28.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/34


Advies van het Comité van de Regio's over het groenboek „migratie en mobiliteit”

2009/C 120/07

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

denkt dat er met een communautaire aanpak van de gemeenschappelijke problemen van het onderwijs in de lidstaten een aanzienlijke Europese meerwaarde kan worden behaald, hetgeen een belangrijke stimulans kan zijn voor de ontwikkeling van het onderwijsbeleid op nationaal niveau. Onderwijs is de sleutel tot integratie en echte deelname aan het maatschappelijk en beroepsleven.

In dat verband zij vooral ook gewezen op de bijzondere rol van het Comité. In sommige lidstaten is onderwijs namelijk de verantwoordelijkheid van de lokale en regionale overheden.

Het Comité benadrukt de cruciale rol van het (voorbereidend) schoolonderwijs bij de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond en wijst in dat verband vooral op het belang van een goede beheersing van de voertaal die in het gastland op scholen en in het dagelijks leven wordt gesproken.

Meer migratie betekent ook meer verscheidenheid aan culturen én talen. Door te profiteren van de aanwezige talenkennis kan de Europese Unie haar positie op de wereldmarkt verbeteren. Mede in het licht van de demografische ontwikkelingen moet de toegenomen migratie daarom niet uitsluitend als een last voor de Europese lidstaten worden gezien, maar ook als een kans.

Het advies aan de Commissie is om bij een verdere uitdieping van dit vraagstuk op Europees niveau ook aandacht te besteden aan de volgende kwesties, die in het Groenboek ontbreken:

vergroting van de onderwijsdeelname van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond;

de stimulering van migrantenouders om gebruik te maken van het bestaande onderwijsaanbod;

de voorbereiding van kinderen en jongeren migrantenachtergrond op werk (d.m.v. beroepsoriëntatie en werkgerelateerd taalonderricht).

Rapporteur

:

Ursula Männle (DE/EVP), Lid van het parlement van vrijstaat Beieren

Referentiedocument

Groenboek „Migratie en mobiliteit: uitdagingen en kansen voor Europese onderwijssystemen”

COM(2008) 423 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

Gezien het belang van de Europese onderwijssamenwerking voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Europa in het kader van de Lissabon-strategie zou het Comité van de Regio's graag zien dat er binnen de kennisdriehoek meer aandacht wordt besteed aan het aspect onderwijs.

2.

De Europese onderwijssamenwerking dient te beantwoorden aan het subsidiariteitsbeginsel en aan hetgeen bij artt. 149 en 150 van het EG-Verdrag is bepaald.

3.

Daarom valt het toe te juichen dat de Commissie in het Groenboek het onderwijsbeleid als een verantwoordelijkheid van de lidstaten bestempelt.

4.

Zoals de titel van het Groenboek reeds suggereert, liggen de kansen en uitdagingen vooral bij de onderwijssystemen van de lidstaten. Op grond van de Verdragsbepalingen kan er niet worden gesproken van Europese onderwijssystemen, daar de beleidsvorming op dat punt een nationale en in sommige gevallen ook een regionale en lokale aangelegenheid is.

5.

Desondanks valt er met een communautaire aanpak van de gemeenschappelijke problemen van het onderwijs in de lidstaten een aanzienlijke Europese meerwaarde te behalen, hetgeen een belangrijke stimulans kan zijn voor de ontwikkeling van het onderwijsbeleid op nationaal niveau.

6.

Het Comité ziet veel in een verregaande uitwisseling van informatie en evaringen tussen de lidstaten en is van mening dat de Commissie daarbij de belangrijke taak heeft om goede praktijkvoorbeelden uit de lidstaten te verspreiden.

7.

In dat verband zij vooral ook gewezen op de bijzondere rol van het Comité. In sommige lidstaten is onderwijs namelijk de gedeelde of zelfs volledige verantwoordelijkheid van de lokale en regionale overheden.

8.

Het Comité hecht verder grote waarde aan de resultaten van de samenwerking tussen de lidstaten in het kader van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, is bijzonder ingenomen met de tenuitvoerlegging van de peer learning-activiteiten (die een intensief proces van wederzijds leren op vrijwillige basis mogelijk maken) en dankt daarbij de leden van de Peer Learning Cluster on Access and Social Inclusion voor hun inzet.

9.

