9.10.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 257/76 |
Advies van het Comité van de Regio's over het onderwerp „Clusters en clusterbeleid”
(2008/C 257/12)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S doet de volgende aanbevelingen:
— |
De Commissie zou echter een kaderprogramma moeten uitwerken dat het voor alle betrokken overheden gemakkelijker maakt om samen te werken en dat richtsnoeren bevat voor de vorming van transnationale, onderling verbonden clusters. De samenwerking tussen clusters wordt gezien als een veelbelovende manier om het innovatievermogen van Europa te vergroten en internationale investeerders en innoverende bedrijven aan te trekken. De samenwerking tussen clusterorganisaties zou daarom niet louter in Europees verband, maar ook in mondiaal verband moeten plaatsvinden. Het uiteindelijke streven moet de vorming van world level clusters zijn. |
— |
Er is een gemeenschappelijk strategisch kader nodig dat de zienswijzen van de verschillende betrokken partijen — overheden, universiteiten, onderzoekscentra en bedrijven — omvat en dat het mogelijk maakt om de drie hierboven beschreven doelstellingen op een gecoördineerde manier te verwezenlijken:
|
— |
Als eerste stap op weg naar dit strategische kader zou een op hoog niveau staande groep van deskundigen moeten worden opgericht die een en ander bestudeert en de Raad en de Commissie adviseert over de integratie en harmonisatie van de criteria. |
Rapporteur |
: |
Antonio GONZÁLEZ TEROL (ES/EPP), directeur-generaal Europese Zaken, regio Madrid |
BELEIDSAANBEVELINGEN
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
Overwegende dat clusters tijdens de Raad Mededinging van 6 december 2006 zijn aangewezen als een van de negen prioriteiten om de innovatie in Europa een impuls te geven.
Overwegende dat het door het Sloveense voorzitterschap is verzocht om vóór het eind van het huidige semester een advies op te stellen, zodat de Commissie bij het opstellen van haar mededeling over clusterbeleid (juli 2008) rekening kan houden met zijn standpunten.
Overwegende dat er in de conclusies van het voorzitterschap van de Raad van 13 en 14 maart 2008 op wordt aangedrongen om de inspanningen ter verbetering van de randvoorwaarden voor innovatie beter te coördineren, onder meer door het nauwer aanhalen van de banden tussen wetenschap en bedrijfsleven en de ontwikkeling van innovatieclusters van wereldniveau en regionale clusters en netwerken, en om de sterkere participatie in clusters en in openbare aanbestedingen van innovatieve MKB-ondernemingen te faciliteren.
Algemene opmerkingen
1. |
Als volgende voorzitter van de Raad doet Frankrijk er goed aan om door te gaan met het stimuleren van onderzoek naar en politieke discussies over clusters en om na te gaan welke nieuwe maatregelen mogelijk zijn in het kader van het clusterbeleid dat de Commissie momenteel uitwerkt. |
2. |
Een cluster is een geografische concentratie van bedrijven die in dezelfde sector opereren, een netwerk vormen met speciale leveranciers en met andere bedrijven uit onderling verwante sectoren, en elkaar niet alleen beconcurreren maar ook samenwerken. Deze sector omvat een groot aantal branches, een kruisbestuiving tussen vakgebieden en activiteiten. Clusters zijn het succesvolst als zij erin slagen om hun onderlinge afhankelijkheid zo te gebruiken dat zij elkaar in hun activiteiten aanvullen. Dat levert synergieën op die leiden tot een groei van de hele sector, waar iedereen in de sector dus baat bij heeft. In dit verband wordt ook wel gesproken van „coöpetitie”, een bedrijfsstrategie die het midden houdt tussen samenwerking en concurrentie en het concurrentievermogen de hoogte in stuwt. De „leden” van een cluster moeten elkaar vertrouwen en dezelfde doelen en prioriteiten hebben, zodat er in een gelaagde context sprake is van een algehele coördinatie. |
3. |
De EU blinkt niet uit in het omzetten van ideeën in producten en diensten. Met nieuw beleid moet er daarom voor gezorgd worden dat de verschillende partijen die kennis creëren, doorgeven en toepassen beter op elkaar ingewerkt raken. Met andere woorden: voor overheden, universiteiten, onderzoekscentra en bedrijven moeten nieuwe samenwerkingsvormen worden ontwikkeld. |
4. |
Exclusieve investeringen in O&O zijn noodzakelijk, maar zijn tot dusver niet voldoende geweest. Om Europa's innovatieve vermogen een impuls te geven moet men de krachten bundelen en dient vooral in strategische onderzoeksdoelen geïnvesteerd te worden. |
5. |
Een geografische concentratie van bedrijven leidt niet automatisch tot clusters of tot economische netwerken, synergieën en een beter concurrentievermogen. Er is een bepaalde kritische massa nodig, een bepaald productievolume, anders kan er geen sprake zijn van clusters. Ook moet aandacht worden geschonken aan de kwaliteit en de externe voorwaarden — met name het onderlinge vertrouwen en de solide betrekkingen tussen de bedrijven die nodig zijn om samen duurzame activiteiten te kunnen ontplooien. |
