26.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 285/98


Donderdag, 5 juni 2008
Toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) ***I

P6_TA(2008)0249

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 juni 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) (COM(2007)0264 — C6-0147/2007 — 2007/0097(COD))

2009/C 285 E/19

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0264),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0147/2007),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten (1),

gezien de desbetreffende brief die de Commissie juridische zaken op 20 november 2007 overeenkomstig artikel 80 bis, lid 3 van het Reglement heeft doen uitgaan,

gelet op de artikelen 80 bis en 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0037/2008),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, zoals hieronder gewijzigd en aangepast overeenkomstig de aanbevelingen van de raadgevende werkgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.


Donderdag, 5 juni 2008
P6_TC1-COD(2007)0097

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 5 juni 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr.…/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71,

Gezien het voorstel van de Commissie ║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (4) en Verordening (EG) nr. 12/98 van de Raad van 11 december 1997 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot binnenlands personenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (5) moeten op verscheidende punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en vereenvoudiging dient tot herschikking van deze verordeningen te worden overgegaan en dienen deze te worden opgenomen in één verordening.

(2)

De vaststelling van een gemeenschappelijk vervoersbeleid omvat met name ook de goedkeuring van gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen over de weg en de voorwaarden waaronder niet-ingezeten vervoerders tot binnenlands vervoer worden toegelaten.

(3)

Om te zorgen voor een coherent kader voor het internationale vervoer van personen met touringcars en autobussen in de hele Gemeenschap, moet deze verordening gelden voor alle internationaal vervoer op het grondgebied van de Gemeenschap. Vervoer van lidstaten naar derde landen is nog steeds overwegend geregeld bij bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en die derde landen. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op het traject op het grondgebied van de lidstaat waarop personen worden opgenomen of afgezet, zolang niet de nodige overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen zijn gesloten. Zij dient echter wel van toepassing te zijn op het grondgebied van een transitlidstaat.

(4)

De vrijheid van dienstverrichting is een grondbeginsel van het gemeenschappelijk vervoersbeleid en impliceert de toegankelijkheid van de internationale vervoersmarkten voor de vervoerders van alle lidstaten zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats.

(5)

Het internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen moet afhankelijk worden gesteld van het bezit van een communautaire vergunning. Vervoerders moeten worden verplicht een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning aan boord van elk van hun voertuigen mee te nemen, teneinde doeltreffende controles door de handhavingsinstanties mogelijk te maken, met name buiten de lidstaat van vestiging van de vervoerder. De voorwaarden voor de afgifte van communautaire vergunningen, de geldigheidsduur van die vergunningen en nadere regels voor het gebruik ervan moeten worden vastgesteld. Voorts moeten ook gedetailleerde specificaties voor de lay-out en andere kenmerken van de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften worden vastgesteld.

(6)

Onder bepaalde voorwaarden moet een soepele regeling voor bijzondere vormen van geregeld vervoer en sommige vormen van ongeregeld vervoer worden vastgesteld, teneinde aan de eisen van de markt te voldoen.

(7)

Deze verordening is niet van toepassing op vervoersondernemers die alleen toegang hebben tot hun nationale markt voor touringcar- en autobusdiensten, noch op vergunningen die hun zijn afgegeven door de lidstaten waar zij gevestigd zijn.

(8)

Voor geregeld vervoer moet een vergunningstelsel van toepassing blijven, hoewel een aantal voorschriften daarvan dienen te worden gewijzigd, met name wat betreft de procedure voor het toekennen van vergunningen.

(9)

Dit betekent dat een vergunning voor geregelde diensten moet worden verleend, tenzij er duidelijke redenen zijn om deze te weigeren, welke toe te schrijven zijn aan de aanvrager zelf. Slechts één reden tot weigering die te maken heeft met de markt moet blijven bestaan, namelijk de omstandigheid dat de dienst waarvoor een vergunning wordt aangevraagd een ernstige bedreiging vormt voor de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst die wordt geëxploiteerd op basis van een openbaredienstverplichting voor de betrokken directe trajecten.

(10)

De toegang van niet-ingezeten vervoerders tot bepaalde vormen van nationaal personenvervoer over de weg moet worden gewaarborgd, rekening houdend met de speciale kenmerken van elke vervoersvorm;

(11)

De bepalingen van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (6) zijn van toepassing in het geval de vervoerders, voor het verrichten van bijzondere vormen van geregeld vervoer, werknemers met wie zij een dienstverband hebben, ter beschikking stellen om werk te verrichten op het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar zij gewoonlijk werkzaam zijn.

(12)

Alleen het geregeld vervoer dat wordt verricht in het kader van internationaal geregeld vervoer, met uitsluiting van stads- en voorstadsvervoer, dient onder bepaalde voorwaarden en met name met inachtneming van de wetgeving van de lidstaat van ontvangst te worden opengesteld voor niet-ingezeten vervoerders.

(13)

Het is wenselijk dat de lidstaten elkaar bijstand verlenen teneinde deze verordening op de juiste wijze toe te passen.

(14)

De administratieve formaliteiten moeten zoveel mogelijk worden beperkt, zonder dat hierbij wordt afgezien van de controles en sancties die een correcte toepassing en een doeltreffende handhaving van deze verordening mogelijk maken. Daartoe dienen de bestaande regels inzake de intrekking van de communautaire vergunning te worden verduidelijkt en aangescherpt. De huidige regels moeten worden aangepast om het opleggen van doeltreffende sancties op ernstige ▐ inbreuken die in ▐ andere lidstaten dan de lidstaat van vestiging worden gepleegd, mogelijk te maken. De sancties moeten niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot de ernst van de inbreuken. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de opgelegde sancties.

(15)

De lidstaten moeten alle ernstige ▐ inbreuken die door vervoersondernemers zijn gepleegd en die hebben geleid tot het opleggen van een sanctie, in hun nationale register van wegvervoerondernemingen opnemen.

(16)

Teneinde de uitwisseling van informatie tussen nationale instanties te versterken en te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de desbetreffende gegevens uitwisselen via de overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen (7) opgerichte nationale contactpunten.

(17)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende (8).

(18)

In het bijzonder moet de Commissie ║ de bevoegdheid worden gegeven om het model vast te stellen van bepaalde documenten die moeten worden gebruikt voor aanvragen in het kader van deze verordening en om bijlage I aan te passen aan de technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing ║.

