31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 76/19


Verkennend advies van het Comité van de Regio's over „Hoe de regio's bijdragen aan de verwezenlijking van de Europese doelstellingen op het gebied van energie en klimaatverandering, met name via het burgemeestersconvenant”

(2009/C 76/04)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Het Comité van de Regio's wijst de EU-instellingen erop dat actie op lokaal niveau essentieel is om de op 20 % vastgelegde streefdoelen inzake energie-efficiency te halen. Zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement hebben duidelijk erkend dat regio's en gemeenten in dit verband een cruciale rol spelen.

Op terreinen als vervoer, huisvesting, openbare gebouwen en openbare verlichtingsinfrastructuur — waar lokale en regionale overheden verantwoordelijk zijn voor planning en aanbod — kunnen aanzienlijke besparingen in CO2-uitstoot en energieverbruik worden gerealiseerd.

Actieplannen van gemeenten zouden moeten worden afgestemd op regionale en nationale plannen. Regionale plannen zouden de link kunnen vormen tussen lokale en nationale initiatieven, zodat lokale plannen op coherente wijze kunnen worden ontwikkeld. Het is van belang dat in de actieplannen concrete instrumenten worden vastgesteld om de doelen te halen en dat er hiervoor adequate financiering beschikbaar komt.

Het convenant zou opnieuw onder de aandacht moeten worden gebracht, zodat alle decentrale overheden, inclusief de regio's, de kans krijgen zich erbij aan te sluiten.

De subsidie- en financieringsinstrumenten van de EU zouden moeten worden aangepast, zodat maatregelen ter bevordering van het gebruik van duurzame energie prioriteit krijgen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een verhoging van 3 naar 5 % van de regionale middelen bestemd voor de verbetering van de energie-efficiency van woongebouwen. Leningen van de EIB zouden eenvoudig toegankelijk moeten zijn voor lokale en regionale overheden die bereid zijn om in energie-efficiencyprogramma's te investeren, het gebruik van duurzame energiebronnen te bevorderen en de CO2- emissies terug te dringen.

Rapporteur

:

mevrouw Kay TWITCHEN (UK/EVP), lid van de graafschapsraad van Essex

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Hoofdpunten

1.

Het Comité van de Regio's gaat graag in op de uitnodiging van de Europese Commissie om zijn standpunt uiteen te zetten over de rol van de regio's in het kader van het burgemeestersconvenant.

2.

Alle burgers hebben het recht om te weten op welke manier de door hen verkozen vertegenwoordigers de duurzaamheid van het milieu waarborgen met het oog op toekomstige generaties.

3.

Het burgemeestersconvenant biedt een uitstekende gelegenheid voor burgemeesters om burgers op te roepen tot gemeenschappelijke en positieve actie ter bestrijding van de klimaatverandering. Het stelt de Europese Unie in staat om op dit terrein daadwerkelijk leiderschap te tonen.

4.

Het Comité herinnert de EU-instellingen eraan dat actie op lokaal niveau een doorslaggevende factor is voor individuele gedragsveranderingen die nodig zijn om de op 20 % vastgelegde streefdoelen inzake energie-efficiency te behalen; zowel de Europese Commissie (1) als het Europees Parlement (2) hebben de cruciale rol van de regio's en gemeenten in dit verband al erkend.

5.

Door duurzame energie en energie-efficiency te promoten, kan het burgemeestersconvenant een stimulans zijn voor regio's en steden bij het doorvoeren van veranderingen om de meest kwetsbare burgers — met name die met een laag vast inkomen — te beschermen tegen de gevolgen van de hoge energieprijzen en tegen het risico van „energiearmoede”. Hierbij moet gesubsidieerd energiegebruik echter worden voorkomen. Ook dient het energiegebruik door middel van sterke economische prikkels efficiënter te worden gemaakt en zo mogelijk te worden verminderd.

6.