6. |
Met alleen statistische gegevens kunnen deze twee aspecten niet goed gemeten worden. Het European Cluster Observatory zou daarom moeten onderzoeken onder welke omstandigheden deze aspecten, die bepalend zijn voor het bestaan van clusters, zich voordoen. Gezien zijn ervaring en zijn nauwe contacten met de regio's biedt het CvdR in dit verband zijn hulp aan. |
7. |
Clusters zijn belangrijke motoren van innovaties, dragen bij aan het concurrentievermogen en de duurzame ontwikkeling van industrie en diensten, en hebben een gunstige invloed op de economische ontwikkeling van regio's doordat zij voor welvaart en banen zorgen. Op die manier komen zij ook de territoriale cohesie — een van de doelen van het Verdrag van Lissabon — ten goede. |
8. |
Vaak is de inbreng van overheid en bedrijfsleven nodig om clusters van de grond te helpen krijgen en ze daarna te helpen om tot de voorhoede van hun sectoren te blijven behoren. |
9. |
De overheid kan ook een belangrijke rol spelen voor het welslagen van clusterinitiatieven door:
|
10. |
Ook moet de overheid de omstandigheden creëren die nodig zijn voor de ontwikkeling van clusters. Dit betekent dat zij het volgende dient te doen:
Overheden moeten zich echter hoeden voor het volgende:
|
11. |
Om de internationale concurrentie aan te kunnen moeten clusters een stevige structuur aanbrengen tussen bedrijven, universiteiten en overheden en voortdurend innoveren, zodat zij steeds voor nieuwe synergieën kunnen zorgen. Alleen op die manier is de levensvatbaarheid van clusters gegarandeerd. Hoewel excellentie een kenmerk van clusters is, moet men wel bedenken dat niet alle clusters zich even sterk kunnen ontwikkelen of dezelfde internationale omvang kunnen bereiken. Excellentie op dit gebied is een zaak van lange adem en wordt mogelijk gemaakt door financiële middelen, good governance en structurele marktgerichte hervormingen om voor de nodige mobiliteit van de factoren risicokapitaal en onderzoekers te zorgen. |
12. |
Met het oog op de mondialisering van de economie is het opzetten van waardeketens („global value chains”) met behulp van de clusters van essentieel belang om de coördinatie tussen bedrijven te verbeteren en het gezamenlijke concurrentievermogen te verhogen. Hoewel innovatie een basiskenmerk van alle clusters is, ontwikkelen deze zich niet alleen in hightech-sectoren, maar ook in sectoren waar technologie een minder belangrijke of relatief geringe rol speelt. |
13. |
Clusters zijn zeer interessant voor kleine en middelgrote bedrijven, omdat ze hun contacten met universiteiten en grotere ondernemingen ten goede komen en hun bovendien toegang bieden tot internationale handelsnetwerken. |
14. |
Sommige landen en regio's leggen echter te veel nadruk op het MKB en gaan eraan voorbij dat clusters met weinig grote ondernemingen economisch minder sterk kunnen komen te staan. |
Bijdrage aan de Lissabonagenda
15. |
Het vrije verkeer van productiefactoren en de hoge kosten van geavanceerde economieën leiden momenteel tot bedrijfsverplaatsingen, een ontwikkeling die het hoofd moet worden geboden door in productiestelsels het accent te leggen op activiteiten met een hogere toegevoegde waarde en in de eerste plaats activiteiten met een hoger O&O&I-gehalte. |
16. |
De Lissabonagenda is opgesteld om de door de mondialisering veroorzaakte problemen aan te pakken en heeft als doel om het menselijk kapitaal in de EU beter te benutten, samenhang aan te brengen in het innovatiebeleid, wetgeving te creëren die een stimulerend effect heeft op innovaties, de opzet en groei van innoverende bedrijven te bevorderen en de interfaces binnen het systeem van innovaties te verbeteren. Zijn deze doelstellingen eenmaal verwezenlijkt, dan is de weg gebaand naar een samenleving die openstaat voor innovaties en nieuwe kennis en daardoor zo niet op kosten, dan toch zeker op het creëren van toegevoegde waarde kan concurreren. |
17. |
Willen de regio's hun concurrentievermogen verbeteren, dan moeten zij een impuls geven aan kapitaalintensieve sectoren met sterk gespecialiseerde werknemers en een duidelijk innovatief karakter. |
18. |
Qua investeringen in particuliere O&O-activiteiten schiet Europa ernstig tekort. Wat dit aangaat levert meer overheidsgeld voor O&O pas iets op als bedrijven zelf achter deze doelstellingen staan en de nodige initiatieven nemen. Belangrijk is wel dat het niveau van de nationale overheidsuitgaven op O&O-gebied hoog genoeg is om effect te sorteren. Alleen op die manier kan dit geld, via onderzoek en innovatie, de markt bereiken. Door de hefboomwerking van publieke O&O-investeringen moeten particuliere O&O&I-activiteiten worden versterkt, zodat deze voor een veel groter gedeelte van het BBP van Europese regio's kunnen zorgen. Daartoe is een combinatie van vier soorten maatregelen nodig:
