19.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 279/109


Soedan en het Internationaal Strafhof

P6_TA(2008)0238

Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2008 over Soedan en het Internationaal Strafhof

(2009/C 279 E/23)

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over Soedan,

gezien het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ICC) en de inwerkingtreding hiervan op 1 juli 2002,

gezien Resolutie 1593 van de Veiligheidsraad van de VN van 31 maart 2005,

gezien de conclusies van de Raad over Soedan/Tsjaad van 11 december 2007 en 30 januari 2008,

gezien de Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie van 31 maart 2008 bij de verjaardag van de verwijzing van de situatie in Darfur/Soedan naar het ICC,

gezien de toekenning van de Sacharovprijs 2007 aan Salih Mahmoud Osman, een Soedanese mensenrechtenadvocaat, die in de Darfurregio van Soedan werkzaam is, voor zijn inspanningen om recht te verkrijgen voor de slachtoffers van de burgeroorlog in Darfur,

gezien de campagne „Gerechtigheid voor Darfur” die is gelanceerd door een groot aantal NGO's, om druk uit te oefenen op Soedan om zijn medewerking te verlenen aan het ICC en gevolg te geven aan de arrestatiebevelen van het ICC,

gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de veiligheidssituatie in Darfur uiterst instabiel is en er stevige schermutselingen hebben plaatsgevonden tussen rebellen en regeringstroepen, die een effect hebben op de humanitaire operaties,

B.

diep geschokt over het lijden van honderdduizenden vrouwen, mannen en kinderen die zijn mishandeld, vermoord, verkracht, verdreven of op andere wijze slachtoffer geworden van het conflict in Darfur, en opmerkend dat de situatie sinds 2003 in een neerwaartse spiraal terecht is gekomen en dat de willekeurige luchtaanvallen op burgers doorgaan,

C.

overwegende de VN-doctrine inzake de verantwoordelijkheid om te beschermen („Responsibility to Protect”) inhoudt dat wanneer nationale autoriteiten manifest falen om hun bevolking te beschermen anderen de verantwoordelijkheid hebben om te zorgen voor de noodzakelijke bescherming,

D.

overwegende dat de Veiligheidsraad van de VN de situatie in Darfur in maart 2005 naar het ICC heeft verwezen, waarna een onderzoek is gestart,

E.

overwegende dat Soedan het Statuut van Rome van 2002 tot oprichting van het ICC heeft ondertekend, maar niet heeft geratificeerd,

F.

overwegende dat de regering van Soedan als lid van de Verenigde Naties verplicht is samen te werken met het ICC krachtens Resolutie 1593(2005), die de Veiligheidsraad heeft aangenomen overeenkomstig haar bevoegdheden van hoofdstuk 7,

G.

verbijsterd over het feit dat de Soedanese regering sinds de uitvaardiging van de arrestatiebevelen herhaaldelijk heeft geweigerd samen te werken met het ICC en keer op keer het ICC en de internationale gemeenschap heeft geschoffeerd,

H.

overwegende dat het ICC in april 2007 twee arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd tegen de vroegere minister van Binnenlandse Zaken Ahmad Harun en de vroegere leider van de Janjaweedmilitie, Ali Muhammed Aki Abd-Al-Rahman, ook bekend onder de naam Ali Kushayb, wegens een 51 punten tellende aanklacht inzake oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid,

I.

overwegende dat Ahmad Harun nu minister Humanitaire Zaken is, die nota bene verantwoordelijk is voor bijstand aan de slachtoffers van deze vermeende misdrijven, alsook verantwoordelijk voor de contacten met de internationale vredeshandhavingsmacht — Afrikaanse Unie/Verenigde Naties in Darfur (UNAMID); overwegende dat hij tevens gepromoveerd is tot voorzitter van de regeringscommissie die belast is met het horen van klachten inzake de mensenrechten; en overwegende dat Ali Kushayb — die in de tijd dat de arrestatiebevelen waren uitgevaardigd in Soedan in hechtenis zat wegens andere beschuldigingen — is vrijgelaten in oktober 2007 ondanks dat hij gezocht werd door het ICC,

J.

