27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 286/54


Donderdag, 19 juni 2008
Iran

P6_TA(2008)0314

Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2008 over Iran

2009/C 286 E/14

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Iran, met name over de mensenrechten,

gezien de verklaringen van het EU-voorzitterschap van 4 juni 2008 en 10 juni 2008 over de dreigende executie van jeugdige delinquenten in Iran,

gezien de verklaring van 13 juni 2008 van het voorzitterschap namens de Europese Unie over de executie van Mohammad Hassanzadeh,

onder verwijzing naar de resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, en met name resolutie 62/168 van 18 december 2007 over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran en resolutie 62/149 van 18 december 2007 over een moratorium voor het gebruik van de doodstraf,

gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind waarbij Iran zich heeft aangesloten,

gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A.

erwegende dat de algemene situatie van de mensenrechten in Iran sinds 2005 achteruit is blijven gaan en overwegende dat alleen al het aantal executies in 2007 bijna is verdubbeld;

B.

overwegende dat Iran en enkele andere landen nog steeds minderjarigen executeren; overwegende dat van Iran bekend is dat het meer jeugdige delinquenten heeft geëxecuteerd dan enig ander land in de wereld en dat er volgens de berichten in Iran meer dan 100 personen in afwachting zijn van hun executie wegens misdaden die zij zouden hebben begaan toen zij nog geen 18 jaar oud waren;

C.

overwegende dat Mohammad Hassanzadeh, een jeugdige delinquent, nog geen 18 was toen hij op 10 juni 2008 werd geëxecuteerd;

D.

overwegende dat ten minste vier andere jeugdige delinquenten, Behnoud Shojaee, Mohammad Fedaei, Saeed Jazee en Behnam Zaare elk moment kunnen worden geëxecuteerd en overwegende dat de Iraanse autoriteiten evenwel hebben bevolen de executie van twee van deze jeugdige delinquenten, Behnoud Shojaee en Mohammad Fedaei een maand uit te stellen;

E.

overwegende dat de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens van de Verenigde Naties de Iraanse autoriteiten er op 10 juni 2008 aan heeft herinnerd dat executie van jeugdige delinquenten, volgens het internationaal recht streng verboden is;

F.

overwegende dat er onder de Iraanse jeugdige delinquenten ook personen zijn die beschuldigd worden van homoseksuele relaties, waarop in Iran de doodstraf staat;

1.

veroordeelt de terdoodveroordelingen en executies in Iran ten zeerste, met name diegene die worden opgelegd en uitgevoerd op jeugdige delinquenten en minderjarigen, en dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan de internationaal erkende wettelijke normen ten aanzien van minderjarigen te eerbiedigen;

2.

benadrukt dat terdoodveroordelingen van jongeren in strijd zijn met de internationale verplichtingen en afspraken die door de Islamitische Republiek Iran ondertekend zijn, met name het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind, die beide de executie van minderjarigen of mensen die veroordeeld zijn wegens misdaden die zij begingen toen zijn nog minderjarig waren, duidelijk verbieden;

3.

veroordeelt zeer uitdrukkelijk de executie van Mohammad Hassanzadeh, die nog geen 18 jaar oud was toen hij geëxecuteerd werd;

4.

dringt bij de Iraanse autoriteiten aan op uitstel van de executie van Behnoud Shojaee, Mohammad Fedaei, Saeed Jazee en Behnam Zaare en alle andere jeugdige delinquenten die ter dood zijn veroordeeld;

5.

dringt er bij de leden van de onlangs verkozen Majlis (het Iraans parlement) op aan snel hun goedkeuring te hechten aan de hangende hervorming van het Iraanse strafwetboek, met name steniging en executie van delinquente kinderen af te schaffen, te streven naar een moratorium voor de doodstraf en de Iraanse wetgeving in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten;

6.

dringt er op aan in Iran homoseksuele relaties uit het wetboek van strafrecht te halen;

7.

dringt er bij de lidstaten op aan de uitzetting van personen die in Iran dreigen te worden geëxecuteerd of gemarteld, op te schorten;

8.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de VN-mensenrechtenraad, het hoofd van de rechterlijke macht van Iran, en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.