|
De EU-dimensie
19. |
Het CvdR is verheugd over de impuls die de Commissie heeft gegeven door middel van een groot aantal programma's en netwerken, die in hoge mate hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van clusters die bovendien het uitwisselen van ervaringen mogelijk maken. |
20. |
Het CvdR twijfelt niet aan de steun die de Commissie geeft aan de ontwikkeling van nieuwe en betere clusters op regionaal en nationaal niveau. Er bestaat echter wel enige behoefte aan informatie over het in kaart brengen of het ontwikkelen van best practices en aan centra waar wordt onderzocht welke systematisch te gebruiken of te raadplegen instrumenten nodig zijn. Deze instrumenten moeten de actoren vrijelijk ter beschikking staan. In dit verband zij vermeld dat het CvdR momenteel werkt aan de studie „Clusters en clusterbeleid, een gids voor lokale en regionale beleidsmakers”. |
21. |
De Commissie zou echter een kaderprogramma moeten uitwerken dat het voor alle betrokken overheden gemakkelijker maakt om samen te werken en dat richtsnoeren bevat voor de vorming van transnationale, onderling verbonden clusters. De samenwerking tussen clusters wordt gezien als een veelbelovende manier om het innovatievermogen van Europa te vergroten en internationale investeerders en innoverende bedrijven aan te trekken. De samenwerking tussen clusterorganisaties zou daarom niet louter in Europees verband, maar ook in mondiaal verband moeten plaatsvinden. Het uiteindelijke streven moet de vorming van world level clusters zijn. |
22. |
Samenwerkende clusters zijn van vitaal belang voor kleine en middelgrote bedrijven, omdat het goed is voor de — cruciale — informatievoorziening, voor de uitwisseling van technologische kennis en voor het delen van de onderzoeksinfrastructuur en van de productiemiddelen. |
23. |
Veel clusters proberen zich in hun eigen regio of land verder te ontwikkelen, terwijl de uitwisseling van informatie en best practices met clusters in buurlanden juist enorme mogelijkheden biedt. |
24. |
De Commissie moet alle factoren aanpakken die de handel en investeringen in Europa in de weg staan. De voltooiing van de interne markt is van groot belang voor de liberalisering van de markten. |
25. |
Samen met de verschillen in wetgeving en de van elkaar afwijkende socialezekerheidsstelsels, bestuurlijke systemen en belastingstelsels kunnen de huidige obstakels voor de handel de transnationale samenwerking ernstige schade toebrengen. En ook door de taalgrenzen zijn clusters geneigd om de samenwerking met buitenlandse clusters beperkt te houden en vooral in hun eigen land actief te zijn. |
Aanbevelingen van het CvdR
26. |
De Commissie zou iets moeten doen aan het danig versnipperde clusterbeleid van de EU; maatregelen om de vorming van clusters te stimuleren en maatregelen om de samenwerking tussen clusters te steunen zouden in één beleidslijn moeten worden ondergebracht. |
27. |
Ten behoeve van de gestaag toenemende taken die de Commissie overhevelt naar de regio's voor de bevordering, coördinatie en benutting van clusterinitiatieven zou de Commissie volgens het CvdR de regio's ook een duidelijker beeld moeten geven van de O&O-initiatieven die ze rechtstreeks beheert (hoofdzakelijk het 7e KP en het CIP). Tegelijk moet er goed op worden gelet dat de coördinatie met de door de Commissie opgerichte autonome agentschappen voor onderzoek en innovatie en met de JTI (gezamenlijke technologie- initiatieven) vlot verloopt. |
28. |
De EU zou de criteria voor de ondersteuning van clusters in Europees verband moeten integreren en harmoniseren. Dit zou een noodzakelijke aanvulling zijn op de samenwerkingsmaatregelen die momenteel op alle niveaus worden uitgevoerd en zorgen voor één overkoepelende beleidsvisie, als tegenwicht voor alle verschillende Europese clusterinitiatieven waarvan momenteel op tal van gebieden sprake is (zoals O&O, beleid voor interregionale samenwerking, toezicht op concurrentie in technologiesector, en subsidiëring van projecten).
|
29. |
Alle maatregelen die in het kader van deze alomvattende visie worden genomen moeten gericht zijn op groei en concurrentievermogen en betrekking hebben op prioritaire beleidsterreinen die niet alleen de uitwisseling van ervaringen en informatie omvatten, maar ook zaken als gezamenlijke projecten en maatregelen, uitwisseling van personeel en begunstigden tussen projecten, en ontwikkeling van EU-netwerken en -instellingen. Het CvdR stelt daarom het volgende voor:
|
Brussel, 19 juni 2008
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Luc VAN DEN BRANDE