4.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 295/74


Donderdag, 4 september 2008
Europees havenbeleid

P6_TA(2008)0408

Resolutie van het Europees Parlement van 4 september 2008 over een Europees havenbeleid (2008/2007(INI))

2009/C 295 E/18

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie „Mededeling inzake een Europees havenbeleid” (COM(2007)0616),

gezien de mededeling van de Commissie „Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën” (COM(2006)0275),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 juli 2007 over een toekomstig maritiem beleid voor de Europese Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2008 over een duurzaam Europees vervoersbeleid, rekening houdend met Europees energie- en milieubeleid (2),

gelet op Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (3),

gelet op Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (4),

gelet op Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (5),

gelet op Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (6),

gelet op artikel 299, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0308/2008),

A.

overwegende dat de toegang tot de markt voor havendiensten een onderwerp is waarover binnen het Parlement debat is gevoerd, naar aanleiding waarvan de Commissie de belanghebbende partijen uitgebreid geraadpleegd heeft,

B.

overwegende dat in bovengenoemde mededeling van de Commissie inzake een Europees havenbeleid geen nieuwe maatregelen worden voorgesteld met betrekking tot de toegang tot de markt voor havendiensten,

C.

overwegende dat vanwege zijn internationale dimensie deze sector zicht leent voor een Europees havenbeleid op communautair niveau dat inspeelt op de comparatieve geopolitieke voordelen van de Europese havens,

D.

overwegende dat havens niet alleen van belang zijn voor de zeescheepvaart, de binnenvaart en het intermodaal vervoer in Europa, maar ook van belang zijn omdat zij een spil vormen in het economisch beleid, zorgen voor werkgelegenheid en een middel zijn voor de integratie van de bevolking,

E.

overwegende dat een Europees havenbeleid dat als hoofddoelstellingen heeft om het concurrentievermogen van het maritiem vervoer te vergroten en moderne en kwalitatief hoogwaardige diensten te verschaffen, de volgende vier beginselen zou moeten bevorderen: veiligheid, snelle dienstverlening, lage kosten, en zorg voor het milieu,

F.

overwegende dat voor de Europese havens een aantal uitdagingen in het verschiet liggen, in het bijzonder op het gebied van milieu, mondialisering, duurzame ontwikkeling, werkgelegenheid en sociale condities, en met name op terreinen als veiligheid en levenslang leren, financiering, toegang tot de markt en het bestuur, alsook concurrentieverstorende en discriminerende maatregelen van derde landen op relevante geografische markten,

G.

overwegende dat het gezien het tekort in Europa aan gebieden waar de ontwikkeling van havens kan worden gerealiseerd, alsmede de schaarste aan natuurlijke habitats en de kwetsbaarheid daarvan, voor de wetgever van belang is te zorgen voor evenwicht en juridische duidelijkheid ten aanzien van de economische, maatschappelijke en milieuverplichtingen,

H.

overwegende dat de Europese havensector een aanzienlijke diversiteit kent en er in de komende jaren een sterke groei wordt verwacht,

I.

overwegende dat de verbreding van het Panamakanaal waarschijnlijk tot gevolg zal hebben dat de huidige tendens om steeds grotere schepen te gebruiken nog zal worden versterkt,

J.

overwegende dat moderne infrastructuur en effectieve verbindingen met het achterland en eilanden voor havens belangrijk zijn,

1.

verwelkomt de hiervoor genoemde mededeling van de Commissie inzake een Europees havenbeleid;

2.

complimenteert de Commissie met de wijze waarop zij te werk is gegaan bij het opstellen van deze mededeling, in het bijzonder voor wat betreft de uitgebreide raadpleging die daarbij heeft plaatsgevonden;

3.

is verheugd dat de Commissie de nadruk legt op het invoeren van „zachte wetgeving”, zoals de publicatie van richtsnoeren en het verwijderen van administratieve hindernissen;

4.

benadrukt het fundamentele belang van de havensector in de Europese Unie, zowel uit economisch, commercieel, maatschappelijk, milieutechnisch als strategisch oogpunt;

5.

is van mening dat voor de Commissie een belangrijke rol is weggelegd als het erom gaat ervoor te zorgen dat alle Europese havens hun potentieel volledig kunnen benutten;

6.

verwelkomt het voornemen van de Commissie om richtsnoeren op te stellen betreffende de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving bij de ontwikkeling van havens en de bijbehorende infrastructuur, met als hoofddoelstelling de bescherming van het mariene milieu en het gebied rond de havens; dringt er bij de Commissie op aan deze richtsnoeren vóór het einde van 2008 te publiceren;

