij het oneens zijn,

R.

overwegende dat het van wezenlijk belang is dat het Parlement zich in termen van feitelijk gezag, regels, procedures, personeel en financiën de middelen verschaft om doeltreffend en tijdig te antwoorden op de verzoekschriften die het ontvangt,

S.

overwegende dat de verzoekschriftenprocedure een positieve bijdrage kan leveren aan betere wetgeving, vooral door de vinger te leggen op door indieners aangegeven zwakke plekken en ondoelmatige passages in bestaande EU-wetgeving ten aanzien van de doelstellingen van het wetgevingsbesluit in kwestie, en overwegende dat zulke situaties in samenwerking met en onder het gezag van de bevoegde wetgevende commissies kunnen worden hersteld door de betrokken wetgevingsbesluiten te herzien,

T.

overwegende dat de verzoekschriftenprocedure ook een belangrijke bijdrage levert door de aanwijzing van gevallen waarin lidstaten het communautair recht niet op de juiste wijze toepassen, hetgeen er in een aantal gevallen toe leidt dat de Commissie een inbreukprocedure inleidt krachtens artikel 226 van het EG-Verdrag,

U.

overwegende dat de inbreukprocedure is bedoeld om te waarborgen dat de betrokken lidstaat zich voegt naar het bestaande communautair recht en bovendien wordt ingeleid op initiatief van de Commissie zonder enige directe parlementaire betrokkenheid in de procedure, maar toch opmerkend dat ongeveer een derde van de inbreuken betrekking heeft op kwesties die aan de orde zijn gesteld in verzoekschriften aan het Europees Parlement,

V.

overwegende dat ook een succesvolle inbreukprocedure niet altijd direct een oplossing oplevert voor de specifieke problemen die individuele indieners van verzoekschriften aan de orde stellen en overwegende dat dit het vertrouwen van de burgers in het vermogen van de EU- instellingen om aan hun verwachtingen te voldoen, kan schaden,

W.

overwegende dat het Parlement in 2007, toen het aantal leden van de Commissie verzoekschriften werd verhoogd van 25 tot 40, 1 506 verzoekschriften heeft ontvangen (een toename met 50 procent ten opzichte van 2006), waarvan er 1 089 ontvankelijk werden verklaard,

X.

vaststellende dat in totaal 159 indieners van verzoekschriften in 2007 hebben deelgenomen aan vergaderingen van de Commissie verzoekschriften, nog afgezien van de vele andere die aanwezig zijn geweest om de beraadslagingen bij te wonen,

Y.

overwegende dat er in 2007 zes studiereizen zijn georganiseerd naar Duitsland, Spanje, Ierland, Polen, Frankrijk en Cyprus, naar aanleiding waarvan verslagen en aanbevelingen zijn opgesteld die vervolgens naar alle belanghebbenden zijn gezonden, in het bijzonder naar indieners van verzoekschriften,

Z.

overwegende dat er negen plenaire commissievergaderingen zijn gehouden waarin meer dan 500 afzonderlijke verzoekschriften zijn behandeld met waardevolle steun van vertegenwoordigers van de Commissie, waarna elke indiener van een verzoekschrift is geïnformeerd over de uitkomst,

AA.

overwegende dat de belangrijkste zorgen onder de EU-burgers, zoals blijkt uit de verzoekschriftenprocedure, zich richten op de volgende kwesties: milieu en milieubescherming, met inbegrip van de zwakte van de richtlijn betreffende milieueffectbeoordelingen, de Kaderrichtlijn water, de Drinkwaterrichtlijn, de Afvalrichtlijnen, de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn, de Witwasrichtlijn en andere richtlijnen, met inbegrip van algemene bezorgdheid over vervuiling en klimaatverandering, individuele en particuliere eigendomsrechten, financiële diensten, vrij verkeer en rechten van werknemers waaronder pensioenrechten en andere voorzieningen voor sociale zekerheid, vrij verkeer van goederen en belasting, erkenning van beroepskwalificaties, vestigingsvrijheid en discriminatie op grond van nationaliteit, geslacht of als lid van een minderheid,

AB.

