19.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 279/1


Evaluatie van het PEACE-programma en strategieën voor de toekomst

P6_TA(2008)0205

Resolutie van het Europees Parlement van 20 mei 2008 over de evaluatie van het PEACE-programma en strategieën voor de toekomst (2007/2150(INI))

(2009/C 279 E/01)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 158 van het EG-Verdrag,

gezien Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen (1),

gezien Verordening (EEG) nr. 2081/93 van de Raad van 20 juli 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2052/88 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de coördinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten (2),

gezien Verordening (EEG) nr. 2082/93 van de Raad van 20 juli 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 4253/88 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (3),

gezien Verordening (EG) nr. 214/2000 van de Raad van 24 januari 2000 betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland (4),

gezien Verordening (EG) nr. 2236/2002 van de Raad van 10 december 2002 betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland (2003-2004) (5),

gezien Verordening (EG) nr. 1105/2003 van de Raad van 26 mei 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1260/1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen (6),

gezien Verordening (EG) nr. 173/2005 van de Raad van 24 januari 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1260/1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen, met betrekking tot de verlenging van de duur van het Peace-programma en de toekenning van nieuwe vastleggingskredieten (7),

gelet op Verordening (EG) nr. 177/2005 van de Raad van 24 januari 2005 betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland (2005-2006) (8),

gelet op Verordening (EG) nr. 1968/2006 van de Raad van 21 december 2006 betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland (2007-2010) (9),

gelet op Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (10),

gezien de mededeling van de Commissie over een speciaal steunprogramma voor vrede en verzoening in Noord-Ierland (COM(1994)0607),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Verslag over het Internationaal Fonds voor Ierland op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 177/2005 van de Raad” (COM(2006)0563),

gezien het speciaal verslag nr. 7/2000 van de Europese Rekenkamer over het Internationaal Fonds voor Ierland en het speciale steunprogramma voor vrede en verzoening in Noord-Ierland en de aangrenzende graafschappen van Ierland (1995-1999), alsmede de antwoorden van de Commissie (paragraaf 58) (11),

gezien de door de Commissie regionale ontwikkeling van het Europees Parlement georganiseerde openbare hoorzitting van 20 november 2007 over de evaluatie van het PEACE-programma en strategieën voor de toekomst,

gezien de Task force voor Noord-Ierland (TFNI), opgericht na het bezoek van de heer Barroso, voorzitter van de Commissie, aan Belfast in mei 2007,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0133/2008),

A.

overwegende dat de programma's PEACE I en PEACE II, die werden gefinancierd in het kader van Verordeningen (EG) nrs. 1105/2003 en 173/2005 van de Raad erop waren gericht vrede tot stand te brengen en twee hoofdonderdelen omvatten: kansen benutten die de vrede met zich meebrengt en het oplossen van problemen die het resultaat zijn van conflict en geweld,

B.

overwegende dat de bijdrage van de EU tot het PEACE-programma zeer waardevol is geweest en is en dat de Europese inbreng in de vredesprojecten zich niet heeft beperkt tot het beschikbaar stellen van een financieel instrument, maar ook van belang is gebleken vanwege de rol van de EU als neutrale autoriteit die over de deskundigheid en nodige langetermijnvisie voor de ontwikkeling van het programma beschikt,

C.

overwegende dat het verzoeningsproces op verschillende niveaus plaatsvindt, en overwegende dat het actief moet worden aangemoedigd, maar niet aan de betrokkenen kan worden opgelegd (12),

D.

overwegende dat vredesopbouw en verzoening uit de aard der zaak hachelijke ondernemingen zijn, maar van essentieel belang zijn om de politieke, economische en sociale problemen in de regio te overwinnen,en overwegende dat er in projecten voor het opbouwen van vertrouwen daarom ruimte voor experimenten moet zijn en er dus voor het opstarten daarvan ruimte voor innovatie moet worden geboden,

E.