overwegende dat het Parket van de Aanklager in juni 2007 en opnieuw in december 2007 de Veiligheidsraad van de VN in kennis heeft gesteld van het verzuim en de onwil van de Soedanese regering om haar samenwerking te verlenen aan het ICC, en heeft opgemerkt dat er geen stappen zijn ondernomen om Ahmad Harun en Ali Kushayb te arresteren en over te dragen,

K.

opmerkend dat op 5 juni 2008 de hoofdaanklager van het ICC, Luis Moreno Ocampo, voor de zevende maal zal rapporteren aan de Veiligheidsraad van de VN over de vorderingen van het onderzoek in Darfur en over de samenwerking die het ICC heeft ontvangen van de Soedanese autoriteiten,

L.

vastbesloten om het ICC te steunen op dit cruciale moment in zijn werkzaamheden en volledig ervan overtuigd dat het een essentieel onderdeel is van de oplossing van het conflict in Darfur om een einde te maken aan de straffeloosheid van degenen die de afschuwelijke misdaden in Darfur op touw hebben gezet en hebben begaan,

M.

overwegende dat op 10 en 11 mei 2008 opstandelingen van de Rechtvaardigheids- en gelijkheidsbeweging (JEM) een verrassingsaanval hebben uitgevoerd op Omdurman, vlak bij Khartoem, waarbij minstens 200 slachtoffers zijn gevallen,

N.

overwegende dat op 20 mei 2008, na een eerste golf van schermutselingen in de week daarvoor, zware gevechten zijn uitgebroken in het olierijke Abyei, dat door het noorden en het zuiden wordt opgeëist, tussen het Soedanese leger en het Volksbevrijdingsbeweging (SPLA), hetgeen volgens de VN geresulteerd heeft in 30 000 tot 50 000 binnenlandse ontheemden en een nog onbepaald aantal doden,

O.

overwegende dat op 4 mei 2008 vliegtuigen van het Soedanese leger burgerdoelen in Noord-Darfur hebben gebombardeerd, waarbij 12 burgers om het leven zijn gekomen,

P.

overwegende dat het conflict in Soedan tot dusver tot 300 000 slachtoffers (recente schattingen van de VN) en 2,5 miljoen binnenlands ontheemde personen en vluchtelingen heeft geleid, en dat de onveiligheid in het Darfurgebied toeneemt,

Q.

overwegende dat UNAMID nog steeds slechts over 7 500 manschappen beschikt en minder dan 2 000 politiemensen ter plaatse, van de 26 000 die zijn toegestaan,

1.

veroordeelt krachtig de aanhoudende weigering van Soedan om samen te werken met het ICC en Ahmad Harun en Ali Kushayb te arresteren en over te dragen aan het ICC, en te voldoen aan zijn verplichtingen krachtens het internationale humanitaire recht, in flagrante minachting jegens de honderdduizenden slachtoffers en hun families, en jegens de miljoenen mensen die sinds het begin van het conflict hun huis gedwongen moesten te verlaten;

2.

dringt er bij de Soedanese regering op aan het Statuut van het ICC te ratificeren en Resolutie 1593(2005) van de Veiligheidsraad van de VN na te leven, onvoorwaardelijk samen te werken met het ICC, en te zorgen voor een adequaat en effectief onderzoek naar en vervolging van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid die in het Darfurgebied zijn begaan;

3.

dringt er bij de autoriteiten van Khartoem op aan de twee ICC-verdachten onverwijld te arresteren en over te dragen, om de cyclus van straffeloosheid in Darfur onmiddellijk halt toe te roepen en mee te werken met de toekomstige ICC-onderzoeken in Darfur;

4.