(19)

Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing geldende termijnen voor de aanneming van die maatregelen worden ingekort.

(20)

De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen ter uitvoering van deze verordening, met name wat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties betreft.

(21)

Daar de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(22)

Om busreizen te bevorderen die speciaal bedoeld zijn voor toeristen met lagere inkomens en om het toerisme in de regio’s te ontwikkelen moet de 12-dagen regel voor rondreizen per bus opnieuw worden ingevoerd, zoals opgemerkt door het Europees Parlement in paragraaf 78 van zijn resolutie van 29 november 2007 over een nieuw EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme (9). Om die reden moet Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (10), dienovereenkomstig worden uitgebreid.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen op het grondgebied van de Gemeenschap voor rekening van derden of voor eigen rekening, verricht door vervoerders die in een lidstaat overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat zijn gevestigd, door middel van in die lidstaat ingeschreven voertuigen die naar constructie en uitrusting geschikt zijn voor het vervoer van meer dan negen personen, de bestuurder inbegrepen, en daartoe zijn bestemd, alsmede op de ritten van lege voertuigen in verband met dit vervoer.

De omstandigheid dat het vervoer over een deel van het traject met een ander vervoermiddel geschiedt, dan wel dat tijdens het vervoer van voertuig wordt gewisseld heeft geen invloed op de toepasselijkheid van deze verordening.

2.   In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, is deze verordening van toepassing op het traject over het grondgebied van iedere transitlidstaat. Zij is niet van toepassing op het traject over het grondgebied van de lidstaat waar reizigers worden opgenomen of afgezet,zolang niet de noodzakelijke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.

3.   In afwachting van de sluiting van de in lid 2 bedoelde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen, doet deze verordening niet af aan de bepalingen inzake het vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, als opgenomen in de tussen lidstaten en deze derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten. De lidstaten passen deze overeenkomsten evenwel aan om ervoor te zorgen dat het beginsel van non-discriminatie tussen de communautaire vervoerders wordt nageleefd.

4.   Deze verordening is van toepassing op nationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden dat tijdelijk door een niet-ingezeten vervoerder wordt verricht, zoals bepaald in hoofdstuk V.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„geregeld vervoer”: vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opnomen of afgezet;

b)

„bijzondere vorm van geregeld vervoer”: vervoer, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers;

c)

„ongeregeld vervoer”: vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf;

d)

„vervoer voor eigen rekening”: het vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden, met name door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, met dien verstande:

dat de vervoersactiviteit voor die natuurlijke of rechtspersoon slechts een bijkomstige activiteit vormt,

dat de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door hem op afbetaling zijn aangekocht dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf worden bestuurd;

e)

„cabotage”: nationaal vervoer van personen over de weg voor rekening van derden dat tijdelijk door een vervoerder wordt verricht in een lidstaat van ontvangst;

f)

„lidstaat van ontvangst”: een lidstaat waarin een vervoerder actief is, niet zijnde zijn lidstaat van vestiging;

g)

„ernstige ▐ inbreuk op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg”: inbreuken die na rechterlijke tussenkomst ertoe zouden kunnen leiden dat de vervoerder niet langer als betrouwbaar wordt beschouwd, overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. …/2008 [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen].

Artikel 3

Vrij verrichten van diensten

1.   Iedere vervoerder voor rekening van derden als bedoeld in artikel 1 mag zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats geregeld vervoer, inclusief de bijzondere vorm van geregeld vervoer, en ongeregeld vervoer met touringcars en autobussen verrichten, indien hij:

a)

in de lidstaat van vestiging gemachtigd is tot het verrichten van vervoer met touringcars en met autobussen, meer bepaald geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, of ongeregeld vervoer, overeenkomstig de door de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden voor toegang tot de markt;

b)

voldoet aan de voorwaarden overeenkomstig de communautaire regelgeving inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg;

c)

voldoet aan de wettelijke voorschriften betreffende de normen voor bestuurders en voertuigen, zoals met name vastgesteld in Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen  (11), Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten  (12), en Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen  (13).

2.   Iedere vervoerder voor eigen rekening als bedoeld in artikel 1 mag zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats vervoersdiensten verrichten als omschreven in artikel 5, lid 5, indien hij:

a)

in de lidstaat van vestiging gemachtigd is tot het verrichten van vervoer met touringcars en autobussen overeenkomstig de door de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden voor toegang tot de markt;

b)

voldoet aan wettelijke voorschriften betreffende de normen voor bestuurders en voertuigen, zoals met name vastgesteld in de Richtlijnen 92/6/EEG, 96/53/EG en 2003/59/EG.

Hoofdstuk II

Communautaire vergunning en markttoegang

Artikel 4

Communitaire vergunning

1.   Internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen wordt verricht op grond van een communautaire vergunning die door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging wordt afgegeven.

2.   De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verstrekken de houder het origineel van de communautaire vergunning, dat door de vervoerder wordt bewaard, en verstrekken ook evenveel gewaarmerkte afschriften als er voertuigen zijn die voor het internationaal vervoer van personen worden gebruikt en waarover de houder van de communautaire vergunning hetzij in volle eigendom, hetzij anderszins, met name in het kader van een afbetalingsovereenkomst, een huurovereenkomst of een leasingovereenkomst, beschikt.

De communautaire vergunning en de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften moeten volgens het in bijlage I opgenomen model worden opgesteld.

Daarop moet een gegraveerde stempel of zegel van de instantie van afgifte worden aangebracht, alsook een handtekening en een serienummer. Het serienummer van de communautaire vergunning en van de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften worden, als onderdeel van de reeks gegevens van de vervoerder, opgeslagen in het in artikel 15 van Verordening (EG) nr. …/2008 [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen] bedoelde nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen.

De Commissie past bijlage I aan aan de technische vooruitgang. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   De communautaire vergunning wordt opgesteld op naam van de vervoerder. Zij kan door hem niet aan derden worden overgedragen. Een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning dient in ieder voertuig te worden bewaard en moet op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.