overwegende dat de onderwerpen van de verzoekschriften en het onderzoek hiernaar in 2007 belangrijke hedendaagse kwesties betrof, zoals klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, waterschaarste, regulering van financiële diensten en de energievoorziening van de Europese Unie,

AC.

indachtig de permanente en constructieve betrekkingen die zijn opgebouwd tussen de Europese ombudsman, die verantwoordelijk is voor onderzoek naar klachten van burgers over vermeend wanbestuur in de instellingen van de EU, en de Commissie verzoekschriften, die regelmatig verslag uitbrengt aan het Parlement over het jaarverslag van de ombudsman of over speciale verslagen (die het laatste actiemiddel van de ombudsman vormen wanneer zijn aanbevelingen niet worden gevolgd), waarvan er in 2007 één verscheen,

AD.

overwegende dat een verzoek van de verantwoordelijke commissie dat in juni 2005 werd ingediend voor toestemming om een verslag op te stellen over een speciaal verslag van de ombudsman aan het Parlement over wanbestuur binnen het Europees Bureau voor fraudebestrijding, werd afgewezen door een besluit van de Conferentie van voorzitters op 15 november 2007,

AE.

indachtig de toekomstige ontwikkelingen die de betrokkenheid van de burgers bij de activiteiten en de werkzaamheden van de Europese Unie verder zullen versterken, vooral door de invoering van het in het Verdrag van Lissabon voorziene „burgerinitiatief” waarmee, indien het Verdrag wordt geratificeerd door alle 27 lidstaten, ten minste één miljoen inwoners uit meerdere lidstaten een oproep kunnen doen om een nieuw wetgevingsbesluit voor te stellen en waarvoor specifieke procedures moeten worden ingevoerd in samenwerking met de Commissie, aan wie zulke initiatieven in eerste instantie moeten worden gericht, het Europees Parlement en de Raad,

AF.

overwegende dat een doeltreffende en efficiënte werkwijze van de Commissie verzoekschriften de burgers een duidelijk signaal geeft dat er iets wordt gedaan aan hun gerechtvaardigde zorgen en echt contact legt tussen burgers en de EU; overwegende evenwel dat wanneer er sprake is van onaanvaardbare vertragingen en onwil van de lidstaten om de nodige aanbevelingen krachtens de communautaire wetgeving uit te voeren, dit alleen de afstand tussen de Europese Unie en haar burgers zal vergroten en hen in veel gevallen bevestigt in hun opvatting dat er een democratisch tekort bestaat,

AG.

overwegende dat de leden van de Commissie verzoekschriften in de loop van 2007 konden profiteren van de aanzienlijke uitbreiding van de ePetition-databank met bijbehorende beheerprogrammatuur — door haar secretariaat ontwikkeld in samenwerking met de voor informatietechnologie verantwoordelijke dienst — die alle leden van de commissie en van politieke fracties rechtstreeks toegang verschaft tot alle verzoekschriften en bijbehorende documentatie, waardoor zij de indieners doeltreffender van dienst kunnen zijn,

AH.

constaterend evenwel dat het Parlement niet de middelen beschikbaar heeft gesteld waarom werd verzocht in de resolutie van vorig jaar over het werk van de Commissie verzoekschriften, en die noodzakelijk zijn voor verbetering van de internetvoorzieningen ten behoeve van de verzoekschriftenprocedure en om uitvoering te geven aan artikel 192, lid 2 van het Reglement, waarin wordt bepaald dat er een elektronisch register „wordt ingesteld waarin de burgers hun elektronische handtekening kunnen plaatsen onder een ontvankelijk verklaard en in het register ingeschreven verzoekschrift om zich aldus bij de eerste indiener aan te sluiten”,

AI.

overwegende dat het van belang is dat de EU-burgers goed worden ingelicht over het werk van de Commissie verzoekschriften wanneer zij zich voorbereiden op het uitbrengen van hun stem voor een nieuw Parlement bij de volgende Europese verkiezingen, voorzien in juni 2009,

1.