Het is dan ook een goede zaak dat de Commissie tijdens het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008) met haar Groenboek een bijdrage levert aan de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond en daarmee ook aan het behoud van sociale cohesie.

10.

Het Comité vindt het verheugend dat de publiciteit rondom het Europees Jaar van de interculturele dialoog beklijft, en wijst daarbij met name op de poster voor Europadag 2008, die bij scholen bijzonder in trek blijkt te zijn.

11.

Het Comité staat achter het plan van de Commissie om het grote publiek in Europa door middel van een raadpleging te wijzen op de onderwijssituatie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond, en ziet de resultaten van deze raadpleging dan ook met grote belangstelling tegemoet.

12.

Het is voorts van oordeel dat een termijn van vijf maanden voldoende is voor een uitgebreide standpuntbepaling in deze raadpleging en roept zijn leden op om op lokaal en regionaal niveau steun te verlenen aan eenieder die aan deze pan-Europese raadpleging wenst deel te nemen.

13.

Het constateert wel dat de Commissie al in december 2008, dus nog vóór het einde van de raadpleging, met voorstellen zal komen voor een nieuw kader van de open coördinatiemethode, die mogelijkerwijs ook betrekking zullen hebben op de beleidsafstemming inzake de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond. Verwacht wordt dat de Commissie daarbij voldoende rekening zal houden met onderhavig advies.

14.

Het Comité kan zich ook vinden in de door de Commissie gehanteerde definitie „met een migrantenachtergrond”, waartoe op grond van het OESO-onderzoek naar de leerprestaties van scholieren in verschillende landen (PISA) ook (de kinderen van) personen moeten worden gerekend die vanwege hun geboorte of naturalisatie onderdaan zijn geworden van de lidstaat waar ze verblijven.

15.

Het is goed dat de Commissie zich hoofdzakelijk wil beperken tot kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond én een sociaaleconomische achterstand, aangezien daar de behoefte aan dringende maatregelen het grootst is.

16.

Gezien de interne mobiliteit binnen de EU en de grote toestroom van burgers uit derde landen dient het onderwijs een nationale beleidskwestie te zijn, die kan worden ondersteund door de resultaten van de raadpleging en de aansluitende Europese maatregelen te verspreiden.

17.

De Commissie heeft gelijk wanneer zij stelt dat onderwijs de sleutel is tot integratie en een succesvolle deelname aan de samenleving en het arbeidsproces.

18.

Het Comité benadrukt de cruciale rol van het (voorbereidend) schoolonderwijs bij de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond en wijst in dat verband vooral op het belang van een goede beheersing van de voertaal/voertalen die in het gastland op scholen en in het dagelijks leven wordt gesproken.

19.

Meer migratie betekent ook meer verscheidenheid aan culturen én talen. Door te profiteren van de aanwezige talenkennis kan de Europese Unie haar positie op de wereldmarkt verbeteren.

20.

Het Comité pleit er in dat verband voor om meer aandacht te besteden aan de culturele inbreng, de talenkennis en het kennispotentieel van migranten en om allochtonen met een legale verblijfsstatus een voortrekkersrol te geven in de interculturele uitwisselingen.

21.

Mede in het licht van de demografische ontwikkelingen moet de toegenomen migratie daarom niet uitsluitend als een last voor de Europese lidstaten worden gezien, maar ook als een kans.

22.

De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake sleutelcompetenties voor levenslang leren is, ook met het oog op de integratie van kinderen en jongeren in kwestie van grote betekenis.

De onderwijssituatie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond

23.

Het Comité is bezorgd over het beeld dat de Commissie schetst van de onderwijssituatie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond. De integratie van deze kinderen en jongeren is een belangrijk politiek probleem dat dus dringend moet worden aangepakt.

24.

De Commissie merkt terecht op dat kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond door een mislukte integratie op school terecht kunnen komen in een spiraal van mislukkingen, die via schooluitval, het gebrek aan kwalificaties en dus werkloosheid uiteindelijk kan uitmonden in sociale uitsluiting.

25.

De verschillen in leerprestaties tussen kinderen en jongeren met en zonder een migrantenachtergrond zijn toe te schrijven aan hele reeks factoren (zoals een gebrekkige of ontoereikende kennis van de voertaal op school, met als gevolg dat leerlingen niet in staat zijn en geen motivatie hebben om onderwijs te volgen; een gebrek aan flexibiliteit in het onderwijs om lesprogramma's te ontwikkelen die speciaal zijn toegesneden op de behoeften van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond; een thuissituatie waarin weinig belangstelling bestaat voor onderwijs, en het gebrek aan aandacht en buitenschoolse begeleiding door de ouders).