4.   De communautaire vergunning wordt afgegeven voor een periode van vijf jaar en is hernieuwbaar.

De communautaire vergunningen en gewaarmerkte afschriften die vóór de toepassingsdatum van deze verordening zijn afgegeven, blijven geldig tot de datum waarop zij verstrijken.

5.   Wanneer een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend en vervolgens ten minste om de vijf jaar vergewissen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging zich ervan dat de vervoerder voldoet c.q. nog steeds voldoet aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde voorwaarden.

6.   Wanneer de in artikel 3, lid 1, bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, weigeren de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging de afgifte of de hernieuwing van de communautaire vergunning, of trekken zij de vergunning in, bij een met redenen omkleed besluit.

7.   De lidstaten zien erop toe dat de aanvrager of de houder van een communautaire vergunning tegen de beslissing tot weigering of intrekking van deze vergunning door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging in beroep kan gaan.

8.   De lidstaten kunnen bepalen dat de communautaire vergunning ook geldig is voor het verrichten van nationaal vervoer.

Artikel 5

Toegang tot de markt

1.   Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.

Geregeld vervoer is vergunningsplichtig overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III.

Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer, met dezelfde cliëntèle als bij het bestaande geregeld vervoer, het doorrijden op bepaalde stopplaatsen of het inlassen van extra stopplaatsen in het bestaande geregelde vervoer gelden dezelfde regels als die welke voor dat geregeld vervoer gelden.

2.   De bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geëxploiteerd overeenkomstig de in lid 1 genoemde voorwaarden. Deze vorm van vervoer omvat met name:

a)

vervoer naar en van het werk van werknemers;

b)

vervoer naar en van een onderwijsinstelling van scholieren en studenten.

Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.

Voor de bijzondere vorm van geregeld vervoer is geen enkele vergunning vereist, mits met betrekking daartoe tussen de organisator en de vervoerder een overeenkomst is gesloten.

3.   Voor ongeregeld vervoer is geen vergunning vereist.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde cliëntèle is gericht, is echter wel een vergunning vereist, die wordt verkregen via de procedure van Hoofdstuk III.

Het ongeregelde karakter van ongeregeld vervoer gaat niet verloren doordat het vervoer met een zekere regelmaat geschiedt.

Ongeregeld vervoer kan worden geëxploiteerd door een groep vervoerders die voor rekening van dezelfde opdrachtgever werken en de reizigers kunnen onderweg, op het grondgebied van een van de lidstaten, overstappen in een voertuig van een andere vervoerder van dezelfde groep.

De Commissie stelt de procedure voor het meedelen van de namen van dergelijke vervoerders en van de overstapplaatsen onderweg aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   Voor lege ritten van voertuigen in verband met het vervoer als bedoeld in lid 2, derde alinea, en lid 3, is evenmin een vergunning vereist.

5.   In plaats van vergunningen zijn attesten vereist voor vervoer voor eigen rekening, als omschreven in artikel 2, onder d).

De attesten worden afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven; zij gelden voor het gehele traject, met inbegrip van het transittraject.

De Commissie stelt het model van de attesten vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Hoofdstuk III

Aan vergunning onderworpen geregeld vervoer

Artikel 6

Aard van de vergunning

1.   Vergunningen worden gesteld op naam van de vervoerder. Zij mogen door hem niet aan derden worden overgedragen. Een vervoerder die een vergunning heeft gekregen mag evenwel, met instemming van de instantie bedoeld in artikel 7, lid 1, het vervoer door een onderaannemer laten verrichten. In dat geval moet de naam van de onderaannemer op de vergunning worden vermeld. De onderaannemer moet voldoen aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden.

In het geval van een associatie van ondernemingen voor de exploitatie van geregeld vervoer wordt de vergunning gesteld op naam van alle ondernemingen. Zij wordt afgegeven aan de onderneming die het vervoer beheert; de overige ondernemingen ontvangen een afschrift. Op de vergunning worden de namen van alle exploitanten vermeld.

2.   De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt maximaal vijf jaar. Er kan een kortere geldigheidsduur worden vastgesteld, hetzij op verzoek van de aanvrager, hetzij in onderlinge overeenstemming met de bevoegde instanties van de lidstaten op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet.

3.   In de vergunning worden vermeld:

a)

het soort vervoer;

b)

de reisweg, in het bijzonder de plaats van vertrek en van bestemming;

c)

de geldigheidsduur van de vergunning,

d)

de stopplaatsen en de dienstregeling.

4.   De Commissie stelt het model van de vergunningen vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.   De vergunningen geven de houder(s) het recht om in alle lidstaten over het grondgebied waarvan de reisweg loopt, geregeld vervoer te verrichten.

6.   De exploitant van geregeld vervoer mag extra voertuigen gebruiken om het hoofd te bieden aan tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden. Hij brengt de lidstaat op het grondgebied waarvan het punt van vertrek is gelegen op de hoogte van de redenen van deze tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden.

In dat geval moet de vervoerder ervoor zorgen dat de volgende documenten zich in het voertuig bevinden:

a)

een afschrift van de vergunning voor geregeld vervoer,

b)

een afschrift van de overeenkomst tussen de exploitant van het geregeld vervoer en het bedrijf dat de extra voertuigen ter beschikking stelt, of een daaraan gelijkwaardig document;

c)

een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning die aan de exploitant van het geregeld vervoer is afgegeven.

7.     De lidstaten kunnen geregelde grensoverschrijdende diensten die niet verder gaan dan 50 km van de grens vrijstellen van de vergunningsprocedure. Zij brengen de Commissie en de nabuurlanden daarvan op de hoogte.

Artikel 7

Indiening van de vergunningaanvragen

1.   De vergunningsaanvragen voor geregeld vervoer worden ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het punt van vertrek is gelegen.

2.   De Commissie stelt het model van de aanvragen vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   De aanvrager van de vergunning verstrekt aan de vergunningverlenende instantie alle aanvullende inlichtingen die hij dienstig acht of die hem door de vergunningverlenende instantie worden gevraagd en met name een rijschema aan de hand waarvan de toepassing van de communautaire regelgeving inzake rij- en rusttijden, kan worden gecontroleerd, alsmede een afschrift van de communautaire vergunning voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden als bedoeld in artikel 4.

Artikel 8

Vergunningsprocedure

1.   De vergunning wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instanties van alle lidstaten op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet. De vergunningverlenende instantie doet hun, — alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, — samen met haar beoordeling, een kopie van de aanvraag en van alle andere dienstige documenten toekomen.