7.

is van mening dat havens en natuur op duurzame wijze samen kunnen gaan, aangezien de vernietiging van de natuur vaak leidt tot economische schade aan andere sectoren, zoals het toerisme, de landbouw en de visserij, en nodigt de transportcommissaris daarom uit om bij het opstellen en handhaven van EU-wetgeving en richtsnoeren inzake havens en milieukwesties nauw samen te werken met de milieucommissaris;

8.

is van oordeel dat het doel van deze richtsnoeren moet bestaan in het tegengaan van de rechtsonzekerheid die bepaalde milieurichtlijnen met zich meebrengen, en het daarbij echt werk maken van milieubeleid, rekening houdend met de specifieke situatie van de havens in de Unie;

9.

onderstreept dat het noodzakelijk is om de havenautoriteiten en de lokale autoriteiten te betrekken bij het opstellen van plannen voor het beheer van de waterkwaliteit van stroomgebieden en zeehavens overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG;

10.

wijst erop dat de regionale gemeenschappen de inspanningen om de CO2-emissies van schepen en van het vervoer over land en door de lucht te verminderen, moeten steunen door de invoering van beheersplannen voor luchtkwaliteit en te voldoen aan het Marpol-Verdrag en Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (7);

11.

benadrukt dat een geïntegreerd Europees beleid moet worden ontwikkeld door middel van partnerschappen op interinstitutioneel, intersectoraal en multiterritoriaal niveau om het regionaal concurrentievermogen en de territoriale cohesie te versterken, zonder de sociale, de economische, de milieu- en de veiligheidsaspecten op elk territoriaal niveau uit het oog te verliezen;

12.

stelt vast dat de Commissie zich zorgen maakt over de verdeling van de verkeersstromen binnen Europa, en wijst erop dat de havensector een grote diversiteit kent en dat het aantal kleine en middelgrote havens in Europa groeit; is bovendien van mening dat de Commissie rekening moet houden met de belangrijke veranderingen die in het internationale maritieme vervoer verwacht worden als gevolg van de technologische en economische vooruitgang, de verbreding van het Panamakanaal en de toename van de omvang en capaciteit van de schepen, welke aspecten ongetwijfeld van grote invloed zullen zijn op de sector;

13.

vestigt de aandacht op de territoriale dimensie van de ontwikkeling van de Europese havens, met name de noodzaak van een grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie tussen de aangrenzende havengebieden; benadrukt het belang van het Europees nabuurschapsbeleid en de regionale strategie voor de Middellandse Zee, de Oostzee en de Zwarte Zee; juicht het voorstel van de Commissie toe om een inventaris op te stellen van de knelpunten tussen de havens van de Europese Unie en de havens van de aangrenzende staten;

14.

verzoekt de Commissie om systematisch de ontwikkeling te volgen van nieuwe technologieën en beheersmethoden die internationaal worden toegepast bij haven- en scheepsdiensten, in vracht- en passagiersterminals en in terminals voor transport over land, teneinde op basis hiervan beleid en initiatieven te bevorderen voor het ontwikkelen van communautaire havens en het verbeteren van de efficiency en productiviteit van die havens, ten bate van zowel de havens zelf als hun gebruikers;

15.

is van mening dat de technologische veranderingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de tussenliggende havens het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen van het toegenomen verkeersvolume, grote financiële gevolgen zullen hebben voor de betrokken regio's; is van mening dat deze regio's hiervoor een beroep moeten kunnen doen op de structuurfondsen, in het bijzonder om de aanschaf van geavanceerde technologische installaties te financieren, banen in innoverende bedrijfstakken te creëren en stedelijke gebieden te rehabiliteren nadat de havenactiviteiten naar de buitenkant van de steden zijn verplaatst;

16.

is van mening dat de rechtszekerheid van de communautaire wetgeving op maritiem gebied, zoals die voortvloeit uit het internationaal wettelijk kader, afhangt van de snelle goedkeuring van „Erika III”, het derde pakket maatregelen op maritiem gebied,

17.

roept de Commissie en de lidstaten op de samenwerking tussen de Europese havens te bevorderen; benadrukt hierbij de rol van de havens in de regionale economie van het achterland; benadrukt in dit opzicht dat de harmonieuze ontwikkeling van de havens een sleutelelement is van het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie;

