14.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 8/18


Dinsdag, 23 september 2008
Het Bologna-proces en studentenmobiliteit

P6_TA(2008)0423

Resolutie van het Europees Parlement van 23 september 2008 over het Bologna-proces en studentenmobiliteit (2008/2070(INI))

2010/C 8 E/04

Het Europees Parlement,

gelet op de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag,

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten: onderwijs, onderzoek en innovatie” (COM(2006)0208),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie” (COM(2005)0152),

gezien het Eurydicerapport van de Commissie uit 2007 getiteld „Focus on the structure of higher education in Europe 2006/07 National trends in the Bologna Process”,

gezien de Eurobarometerenquête van maart 2007 getiteld „Perceptions of Higher Education Reforms”,

gezien zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld op 25 september 2007 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en verdere ontwikkeling van statistieken over onderwijs en levenslang leren (1),

gezien de resolutie van de Raad van 23 november 2007 over de modernisering van universiteiten met het oog op het concurrentievermogen van Europa in een wereldwijde kenniseconomie,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 13 en 14 maart 2008,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0302/2008),

A.

overwegende dat de vorming van een Europese ruimte voor hoger onderwijs vóór 2010, met onder meer hervormingen van het hoger onderwijs en eliminatie van de resterende hindernissen die de mobiliteit van studenten en docenten in de weg staan, de doelstelling van het Bologna-proces is, evenals de verbetering van de kwaliteit, de aantrekkingskracht en het concurrentievermogen van het hoger onderwijs in Europa,

B.

overwegende dat studentenmobiliteit en de kwaliteit van het onderwijs tot de kernelementen van het Bologna-proces moeten blijven behoren,

C.

overwegende dat studentenmobiliteit nieuwe culturele, sociale en academische waarden doet ontstaan en mogelijkheden voor persoonlijke groei creëert, en voor verbetering van academische normen en inzetbaarheid op de nationale en internationale arbeidsmarkt,

D.

overwegende dat voornamelijk vanwege onvoldoende beurzen, terwijl de hindernissen welbekend zijn en herhaaldelijk door vele belanghebbenden in het debat naar voren zijn gebracht, studentenmobiliteit nog steeds buiten het bereik van veel studenten, onderzoekers en ander personeel ligt,vooral in de nieuwere lidstaten,

E.

overwegende dat in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de juiste financiering van het onderwijs, de kosten van levensonderhoud en de mobiliteit van studenten,

F.

overwegende dat het Parlement in de begroting studentenmobiliteit steeds prioriteit heeft gegeven en dat het alles in het werk heeft gesteld om communautaire onderwijsprogramma's voldoende te financieren; overwegende dat onder het meerjarig financieel kader 2007-2013 en in recente begrotingsprocedures zijn sterke positie op dit gebied, ondanks de schrappingen van de Raad in het voorstel van de Commissie, heeft geleid tot meer middelen voor de programma's Een leven lang leren en Erasmus Mundus,

G.

overwegende dat er betrouwbare statistische gegevens over studentenmobiliteit nodig zijn voor het uitvoeren van waarnemingen, vergelijkingen en evaluaties, evenals voor het ontwikkelen van adequaat beleid en toereikende maatregelen,

H.

overwegende dat de erkenning van informeel en formeel onderwijs de hoeksteen is van een strategie inzake levenslang leren, en overwegende dat het belang van volwassenenonderwijs tevens erkend dient te worden,

I.

overwegende dat de keuze om naar het buitenland te gaan niet mag worden gehinderd door administratieve, financiële of taalkundige barrières,

J.

overwegende dat mobiliteit het leren van vreemde talen en de verbetering van algemene communicatieve vaardigheden bevordert,

K.

overwegende dat universiteiten dringend moeten worden hervormd en gemoderniseerd als het gaat om kwaliteit, studiestructuur, innovatie en flexibiliteit,

L.

overwegende dat de kwaliteit van het onderwijs even belangrijk is als de kwaliteit van het onderzoek, en in de hele Europese Unie verbeterd en gemoderniseerd moet worden, en overwegende dat deze twee aspecten nauw met elkaar zijn verbonden,

M.

overwegende dat verschillende nationale studiepuntensystemen een belangrijke hindernis vormen bij de gelijke behandeling van studenten en voor vooruitgang in het Europese hoger onderwijs en op de Europese arbeidsmarkt,

N.

overwegende dat mobiliteit kan worden belemmerd doordat bijgewoonde cursussen geen volledige en passende erkenning krijgen en door het ontbreken van gelijkwaardigheid van behaalde graden,

O.

overwegende dat alle landen die het Bologna-proces hebben ondertekend, dringend een samenhangende aanpak moeten implementeren, coördineren en stimuleren,