26.

De Commissie heeft het absoluut bij het rechte eind wanneer zij in haar Mededeling „Betere competenties voor de 21ste eeuw: een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied” verklaart dat de school alleen de maatschappelijke achterstand van leerlingen niet kan compenseren.

27.

Een succesvolle integratie van burgers met een migrantenachtergrond vraagt om veel bereidwilligheid, tijd, inzet en openheid van alle betrokken partijen.

28.

Het Comité had dan ook graag gezien dat de Commissie in het Groenboek had gewezen op de individuele verantwoordelijkheid van ouders, en, tot op bepaalde hoogte en evenredig aan de leeftijd, ook van hun kinderen, om ongeacht hun specifieke situatie zelf ook bereidheid te tonen om te integreren en om bijvoorbeeld binnen de bestaande mogelijkheden het heft in eigen handen te nemen door een opleiding of een om- en bijscholingscursus te volgen, zodat de sociaaleconomische achterstand kan worden verminderd of zelfs kan worden overwonnen.

29.

De leerplicht is een absolute voorwaarde voor een succesvolle integratie van die kinderen en jongeren en het is dan ook van groot belang dat scholen en ouders op dat punt samenwerken en er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat leerlingen kunnen meedoen aan schoolreisjes en gymnastiek- en zwemles.

30.

Zoals de Commissie aangeeft, moet de oplossing van een aantal fundamentele problemen worden gezocht in een versterkt partnerschap met diverse actoren op het gebied van onderwijs en jeugdbeleid (kleuterscholen, lagere en middelbare scholen, en jongerenwerk). Het Comité ziet daarbij een cruciale rol weggelegd voor het gezin, dat immers zeer bepalend is voor de algemene verwachtingen die ten aanzien van het leven worden gekoesterd en die daarmee ook van invloed zijn op de individuele leerprestaties.

31.

Om volop gebruik te kunnen maken van de verschillende mogelijkheden van het onderwijs is het absoluut noodzakelijk dat de kinderen de voertaal/voertalen van het gastland correct en vloeiend beheersen. Daarom is het belangrijk dat zij in een zo vroeg mogelijk stadium toegang krijgen tot het voorschoolse onderwijs, zodat eventuele taalproblemen reeds voor de lagere school kunnen worden aangepakt en opgelost en er dus op voet van gelijkheid aan het schoolonderwijs kan worden deelgenomen.

32.

Zowel de nationale als de regionale en lokale overheden zouden daarom meer aandacht moeten besteden aan de integratie van die kinderen en jongeren.

33.

Het Comité roept met name de lokale en regionale overheden op om daartoe alle mogelijke maatregelen te treffen die binnen hun bereik liggen.

De voorgestelde concrete beleidsmaatregelen ter verbetering van de onderwijssituatie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond

34.

Het is bijzonder lovenswaardig dat de Commissie zich in haar Groenboek niet beperkt tot louter een beschrijving van de situatie waarin kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond verkeren, maar ook een overzicht geeft van de verschillende beleidsmaatregelen voor de bestaande problemen.

35.

Ook valt het toe te juichen dat de Commissie in haar als aanvulling op het Groenboek bedoelde werkdocument (SEC(2008) 2173) een tamelijk uitgebreide inventarisatie geeft van verdere onderwijsmaatregelen voor de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond en daarbij ook verwijst naar websites met uitvoerige informatie over de inspanningen van afzonderlijke lidstaten en derde landen.

36.

De lokale en regionale overheden vervullen een belangrijke rol bij de zoektocht naar haalbare oplossingen voor een betere integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond.

37.

Het onderwijs op peuter- en kleuterscholen en in de eerste jaren van de lagere school is zeer bepalend voor de latere leerprestaties van de desbetreffende kinderen en jongeren, aangezien in die periode de basis wordt gelegd voor het verdere verloop van de hele schoolcarrière.

38.

Scholen en openbare bibliotheken zouden in dat verband meer moeten samenwerken om kinderen en jongeren aan het lezen te krijgen en zo hun taalontwikkeling te verbeteren en ook hun gevoel van betrokkenheid bij de samenleving te helpen vergroten.