2.   De bevoegde instanties van de lidstaten waaraan instemming is gevraagd, geven de vergunningverlenende instantie uitsluitsel binnen twee maanden. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om instemming is ontvangen, die wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de vergunningverlenende instantie binnen twee maanden geen antwoord ontvangt, worden de geraadpleegde instanties geacht hun instemming te hebben gegeven en kan de vergunningverlenende instantie de vergunning verlenen.

3.   De vergunningverlenende instantie neemt een besluit binnen drie maanden na de datum van indiening van de vergunningaanvraag door de vervoerder.

4.   De vergunning wordt verleend tenzij:

a)

de aanvrager niet in staat is het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, te verrichten met het materieel waarover hij rechtstreeks beschikt;

b)

de aanvrager in het verleden niet heeft voldaan aan de nationale of internationale regels inzake het wegvervoer, meer bepaald aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer over de weg, of een ernstige inbreuk ▐ op de regelgeving inzake de verkeersveiligheid heeft gepleegd, onder meer ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden, en de betreffende inbreuk ertoe heeft geleid dat de vervoerder niet langer als betrouwbaar wordt beschouwd in de zin van Verordening (EG) nr. …/2008 [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen] ;

c)

in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning, de voorwaarden voor de vergunning niet zijn vervuld;

d)

een lidstaat, op basis van een grondig onderzoek, besluit dat dat vervoer de levensvatbaarheid van vergelijkbaar vervoer op de betrokken directe verbindingen, dat wordt geëxploiteerd krachtens een openbaredienstovereenkomst waarin een openbaredienstverplichting is vastgesteld, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 ║ betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg ║ (14), ernstig in het gedrang kan brengen.

Het feit dat een vervoerder lagere prijzen biedt dan andere ondernemingen voor vervoer over de weg, of dat de verbinding in kwestie reeds door andere ondernemingen voor vervoer over de weg wordt geëxploiteerd, kan op zich geen rechtvaardiging vormen voor afwijzing van de aanvraag.

5.   De vergunningverlenende instantie en de bevoegde instanties van alle lidstaten die bij de procedure ter verlening van de in lid 1 bedoelde instemming betrokken zijn, mogen de aanvraag lleen om de in deze verordening vastgestelde redenen afwijzen.

6.   Nadat de in de leden 1 tot en met 5 vastgestelde procedure is afgewikkeld, verleent de vergunningverlenende instantie de vergunning of weigert zij deze formeel.

Besluiten waarbij een vergunning wordt geweigerd, worden met redenen omkleed. De lidstaten zien erop toe dat de vervoerders de mogelijkheid krijgen om tegen een weigering in beroep te gaan.

De vergunningverlenende instantie stelt alle in lid 1 bedoelde instanties in kennis van haar beslissing door hun een afschrift van de vergunning toe te zenden.

7.   Indien geen instemming kan worden bereikt als bedoeld in lid 1, kan de zaak binnen één maand, te rekenen vanaf de dag waarop een of meer overeenkomstig lid 1 geraadpleegde lidstaten hun negatieve beslissing hebben meegedeeld, bij de Commissie aanhangig worden gemaakt.

8.   De Commissie geeft, na de betrokken lidstaten te hebben geraadpleegd, binnen tien weken na ontvangst van de mededeling van de vergunningverlenende instantie, een beschikking, die dertig dagen na kennisgeving aan de betrokken lidstaten van toepassing wordt.

9.   De beschikking van de Commissie blijft van toepassing totdat tussen de betrokken lidstaten overeenstemming is bereikt.

Artikel 9

Hernieuwing en wijziging van de vergunning

Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de aanvragen voor hernieuwing van een vergunning of voor wijziging van de voorwaarden van het aan vergunning onderworpen vervoer.

In geval van minder belangrijke wijzigingen van de exploitatievoorwaarden, zoals aanpassing van de frequenties, tarieven en dienstregelingen, volstaat het dat de vergunningverlenende instantie de andere betrokken lidstaten in kennis stelt van deze wijzigingen.

De betrokken lidstaten mogen overeenkomen dat de vergunningverlenende instantie zelf een besluit neemt over wijzigingen van de exploitatievoorwaarden van het vervoer.

Artikel 10

Verval van een vergunning

1.   Onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1370/2007 vervalt de vergunning voor geregeld vervoer aan het eind van de geldigheidsperiode of drie maanden nadat de vergunningverlenende instantie van de houder mededeling heeft ontvangen van diens voornemen de exploitatie van die vervoersdienst te beëindigen. De mededeling dient met redenen te zijn omkleed.

2.   Indien de behoefte aan vervoer niet meer aanwezig is, wordt de in lid 1 voorgeschreven termijn vastgesteld op één maand.

3.   De vergunningverlenende instantie geeft de bevoegde instanties van de andere betrokken lidstaten kennis van het vervallen van de vergunning.

4.   De vergunninghouder dient de gebruikers van de vervoersdienst via passende publiciteit een maand van te voren in te lichten omtrent de beëindiging van de vervoersdienst.

Artikel 11

Verplichtingen van de vervoerders

1.   De exploitant van geregeld vervoer moet, behalve in geval van overmacht, tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning, alle maatregelen nemen om een vervoerdienst te garanderen die voldoet aan de normen continuïteit, regelmaat en capaciteit alsook aan de overige door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 6, lid 3, vastgestelde voorwaarden.

2.   De vervoerder zorgt ervoor dat de reisweg, de stopplaatsen, de dienstregeling, de tarieven en de overige vervoersvoorwaarden door alle gebruikers gemakkelijk kunnen worden geraadpleegd.

3.   Onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1370/2007, hebben de betrokken lidstaten de bevoegdheid om, in onderling overleg en in overleg met de houder van de vergunning, in de exploitatievoorwaarden van een geregelde vervoersdienst wijzigingen aan te brengen.

Hoofdstuk IV

Ongeregeld vervoer en ander vervoer waarvoor geen vergunning is vereist

Artikel 12

Controledocumenten

1.   Voor ongeregeld vervoer is een reisblad vereist behalve voor de in artikel 5, lid 3, tweede alinea bedoelde diensten.