P.

overwegende dat door het Barcelona-proces een nieuw progressief onderwijsmodel tot stand moet komen, dat garandeert dat iedereen een opleiding kan volgen, met als belangrijkste doel kennis en waarden over te brengen en voor de toekomst een duurzame samenleving te scheppen, die zelfbewust is en vrij van sociale ongelijkheid,

1.

is van mening dat een verbetering van studentenmobiliteit en de kwaliteit van de verschillende onderwijssystemen prioriteit moeten krijgen in de context van het opnieuw definiëren van de belangrijkste doelstellingen van het Bologna-proces na 2010;

2.

benadrukt dat studentenmobiliteit alleen kan worden gerealiseerd als er op uiteenlopende beleidsgebieden actie wordt ondernomen, aangezien verschillende aspecten van mobiliteit niet alleen betrekking hebben op het hoger onderwijs, maar ook op gebieden zoals sociale zaken, financiën en immigratie- en visumbeleid;

3.

verwelkomt de inspanningen van de lidstaten in een intergouvernementeel kader om samen te werken teneinde de kwaliteit van en de mededinging in het onderwijs in de EU te verbeteren via voornamelijk promotie van mobiliteit, erkenning van kwalificaties en kwaliteitsgarantie, met name in het licht van de beperkte manoeuvreerruimte en kleine marges waarvan sprake is in hoofdstuk 1 bis van het financieel kader;

4.

is ervan overtuigd dat de raadpleegmethode die door alle belanghebbenden tijdens dit proces is gebruikt, moet worden blijven gebruikt, en dat instellingen en belangenorganisaties van studenten nauw moeten samenwerken om de resterende hindernissen die mobiliteit in de weg staan en om problemen die gerelateerd zijn aan de kwaliteit en de implementatie van het Bologna-proces aan te pakken;

5.

wijst erop dat tijdens de implementatie van het Bologna-proces in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan een nauwe en intensieve samenwerking en coördinatie met de Europese onderzoeksruimte;

Studentenmobiliteit: kwaliteit en efficiëntie

6.

benadrukt de dringende behoefte aan vergelijkbare en betrouwbare statistieken over studentenmobiliteit en het sociaal-economische profiel van studenten, zoals gemeenschappelijke indicatoren, criteria en benchmarks, zodat het huidige gebrek aan gegevens ongedaan wordt gemaakt en de uitwisseling van goede praktijken wordt gestimuleerd;

7.

verzoekt universiteiten om de online en offline aangeboden informatie te verbeteren en te vereenvoudigen, voor zowel arriverende als vertrekkende studenten en verzoekt universiteiten en nationale Erasmus-agentschappen samen te werken met studentenorganisaties om alle benodigde informatie op tijd beschikbaar te stellen, waarbij universiteiten studentenrechten dienen te ondersteunen, overeenkomstig de verplichtingen die zij zijn aangegaan door zich te houden aan het Erasmus- universiteitshandvest;

8.

benadrukt dat, wil het Bologna-proces aan zijn doelstellingen voldoen, wederkerigheid noodzakelijk is met betrekking tot het mobiliteitsverkeer van studenten en academici; onderstreept de wanverhouding in de huidige ontwikkelingen en met name de gebrekkige mobiliteit naar de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de EU zijn toegetreden;

9.

wijst op het belang van mentorprogramma's voor de sociale, culturele en taalintegratie van studenten die net zijn gearriveerd;

10.

benadrukt dat een goede talenbeheersing aanzienlijke voordelen oplevert en bijdraagt aan studentenmobiliteit, en dat het belangrijk is dat intensieve taalcursussen aan net gearriveerde studenten, vóór en/of tijdens Erasmus-studieperioden worden aangeboden;

Hervorming van het hoger onderwijs en modernisering van universiteiten: kwaliteit, innovatie en flexibiliteit

11.

verzoekt universiteiten in de Unie om een innovatieve, verreikende en methodische hervorming van het curriculum door te voeren aangezien een ambitieuze en kwalitatief goede herstructurering van de inhoud en organisatie cruciaal is voor studentenmobiliteit en voor grotere flexibiliteit, verzoekt om invoering van een „mobiliteitsstudieperiode” in alle universitaire opleidingsprogramma's zodat studenten de mogelijkheid hebben naar het buitenland te gaan;

12.

verzoekt om aandacht te besteden aan de noodzaak van gezamenlijke Europese doctoraatsprogramma's ter bevordering van de mobiliteit van doctoraatsstudenten en het scheppen van een kader voor een Europees doctoraat;

13.

