19.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 325/52


Advies van het Comité van de Regio's „Het proces van Barcelona — Een Unie voor het Middellandse Zeegebied: welke rol voor de decentrale overheden?”

(2008/C 325/08)

HET COMITE VAN DE REGIO'S

erkent het belang van het initiatief Het proces van BarcelonaEen Unie voor het Middellandse Zeegebied, dat het Euromediterrane partnerschap weer prominent op de Europese agenda heeft gezet en een hoogstaand debat op gang heeft gebracht dat recht doet aan het ambitieuze karakter van dit initiatief;

is ervan overtuigd dat zuiver diplomatieke initiatieven, van welke zijde ook, geen duurzame oplossingen zullen opleveren zolang er niet meer aandacht wordt besteed aan de problematiek rond lokale democratie, en dan niet alleen aan het versterken van de lokale democratie als zodanig, maar ook aan het bevorderen van directe samenwerking tussen regio's en steden aan weerszijden van de Middellandse Zee in het kader van dit nieuwe initiatief;

wijst erop dat lokale en regionale overheden adequate initiatieven kunnen nemen — in nauwe samenwerking met de hogere bestuursniveaus — om het hoofd te bieden aan en in te spelen op de uitdagingen van de mondialisering, en dat deze bestuurslaag, met name in Europa, zich gaandeweg heeft ontpopt als een niveau dat uitermate geschikt is voor het uitwerken van dergelijke maatregelen;

roept dan ook nogmaals op om de lokale en regionale overheden te erkennen als volwaardige partners in het kader van het proces van Barcelona en de Euromediterrane samenwerking;

pleit voor de oprichting van een Vergadering van Euromediterrane Lokale en Regionale Overheden (ARLEM) als permanent platform voor dialoog, overleg, samenwerking en adviesverstrekking, bestaande uit leden van het Comité van de Regio's en vertegenwoordigers van Europese en internationale verenigingen die actief zijn binnen het Euromediterrane partnerschap alsmede eenzelfde aantal vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden uit de zuid- en oost-mediterrane landen, en roept op om de ARLEM, net als haar parlementaire tegenhanger, te erkennen als officieel adviesorgaan van de Unie voor het Middellandse Zeegebied.

Algemeen rapporteur

:

dhr. I. GOTTARDO, gemeenteraadslid in Sacile

Referentiedocument

Adviesaanvraag van het Franse voorzitterschap van de Raad d.d. 13 juni 2008 over Het proces van BarcelonaEen Unie voor het Middellandse Zeegebied: welke rol voor de decentrale overheden? en Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse Zeegebied

(COM(2008) 319 final)

I.   ALGEMENE OPMERKINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

erkent het belang van het initiatief Het proces van BarcelonaEen Unie voor het Middellandse Zeegebied, dat het Euromediterrane partnerschap weer prominent op de Europese agenda heeft gezet en een hoogstaand debat op gang heeft gebracht dat recht doet aan het ambitieuze karakter van dit initiatief; waardeert vooral de combinatie van pragmatisme en politieke visie in dit door het Franse voorzitterschap gelanceerde en door 16 zuid- en oost-mediterrane partnerlanden gesteunde initiatief;

2.

verheugt zich over de succesvolle resultaten van sommige eerdere initiatieven en maatregelen in het kader van het proces van Barcelona, maar betreurt dat nog geen noemenswaardige vooruitgang is geboekt op het gebied van vrede, veiligheid en menselijke en sociale ontwikkeling en dat de lokale en regionale overheden nergens bij worden betrokken;

3.

merkt op dat deze nieuwe fase in het proces van Barcelona een einde maakt aan een periode van puur intergouvernementele samenwerking en vooral is gericht op het stimuleren van de dialoog tussen de burgers van de drie „oevers” van de Middellandse Zee en het bevorderen van de samenwerking tussen de zuid- en de oost-mediterrane landen, waarbij ook de lokale en regionale overheden een rol krijgen toebedeeld in het kader van concrete, gezamenlijk opgezette projecten en van een alomvattende strategie die is gebaseerd op solidariteit en de behoeften van de burgers;

4.

acht het voor het welslagen van de samenwerking binnen de Euromediterrane regio en voor een succesvolle versterking van het Euromediterrane partnerschap via dit nieuwe initiatief noodzakelijk dat men nieuwe wegen inslaat en een katalysatoreffect teweeg tracht te brengen door de voordelen van de Euromediterrane samenwerking op een meer concrete en voor de burgers zichtbare manier tot uiting te laten komen; dringt er daarom op aan om abstracte beginselverklaringen in te ruilen voor tastbare projecten, hetgeen betekent dat een centrale rol moet worden toebedeeld aan de lokale en regionale overheden en dat een helder en transparant communicatiebeleid moet worden gevoerd;