2.   Vervoerders die ongeregeld vervoer verrichten, moeten het reisblad vóór elke reis invullen.

3.   Op het reisblad dienen ten minste de volgende gegevens te worden vermeld:

a)

het soort vervoer;

b)

de belangrijkste reisweg;

c)

de betrokken vervoerder(s).

4.   De Commissie stelt het model van het reisblad en de wijze waarop het moet worden gebruikt vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

De Commissie en de lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de uit andere verdragen met derde landen voortvloeiende bepalingen betreffende het reisblad uiterlijk 1 januari 2010 in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van de onderhavige verordening.

5.   Reisbladenboekjes worden op een efficiënte en gebruiksvriendelijke wijze afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder is gevestigd of door de door hen aangewezen organen.

6.   De Commissie stelt het model van het reisbladenboekje en de wijze waarop het moet worden gebruikt vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

7.   In het geval van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, als bedoeld in artikel 5, lid 2, derde alinea, geldt de overeenkomst of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan als controledocument.

Artikel 13

Plaatselijke excursies

In het kader van internationaal ongeregeld vervoer mag een vervoerder ongeregeld vervoer (plaatselijke excursies) in een andere lidstaat verrichten dan de lidstaat waar hij is gevestigd.

Dit vervoer is bestemd voor ▐ reizigers die eerder door dezelfde vervoerder zijn vervoerd in het kader van internationaal vervoer als bedoeld in de eerste alinea, en moet geschieden met hetzelfde voertuig of een voertuig van dezelfde vervoerder of groep vervoerders.

Hoofdstuk V

Cabotage

Artikel 14

Beginsel

1.   Alle ondernemers van personenvervoer over de weg voor rekening van derden, die houder zijn van een communautaire vergunning, worden op de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden en zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats, toegelaten tot het in artikel 15 genoemde cabotagevervoer.

2.   Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning moet zich aan boord van het voertuig bevinden en op verzoek van de met de controle belaste personen worden getoond.

Artikel 15

Toegestaan cabotagevervoer

Cabotagevervoer is toegestaan voor de volgende vormen van vervoer:

a)

bijzonder geregeld vervoer, mits dit onder een contract valt dat tussen de organisator en de vervoersondernemer is gesloten;

b)

ongeregeld vervoer;

c)

geregeld vervoer dat wordt uitgevoerd door een niet in de lidstaat van ontvangst gevestigde vervoerder, in het kader van een internationale geregelde dienst overeenkomstig deze Verordening, met uitzondering van vervoersdiensten die voorzien in de behoeften van een stedelijk centrum of een agglomeratie, alsook in de behoeften aan vervoer tussen dat centrum of die agglomeratie en de omliggende gebieden. Het cabotagevervoer mag niet onafhankelijk van deze internationale dienst worden uitgevoerd.

Artikel 16

Regels die van toepassing zijn op cabotagevervoer

1.   Onder voorbehoud van de toepassing van de communautaire voorschriften, is het verrichten van het in artikel 15 bedoelde cabotagevervoer onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn op de volgende gebieden:

a)

contractuele voorwaarden van het vervoer;

b)

afmetingen en gewichten van bedrijfsvoertuigen.

c)

voorschriften inzake het vervoer van sommige categorieën personen, te weten scholieren, kinderen en personen met een beperkte mobiliteit;

d)

▐ rij- en rusttijden;

e)

belasting over de toegevoegde waarde (BTW) op vervoersdiensten;

f)

in geval van terbeschikkingstelling van werknemers als bedoeld in Richtlijn 96/71/EG.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde afmetingen en gewichten mogen eventueel groter zijn dan die welke in de lidstaat van vestiging van de vervoersondernemer gelden, doch mogen in geen geval groter zijn dan de maximumwaarden die door de lidstaat van ontvangst zijn vastgesteld voor nationaal verkeer of de technische kenmerken die in de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 96/53/EG genoemde bewijzen zijn vermeld;

2.   Cabotagediensten voor het in artikel 15, onder c), bedoelde vervoer, zijn, onder voorbehoud van de toepassing van de communautaire voorschriften, onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn ten aanzien van de eisen die worden gesteld aan de machtigingen, de aanbestedingsprocedures, de te onderhouden verbindingen, de regelmaat, de continuïteit, de frequentie, alsmede de routes.

3.   De technische normen inzake fabricage en uitrusting waaraan voertuigen moeten voldoen die voor het verrichten van cabotagevervoer worden gebruikt, zijn die welke gelden voor voertuigen die tot het internationale vervoer worden toegelaten.

4.   De lidstaten moeten de in de leden 1 en 2 bedoelde nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op de niet op hun grondgebied gevestigde vervoerders onder dezelfde voorwaarden toepassen als op hun eigen onderdanen, zodat discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van vestiging wordt uitgesloten.

Artikel 17

Controledocumenten voor cabotagevervoer

1.   Bij ongeregeld cabotagevervoer is een in artikel 12 bedoeld reisblad vereist, dat zich aan boord van het voertuig moet bevinden en op verzoek van de met de controle belaste personen moet worden getoond.

2.   De volgende gegevens moeten op het reisblad worden ingevuld:

a)

de punten van vertrek en bestemming van het vervoer;

b)

de datum van aanvang en van beëindiging van het vervoer.

3.   De reisbladen worden afgegeven in de vorm van door de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat van vestiging gewaarmerkte boekjes, zoals bedoeld in artikel 12.

4.   In het geval van bijzondere vormen van geregeld vervoer vervangt het contract, gesloten tussen de vervoerder en degene die het vervoer organiseert, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, het controleformulier.

Ook in dat geval moet evenwel een reisblad worden ingevuld in de vorm van een maandoverzicht.

5.   De gebruikte reisbladen worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat van vestiging op een door deze autoriteit of instantie vast te stellen wijze.

Artikel 18

Beschermende maatregelen

1.     Bij een ernstige verstoring van de markt voor het binnenlands vervoer in een bepaald geografisch gebied die te wijten is aan cabotage of daardoor wordt verergerd, kan iedere lidstaat zich tot de Commissie wenden ten einde beschermende maatregelen te nemen; de lidstaat verstrekt daartoe de Commissie de nodige gegevens en deelt haar mee welke maatregelen hij met betrekking tot de op zijn grondgebied gevestigde vervoersondernemingen denkt te nemen.