Lokale en regionale overheden hebben al tal van activiteiten en initiatieven op touw gezet die zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de EU-beleidsdoelstellingen inzake klimaatverandering en hebben leiderschap getoond met de moedige en noodzakelijke beslissing om de energie-efficiency te bevorderen ten behoeve van de burgers en het milieu. Naast allerlei soortgelijke nationale en internationale initiatieven is het burgemeestersconvenant een krachtig middel om deze maatregelen voort te zetten en nieuwe impulsen te geven.

7.

Het Comité is ingenomen met de nieuw gecreëerde mogelijkheid om al eerder door gemeenten geleverde prestaties op het vlak van energie-efficiency en energiebesparing te laten meetellen, en roept pioniersgemeenten op om actief aan het convenant deel te nemen en hun projecten te presenteren.

8.

Het Comité is verheugd over de positieve start van het convenant en de hoge mate van politiek commitment van Europese gemeenten die het convenant getekend hebben en zich daarmee hebben vastgelegd op meer dan 20 % energiebesparing. Mochten echter alleen de grote steden aansluiten, dan dreigt dit initiatief toch niet meer dan een symbolisch gebaar te worden. Het is tijd om alle decentrale overheden, gemeenten en regio's — dat wat het beste past bij de staatsinrichting van elke lidstaat — tot deelname op te roepen, zodat zij in grotere getale het convenant ondertekenen of soortgelijke concrete activiteiten gaan uitvoeren. Kleine gemeenten dienen ingelicht te worden over de mogelijkheid om samen deel uit te maken van regionale netwerken.

9.

Het Comité wil de lokale en regionale overheden derhalve wijzen op de noodzaak zelf als partner toe te treden tot het convenant en zich bij de tenuitvoerlegging van de EU-maatregelen inzake klimaatverandering aan te sluiten.

10.

Het Comité juicht toe dat er op wetgevingsgebied vooruitgang is geboekt dankzij het pakket maatregelen inzake klimaatverandering en energie, waarmee rechtszekerheid en een kader voor de door het burgemeestersconvenant op te zetten activiteiten worden geschapen. Er is echter meer nodig op Europees niveau om de lidstaten ertoe aan te zetten zich te verbinden tot een vermindering van het energieverbruik met 20 %.

11.

Het Comité betreurt dat er in het pakket maatregelen inzake klimaatverandering en energie van 2008 geen bindende doelstellingen inzake energie-efficiency zijn vastgelegd; dit zou immers een stok achter de deur zijn geweest om te zorgen voor de noodzakelijke terugdringing van de CO2-uitstoot.

12.

Indien er geen streefdoelen worden geformuleerd op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau, is een convenant niet toereikend om de reductie van minstens 20 % waarop de ondertekenende partijen zich hebben vastgelegd, te bewerkstelligen. Het is van belang dat lokale en regionale overheden bij de uitwerking van klimaat en energiedoelen betrokken worden, dat er concrete instrumenten worden vastgesteld om de doelen te halen en er hiervoor adequate financiering beschikbaar komt.

Rol van de regionale overheden

13.

Het Comité wil nog eens de aandacht vestigen op zijn eerder geformuleerde adviezen over dit thema (3). Regio's en gemeenten zijn hoofdrolspelers als het gaat om het energievraagstuk, gezien de bevoegdheden die ze hebben op het gebied van ruimtelijke ordening, vergunningen, investeringen, aanbestedingen, productie en consumptie. Op terreinen als vervoer, huisvesting, openbare gebouwen en openbare verlichtingsinfrastructuur — waar lokale en regionale overheden verantwoordelijk zijn voor planning en aanbod — kunnen aanzienlijke besparingen in CO2-uitstoot en energieverbruik worden gerealiseerd.

14.

Het wil er verder op wijzen dat wanneer er geijverd wordt voor de terugdringing van het verbruik van consumptiegoederen en van natuurlijke hulpbronnen als water, dit ook bijdraagt tot emissieverlaging en energiebesparing. Omdat het beleid van regio's zowel voor stedelijke als landelijke gebieden geldt, kunnen zij vaak een veel grotere invloed uitoefenen op het gedrag van burgers dan lokale overheden.

15.