verwelkomt de nauwe samenwerking tussen de Commissie verzoekschriften, de diensten van de Commissie en de Ombudsman en het coöperatieve klimaat tussen de twee instellingen, die trachten in te gaan op de bezorgdheden van de EU-burgers; meent echter stellig dat de Commissie verzoekschriften zelf met voorrang in staat moet worden gesteld haar mogelijkheden tot onafhankelijk onderzoek verder uit te breiden, in het bijzonder door versterking van haar secretariaat en haar juridische deskundigheid; zal de interne procedures van de Commissie verzoekschriften nader stroomlijnen teneinde de verzoekschriftenprocedure verder te vereenvoudigen, in het bijzonder met betrekking tot de termijn waarbinnen over de verzoekschriften wordt beslist, de ontvankelijkheid, het onderzoek en de follow-up, de organisatie van commissievergaderingen, de samenwerking met andere parlementaire commissies die een aandeel of bevoegdheid kunnen hebben inzake bepaalde verzoekschriften, en commissie-initiatieven als onderzoeksmissies;

2.

benadrukt dat de juridische reikwijdte van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal worden erkend indien het Verdrag van Lissabon volledig geratificeerd is, en dat het Handvest daardoor formeel gezien bindende autonome kracht krijgt, en maakt duidelijk dat het noodzakelijk is concrete maatregelen te nemen om het effect van genoemde bindende kracht op de rechten van burgers en daarmee op de werkzaamheden en bevoegdheden van de Commissie verzoekschriften, precies vast te stellen;

3.

herhaalt zijn verzoek aan zijn secretaris-generaal voor een dringende herziening van het „Burgerportaal” van de website van het Parlement teneinde de zichtbaarheid van het portaal te vergroten met betrekking tot het recht om een verzoekschrift te richten, en om te waarborgen dat burgers over de middelen kunnen beschikken om hun handtekeningen elektronisch te plaatsen onder verzoekschriften, zoals bepaald in artikel 192, lid 2, van het Reglement; dringt er op aan dat het Burgerportaal moet zorgen voor de interoperabiliteit van de software voor webbrowsen om burgers in dit opzicht gelijke toegangsrechten toe te kennen;

4.

is van mening dat de huidige procedure voor de registratie van verzoekschriften het onderzoek ervan onnodig vertraagt en is bezorgd over het feit dat dit kan worden uitgelegd als het vertonen van een gebrek aan gevoeligheid ten aanzien van indieners van verzoekschriften; dringt er dan ook bij de Secretaris-generaal op aan om de benodigde maatregelen te nemen teneinde de registratie van verzoekschriften over te brengen van het directoraat-generaal van het voorzitterschap naar het secretariaat van de verantwoordelijke commissie;

5.

roept op tot het starten van onderhandelingen tussen het Parlement en de Commissie met het oog op een betere coördinatie van hun werkzaamheden op het gebied van klachten zodat de klachtenprocedures vergemakkelijkt, vereenvoudigd en gestroomlijnd worden en transparanter en vlotter worden gemaakt; roept het secretariaat-generaal op om binnen zes maanden verslag uit te brengen aan de Commissie verzoekschriften;

6.

is voorstander van de formalisering van een procedure waarbij verzoekschriften op het gebied van de interne markt worden overgedragen aan het SOLVIT-netwerk teneinde de verzoekschriftenprocedure op het gebied van de interne markt, zoals autobelastingen, erkenning van beroepskwalificaties, verblijfstitels, grenscontroles en toegang tot onderwijs, aanzienlijk te verkorten, terwijl het recht van het Parlement om de kwestie te onderzoeken blijft behouden wanneer er via SOLVIT geen aanvaardbare oplossing kan worden gevonden;

7.

benadrukt nogmaals de noodzaak van grotere betrokkenheid van de Raad en de Permanente Vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de activiteiten van de Commissie verzoekschriften en spoort hen aan tot meer aanwezigheid en participatie in het belang van de burgers;

8.

is in verband met de versterking van het secretariaat van de Commissie verzoekschriften en in de context van de ontwikkeling van het e-Petitionsysteem van mening dat de invoering van IT-faciliteiten waarmee indieners hun verzoekschrift online kunnen volgen, zou helpen om een efficiëntere en meer transparante procedure te creëren, onder meer door middel van het regelmatig bijwerken van de status en het verzoeken om aanvullende informatie; merkt op dat zo'n maatregel beter tegemoetkomt aan de verwachtingen van de EU-burgers en tegelijkertijd een aanmoediging is tot een betere invulling van de institutionele verantwoordelijkheden die op het Europees Parlement en zijn Commissie verzoekschriften rusten;