2.     In de zin van lid 1 wordt verstaan onder:

„ernstige verstoring van de nationale vervoersmarkt in een bepaalde geografische zone”: het op deze markt aan de dag treden van voor deze markt specifieke problemen, die hebben geleid tot een ernstig en mogelijk langdurig overaanbod dat een ernstige bedreiging vormt voor het financiële evenwicht en het voortbestaan van een aanzienlijk aantal ondernemingen voor personenvervoer over de weg;

„geografische zone”: een zone die een deel of het geheel van het grondgebied van een lidstaat omvat of zich uitstrekt tot een deel of het geheel van het grondgebied van andere lidstaten.

3.     De Commissie onderzoekt de situatie en beslist, na raadpleging van het in artikel 27 bedoelde comité, binnen een maand na ontvangst van het verzoek van de betrokken lidstaat of het al dan niet noodzakelijk is vrijwaringsmaatregelen te treffen, en in bevestigend geval stelt zij die maatregelen vast. De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen blijven ten hoogste zes maanden van kracht; de geldigheidsduur kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd. De Commissie stelt de lidstaten en de Raad onverwijld in kennis van elk krachtens dit lid genomen besluit.

4.     Indien de Commissie besluit vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van een of meer lidstaten te treffen, dienen de bevoegde autoriteiten maatregelen van gelijke strekking te treffen ten aanzien van de aldaar gevestigde vervoersondernemers en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Laatstgenoemde maatregelen gaan uiterlijk in op de datum waarop de vrijwaringsmaatregelen waartoe de Commissie heeft besloten van toepassing worden.

5.     Elke lidstaat kan het in lid 3 bedoelde besluit van de Commissie binnen 30 dagen na de kennisgeving ervan aan de Raad voorleggen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen binnen een termijn van 30 dagen vanaf de datum waarop een lidstaat de zaak bij hem aanhangig heeft gemaakt of, als verscheidene lidstaten dat gedaan hebben, vanaf de datum van het eerste verzoek.

De termijnen bedoeld in lid 3 zijn van toepassing op het besluit van de Raad. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten dienen maatregelen van gelijke strekking te nemen ten aanzien van de aldaar gevestigde vervoersondernemers en stellen de Commissie daarvan in kennis. Neemt de Raad binnen de in lid 1 genoemde termijn geen besluit, dan wordt het besluit van de Commissie definitief.

6.     Is de Commissie van oordeel dat de geldigheidsduur van de overeenkomstig lid 3 genomen maatregelen moet worden verlengd, dan legt zij de Raad een voorstel voor; de Raad besluit hierover met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Hoofdstuk VI

Controle en sancties

Artikel 19

Reisdocumenten

1.   Vervoerders die geregeld vervoer exploiteren, met uitzondering van een bijzondere vorm van geregeld vervoer, moeten persoonlijke of collectieve reisdocumenten afgeven, waarin de volgende gegevens worden vermeld:

a)

plaats van vertrek en bestemming en eventueel de terugreis,

b)

de geldigheidsduur van het document,

c)

de prijs van het vervoer.

2.   De in lid 1 bedoelde reisdocumenten moeten op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.

Artikel 20

Controle op de weg en in de ondernemingen

1.   De vergunning of het controleformulier moeten in het voertuig aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.

2.   Vervoerders die touringcars en autobussen exploiteren voor internationaal personenvervoer, staan toe dat het correct verrichten van het vervoer wordt gecontroleerd met name ten aanzien van de rij- en rusttijden. In het kader van de toepassing van deze verordening hebben de met die controles belaste personen de bevoegdheid om:

a)

de boeken en andere met betrekking tot de exploitatie van de onderneming relevante bescheiden te controleren;

b)

ter plaatse, in de gebouwen van de onderneming, kopieën van of uittreksels uit de boeken en bescheiden te maken;

c)

zich tot alle panden, terreinen en voertuigen van de onderneming toegang te verschaffen;

d)

alle informatie in de boeken, bescheiden en gegevensbestanden in te winnen.

Artikel 21

Wederzijdse bijstand

De lidstaten verlenen elkaar bijstand met het oog op de toepassing van deze verordening. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. …/2008 [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen] opgerichte nationale contactpunten.

Artikel 22

Intrekking van communautaire licenties en vergunningen

1.   De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de vervoerder trekken de in artikel 4 bedoelde communautaire vergunning in, wanneer de houder:

a)

de voorwaarden van artikel 3, lid 1, niet meer vervult;

b)

onjuiste informatie heeft verstrekt in verband met de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte van de communautaire vergunning.

2.   De vergunningverlenende instantie trekt een vergunning in, wanneer de houder niet meer voldoet aan de vereisten op grond waarvan deze is afgegeven, en met name wanneer de lidstaat waar de vervoerder is gevestigd, daarom verzoekt. Zij stelt de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 23

Sancties van de lidstaat van vestiging

1.   In geval van een ernstige inbreuk ▐ op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg die in een lidstaat worden gepleegd of geconstateerd, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 5, lid 1, vierde alinea geven de bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd is gevestigd, een waarschuwing en kunnen zij onder meer de volgende bestuursrechtelijke sancties opleggen:

a)

de tijdelijke of definitieve intrekking van enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning;

b)

de tijdelijke of definitieve intrekking van de communautaire vergunning;

c)

het opleggen van geldboetes.

Deze sancties worden bepaald naar gelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gepleegd en naar gelang van het totale aantal gewaarmerkte afschriften waarover hij voor zijn internationaal vervoer beschikt.

2.   De bevoegde instanties van de lidstaten verbieden een vervoerder internationaal personenvervoer in het kader van deze verordening op hun grondgebied te verrichten, indien hij ▐ ernstige inbreuken heeft gepleegd op de communautaire wetgeving inzake het vervoer over de weg en zodra daarover een definitief besluit is genomen, na uitputting van alle mogelijkheden tot herziening die voor de vervoerder openstaan , met name ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders. Zij stellen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat hiervan onmiddellijk in kennis.