18.

benadrukt de maatschappelijke en culturele rol van havens voor de bevolking van het achterland, en acht het van wezenlijk belang dat het grote publiek meer bewust wordt gemaakt van het belang van havens voor ontwikkeling;

19.

is van mening dat de zeescheepvaart en de binnenvaart niet los kunnen worden gezien van het land- en luchttransport en dat de verbindingen met het achterland van groot belang zijn voor het commerciële succes van een haven en dat het bijgevolg noodzakelijk is onderlinge verbindingen tussen havens, binnenlandse logistieke platforms en inlandterminals aan te leggen; is in dat licht ook van mening dat het noodzakelijk is dat havens zowel met betrekking tot de trans-Europese vervoernetwerken (TEN-T's) als bij de toekomstige „groene corridors” van de Gemeenschap in een co-modaal systeem worden opgenomen, waardoor de vervoerscapaciteiten in de kustvaart en de binnenscheepvaart beter benut kunnen worden, en ook met betrekking tot de daarbijbehorende verbindingen met vervoerswijzen over land en door de lucht, zodat er uiteindelijk een coherent en authentiek vervoerbeleid ontstaat;

20.

steunt daarom de Commissie in haar voornemen om ter gelegenheid van de tussentijdse beoordeling van de TEN-T's in 2010 (8), de verbindingen van havens met het achterland en de behoeften en gevolgen in dat verband voor een evenwichtig netwerk van verkeersstromen te beoordelen;

21.

is van mening dat een van de doelstellingen van de tussentijdse beoordeling van de TEN-T's in 2010 moet zijn om de zeescheepvaart en de binnenvaart via de Europese havens met het vervoer over land te integreren;

22.

verzoekt de betrokken regionale overheden een meer multimodaal vervoersbeleid te implementeren, zodat wordt gewaarborgd dat er, naast de autosnelwegen, meer verkeer via het spoor en de binnenwateren gaat en een effectieve verbinding ontstaat tussen de havengebieden en de TEN-T's alsook een effectievere verbinding tussen de havens en het achterland met name door gebruik te maken van het spoor of binnenlandse vaarwegen;

23.

stelt vast dat de EU-havens moeten concurreren met havens in derde landen, waarvoor vaak niet dezelfde regels gelden, en dat zij ook te maken hebben met een discriminerend economisch beleid in buurlanden van de EU, bijvoorbeeld via een discriminerend tariefstelsel;

24.

verzoekt de Commissie om opnieuw een studie te doen naar de veiligheid in havens en dit keer de kostenstijgingen en de gevolgen daarvan voor het concurrentievermogen van de Europese havens mee te nemen;

25.

is ingenomen met het voornemen van de Commissie een inventaris op te maken van de problemen die op dit gebied door de Europese havens worden ondervonden en nodigt de Commissie uit te overwegen een register van deze problemen op te stellen, teneinde de problemen die ontstaan door de concurrentie met niet-EU-havens en als gevolg van concurrentiebeperkende en discriminerende maatregelen van buurlanden van de EU, specifiek aan te pakken;

26.

benadrukt de noodzaak van meer samenwerking met derde landen voor het opzetten en indienen van programma's voor de ontwikkeling, coördinatie en overdracht van knowhow tussen naburige havens;

27.

is van oordeel dat de Commissie de mogelijkheid zou moeten bestuderen een communautair programma in te voeren over de vernieuwing van transportschepen, in het bijzonder van de schepen die bestemd zijn voor de kustvaart en de binnenscheepvaart;

28.

is van mening dat nieuwe technologieën, met name op het gebied van de informatica, een sleutelrol spelen voor de EU-havens — die toch al onder druk staan door de concurrentie die zij ondervinden van havens uit derde landen en soms te weinig ruimte hebben om verder te groeien — om hun efficiëntie en rentabiliteit te verbeteren;

29.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om via de toepasselijke instanties haast te maken met de invoering van systemen voor „loodsen van op afstand”, teneinde in havens en gebieden waar redes liggen de efficiency en veiligheid van het verkeersbeheer te vergroten;

30.

moedigt de Commissie aan onderzoek en innovatie in deze sector na te streven door middel van de kaderprogramma's van de Unie, en nodigt de Commissie en de lidstaten uit onderzoek te ondersteunen op het gebied van veiligheid, teneinde het aantal ongelukken zoveel mogelijk terug te brengen, alsmede op het gebied van logistiek, met het oog op een betere benutting van de ruimte in de havens, en op milieugebied, om onder andere de CO2-emissie en vervuiling als gevolg van afval te verminderen;