39.

Kleuterscholen en lagere en middelbare scholen zouden vooral de nadruk moeten leggen op vroegtijdige ondersteuning van het individuele kind en op de ontwikkeling van diens autonomie en gevoel van eigenwaarde door reeds op jonge leeftijd interculturele waarden bij te brengen. Daarbij is een belangrijke rol is weggelegd voor vertrouwenwekkende fundamentele ervaringen, uitdrukkingsvormen en zienswijzen waarmee allerlei gebeurtenissen worden verwerkt, zodat kinderen zich zo vroeg mogelijk een fundamenteel waarden- en betekenissysteem eigen maken dat hen helpt om in deze complexe wereld het hoofd te bieden aan crises, breuken en veranderingen.

40.

De onderwijsinstanties in de lidstaten zouden in het kader van sociale vorming het leerdoel „empathie” al in de lesprogramma's voor het kleuteronderwijs en de lagere scholen moeten opnemen, zodat kinderen leren zich in de gedachten- en gevoelswereld van hun medemens te verplaatsen en zich respectvol en open op te stellen ten aanzien van andermans overtuigingen.

41.

Verder moet speciale aandacht uitgaan naar de geslachtsdimensie.

42.

Het Comité is van mening dat de problematiek rondom de verschillen in leerprestaties van scholieren met een migrantenachtergrond het beste kan worden aangepakt met een pakket maatregelen dat in alle fasen van het onderwijs een centrale plaats inruimt voor taalvaardigheid.

43.

Daarnaast zou een positief beeld van het verschijnsel „migrantenachtergrond” als een interdisciplinair onderwijsconcept op scholen moeten worden ingevoerd, zodat leerlingen hun eigen migrantenachtergrond of die van hun klasgenoten als iets moois en verrijkends gaan zien.

44.

Het is belangrijk dat vroegtijdige schoolverlaters (en hun ouders) worden gewezen op de bestaande mogelijkheden voor scholing en werk, zodat dergelijke jongeren zich alsnog kunnen kwalificeren voor de arbeidsmarkt.

45.

Ondanks de dalende geboortecijfers in de lidstaten zouden de bevoegde organen op nationaal, regionaal en lokaal niveau beter niet snijden in de onderwijsbegroting, maar juist moeten streven naar een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en van de voorzieningen van scholen en andere onderwijsinstellingen.

46.

Wat de integratie van kinderen, jongeren en volwassenen met een migrantenachtergrond betreft, zouden er mediacampagnes moeten worden opgezet voor het grote publiek, waarbij met bekende personen met een migrantenachtergrond wordt ingezoomd op voorbeelden van succesvolle integratie.

47.

Het is belangrijk dat migranten het recht hebben om hun kennis van de taal van hun moederland op peil te houden en dat meertaligheid wordt gestimuleerd.

48.

In hun hoedanigheid van werkgever zouden de lokale en regionale overheden hun medewerkers interculturele vaardigheden moeten bijbrengen en indien nodig het aantal personeelsleden met een migrantenachtergrond moeten vergroten, waarbij wel rekening moet worden gehouden met hun geschiktheid, bekwaamheid en prestaties, en hun taalvaardigheid en interculturele expertise op de juiste waarde moeten worden beoordeeld.

De aanpak op Europees niveau

49.

Het Comité is het met de Commissie eens dat er voor Europa een meerwaarde valt te behalen als de belangstelling van de lidstaten voor communautaire samenwerking bij de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond zich vertaalt in een uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden uit de lidstaten, regio's en steden.

50.

Daarbij dient wel de kanttekening te worden gemaakt dat de daarmee samenhangende problemen niet direct op Europees niveau moeten worden aangepakt (zoals de Commissie bepleit), maar daar slechts moeten worden besproken. Het besluit over de tenuitvoerlegging van eventuele beleidsmaatregelen is daarbij louter een zaak van de nationale, regionale of lokale overheden.

51.

De lokale en regionale overheden zouden zorgvuldig moeten onderzoeken hoe bepaalde onderdelen uit communautaire programma's, zoals het actieprogramma voor een leven lang leren (2007-2013) of de structuurfondsen, kunnen worden ingezet voor de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond en voor de bevordering van de interculturele dialoog, en hoe reeds ontwikkelde projecten zodanig kunnen worden aangepast aan de bestaande Europese steunrichtlijnen, dat ze een reële kans maken op financiering.