3.    Indien in het in artikel 24, lid 1, bedoelde geval een ernstige inbreuk is vastgesteld beslissen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging welke sanctie aan de betrokken vervoerder ▐ wordt opgelegd. Zij delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarin de inbreuken zijn geconstateerd zo snel mogelijk en uiterlijk drie maanden na kennis te hebben genomen van de inbreuk mee welke van de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde sancties zijn opgelegd. Indien het niet mogelijk was dergelijke sancties op te leggen, vermelden zij de redenen daarvoor.

4.   De bevoegde instanties houden daarbij rekening met een eventuele sanctie die reeds is opgelegd in de lidstaat waar de inbreuken zijn geconstateerd en vergewissen zich ervan dat de ten aanzien van de vervoerder getroffen sancties in hun geheel genomen in verhouding staan tot de inbreuk(en) die tot de sancties heeft (hebben) geleid.

In het in artikel 24, lid 1, bedoelde geval en kan de door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging na raadpleging van de bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst opgelegde sanctie gaan tot de intrekking van de vergunning tot uitoefening van het beroep van ondernemer van vervoer over de weg.

5.   De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging kunnen krachtens het nationale recht de betrokken vervoerder voor een bevoegde nationale rechterlijke instantie dagvaarden. Zij stellen de bevoegde instantie van de lidstaat van ontvangst in kennis van de hiertoe genomen besluiten.

6.   De lidstaten waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeenkomstig dit artikel worden opgelegd.

Artikel 24

Sancties van de lidstaat van ontvangst

1.   Wanneer de bevoegde instanties van een lidstaat kennis nemen van een ernstige inbreuk ▐ op deze verordening of op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg die aan een niet-ingezeten vervoerder toe te schrijven zijn, geeft de lidstaat op wiens grondgebied de inbreuk is vastgesteld, zo spoedig mogelijk en uiterlijk een maand na kennis te hebben genomen van de inbreuk de volgende informatie door aan de bevoegde instanties van de van de lidstaat van vestiging:

a)

een beschrijving van de inbreuk en de datum en het tijdstip waarop deze werd gepleegd;

b)

de categorie, het type en de ernst van de inbreuk;

c)

de opgelegde sancties en de uitgevoerde sancties.

De bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst kunnen de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging verzoeken overeenkomstig artikel 23 bestuursrechtelijke sancties op te leggen.

2.   Onverminderd strafvervolgingen, mag de lidstaat van ontvangst sancties treffen tegen de niet aldaar gevestigde vervoerder die bij cabotagevervoer op zijn grondgebied inbreuken op deze verordening of op de communautaire en nationale vervoersvoorschriften heeft gepleegd. De sancties worden op niet-discriminerende basis opgelegd en kunnen met name bestaan in een waarschuwing en/of, in geval van een ernstige inbreuk ▐, in een tijdelijk verbod op het verrichten van cabotagevervoer op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst waar de inbreuk is gepleegd, en/of het opleggen van geldboetes .

3.   De lidstaten waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeenkomstig dit artikel worden opgelegd.

Artikel 25

Opneming in het nationale register

De lidstaten zien erop toe dat ernstige ▐ inbreuken op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg, die worden gepleegd door op hun grondgebied gevestigde vervoerders en hebben geleid tot het opleggen van een sanctie door een lidstaat, alsook de opgelegde sancties zelf, worden opgenomen in het bij artikel 15 van Verordening (EG) nr. …/2008 [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen] ingestelde nationale register van wegvervoerondernemingen. De aantekeningen in het register die betrekking hebben op de tijdelijke of definitieve intrekking van een communautaire vergunning, blijven ten minste twee jaar in de gegevensbank aanwezig.

Hoofdstuk VII

Uitvoering

Artikel 26

Overeenkomsten tussen lidstaten

1.   De lidstaten mogen bilaterale en multilaterale overeenkomsten sluiten met het oog op een ruimere liberalisering van het vervoer dat onder deze verordening valt, met name voor wat betreft de vergunningregeling en de vereenvoudiging of de afschaffing van controledocumenten.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle krachtens lid 1 gesloten overeenkomsten.

Artikel 27

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer opgerichte comité (15).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op één maand.

Artikel 28

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing van die sancties te verzekeren. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk … (16) van de getroffen maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.

De lidstaten zien erop toe dat al deze maatregelen zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats van de vervoerder ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 29

Rapportage

1.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar delen de lidstaten de Commissie mee hoeveel vergunningen voor geregelde diensten zij het voorbije jaar hebben afgegeven en hoeveel vergunningen voor geregelde diensten in totaal geldig waren aan het einde van de desbetreffende verslagperiode. Deze gegevens worden afzonderlijk verstrekt voor elk land van bestemming van de geregelde dienst. Elke lidstaat stelt de Commissie ook in kennis van de gegevens inzake cabotagevervoer, in de vorm van bijzondere geregelde diensten en van ongeregelde diensten, dat tijdens de verslagperiode door in die lidstaat gevestigde vervoerders is uitgevoerd.

2.   De bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst doen de Commissie uiterlijk op 31 januari van elk jaar een statistisch overzicht toekomen van het aantal vergunningen dat is afgegeven voor cabotagevervoer in het kader van geregelde diensten, zoals bedoeld in artikel 15, onder c).

3.   De Commissie stelt het model van de bij de mededeling van deze statistieken te gebruiken tabel vast. Daar deze maatregelen niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden zij vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   Uiterlijk op 31 januari van ieder jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal vervoerders dat op 31 december van het voorbije jaar houder was van een communautaire vergunning, alsmede van het aantal gewaarmerkte afschriften, overeenstemmend met het aantal op die datum in bedrijf zijnde voertuigen.