9.

roept de Commissie op ten volle rekening te houden met de aanbevelingen van de Commissie verzoekschriften wanneer zij besluiten neemt over het inleiden van inbreukprocedures tegen lidstaten en herhaalt zijn eis dat de Commissie verzoekschriften rechtstreeks en officieel door de Commissie in kennis moet worden gesteld wanneer een inbreukprocedure wordt gestart die verband houdt met een verzoekschrift dat bij die commissie in behandeling is;

10.

benadrukt in dit verband het representatieve karakter van de Commissie verzoekschriften alsook haar institutionele rol en plicht jegens de EU-burgers en -ingezetenen;

11.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de buitensporig lange tijd die de diensten van de Commissie en het Hof van Justitie, indien het Hof bij de procedure betrokken is, nodig hebben om inbreukprocedures te voltooien en pleit — erkennend dat zulks meestal het gevolg is van remmende, vaak opzettelijke tegenwerking in het bestuursapparaat van de betrokken lidstaten — voor de invoering van strakkere tijdschema’s; spreekt zijn twijfel uit over de doelmatigheid van de zogenoemde „horizontale inbreukprocedures” die meer tijd vergen voor ze afgerond worden; pleit voor een herziening van de inbreukprocedure die gericht is op het garanderen van een betere eerbiediging van de toepassing van communautaire wetgevingsbesluiten;

12.

roept de betrokken instellingen op beter gebruik te maken van deze procedure als methode om volledige eerbiediging van het communautair recht te waarborgen en betreurt het ten zeerste dat de traagheid van de gevolgde procedures en de regelmatige vertroebeling van wat er op het spel staat maar al te vaak leiden tot feitelijke overtreding van het communautair recht door de lidstaten, die zodoende ongestraft ingaan tegen het belang van de direct betrokken lokale gemeenschappen die een verzoekschrift tot het Parlement hebben gericht;

13.

vindt het problematisch dat bij het huidige systeem voor het toezicht op het communautair recht, lidstaten naleving kunnen vertragen totdat daadwerkelijk een geldboete dreigt en hun verantwoordelijkheid voor moedwillige schendingen uit het verleden nog steeds kunnen ontlopen, en dat burgers vaak onvoldoende toegang hebben tot de rechter en tot maatregelen op nationaal niveau, zelfs wanneer het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een lidstaat de rechten van de burger krachtens het communautair recht niet heeft gerespecteerd;

14.

adviseert prioriteit te geven aan een Commissie verzoekschriften die in alle opzichten van begin tot eind doeltreffend en efficiënt functioneert, aangezien dit getuigt van echte en tastbare betrokkenheid bij de burgers en aangeeft dat de Europese Unie bereid en in staat is te reageren op hun gerechtvaardigde zorgen;

15.

spreekt zijn bezorgdheid en verbijstering uit over het feit dat indieners melden dat, zelfs wanneer zij de steun van de Commissie verzoekschriften voor de inhoud van hun verzoekschrift hebben gekregen, zij al te vaak grote moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van schadevergoeding van de betrokken autoriteiten en nationale rechtbanken; meent dat zulke systematische zwakheden nader onderzoek verdienen, met name voor zover zij van toepassing zijn op de sector van de financiële dienstverlening zoals in de zaak van de bevindingen van de Tijdelijke Enquêtecommissie inzake de crisis bij de Equitable Life Assurance Society, wier onderzoek was gebaseerd op door het Parlement ontvangen verzoekschriften en die daarvan verslag deed in 2007;

16.

verwelkomt het feit dat de Commissie en het Hof van Justitie in 2007 snel hebben gehandeld, onder andere door middel van een rechterlijk bevel, om de dreigende vernietiging te voorkomen van een krachtens de habitatrichtlijn van de EU beschermd gebied in de Rospudavallei langs de Via Baltica, waaraan de Commissie verzoekschriften een eigen onafhankelijk onderzoek, een studiereis en specifieke aanbevelingen had gewijd; betreurt het feit dat er niet meer soortgelijke voorbeelden zijn;