De regio's zouden een grotere rol moeten gaan spelen. Het Comité hoopt dat de bevoegde regionale instanties veel gemeenten in hun regio kunnen motiveren om deel te nemen.

16.

Actieplannen van gemeenten zouden moeten worden afgestemd op regionale en nationale plannen. Regionale plannen zouden de link kunnen vormen tussen lokale en nationale initiatieven, zodat lokale plannen op coherente wijze kunnen worden ontwikkeld. Het is van belang dat in de actieplannen concrete instrumenten inzake financiering, technische aspecten, menselijke hulpbronnen, wetgeving en beoordeling worden vastgesteld, alsook een tijdschema, om de doelen te halen.

17.

Het Comité herinnert eraan dat de kloof tussen de regio's erg diep is, dat bepaalde systemen, sectoren en regio's meer dan andere getroffen kunnen worden door de klimaatverandering en dat het aanpassingsvermogen, dat per sector en regio sterk kan verschillen, niet los te denken is van de sociaaleconomische ontwikkeling; voor de plaatselijke en regionale overheden is in dit verband een cruciale rol weggelegd.

18.

Het Comité is ingenomen met de vergelijkende analyse die in het convenant is opgenomen en benadrukt dat regio's een leidende rol kunnen spelen bij het in kaart brengen van mogelijkheden voor lokale actie, het uitwisselen van goede praktijken, het vinden van projectpartners, het toekennen van middelen, het meten van vooruitgang en het onder de aandacht brengen van succesverhalen. Lokale initiatieven zouden binnen een regionaal of nationaal kader moeten worden geplaatst zodat ze meer vruchten kunnen afwerpen en er mogelijk partnerschappen kunnen ontstaan. Bovendien moeten de betrokkenen hierbij ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen kunnen bepalen die verder gaan dan wat op nationaal niveau is afgesproken.

19.

Een belangrijke factor in het al dan niet welslagen van het convenant is de omvang van de partnerschappen die bereid zijn om de handen ineen te slaan. Willen acties doeltreffend zijn, dan dienen ze enerzijds groot genoeg te zijn om gewicht in de schaal te leggen en anderzijds klein genoeg om lokaal ownership te garanderen. Omdat grotere steden kunnen profiteren van schaalvoordelen, zouden regio's kleinere steden en met name plattelandsgemeentes kunnen helpen om de vaak veel grotere uitdagingen inzake energie-efficiency, de bevordering van duurzame energiebronnen en het terugdringen van de CO2-emissies waar te maken.

20.

Het Comité wijst de Commissie erop dat regio's en steden een belangrijke rol spelen op de energiemarkt, omdat ze zowel grote afnemers àls leveranciers van warmte en elektriciteit zijn, en daarbij bv. gebruikmaken van warmtekrachtkoppeling en systemen voor de verwerking van gemeentelijk afval, zoals de productie van energie uit afvalstoffen, anaerobe afbraak en de productie van teruggewonnen vaste brandstoffen, en hernieuwbare en alternatieve energiebronnen ontwikkelen waarbij de uitstoot van broeikasgassen beperkt blijft.

21.

Het convenant zou derhalve opnieuw onder de aandacht moeten worden gebracht, zodat alle decentrale overheden, inclusief de regio's, de kans krijgen het te onderschrijven. Zo veel mogelijk overheden zouden zich moeten aansluiten, vooral ook in landelijke gebieden, die met aanzienlijke uitdagingen op het vlak van energie-efficiency, de bevordering van duurzame energiebronnen en het terugdringen van de CO2-emissies worden geconfronteerd. Het convenant moet worden afgestemd op gelijkwaardige nationale concepten.

Uitdagingen voor het convenant

22.

Het Comité van de Regio's onderschrijft nogmaals de doelstellingen van het convenant en de reikwijdte van de erin opgenomen activiteiten, zoals het terugdringen van de vraag naar en het verbruik van energie, het promoten van een duurzame energiebevoorradingszekerheid middels de bevordering van hernieuwbare energiebronnen en de verbetering van de energie-efficiency van producten.