dringt er bij de Raad algemene zaken en buitenlandse betrekkingen van 16 en 17 juni 2008 en de Europese Raad van 19 en 20 juni 2008 op aan het rapport van de aanklager bij het ICC te bespreken en in actie te komen en gerichte strafmaatregelen aan te nemen tegen een duidelijk omlijnde groep van Soedanese overheidsmedewerkers, die de verantwoordelijkheid dragen voor het gebrek aan samenwerking van Soedan met het ICC, zoals:

bevriezen van en beslagleggen op activa van individuen die zijn aangemerkt als degenen die de samenwerking met het ICC tegenwerken; opsporen en blokkeren van buitenlandse activa van bedrijven die gelieerd zijn aan de Nationale Congrespartij (meerderheidspartij in de regering), een belangrijk kanaal voor de financiering van de milities in Darfur,

blokkeren van toegang tot banken in de EU voor financiële transacties en betalingen van of namens deze individuen,

maatregelen tegen bedrijfsactiviteiten en andere economische en handelsbetrekkingen tussen deze individuen, of door hen gecontroleerde juridische eenheid of corporatie, en Europese bedrijven, met name maatregelen tegen de inkomstenstroom uit de oliesector;

5.

dringt er bij de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten met een zetel in de Veiligheidsraad van de VN, namelijk België, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Kroatië op aan een principestandpunt in te nemen bij de briefing van de Aanklager op 5 juni 2008, in overeenstemming met het gemeenschappelijk standpunt van de EU over het ICC, en adequaat te reageren op de bevindingen van de aanklager door er bij Soedan op aan te dringen onmiddellijk gevolg te geven aan Resolutie 1593(2005) van de VN en aan de verzoeken van het ICC;

6.

roept alle andere landen die vertegenwoordigd zijn in de Veiligheidsraad van de VN elk verzoek om medewerking van de Aanklager van het ICC namens het Hof te steunen, en roept in het bijzonder China, Rusland, Zuid-Afrika en Libië op hun woord gestand te doen in het kader van Resolutie 1593(2005) van de Veiligheidsraad en niet de stappen van de Veiligheidsraad op 5 juni 2008 tegen te werken;

7.

verzoekt de EU-lidstaten en de Veiligheidsraad van de VN met klem aan te dringen op speciale vermelding van straffeloosheid en de arrestatiebevelen van het ICC in het formele mandaat voor het komende bezoek van de Veiligheidsraad van de VN aan Khartoem eind mei 2008 op te nemen;

8.

vraagt de Commissie en de lidstaten van de EU ervoor te zorgen dat hun substantiële ontwikkelingshulp niet wordt geleverd via het Ministerie van Humanitaire Zaken van Ahmad Harun, en verzoekt donoren dringend formeel druk uit te oefenen op de regering van Soedan Ahmad Harun uit zijn ambt te ontzetten;

9.

verzoekt de EU druk uit te oefenen op China om zich te scharen achter de internationale inspanningen om een einde te maken aan het conflict en gebruik te maken van de belangrijke invloed die het heeft op de regering van Soedan vanwege zijn rol als voornaamste verschaffer van inkomsten uit de verkoop van olie; dringt er bij China op aan zijn wapenleveranties aan Soedan stop te zetten;

10.

dringt er bij de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga op aan zich actief in te zetten voor Darfur door de Soedanese regering ertoe te bewegen samen te werken met het Parket van de Aanklager in huidige en in toekomstige onderzoeken, en dringt er bij het voorzitterschap van de EU op aan de samenwerking van Soedan met het ICC op de agenda te zetten van politieke dialogen en topconferenties met hoofdpartners zoals China, de Verenigde Staten, de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga;

11.

dringt er bij de Raad en de Commissie op aan het Europees Parlement regelmatig te informeren over hun huidige en toekomstige inspanningen om de regering van Soedan ertoe te zetten samen te werken met het ICC, en zegt toe de kwestie te blijven volgen en alle mogelijke gelegenheden te benutten om de kwestie aan te snijden met zowel Soedanese regeringsmedewerkers als andere partners;

12.

veroordeelt de aanval van de JEM-opstandelingen op Omdurman op 10 en 11 mei 2008, alsook het bombardement op 4 mei 2008 in Noord-Darfur, waarbij 12 mensen om het leven zijn gekomen, 30 mensen gewond zijn geraakt, en een school, een waterinstallatie en een markt zijn verwoest;

13.

uit zijn ernstige bezorgdheid over de hernieuwde gevechten tussen het Soedanese leger en de SPLA in Abyei, waardoor de humanitaire noden toenemen, de humanitaire operaties worden belemmerd, en het vredesakkoord van 2005 mogelijk in gevaar wordt gebracht;