overwegende dat door het conflict in Noord-Ierland van elkaar gescheiden gemeenschappen zijn ontstaan, wat tot grote sociale, economische en politieke scheidslijnen heeft geleid,

F.

overwegende dat negatieve opvattingen door wederzijdse contacten en het opbouwen van vertrouwen kunnen worden gewijzigd en overwegende dat de bevordering van wederzijds begrip onder jongeren toekomstige leiders kan helpen inzicht te krijgen in de geschiedenis en cultuur van beide gemeenschappen,

G.

overwegende dat projecten in het kader van partnerschappen met lokale gemeenschappen weliswaar meer tijd kunnen kosten aangezien daarbij meer deelnemers en procedures betrokken zijn, maar dat zij onmiskenbaar essentiële extra voordelen opleveren, daar het programma en de EU sterker onder de aandacht worden gebracht naarmate de betrokken bestuurslaag decentraler is en het participatieniveau hoger,

H.

overwegende dat voorheen gemarginaliseerde groepen en personen die ernstig te lijden hebben gehad onder het conflict en het geweld, door de PEACE-programma's de mogelijkheid hebben gekregen om actief bij te dragen aan het vredesproces; overwegende dat de meest gemarginaliseerde delen van de samenleving van projecten in het kader van het PEACE-programma profiteren door de ontwikkeling van activiteiten ten behoeve van individuen en groepen, zoals slachtoffers van het conflict, ouderen en kwetsbare personen, gehandicapten, slachtoffers van huiselijk geweld, ex-gedetineerden en werkloze jongeren (13),

I.

overwegende dat velen die in vredes- en verzoeningsprojecten hebben geparticipeerd dit op basis van vrijwilligheid hebben gedaan,

J.

overwegende dat het van essentieel belang is dat programma's voor vredesopbouw, vooral die waarbij gemeenschaps- en vrijwilligersgroepen zijn betrokken, financiële steun blijven behouden, wanneer de PEACE-financiering stopt,

K.

overwegende dat de vrijwilligerssector en gemeenschappen bekend staan om hun verdiensten in de strijd tegen sociale neergang en achterstand en zeer geschikt zijn voor de ontwikkeling en verlening van directe diensten aan de meest achtergestelden in de samenleving, en overwegende dat vrouwen een zeer positieve rol vervullen in vredesopbouw,

L.

overwegende dat de PEACE-programma's de ontwikkeling van economische projecten in achterstandsgebieden hebben ondersteund door het opstarten van nieuwe ondernemingen,

M.

overwegende dat veel gemeenschaps- en vrijwilligersinitiatieven die krachtens PEACE II worden gefinancierd, een doorlopend karakter hebben en essentiële diensten aan de gemeenschap leveren, met name aan gemarginaliseerde groepen, en wachten op goedkeuring voor financiering zodat ze deze diensten kunnen blijven leveren,

N.

overwegende dat de met behulp van de PEACE-programma's geïnitieerde economische ontwikkeling onder meer tot verbeteringen heeft geleid in steden en op het platteland,

O.

overwegende dat de financiering in het kader van het het Internationaal Fonds voor Ierland (IFI) vaak van aanvullende aard is en dat beide programma's, het IFI en PEACE, ervoor hebben gezorgd dat projecten een bepaalde staat konden bereiken waarin ze een beroep konden doen op overige EU-financiering, zoals Interreg,

P.

overwegende dat een groot aantal acties in het kader van de subprogramma's van PEACE, de IFI-programma's grote gelijkenis vertoonden en dat er daarbij sprake was van enige overlappingen van de activiteiten op bepaalde gebieden,

Q.

overwegende dat verantwoordingsplicht en transparantie, participatie, erkenning van de onderlinge afhankelijkheid van alle mensen, de succesvolle opheffing van ongelijkheden, bevordering van verscheidenheid en aandacht voor kwetsbare groepen en gelijke kansen belangrijke elementen vormen van vredesopbouw en verzoening,