5.

merkt op dat de invloed van de decentrale overheden en het maatschappelijk middenveld op het beleid in de zuid- en oost-mediterrane landen nog zeer gering is, wat zich laat verklaren door het feit dat de lokale democratie in deze landen nog niet veel voorstelt en het decentralisatieproces er nog niet echt van de grond is gekomen;

6.

stelt ook vast dat in deze landen decentralisatie en participatief lokaal bestuur niet altijd hand in hand gaan, maar vestigt er in dit verband de aandacht op dat in sommige landen, zowel binnen als buiten de EU, de lokale en regionale overheden zich veel moeite getroosten om de opkomstcijfers bij verkiezingen omhoog te krijgen en de burgers en middenveldorganisaties te betrekken bij de uitwerking van strategieën en de voorbereiding van grote stedelijke of regionale projecten;

7.

is ervan overtuigd dat zuiver diplomatieke initiatieven, van welke zijde ook, geen duurzame oplossingen zullen opleveren zolang er niet meer aandacht wordt besteed aan de problematiek rond lokale democratie, en dan niet alleen aan het versterken van de lokale democratie als zodanig, maar ook aan het bevorderen van directe samenwerking tussen regio's en steden aan weerszijden van de Middellandse Zee in het kader van dit nieuwe initiatief;

8.

heeft dan ook met voldoening kennis genomen van het standpunt van de staatshoofden en regeringsleiders van de bij het Euromediterrane partnerschap betrokken landen, die op 13 juli jl. in Parijs hebben verklaard het belangrijk te vinden dat „het maatschappelijk middenveld, de lokale en regionale overheden en de particuliere sector actief deelnemen aan de tenuitvoerlegging van het initiatief Het proces van BarcelonaEen Unie voor het Middellandse Zeegebied”;

9.

vindt echter dat democratisch gekozen instanties, zoals lokale en regionale overheden, niet op één lijn kunnen worden gesteld met kringen zónder democratische legitimiteit, zoals het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector

10.

onderschrijft ook de oproep van de Euromediterrane staatshoofden en regeringsleiders om „de verantwoordelijkheid meer te spreiden, alle partijen op voet van gelijkheid te behandelen en te opteren voor concrete en voor de burgers duidelijker zichtbare projecten”, een oproep die past in het kader van het streven om „de betrekkingen tussen de drie „oevers” van de Middellandse Zee op een meer concrete en zichtbare manier vorm te geven door meer in te zetten op regionale en subregionale projecten waar de burgers concreet iets aan hebben”;

11.

wijst erop dat de lokale en regionale overheden bereid en vastbesloten zijn om de Unie voor het Middellandse Zeegebied tot een succes te helpen maken door actief mee te werken aan de ontwikkeling van de lokale democratie en de decentrale samenwerking in de mediterrane partnerlanden;

12.

vestigt er nogmaals de aandacht op dat een groot deel van het EU-beleid slechts dankzij de inzet, de financiële inbreng en het concrete optreden van de lokale overheden ten uitvoer kan worden gelegd, en wijst in dit verband op de uitgebreide ervaring en expertise van de Europese lokale en regionale overheden met betrekking tot de diverse aspecten van de stads- en plattelandsproblematiek, zoals milieubescherming, energievoorziening, vervoer, burgerbescherming, migratie, economische ontwikkeling en vele andere thema's die in het proces van Barcelona nog steeds bovenaan op de agenda staan, zoals interculturele dialoog, onderwijs en menselijke en sociale dimensie; betreurt dan ook dat de bij de conclusies van de Top van Parijs gevoegde lijst van ontwikkelingsprojecten niet vooraf aan de lokale en regionale overheden is voorgelegd, ondanks het feit dat deze bij de uitvoering van de projecten zullen moeten worden betrokken, en vraagt daarom met klem om in de toekomst af te stappen van deze intergouvernementele benadering en ook de decentrale overheden actief bij een en ander te betrekken;

13.

herhaalt zijn oproep uit vorige adviezen om ook de lokale en regionale overheden een stem in het kapittel te geven, en zulks niet alleen in de implementatiefase maar in álle stadia van de samenwerking — van de uitwerking van de strategieën en de uitvoering van de programma's en projecten tot het toezicht op de tenuitvoerlegging van een en ander en de evaluatie van de bereikte resultaten — en dan vooral bij initiatieven op gebieden waar zij uitgebreide directe bevoegdheden hebben, zoals planologie en ruimtelijke ordening, watermanagement, afvalbeheer en -verwerking, milieubescherming en de lokale gevolgen van de verandering van het klimaat, lokale economische ontwikkeling, beheer en exploitatie van het culturele en historische erfgoed, ontwikkeling van het lokale toeristische potentieel, eerstelijnsgezondheidszorg, integratie en sociale cohesie;