23.

Bij emissieverlagingsmaatregelen staat duurzaamheid op lange termijn centraal, hetgeen betekent dat de streefdoelen gebonden zijn aan kwaliteitscriteria.

24.

Wil het convenant een langetermijnimpact hebben, dan dient het te worden verankerd in de statuten van de overheden die het ondertekenen, zodat de afspraken en doelstellingen tegen externe factoren worden beschermd en niet dreigen te verwateren als gevolg van veranderingen in politiek leiderschap of bestuurlijke herindelingen.

25.

Regio's en steden kunnen vanwege begrotingsdruk op korte termijn voor moeilijkheden komen te staan wanneer ze willen investeren op middellange tot lange termijn en beleidsbeslissingen willen nemen ter verbetering van hun eigen energie-efficiency, bevordering van het gebruik van duurzame energiebronnen en het terugdringen van CO2-emissies. Dit zou bij de beoordeling van de nationale resultaten in aanmerking moeten worden genomen.

26.

Er bestaat in de verschillende lidstaten geen eensluidende definitie van „burgemeester” of „regio”. De titel van het convenant en het impliciete toepassingsgebied ervan zouden evenwel geen aanleiding mogen vormen tot uitsluiting van andere organen en de ondertekening ervan evenmin in de weg mogen staan.

27.

Het Comité wijst op de uiteenlopende resultaten die de Europese regio's en steden in de afgelopen jaren hebben geboekt op het gebied van de terugdringing van de CO2-uitstoot en het energieverbruik. Sommige pioniers van de vooruitgang gaan al veel verder dan de voor de hand liggende besparingen. Er zou in kaart moeten worden gebracht wat de energieconsumptie en -productie in de verschillende lidstaten bedraagt, en met name wat het verschil is tussen de stedelijke en plattelandsgebieden. Hetzelfde geldt voor de uitstoot van broeikasgassen.

Verdere suggesties voor het convenant

28.

Het Comité roept op tot de ontwikkeling van een aantal basisrichtsnoeren voor de te volgen etappes bij het terugdringen van de CO2-uitstoot. Daarnaast zou er betere begeleiding moeten worden geboden bij de wijze waarop uitstootgegevens moeten worden gerapporteerd en gemeten. Dit is van groot belang voor het vergelijken en analyseren van de gegevens.

29.

In de vergelijkende analyse zou zowel moeten worden aangegeven wat de successen waren als waar het mis is gegaan, zodat fouten niet worden herhaald. De successen zouden rechtstreeks moeten kunnen worden overgenomen; dat betekent dat de initiatieven nauwkeurig moeten worden omschreven en gepaard moeten gaan met een begroting. Ook zou de EU aandacht moeten schenken aan de lessen die in de VS geleerd zijn in het kader van de Conference of Mayors en het North Eastern and Mid-Atlantic Regional Greenhouse gas initiative (initiatief rond broeikasgassen).

30.

Aangezien veel steden en gemeenten lid zijn van regionale of nationale netwerken die allemaal methodieken en verslagleggingssystemen hebben ontwikkeld, zou moeten worden bekeken of deze methodieken niet binnen het convenant kunnen worden toegepast. Tegelijkertijd moet worden gestreefd naar harmonisering van de verslaglegging en van de meetinstrumenten. Zo kan worden voorkomen dat het wiel opnieuw moet worden uitgevonden en kan er aangezet worden tot een grotere deelname aan het convenant. Op die manier zouden de meeste gemeentes die deel uitmaken van bestaande netwerken, tot het burgemeestersconvenant kunnen toetreden.

31.

Het Comité pleit ervoor dat er binnen het tijdschema van het convenant ruimte wordt gemaakt om nog vóór de ontwikkeling van de actieplannen, informatie uit te wisselen over excellence-criteria (benchmarks for excellence) en over bestaande initiatieven die als succesvolle praktijken worden beschouwd. Op die manier kunnen de regio's en steden zich bij de uitwerking van hun actieplannen baseren op praktijken die hun waarde hebben bewezen.