52.

Het Comité wijst in dat verband op de rol van het Europese fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en roept zijn leden op om ervoor te zorgen dat de lokale en regionale overheden daarop een beroep doen voor de financiering van integratiemaatregelen voor kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond.

53.

Het gaat ervan uit dat in het ontwerp van het strategische beleidskader voor de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (dat de Commissie naar verwachting in december 2008 zal uitbrengen en het huidige actieprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” moet vervangen) uitgebreid wordt stilgestaan bij de integratie van deze kinderen en jongeren.

54.

Het advies aan de Commissie is om bij een verdere uitdieping van dit vraagstuk op Europees niveau ook aandacht te besteden aan de volgende kwesties, die in het Groenboek ontbreken:

vergroting van de onderwijsdeelname van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond;

de stimulering van migrantenouders om gebruik te maken van het bestaande onderwijsaanbod;

de voorbereiding van kinderen en jongeren migrantenachtergrond op werk (d.m.v. beroepsoriëntatie en werkgerelateerd taalonderricht).

55.

Het Comité constateert dat de Commissie pleit voor het gebruik van indicatoren en van de referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties in onderwijs en opleiding (benchmarks) bij de beoordeling van de leerprestaties en het schoolbezoek van de kinderen en jongeren.

56.

Daarbij zij wel gewezen op de conclusies van de Raad van 5 mei 2003 naar aanleiding van de goedkeuring van deze referentieniveaus, waarin wordt gestipuleerd dat het hier niet om omschrijvingen gaat van nationale doelstellingen, noch om voorschriften voor de besluiten van de nationale regeringen, ofschoon op nationale prioriteiten gebaseerde nationale maatregelen zullen bijdragen tot de verwezenlijking van deze benchmarks.

57.

Het Comité merkt op dat in mei 2007 onder het Duitse voorzitterschap een samenhangend kader is ingesteld van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabon-doelstellingen op het gebied van onderwijs en opleiding, en dat de lidstaten het voorstel van de Commissie voor nieuwe indicatoren voor scholen om principiële redenen, maar ook vanwege de daarmee verbonden administratieve en financiële lasten hebben afgewezen.

58.

Benadrukt moet worden dat de referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties, die in het kader van de Europese onderwijssamenwerking zijn vastgesteld, nog altijd een uitzondering vormen, en dat het toepassingsgebied beperkt dient te blijven tot de bestaande vijf benchmarks, vooral omdat het steeds duidelijker wordt dat tot 2010 de verwezenlijking van de op vrijwillige basis overeengekomen doelstellingen in vier van de vijf gevallen niet mogelijk zal zijn.

59.

Het vaststellen van nieuwe indicatoren kan voor de nationale, regionale en lokale overheden in bepaalde gevallen tot veel extra administratieve rompslomp leiden, waardoor dit, gezien het streven van de Commissie naar minder bureaucratie, alleen zou moeten worden overwogen na een zorgvuldige en gunstig uitpakkende kosten-batenanalyse.

60.

De aandacht zou dan ook moeten worden gericht op de reeds bestaande indicatoren en referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties (benchmarks).

61.

Het Comité ziet dus niets in de invoering van nieuwe indicatoren en benchmarks, maar pleit er juist voor om een inventarisatie te maken van goede praktijkvoorbeelden met betrekking tot leerprestaties en schoolbezoek van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond.

62.

Zo'n inventarisatie zal met het oog op de toekomstige EU-samenwerking op het gebied van onderwijs beslist van cruciaal belang zijn voor een verdergaande uitwisseling van informatie en ervaringen en een flinke impuls geven aan de ontwikkeling van een op zelfstandigheid gericht integratiebeleid op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

63.

Na evaluatie van de resultaten van de raadpleging en de discussie daarover door de betrokken Europese organen zou de Commissie, in samenwerking met de lokale en regionale overheden en eventueel ook de Peer Learning Cluster on Access and Social Inclusion, een dergelijke inventarisatie kunnen maken en daarbij concrete en werkbare oplossingen kunnen aandragen voor de problemen in verband met de leerprestaties en het schoolbezoek van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond.

64.