14.

vindt het een goede zaak dat de EU in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument een nieuw programma — CIUDAD — gaat opzetten om binnen de Euromediterrane regio een dialoog en samenwerking op het gebied van stadsontwikkeling op gang te brengen; is het ermee eens dat thema's als ecologische duurzaamheid, energie-efficiëntie, duurzame economische ontwikkeling en het wegwerken van sociale ongelijkheden daarbij prioriteit moeten krijgen omdat dit terreinen zijn waarop de decentrale overheden uitgebreide directe bevoegdheden hebben en waarop de Europese lokale en regionale overheden een schat aan kennis en ervaring in huis hebben;

15.

merkt op dat nog niets bekend is over de financiële aspecten van dit nieuwe initiatief en dat de lokale en regionale overheden niet alleen een technische en financiële maar ook een politieke bijdrage aan de uitwerking en uitvoering van de strategieën en projecten kunnen leveren door erop toe te zien dat behalve naar de specifieke doelstellingen van het initiatief ook naar de concrete behoeften van de burgers wordt gekeken; vestigt er ook de aandacht op dat dit nieuwe initiatief op geen enkele wijze — noch in programmatisch noch in financieel opzicht — afbreuk doet aan de mediterrane dimensie van het Europees nabuurschapsbeleid;

16.

wijst erop dat lokale en regionale overheden adequate initiatieven kunnen nemen — in nauwe samenwerking met de hogere bestuursniveaus — om het hoofd te bieden aan en in te spelen op de uitdagingen van de mondialisering, en dat deze bestuurslaag, met name in Europa, zich gaandeweg heeft ontpopt als een niveau dat uitermate geschikt is voor het uitwerken van dergelijke maatregelen;

17.

roept dan ook nogmaals op om de lokale en regionale overheden te erkennen als volwaardige partners in het kader van het proces van Barcelona en de Euromediterrane samenwerking;

18.

is zich bewust van de rol, ervaring, expertise en terreinkennis van de nationale, Europese en internationale netwerken en verenigingen van lokale en regionale overheden die actief zijn in het kader van de decentrale samenwerking in het Middellandse Zeegebied (1), en is dan ook van oordeel dat deze hun krachten meer moeten bundelen en de doelstellingen van de decentrale samenwerkingsprojecten beter moeten afstemmen op die van het Euromediterrane partnerschap om zo goed mogelijke resultaten te bereiken;

19.

bevestigt zijn steun voor de verklaring die de vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden uit de EU en de mediterrane partnerlanden op 23 juni 2008 tijdens het Forum van lokale en regionale overheden uit het Middellandse Zeegebied in Marseille hebben aangenomen;

20.

sluit zich aan bij het voornemen van de lokale en regionale overheden en hun representatieve organisaties om een institutioneel platform in het leven te roepen dat hun, naast een permanente politieke vertegenwoordiging, de mogelijkheid moet bieden om actief deel te nemen aan dit nieuwe initiatief in het kader van het proces van Barcelona, waarin de „territoriale dimensie” een centrale plaats inneemt; herhaalt daarom de oproep die het ook al in eerdere adviezen over dit thema heeft gedaan;

21.

stelt zich daarom ten doel om naar analogie van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering (EMPA) een Vergadering van Euromediterrane Lokale en Regionale Overheden (ARLEM) op te richten, bestaande uit vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden uit de EU en eenzelfde aantal vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden uit de mediterrane partnerlanden;

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

22.

roept de governance-organen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied op om de lokale en regionale overheden politieke erkenning te geven en hun een formele en concrete rol toe te bedelen in het kader van de Euromediterrane samenwerking in het algemeen en de Unie voor het Middellandse Zeegebied in het bijzonder;

23.

dringt er derhalve op aan om in toekomstige werkdocumenten uitdrukkelijk te vermelden dat de lokale en regionale overheden als volwaardige partners bij dit nieuwe initiatief zullen worden betrokken;

24.

dringt er ook op aan om de lokale en regionale overheden, net als de centrale overheden, al vanaf een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij het opstellen van de bilaterale associatieovereenkomsten, strategische documenten en actieplannen waarmee de EU en de zuid- en oost-mediterrane partnerlanden hun onderlinge betrekkingen concreet gestalte geven, met name in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid;

25.

roept de regeringen van de Euromediterrane landen derhalve op om adequate mechanismen voor een gestructureerde nationale dialoog en voor gestructureerd overleg met de subnationale (lokale en regionale) overheden, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in het leven te roepen en ook de netwerken en verenigingen van lokale en regionale overheden daarbij te betrekken;

26.