14.

veroordeelt elke schending van het vredesakkoord en de bestanden door elke partij, en in het bijzonder alle geweld tegen de burgerbevolking en tegen humanitaire hulpverleners;

15.

roept de Soedanese autoriteiten, en met name de regering van nationale eenheid op hun volledige steun te verlenen aan de effectieve installering van UNAMID, en alle inspanningen te steunen om stabiliteit te creëren en een veilige omgeving te scheppen;

16.

benadrukt nogmaals dat er geen duurzame vrede kan zijn zonder dat recht wordt gesproken over ernstige misdrijven; roept de EU-waarnemers bij de vredesbesprekingen op te benadrukken hoe belangrijk het is om een einde te maken aan de straffeloosheid bij de ontwikkeling van naleving op de lange termijn van de rechtstaat en de mensenrechten in Soedan;

17.

roept de regering van Soedan en alle gewapende groeperingen op de mensenrechten en het internationaal humanitair recht te respecteren door zich te onthouden van willekeurige aanvallen op burgers en seksueel geweld tegen vrouwen;

18.

roept alle bij het conflict betrokken partijen op geen kindsoldaten jonger dan 18 jaar te rekruteren en in te zetten, en roept de Soedanese autoriteiten op ontheemde kinderen, en met name alleenstaande minderjarigen, te beschermen, in overeenstemming met de desbetreffende verdragen;

19.

roept voorts alle derde partijen op de export van wapens naar alle partijen in het conflict in de regio stop te zetten en de eerbiediging van de mensenrechten en de internationale vrede en veiligheid in hun betrekkingen met Soedan hoog te houden;

20.

is bezorgd over de berichten over massa-arrestaties in Khartoem na de aanvallen van de rebellen; herinnert de regering van Soedan aan haar verplichtingen krachtens het Afrikaanse Handvest over mensen- en volkerenrechten, volgens welk onder andere niemand willekeurig mag worden gearresteerd of vastgehouden, en elk individu het recht heeft op een verdediging en een proces binnen redelijke tijd;

21.

dringt er bij de Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor Soedan, Pekka Haavisto, op aan om in overeenstemming met zijn mandaat en met het Gemeenschappelijk standpunt van de EU over het ICC, een proactieve rol te spelen en alle mogelijke gelegenheden te benutten om met Soedanese gesprekspartners en andere partners de noodzaak aan de orde te stellen om onmiddellijk Ahmad Harun en Ali Kushayb te arresteren en over te dragen, en samen te werken met het ICC, en roept de Speciale Vertegenwoordiger op regelmatig aan de andere EU-instellingen te rapporteren over ontwikkelingen op dit gebied;

22.

geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de ernstige tekorten in de UNAMID-middelen en roept de lidstaten van de Afrikaanse Unie en de internationale gemeenschap op hun bijdragen te verhogen zodat verdere troepenmachten en uitrusting snel ingezet kunnen worden in Darfur;

23.

dringt er bij de Soedanese regering op aan haar toezeggingen inzake een moratorium op beperkingen en obstakels voor alle humanitaire hulpverleners na te komen; onderstreept dat de escalatie van het geweld in de afgelopen maand ook een impact heeft op de humanitaire operaties, daar overvallen en diefstal hebben geleid tot het verloren gaan van voedselhulp, waardoor voedselhulpbureaus gedwongen zijn de rantsoenen te halveren voor meer dan drie miljoen behoeftige mensen in Darfur;

24.

dringt er bij de EU en andere internationale actoren op aan adequate maatregelen te treffen tegen degenen die zich schuldig maken aan geweld en het bestand schenden, of burgers, vredeshandhavers of humanitaire hulpoperaties aanvallen, en alle noodzakelijke stappen te ondernemen om een einde te maken aan de straffeloosheid;

25.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor Soedan, de regering van Soedan, de regeringen van de lidstaten van de EU en de leden van de Veiligheidsraad van de VN, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de instellingen van de Arabische Liga, alsmede de Aanklager van het ICC.