R.

overwegende dat volgens het rapport van de interim-commissaris voor slachtoffers en overlevenden (14) steungroepen voor slachtoffers en overlevenden afhankelijk zijn van een eenmalige PEACE-financiering en er onduidelijkheid bestaat over de voortgang van projecten voor slachtoffers en overlevenden, als de PEACE-financiering niet meer beschikbaar is, en overwegende dat er onlangs vier nieuwe slachtoffercommissarissen zijn benoemd door de premier en de vice-premier van Noord-Ierland,

S.

overwegende dat de bescherming en bevordering van de mensenrechten een integraal onderdeel vormt van vredesopbouw en sociale wederopbouw na een conflict,

1.

benadrukt dat medezeggenschap op lokaal niveau een essentieel onderdeel vormt van vredesopbouw en dat de participatie van het maatschappelijk middenveld voor een betere besluitvorming en een beter bestuur van de samenleving zorgt;

2.

wijst erop dat de ontwikkeling van verschillende uitvoeringsmechanismen in samenwerking met de vrijwilligerssector, non-gouvernementele organisaties en lokale autoriteiten brede ervaring met de toepassing van EU-fondsen heeft opgeleverd; hoopt dat ook bij de uitvoering van andere financieringsprogramma's gebruik kan worden gemaakt van dergelijke mechanismen van onderaan;

3.

is verheugd over de bijdrage van de programma's PEACE en het IFI aan de economische en sociale ontwikkeling; merkt op dat een voor de tenuitvoerlegging van het IFI in een achterstandsgebied ontstaan ondernemingscentrum met behulp van het IFI en de lokale districtsraad is uitgegroeid tot een netwerk van tweeëndertig ondernemingscentra, waardoor een bijdrage is geleverd aan het doen toenemen van vertrouwen en hoop onder de betrokkenen;

4.

benadrukt dat de samenwerking tussen de deelnemers aan programma' die uit middelen van PEACE en het IFI worden gefinancierd, niet dient op te houden wanneer de programma's aflopen; roept de overheidsinstanties op deze werkzaamheden, die doeltreffend zijn gebleken, te handhaven om ervoor te zorgen dat de mainstreamfinanciering voor deze uiterst waardevolle werkzaamheden wordt voortgezet wanneer alle PEACE-financiering afloopt;

5.

roept de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland op tijdelijke financieringsregelingen te treffen voor gemeenschaps- en vrijwilligersgroepen, met name met het oog op overbrugging van het gat tussen het einde van de financieringsprogramma's PEACE II en de start van de financieringsprogramma's PEACE III,

6.

roept de Commissie en de regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland op in gesprek te treden met de commissarissen voor slachtoffers en overlevenden om een mechanisme te vinden voor handhaving van de financiële steun voor steungroepen voor slachtoffers en overlevenden na beëindiging van alle PEACE-financiering,

7.

roept de Commissie op om met betrekking tot de TFNI een voorbeeld te nemen aan de op actief burgerschap gerichte benadering van de programma's PEACE I en PEACE II wanneer zij toekomstige initiatieven gaat opzetten; herinnert aan het belang van een evenwichtige regionale ontwikkeling, met inbegrip van aandacht voor de in vergelijking met andere regio's in de Europese Unie onderontwikkelde infrastructuur, voor de stabilisering van het vredesproces, en dringt er bij de TFNI op aan zich bij de steun voor infrastructuurverbetering positiever op te stellen;

8.

pleit voor een verdere ontwikkeling van grensoverschrijdend werk, overwegende dat grensoverschrijdend werk van cruciaal belang is geweest voor het herstel van stedelijke en plattelandsgemeenschappen in de grensgebieden; dringt aan op de verdere ontwikkeling van samenwerkingsverbanden tussen plaatselijke kamers van koophandel en de publieke sector, alsmede forums voor de vrijwilligers- en gemeenschapssector aan beide kanten van de grens, en voor vrijwilligersorganisaties die al grensoverschrijdend werk verrichten;