pleit voor de oprichting van een Vergadering van Euromediterrane Lokale en Regionale Overheden (ARLEM) als permanent platform voor dialoog, overleg, samenwerking en adviesverstrekking, bestaande uit leden van het Comité van de Regio's en vertegenwoordigers van Europese en internationale verenigingen die actief zijn binnen het Euromediterrane partnerschap alsmede eenzelfde aantal vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden uit de zuid- en oost-mediterrane landen, en roept op om de ARLEM, net als haar parlementaire tegenhanger, te erkennen als officieel adviesorgaan van de Unie voor het Middellandse Zeegebied;

27.

roept de Europese Commissie op om dit nieuwe initiatief af te stemmen op en te coördineren met de diverse EU-programma's, -projecten en -instrumenten (2) en de al bestaande Euromediterrane programma's, projecten en instrumenten (3), met als doel voort te bouwen op de daarmee opgedane ervaringen, dubbel werk te voorkomen en synergie-effecten te realiseren;

28.

stelt voor na te gaan of het niet mogelijk is om het bestaande steuninstrumentarium aan te passen aan de mediterrane context zodat het kan worden gebruikt om de economische en sociale samenhang in de hele Euromediterrane regio te versterken, en wijst er in dit verband op dat een dergelijk beleid het vooral moet hebben van zijn „territoriale dimensie” en van samenwerking tussen de lokale en regionale overheden in de EU en hun evenknieën in de mediterrane partnerlanden;

29.

roept de governance-organen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied op om deze „doorstart” van het proces van Barcelona te baat te nemen om de zuid- en oost-mediterrane landen ertoe aan te zetten een decentralisatieproces op gang te brengen of, als dit al is gebeurd, het decentralisatieproces en de hervorming van het lokale bestuursniveau een nieuwe impuls te geven;

30.

pleit ervoor om voorrang te geven aan strategieën ter versterking van de institutionele positie van de lokale en regionale overheden en om administratieve hervormingsprogramma's en opleidingsprojecten ten behoeve van lokaal en regionaal overheidspersoneel op te zetten;

31.

is van oordeel dat het toekennen van een grotere verantwoordelijkheid aan lokale en regionale bestuurders uiteindelijk zal resulteren in een systeem van multi-level governance waarin de diverse bestuursniveaus bijdragen aan de besluitvorming over en de uitwerking, uitvoering en evaluatie van het overheidsbeleid in het algemeen en maatregelen ter bevordering van 's lands ontwikkeling in het bijzonder;

32.

stelt voor om voor de uitvoering van de projecten een beroep te doen op de ter plekke aanwezige arbeidskrachten, technici en academici en om ook de rest van de bevolking zo veel mogelijk bij een en ander te betrekken, zodat de burgers zich medeverantwoordelijk voelen voor de samenwerking en de daaruit voortvloeiende projecten;

33.

is van mening dat de dynamiek van deze doorstart van het proces van Barcelona alle actoren, op álle niveaus (centrale overheid, decentrale en gedeconcentreerde overheden, maatschappelijk middenveld …), de kansen geeft om nieuwe kennis op te doen, nieuwe contacten te leggen, elkaar beter te leren kennen en begrijpen, en nieuwe inzichten te verkrijgen in de manier waarop moet worden omgegaan met ontwikkeling en lokale democratie;

34.

verzoekt zijn voorzitter om dit advies te doen toekomen aan het Franse voorzitterschap van de EU, de covoorzitters van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de Europese Commissie, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, de Euromediterrane Parlementaire Vergadering en de staatshoofden van de zuidelijke en oostelijke mediterrane landen.

Brussel, 9 oktober 2008

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

L. VAN DEN BRANDE


(1)  Tal van netwerken, verenigingen en onderzoekscentra nemen actief deel aan of doen onderzoek naar samenwerkingsprojecten met mediterrane partnerlanden. Het zou een goede zaak zijn dat al deze initiatieven eens worden geïnventariseerd en geanalyseerd om er de nodige lering uit te kunnen trekken en erop te kunnen voortbouwen bij het opzetten van nieuwe initiatieven. In dit verband zij onder meer verwezen naar het rapport over decentralisatie en lokale democratie van United Cities and Local Governments (UCLG), waarin uitvoerig wordt ingegaan op de situatie in de mediterrane partnerlanden.

(2)  B.v. het fonds ter bevordering van de interregionale samenwerking en het beleid met betrekking tot de toetreding van nieuwe kandidaat-lidstaten, in casu Kroatië en Turkije.

(3)  B.v. het Europees Nabuurschapsbeleid, EU-programma's als Erasmus Mundus of het kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, en de „5+5”-dialoog tussen de mediterrane EU-lidstaten en de Maghreb-landen.