31.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om ondersteuning van de voorstellen die momenteel voor de Internationale Maritieme Organisatie liggen en die ertoe strekken de huidige brandstof vóór 2020 te vervangen door diesel, alsook om ondersteuning van een eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied van de regeling voor de emissiehandel tot de maritieme sector;

32.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om in het kader van het SOLAS-Verdrag (voor de beveiliging van mensenlevens op zee) en het SAR-Verdrag (voor opsporing en redding op zee) actief steun te verlenen voor de continue verbetering van de vloot van opsporings- en reddingsdiensten (SAR) en andere SAR-functies in havens, en de samenwerking tussen maritieme reddingscoördinatiecentra verder te verbeteren;

33.

is van mening dat de programma's „Schoon schip” en „Schone haven” moeten worden uitgebreid;

34.

nodigt de Commissie en de sector uit de scheepvaartmaatschappijen aan te moedigen het aantal leeg vervoerde containers terug te brengen en de capaciteit daarvan ten volle te benutten, en initiatieven in die richting (o.a. via onderzoeksprogramma's) te steunen, rekening houdend met de werkelijke, specifieke behoeften van klanten en met beperking van de gevolgen voor het milieu;

35.

staat zeer gunstig tegenover het voornemen van de Commissie om een wetgevingsvoorstel in te dienen voor de oprichting van een Europese maritieme vervoersruimte zonder grenzen, en is van mening dat het doel van dit voorstel moet bestaan in het verzekeren van een evenwichtige concurrentie tussen het maritieme vervoer en het vervoer over land in de Unie;

36.

is er voorstander van dat in de Gemeenschap ingeklaarde goederen worden vrijgesteld van elke douanecontrole wanneer het gaat om maritiem vervoer op de korte vaart binnen de Gemeenschap, en zou eveneens graag zien, voor zover dat mogelijk is, dat er afzonderlijke havengebieden worden gecreëerd voor intracommunautair verkeer en internationaal verkeer, waarbij tevens gezorgd wordt voor vereenvoudiging van het vervoer binnen de interne markt en voor standaardisering en identificatie van speciale containers;

37.

verzoekt de Commissie om herziening en verbetering van beleid voor het ontwikkelen en ondersteunen van de korte vaart;

38.

nodigt de Commissie uit de mogelijkheid in overweging te nemen één enkel vervoersdocument voor containers in de Gemeenschap in te voeren, teneinde de administratieve procedures te vereenvoudigen;

39.

nodigt de Commissie uit studie te verrichten naar de financiering door overheidsinstanties van Europese commerciële havens, teneinde eventuele concurrentieverstoringen te kunnen identificeren en in de richtsnoeren inzake overheidssteun duidelijk te maken welk type steun aan havenautoriteiten als overheidssteun moet worden beschouwd; gelooft echter dat overheidsinvesteringen in de ontwikkeling van havens niet als overheidssteun moeten worden beschouwd wanneer deze rechtstreeks bedoeld zijn voor verbetering van het milieu of voor ontlasting van wegen en vermindering van het goederenvervoer over de weg, en zeker niet wanneer zij van essentieel belang wordt geacht voor de economische, sociale en territoriale samenhang (bijv. met betrekking tot eilanden), tenzij deze steun ten goede komt aan een enkele gebruiker of ondernemer;

40.

verzoekt de Commissie richtsnoeren te publiceren betreffende overheidssteun aan havens in 2008; is van mening dat deze richtsnoeren moeten gelden voor het havengebied als zodanig, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen toegangs- en verdedigingsinfrastructuur, en projectgerelateerde infra- en suprastructuur, maar niet tussen verschillende categorieën havens;

41.

staat achter de uitbreiding van de transparantievoorschriften van Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (9), maar nodigt de Commissie uit te overwegen om een lagere jaarlijkse inkomstendrempel vast te stellen in plaats van een absolute verplichting;

42.

neemt in het bijzonder nota van de door de Commissie gemaakte analyse voor wat betreft de havenconcessies en verzoekt de Commissie rekening te houden met het feit dat de havenautoriteiten op dit gebied belang hebben bij enige flexibiliteit, met name voor wat betreft verlenging van concessies waaraan grote investeringen zijn verbonden, maar is van oordeel dat deze flexibiliteit niet gebruikt mag worden om de concurrentie binnen de havens te beperken;