benadrukt de essentiële rol van de kwaliteit en voortreffelijkheid van het onderwijs aangezien op alle studiegebieden bevoegde docenten, hun ontwikkeling en voortdurende scholing een cruciale rol spelen bij de aantrekkingskracht en doeltreffendheid van een studie en bij het realiseren van de doelstellingen van het Bologna-proces;

14.

herhaalt de noodzaak van meer grensoverschrijdende dialoog en uitwisseling van informatie en ervaringen om te zorgen voor betere convergentie van lerarenopleidingen, met inbegrip van lerarenopleidingen voor het basisonderwijs, en voor een doeltreffender voortgaande professionele ontwikkeling;

Financiering van en investering in studentenmobiliteit en de sociale dimensie hiervan

15.

verzoekt om de beschikbaarstelling van speciale ondersteuning voor studenten uit minder bevoorrechte groepen uit de samenleving door, bijvoorbeeld, goedkope en goede accommodatie aan te bieden, ermee rekening houdend dat na aankomst vaak extra ondersteuning nodig is;

16.

stelt de invoering voor van een geharmoniseerde Europese identiteitskaart voor studenten waarmee studenten hun mobiliteit kunnen vergroten en kortingen kunnen krijgen op de kosten van huisvesting en levensonderhoud;

17.

verzoekt de lidstaten en de bevoegde autoriteiten om gelijke en universele toegang tot mobiliteit te garanderen door het hanteren van eenvoudige, flexibele en transparante procedures bij het toekennen van beurzen en door het geven van extra financiële steun voor dure bestemmingen en aan die studenten die deze steun nodig hebben; acht het essentieel dat studenten deze steun krijgen voordat ze vertrekken, om te voorkomen dat ze financieel te zwaar worden belast;

18.

18 is verheugd over het feit dat in het kader van de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader bedoeld in de verklaring bij het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer van 17 mei 2006, versterking van de financiële middelen voor de programma's op het gebied van onderwijs en met name voor Erasmus-beurzen in overweging zou kunnen worden genomen, afhankelijk van de resultaten van de opvolging en de evaluatie van het programma;

19.

wijst erop dat er nieuwe manieren voor het financieren van studentenmobiliteit moeten worden ingevoerd en gestimuleerd, zoals rentevrije en overdraagbare leningen;

20.

nodigt Europese universiteiten uit om samen te werken met de particuliere sector (bijvoorbeeld economische of zakelijke instellingen zoals kamers van koophandel) om nieuwe effectieve mechanismen te vinden voor het cofinancieren van studentenmobiliteit in elke fase (bachelor/master/doctoraal) en daardoor de kwaliteit van onderwijssystemen te verbeteren;

21.

stelt een vruchtbare dialoog en een uitwisselingsprogramma tussen bedrijven en universiteiten voor om innovatieve partnerschappen te ontwikkelen en nieuwe manieren van samenwerking te verkennen;

Kwaliteit en volledige erkenning van diploma's

22.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om implementatie van de Europese referentiekaders (het kwalificatiekader van Bologna, het Europese kwalificatiekader voor een leven lang leren, Europese normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging en het Erkenningsverdrag van Lissabon), teneinde de Europese ruimte voor hoger onderwijs te grondvesten;

23.

benadrukt daarom de urgentie van het implementeren van het uitgebreide, eenduidige en effectieve ECTS-systeem voor het overdragen van studiepunten: kwalificaties van studenten en geleerden moeten in heel Europa gemakkelijk overdraagbaar zijn dankzij een gemeenschappelijk raamwerk;

24.

onderstreept dat het driefasensysteem (bachelor/master/doctoraat) flexibeler zou kunnen worden, vooral door gebruik te maken van een „4 +1”— in plaats van het „3 +2”-systeem voor de eerste en tweede fase; merkt op dat dit voor sommige studies zou geschikter zijn om een grotere mobiliteit en inzetbaarheid van afgestudeerden mogelijk te maken;

25.

verzoekt om de toekenning van ECTS-punten voor stages en andere informele en niet-formele door universiteiten goedgekeurde ervaring, en om erkenning hiervan als integraal onderdeel van studiecurricula;

Implementatie van het Bologna-proces in alle betrokken landen

26.

verzoekt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en Europese universiteiten beste praktijken en bekendheid vergrotende initiatieven te stimuleren en aan te moedigen;

27.

dringt er bij lidstaten op aan visumprocedures te vergemakkelijken en de kosten hiervan voor mobiele studenten te verlagen, vooral in geval van studenten uit de oostelijke lidstaten en kandidaat-lidstaten, overeenkomstig de EU-richtlijnen betreffende visa;

*

* *

28.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 219 E van 20.8.2008, blz. 68.