17.

verzoekt de Commissie met klem wanneer zij bezwaarschriften behandelt die betrekking hebben op het milieubeleid — een van de belangrijkste zorgen van indieners — meer paraat te zijn om op te treden om inbreuken op communautair recht te voorkomen; merkt op dat het voorzorgsbeginsel onvoldoende praktische kracht van wet heeft en te vaak wordt genegeerd door de verantwoordelijke autoriteiten in lidstaten die toch gehouden zijn het EG-Verdrag uit te voeren;

18.

betreurt het gebrek aan steun van de Commissie voor de Commissie verzoekschriften wanneer, in het bijzonder als gevolg van studiereizen, overtuigend bewijs is verkregen voor de schending van rechten van de burger zoals vastgelegd in het Verdrag of voor niet-toepassing van wetgeving, en pleit voor de vaststelling van nieuwe procedures op grond waarvan het Parlement zulke gevallen rechtstreeks aan het Europees Hof van Justitie kan voorleggen;

19.

erkent volmondig dat de verzoekschriftenprocedure, zoals erkend in het Verdrag, toch vooral wordt gebruikt voor het vinden van niet-rechterlijke oplossingen in het politieke proces met betrekking tot de problemen die burgers van de EU aan de orde hebben gesteld en verwelkomt in dit verband het feit dat in veel gevallen een bevredigende uitkomst wordt bereikt;

20.

erkent tevens dat in veel gevallen geen bevredigende oplossingen voor indieners van verzoekschriften worden bereikt vanwege de zwakheden in de communautaire wetgeving zelf;

21.

roept de verantwoordelijke wetgevende comités op om bij het voorbereiden en bespreken van nieuwe of herziene wetgevingsbesluiten meer aandacht te besteden aan de problemen die in de verzoekschriftenprocedure naar voren komen;

22.

roept de Commissie op zich meer te bekommeren om het gebruik van cohesiefondsen in delen van de EU waar grote infrastructuurprojecten ingrijpende gevolgen hebben voor het milieu en dringt er bij de lidstaten op aan te waarborgen dat EU-fondsen worden ingezet voor duurzame ontwikkeling in het belang van lokale gemeenschappen, die in steeds grotere aantallen verzoekschriften aan het Parlement richten om te protesteren tegen het feit dat zulke prioriteiten niet altijd worden geëerbiedigd door regionale en lokale autoriteiten; verwelkomt het werk dat in dit verband wordt verricht door de Begrotingscommissie en de Rekenkamer;

23.

merkt op dat een toenemend aantal ingediende verzoekschriften, vooral van burgers uit de nieuwe lidstaten, betrekking heeft op de kwestie van restitutie van eigendommen, ook al blijft dat onderwerp in wezen een zaak van nationale bevoegdheid; verzoekt de betrokken lidstaten met klem te waarborgen dat hun wetgeving betreffende eigendomsrechten als gevolg van regimeverandering volledig in overeenstemming is met de eisen van het Verdrag en de bepalingen van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, zoals eveneens vereist door artikel 6 van het EU-Verdrag zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon; benadrukt dat verzoekschriften die over dit onderwerp worden ontvangen, geen betrekking hebben op het stelsel van eigendomsrechten maar op het recht om te beschikken over legitiem verworven eigendommen; verzoekt de Commissie bijzonder waakzaam te zijn, niet alleen ten aanzien van de betrekkingen met de huidige lidstaten maar ook in de onderhandelingen met kandidaat-lidstaten;

24.

spreekt opnieuw uit vastbesloten te zijn de erkenning van de rechten van EU-burgers op hun particuliere, wettig verkregen eigendommen te handhaven en veroordeelt alle pogingen om families hun bezittingen te ontnemen zonder procesgang, gepaste schadevergoeding of eerbiediging van hun persoonlijke integriteit; wijst op een toename van het aantal verzoekschriften dat in 2007 over dit onderwerp is ontvangen, vooral met betrekking tot Spanje, en op het verslag en de aanbevelingen naar aanleiding van de studiereis die door de Commissie verzoekschriften is ondernomen om het probleem voor de derde keer te onderzoeken; merkt op dat de lopende inbreukprocedures ten aanzien van de richtlijnen voor openbare aanbestedingen nog niet zijn voltooid;