43.

is van mening dat het van het allergrootste belang is de vrijheid van dienstverlening en de specifieke eisen van de havens met elkaar in evenwicht te houden, en benadrukt dat publiek-private samenwerking nodig is om de havens te moderniseren;

44.

moedigt het gebruik aan van de programma's inzake de Europese territoriale samenwerking in het kader van het cohesiebeleid en van de samenwerkingsprogramma's van het nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsbeleid van de EU; moedigt de Commissie, de lidstaten en de betrokken regionale overheden echter ook aan om in het kader van de medefinanciering van haveninfrastructuren zoveel mogelijk een grensoverschrijdende strategie toe te passen voor het benutten van bestaande capaciteit;

45.

ondersteunt ten zeerste de rol van non-profit trusthavens die in lokale handen zijn, en verzoekt lokale, regionale, nationale en Europese overheden met klem om maatregelen te nemen tegen het verval van deze havens, aangezien hun maatschappelijke, recreatieve en toeristische baten voor de omringende gemeenschappen verder reiken dan de oorspronkelijke economische functie van deze havens;

46.

wijst er met de meeste klem op dat bij alle discussies over Europa en het Europese maritieme beleid — wil dat beleid slagen — mee moet spelen dat de Europese pleziervaart een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de plaatselijke economie omdat de jachthavens niet alleen het achterland promoten en een trekpleister zijn voor toeristen die de haven en zijn omgeving willen ontdekken, maar ook van wezenlijk belang zijn voor de levering aan de plaatselijke handelaren;

47.

is ingenomen met de nadruk die wordt gelegd op de dialoog binnen de havensector; verzoekt om de oprichting van een comité voor sociale dialoog en is van mening dat dit comité zich zal moeten bezighouden met onderwerpen die de havens aangaan, waaronder de rechten van werknemers, de havenconcessies en de ILO-Conventie Nr. 152 van 1979 inzake veiligheid en gezondheid op het werk (dokwerk);

48.

benadrukt het belang van de handhaving en verzekering van een zo goed mogelijke opleiding van havenarbeiders; steunt de Commissie in haar wens dat havenarbeiders een wederzijds erkende basiskwalificatie krijgen, teneinde de flexibiliteit in deze sector te ondersteunen; daarom dienen om te beginnen de verschillende bestaande systemen voor beroepskwalificaties voor havenarbeiders met elkaar te worden vergeleken; is evenwel van mening dat deze basiskwalificatie niet als gevolg mag hebben dat het gemiddelde kwalificatieniveau van havenarbeiders in een lidstaat naar beneden gaat;

49.

stelt voor het thema beroepskwalificaties en levenslang leren samen met de sociale partners aan de orde te stellen in het toekomstige Europese comité voor sociale dialoog;

50.

moedigt de Commissie aan de uitwisseling van goede praktijken in de havensector in zijn algemeenheid te bevorderen, en meer in het bijzonder voor wat betreft innovatie en de opleiding van werknemers, teneinde de kwaliteit van de dienstverlening, het concurrentievermogen en het investeringsniveau te vergroten;

51.

verwelkomt de invoering van de Europese zeevaartdag, op 20 mei, en steunt in het bijzonder de invoering van een „open dag”, waardoor het publiek een beter begrip kan krijgen van het werk en het belang van de havensector;

52.

verzoekt de Commissie met klem om zich overeenkomstig de resolutie van het Parlement van 8 mei 2008 over de Trans-Atlantische Economische Raad (10) verder in te spannen voor wijziging van Amerikaanse wetgeving die ertoe strekt dat voor de VS bestemde lading voor honderd procent moet worden gecontroleerd, zodat samenwerking plaatsvindt op basis van de wederzijdse erkenning van „geautoriseerde ondernemers” en op basis van de normen die in het kader van de Werelddouaneorganisatie (C-TPAT, SAFE) zijn overeengekomen; verzoekt de Commissie een raming te maken van de potentiële kosten voor het bedrijfsleven en de EU-economie van een 100 %-controle van voor de VS bestemde zeevrachtcontainers, alsook van de mogelijke effecten daarvan op douanewerkzaamheden;

53.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 531.

(2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0087.

(3)  PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

(4)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(5)  PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1.

(6)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(7)  PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

(8)  Zie artikel 19 van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1).

(9)  PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.

(10)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0192.