9.

verzoekt de regering van Ierland Verordening (EG) nr. 1082/2006 onverwijld ten uitvoer te leggen;

10.

dringt erop aan om in het kader van de financieringsprogramma's uitgebreid gebruik te maken van raadpleging, zowel op grote als op kleine schaal en met een lokaal zwaartepunt, en onderstreept het belang om voor regelingen te zorgen die voorzien in de toekenning van kleine subsidies voor de financiering van dringende werkzaamheden en werkzaamheden waarvan de resultaten niet zonder meer kunnen worden gekwantificeerd, alsmede regelingen die zorgen voor duurzaamheid op lange termijn mogelijk maken en lokale gemeenschappen kunnen ondersteunen;

11.

verzoekt om vermindering van de bureaucratie om ervoor te zorgen dat kleine projecten niet overbelast raken;

12.

erkent dat vredesopbouw een langdurig, langzaam groeiend proces is en dat een sterke ontwikkeling van vrede en verzoening tijd kost; verzoekt om een verlenging van individuele subsidieperiodes opdat deze effect kunnen sorteren; erkent dat niet alleen economische initiatieven, maar ook cultuur- en sportinitiatieven een belangrijke bijdrage aan vrede en verzoening kunnen leveren en derhalve gestimuleerd moeten blijven worden;

13.

merkt op dat de sociale economie een subsector is van de vrijwilligers- en gemeenschapssector en dat het van belang is deze subsector te raadplegen om lokale strategieën en gebieden te ontwikkelen; is van mening dat andere lokale ondernemingen eveneens invloedrijke deelnemers zijn;

14.

benadrukt dat de ontwikkeling in plattelandsgebieden grotere synergieën tussen de financiering van landbouw-, regionale en plattelandsontwikkeling en tussen natuurbehoud, ecotoerisme en productie en gebruik van hernieuwbare energie vereist dan tot dusver;

15.

benadrukt dat de burgers gemakkelijk toegang dienen te krijgen tot informatie over de successen van projecten die uit middelen van PEACE I en PEACE II of van het IFI zijn gefinancierd; is van mening dat de bij dergelijke projecten opgedane ervaring dient te worden gedeeld met degenen die betrokken zijn bij andere internationale vredesactiviteiten; pleit in dit verband voor de inrichting van een gegevensbank als leermiddel voor werkzaamheden voor vrede en verzoening in binnen- en buitenland; pleit er tevens voor dat bij de totstandbrenging van regionale en stedelijke netwerken alle participatieniveaus worden betrokken;

16.

beveelt aan omvattende strategieën in te voeren om ervoor te zorgen dat niet alleen voorbeelden voor goede praktijken beschikbaar zijn, maar dat deze voorbeelden in elke fase van de projectcyclus, d.w.z. bij het projectontwerp, de uitvoering, de controle en de evaluatie, worden toegepast;

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Comité van de Regio's, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

(2)  PB L 193 van 31.7.1993, blz. 5.

(3)  PB L 193 van 31.7.1993, blz. 20.

(4)  PB L 24 van 29.1.2000, blz. 7.

(5)  PB L 341 van 17.12.2002, blz. 6.

(6)  PB L 158 van 27.6.2003, blz. 3.

(7)  PB L 29 van 2.2.2005, blz. 3.

(8)  PB L 30 van 3.2.2005, blz. 1.

(9)  PB L 409 van 30.12.2006, blz. 86.

(10)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19.

(11)  PB C 146 van 25.5.2000, blz. 1.

(12)  Reconciliation after Violent Conflict, International IDEA, 2003, Stockholm.

(13)  The EU Programme for Peace and Reconciliation — The impact: SEUPB.

(14)  Support for Victims and Survivors — Addressing the Human Legacy, januari 2007.