25.

wijst tevens op de kritiek die de Commissie verzoekschriften heeft geuit na haar studiereis naar de Loire (Frankrijk) in 2007 en verzoekt in het bijzonder de Franse autoriteiten besluitvaardig op te treden om de naleving te waarborgen van EU-richtlijnen die dreigen te worden overtreden indien de uitvoering van bepaalde plannen voor de bouw van bruggen over de rivier de Loire wordt toegestaan, gezien het feit dat de Loirevallei niet alleen bescherming geniet krachtens de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn maar bovendien door de Unesco is uitgeroepen tot werelderfgoed en de Loire een van Europa's laatste overblijvende wildwaterrivieren is;

26.

spreekt zijn aanhoudende bezorgdheid uit over het uitblijven van de uitvoering van de bepalingen van de drinkwaterrichtlijn in Ierland, over het feit dat geen beoordeling werd uitgevoerd voordat in 2007 een besluit werd genomen tot verwijdering van een nationaal monument in Lismullen, dat zich bevindt op de route van de aan te leggen autosnelweg M3 bij Tara in county Meath, hetgeen heeft geleid tot het besluit van de Commissie om Ierland voor het Europese Hof van Justitie te dagen op grond van het feit dat Ierlands algehele werkwijze bij de verwijdering van nationale monumenten onder omstandigheden als bij Lismullin, niet volledig in overeenstemming is met de verplichtingen uit Richtlijn 85/337/EEG (2), over de problemen waarmee lokale gemeenschappen in Limerick worden geconfronteerd en andere kwesties die aan de orde zijn gesteld in het verslag van de studiereis naar Ierland die de Commissie verzoekschriften in 2007 heeft ondernomen; merkt op dat sommige van deze problemen het onderwerp zijn van lopende inbreukprocedures;

27.

wijst op het verslag van de studiereis naar Polen, waarin aanbevelingen worden gedaan voor de bescherming van de Rospudavallei en het laatste oerbos in Europa; verzoekt de Commissie met klem samen met de Poolse autoriteiten te blijven werken aan alternatieve routes voor het wegen- en spoorwegnet van de Via Baltica, zoals aanbevolen in het verslag van de Commissie verzoekschriften; en moedigt de Commissie aan de beschikbaarheid van financiering te waarborgen om de druk op het wegenstelsel in Augustow te verlichten op een zodanige wijze dat de plaatselijke bevolking wordt beschermd en het milieu in de regio blijft behouden;

28.

wijst op de studiereis naar Cyprus die de voorzitter en leden van de Commissie verzoekschriften in november 2007 hebben ondernomen; verzoekt de betrokken partijen met klem hun inspanningen voort te zetten om te komen tot een overeenkomst over de uitstaande kwesties waarover verzoekschriften zijn ingediend, in het bijzonder ten aanzien van het afgegrendelde deel van Famagusta dat moet worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren en juicht toe dat beide partijen in Cyprus weer met elkaar spreken in het kader van hernieuwde pogingen tot de oplossing van de kwestie-Cyprus; wijst bovendien op het belang van de onmiddellijke uitvoering van resolutie 550 van de VN-Veiligheidsraad van 1984, waarin de belofte wordt vastgelegd de stad Famagusta aan de rechtmatige inwoners terug te geven;

29.

wijst op het groeiende aantal verzoekschriften en brieven dat de Commissie verzoekschriften ontvangt over de hoogst gevoelige kwestie van voogdij over kinderen, waarover uiterst moeilijk kan worden geoordeeld, zoals het geval is bij verzoekschriften die betrekking hebben op het Duitse Jugendamt, vanwege de betrokkenheid van de rechtbanken in veel gevallen en vanwege het feit dat de EU — behalve in gevallen met ouders uit verschillende lidstaten — als zodanig moeilijk de bevoegdheid kan opeisen;

30.