Uitdagingen voor de EU-streefdoelen inzake energie-efficiency

32.

Het Comité van de Regio's benadrukt het belang van de Europese en nationale context voor het welslagen van lokale actie en wijst met name op het in gebreke blijven van de Commissie wat de tenuitvoerlegging en het actualiseren van het actieplan voor energie-efficiency voor 2006 betreft. Dit actieplan is immers nodig om de lidstaten en hun regio's en steden tot efficiency aan te zetten en verder te reiken dan het EU-streefdoel van 20 %.

33.

Het wil er nogmaals de aandacht op vestigen dat de Europese Raad van juni jl. de Europese Commissie opriep de tenuitvoerlegging van het actieplan te bespoedigen en de herziening ervan in overweging te nemen.

34.

Er zou een directe link moeten bestaan tussen de nationale actieplannen en die van de regio's, aangezien deze een onontbeerlijke schakel vormen tussen de nationale plannen voor duurzame energie en die van de steden en gemeenten. Het is van belang dat lokale en regionale overheden bij de uitwerking van klimaat- en energiedoelen betrokken worden, en dat er hiervoor adequate financiering beschikbaar komt.

35.

De subsidie- en financieringsinstrumenten van de EU zouden moeten worden aangepast, zodat maatregelen ter bevordering van het gebruik van duurzame energie prioriteit krijgen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een verhoging van 3 naar 5 % van de regionale middelen bestemd voor de verbetering van de energie-efficiency van woongebouwen. Leningen van de EIB zouden eenvoudig toegankelijk moeten zijn voor lokale en regionale overheden die bereid zijn om in energie-efficiencyprogramma's te investeren, het gebruik van duurzame energiebronnen te bevorderen en de CO2- emissies terug te dringen.

36.

Bij de tussentijdse herziening van de EU-steunprogramma's zou daarom moeten worden nagegaan hoe deze programma's energie-efficiency, de bevordering van duurzame energiebronnen en het terugdringen van de CO2-emissies nog meer kunnen bevorderen en hoe zij voor regio's en steden toegankelijk kunnen worden gemaakt. Zo zouden bijvoorbeeld niet alleen zouden er meer middelen uit de regionale en cohesiefondsen moeten worden vrijgemaakt voor de ondersteuning van energie-efficiency in woongebouwen, maar er zou bij de herziening ook meer geld moeten worden geoormerkt voor de commercialisering van nieuwe technologieën in het kader van programma's als KP7. Om bijdragen aan veranderingen op energie- en industrieel gebied mogelijk te maken zou ook een herziening van de regels voor overheidssteun nodig zijn.

37.

De Commissie zou zich op zo kort mogelijke termijn opnieuw moeten buigen over maatregelen die regio's en gemeenten kunnen helpen bij het bewerkstelligen van gedragsveranderingen, bijvoorbeeld door energiezuinige producten te promoten en in categorieën in te delen.

38.

Wat het streefdoel voor 2020 betreft — het behalen van een toename van 20 % of meer in energie-efficiency — is het Comité van oordeel dat het regio's en steden zou kunnen helpen indien dit streefcijfer bindend zou worden gemaakt en het Europese actieplan inzake energie-efficiency in die zin zou worden herzien. Er zou dan eveneens van lidstaten verwacht worden dat ze hun nationale actieplannen aan deze doelstelling aanpassen.

Brussel, 26 november 2008

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

L. VAN DEN BRANDE


(1)  Andris Piebalgs: „de meest innovatieve ideeën en projecten ter bestrijding van de klimaatverandering komen inderdaad uit de regio's en de steden”, CvdR-forum april.

(2)  EP-verslag over een Actieplan voor energie-efficiëntie: Het potentieel realiseren (2007/2106(INI): het EP „benadrukt de rol van lokale en regionale energieagentschappen bij de effectieve uitvoering van energie-efficiëntiemaatregelen”.

(3)  Advies van het Comité van de Regio's over de beperking van wereldwijde klimaatverandering tot 2 graden Celsius en over de opname van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, DEVE-IV-015.