De Commissie zou vervolgens deze inventarisatie ter beschikking moeten stellen van de verantwoordelijke nationale, regionale en lokale overheden. De inventarisatie zou betrekking kunnen hebben op onder meer de volgende terreinen:

Kinderen: een zo vroeg mogelijke deelname aan voorschoolse onderwijsactiviteiten in combinatie met een complete en op de individuele behoeften van het kind toegesneden bevordering van de taalvaardigheid; diagnose van de taalproblemen en indien nodig logopedische ondersteuning.

Kinderen en jongeren: ondersteunende maatregelen op het gebied van taalvaardigheid in alle klassen en voor alle leerplichtige scholieren, en indien nodig tijdelijke taalcursussen om kinderen en jongeren te helpen hun grote taalachterstand in het halen; opzetten van netwerken van „onderwijspeetouders” die kinderen en jongeren helpen met hun scholing en opleiding.

Ouders: systematische en gerichte voorlichting over de mogelijkheden van het onderwijs middels meertalige, door de onderwijsinstanties opgestelde informatiebrochures; meer mogelijkheden voor taallessen voor ouders met een migrantenachtergrond en met name voor moeders die, ondanks hun cruciale rol in de opvoeding, onvoldoende kennis hebben van de voertaal die hun kinderen op school spreken; onderzoek naar een eventuele inzet en kwalificering van meertalige vrijwilligers die ouders helpen met hun taalachterstand en hun culturele en sociale problemen.

Leraren: meer aandacht voor migrantenproblematiek tijdens de lerarenopleiding (d.w.z. de initiële en de voortgezette opleiding); aanmoediging van migranten om een lerarenopleiding te volgen, zodat ze de kinderen en jongeren in kwestie kunnen laten zien welke deuren het onderwijs kan openen.

Scholen: gerichte ondersteuning van scholen met een hoog percentage migranten, met name door middel van klassenverkleining, sociaal-pedagogische begeleiding van leerkrachten door professionals uit de jeugdzorg, naschoolse huiswerkbegeleiding en studiebegeleiding door oudere scholieren en studenten met en zonder een migrantenachtergrond; eventueel de ontwikkeling van schoolspecifieke interculturele profielen die tot uitdrukking kunnen komen in het schoolleven, met speciale aandacht voor activiteitengroepen rondom de verschillende migrantentalen.

Jeugdzorg en maatschappelijk werk: meer aansluiting bij het onderwijs, zodat kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond en een sociaaleconomische achterstand begeleiding kunnen krijgen.

65.

Het Comité wijst erop dat e-learning een hoge vlucht heeft genomen, omdat de gebruikers niet aan tijd of plaats zijn gebonden en deze technologie allerlei mogelijkheden biedt om vreemde talen te leren en kennis te maken met mensen en culturen in verre oorden. De Commissie zou dan ook moeten nagaan in hoeverre de methoden van e-learning kunnen worden ingezet voor de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond.

66.

Het hecht veel belang aan samenwerking met internationale organisaties zoals de OESO en de UNESCO, en pleit er in dat verband voor om meer synergie te kweken, vooral met de Raad van Europa.

De betekenis van Richtlijn 77/486/EEG inzake het onderwijs aan kinderen van migrerende werknemers

67.

Het Comité stelt vast dat het toepassingsgebied van Richtlijn 77/486/EEG inzake het onderwijs aan kinderen van migrerende werknemers zich beperkt tot EU-burgers en dat de tenuitvoerlegging daarvan volgens de Commissie nog te wensen over laat.

68.

Het feit dat de richtlijn geen betrekking heeft op onderdanen van derde landen en dat lidstaten bepaalde aspecten die zij van groot belang achten voor de integratie van kinderen en jongeren met een migrantenachtergrond, via bilaterale overeenkomsten met andere lidstaten of derde landen kunnen regelen, is een duidelijk teken dat de richtlijn qua inhoud en als instrument geen overtuigend antwoord vormt op de huidige ontwikkelingen op het gebied van migratie in Europa.

69.

Uit het Groenboek blijkt dat de Commissie er sterk aan twijfelt of de richtlijn wel moet worden gehandhaafd.

70.

Het advies van het Comité aan de Commissie, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité is dan ook om Richtlijn 77/486/EEG inzake het onderwijs aan kinderen van migrerende werknemers in te trekken.

Brussel, 13 februari 2009.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Luc VAN DEN BRANDE