stelt vast dat in 2007 veel Britse indieners van verzoekschriften, wier bezittingen in beslag waren genomen door de Britse douane- en accijnsautoriteiten, nog altijd geen genoegdoening hebben gekregen ondanks het feit dat de Commissie een inbreukprocedure tegen het Verenigd Koninkrijk voor het niet naleven van de Verdragsverplichting om vrij verkeer van goederen toe te staan, heeft gestaakt; verzoekt de Britse autoriteiten met klem een billijke oplossing na te streven, met inbegrip van de uitkering van gratificaties aan indieners die ernstige financiële schade hebben geleden voordat de autoriteiten hun werkwijze herzagen en, volgens de Commissie, begonnen te handelen in overeenstemming met de relevante richtlijnen;

31.

stelt tevens vast dat de douaneautoriteiten in Griekenland nog altijd, slechts als uitzonderlijke maatregel, de auto's in beslag nemen van tijdelijk in het buitenland verblijvende Griekse staatsburgers die naar Griekenland terugkeren met buitenlandse nummerplaten op hun voertuig en dat velen van hen zonder vorm van proces zijn beschuldigd van smokkelpraktijken, zaken waarover de Commissie verzoekschriften eerder aan het Parlement verslag heeft uitgebracht; verzoekt de Griekse autoriteiten met klem schadevergoedingen te betalen aan de indieners van verzoekschriften die slachtoffer zijn geworden van deze praktijk; neemt kennis van het arrest van het Europees Hof van Justitie C-156/04 van 7 juni 2007) dat het grootste deel van de door de Griekse autoriteiten aangegeven verklaringen als toereikend heeft beoordeeld; verwelkomt de uitvoering van de nieuwe wetgeving die de Griekse autoriteiten hebben aangenomen met het oog op remediëring aan de in het voorgaande arrest aangehaalde tekortkomingen;

32.

spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat onder de oudste uitstaande verzoekschriften die nog in behandeling zijn, de zaak van de „Lettori”, de docenten vreemde talen in Italië, nog altijd niet is opgelost ondanks twee uitspraken van het Hof van Justitie en de steun van de Commissie en de Commissie verzoekschriften voor hun zaak en hun klachten; verzoekt de Italiaanse autoriteiten en de betrokken universiteiten, met inbegrip van onder andere de universiteiten van Genua, Padua en Napels, met klem op te treden om tot een rechtvaardige oplossing voor deze legitieme eisen te komen;

33.

stelt vast dat een van de door de Commissie verzoekschriften in 2007 behandelde verzoekschriften de oorspronkelijk in 2006 ingediende zogenoemde „één zetel-petitie” was, die werd ondersteund door 1,25 miljoen burgers van de EU en waarin werd gepleit voor één vestigingszetel van het Parlement in Brussel; wijst erop dat de Voorzitter het verzoekschrift in oktober 2007 heeft terugverwezen naar: de commissie, die vervolgens het Parlement heeft opgeroepen zijn advies over deze kwestie te geven, daarbij bedenkend dat de zetel van de instelling wordt geregeld in de bepalingen van het Verdrag en dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor besluiten ter zake;

34.

neemt zich voor de naam van de Commissie verzoekschriften, zoals vertaald in alle officiële EU-talen, voor de volgende zittingsperiode te herzien teneinde te waarborgen dat de naam de aard van de commissie op een begrijpelijke manier overbrengt, hetgeen klaarblijkelijk op het ogenblik in sommige talen niet het geval is, en teneinde het element van participerende democratie in het petitierecht te onderstrepen; oppert dat de naam „Commissie voor burgerverzoekschriften” wellicht eenvoudiger te begrijpen is;

35.

is bezorgd over het aantal ontvangen verzoekschriften waarin de aandacht wordt gevestigd op problemen met kiesregisters die worden ervaren door EU-burgers die buiten hun eigen land wonen of tot een minderheid in een lidstaat behoren; verzoekt alle lidstaten met klem bijzondere aandacht te besteden aan de voor alle burgers en alle verkiesbare inwoners van de EU beschikbare voorzieningen om hun volwaardige deelname aan de volgende Europese verkiezingen te waarborgen;

36.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese ombudsman en de regeringen en parlementen van de lidstaten en hun commissies verzoekschriften en ombudsmannen of soortgelijke bevoegde organen.


(1)  PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 340.

(2)  Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40).