Artikel 30

Wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006

De volgende paragraaf wordt ingevoegd in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 561/2006:

6 bis.     In afwijking van lid 6 en op de volgende voorwaarden mag een bestuurder die een internationale ongeregelde vervoersdienst verricht als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. /2008 van het Europees Parlement en de Raad van … [tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten] (17), de wekelijkse rusttijd voor maximaal 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na een eerdere normale wekelijkse rusttijd uitstellen, mits:

de internationale ongeregelde vervoersdienst ten minste 24 uur omvat in een andere lidstaat of ander derde land dan het land waar de vervoersdienst begon, en

de wekelijkse rusttijd na gebruikmaking van de afwijking altijd ten minste een normale wekelijkse rusttijd van 45 uur is; er moet een compensatierust van 24 uur en bloc worden genomen voor het einde van de derde week na de gebruikmaking van de afwijking; de wijzen van en voorwaarden voor het nemen van deze compensatierust dienen naar behoren op nationaal niveau te worden vastgesteld door de relevante belanghebbenden, en

het voertuig, ingeval de gehele rit wordt afgelegd in de tijdspanne 22.00-6.00 uur, dubbel bemand is, anders moet de in artikel 7 bedoelde rijperiode beperkt blijven tot drie uur, en

gebruikmaking van deze afwijking vanaf 1 januari 2014 alleen mogelijk is als de betreffende voertuigen zijn uitgerust met controleapparatuur die voldoet aan de eisen die worden genoemd in Bijlage I B van Verordening (EEG) nr. 3821/85.

Hoofdstuk VIII

Slotbepalingen

Artikel 31

Intrekkingen

De Verordeningen (EEG) nr. 684/92 en (EG) nr. 12/98 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 32

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2009 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter […] […]


(1)  PB C 10 van 15.1.2008, blz. 44 .

(2)  PB C …

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 juni 2008.

(4)  PB L 74 van 20.3.1992, blz. 1. ║.

(5)  PB L 4 van 8.1.1998, blz. 4.

(6)  PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.

(7)  PB L …

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. ║.

(9)   Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0575.

(10)   PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1.

(11)  PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27.

(12)  PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59.

(13)  PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4.

(14)  PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1 .

(15)  PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8.

(16)  Twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(17)   PB L …

Donderdag, 5 juni 2008
BIJLAGE I

EUROPESE GEMEENSCHAP

a)

(Lichtblauw, formaat DIN A4 synthetisch papier, 150g/m2 of meer)

(Eerste blad van de vergunning)

(Tekst in (één van) de officiële taal (talen) van de lidstaat die de vergunning afgeeft)

KENTEKEN VAN DE LIDSTAAT (1) DIE DE VERGUNNING AFGEEFT

NAAM VAN DE BEVOEGDE UTORITEIT OF INSTANTIE

VERGUNNING NR. …

GEWAARMERKT AFSCHRIFT NR. …

voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden met touringcars en autobussen en voor cabotage

Aan de houder van deze vergunning (2)

wordt toestemming verleend om op het grondgebied van de Gemeenschap internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden te verrichten overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (3), en overeenkomstig de algemene voorwaarden van deze vergunning.

Bijzondere opmerkingen: …

Deze vergunning is geldig van … tot …

Afgegeven te …, op … (4)

Algemene bepalingen

1.

Deze vergunning isafgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. …/2008tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten.

2.

Deze vergunning wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging van de vervoerder voor rekening van derden:

a)

die in de lidstaat van vestiging gemachtigd is vervoer met touringcars of met autobussen, meer bepaald geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, of ongeregeld vervoer te verrichten;

b)

die voldoet aan de voorwaarden overeenkomstig de communautaire regelgeving inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg;

c)

die voldoet aan de regelgeving inzake verkeersveiligheid ten aanzien van de normen voor bestuurders en voertuigen.

3.

Deze vergunning machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal personenvervoer over de weg met touringcars en met autobussen voor rekening van derden:

a)

waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zijn gelegen in twee verschillende lidstaten, met of zonder transit via één of meer lidstaten of derde landen;

b)

van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder transit via één of meer lidstaten of derde landen;

c)

tussen derde landen met transit via het grondgebied van één of meer lidstaten,

alsmede lege ritten in verband met dit vervoer overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten.

In geval van vervoer vanuit een lidstaat naar een derde land en terug is Verordening (EG) nr. …/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten van toepassing op het traject dat wordt afgelegd op het grondgebied van de transitlidstaten. Zij is niet van toepassing op het traject dat wordt afgelegd op het grondgebied van de lidstaat van opneming en afzetting, zolang niet de vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.

4.

Deze vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.

5.

Deze vergunning kan door de bevoegde autoriteit en van de vergunningverlenende lidstaat worden ingetrokken, met name wanneer de vervoerder:

a)

niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. …/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten;

b)

onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of de verlenging van de vergunning;

c)

in een of meerdere lidstaten een ernstige inbreuk ▐ heeft gepleegd op de communautaire regelgeving inzake vervoer over de weg, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rusttijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 5, lid 1, derde alinea van Verordening (EG) nr. …/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten. De bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd, is gevestigd, kunnen met name overgaan tot tijdelijke of definitieve intrekking van of enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning. De bevoegde instanties van de lidstaat waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd, is gevestigd, kunnen met name overgaan tot intrekking van de communautaire vergunning of tot tijdelijke of definitieve intrekking van of enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning.

Deze sancties worden bepaald naar gelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning heeft gepleegd, en naar gelang van het totaal aantal gewaarmerkte afschriften waarover hij beschikt voor zijn internationaal vervoer.

6.

Het origineel van de vergunning moet door de vervoerder worden bewaard. Een gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden dat internationaal vervoer verricht.

7.

Deze vergunning moet op verzoek van de met de controle belaste personen worden overgelegd.

8.

De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.

9.

Onder geregeld vervoer wordt verstaan het vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet en dat voor iedereen toegankelijk is, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.

Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.

Voor het verrichten van geregeld vervoer is een vergunning vereist.

Onder bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt verstaan het geregeld vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet.

De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:

a)

vervoer van werknemers van en naar het werk;

b)

vervoer van scholieren en studenten van en naar een onderwijsinstellingen.

Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.

Voor het verrichten van de bijzondere vorm van geregeld vervoer is geen vergunning vereist mits dit geschiedt onder een overeenkomst tussen de organisator en de vervoersondernemer.

Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer met dezelfde cliënteel als bij het bestaande geregeld vervoer, is een vergunning vereist.

Onder ongeregeld vervoer wordt verstaan vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoersondernemer zelf. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde cliëntèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. …/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten. Dat dit vervoer met een zekere frequentie wordt verricht, doet niets aan zijn ongeregelde karakter af.

Voor ongeregeld vervoer is geen vergunning vereist.


(1)  De kentekens van de lidstaten zijn: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje, (F) Frankrijk, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Portugal, (RO) Roemenië, (SLO) Slovenië, (SK) Slowakije, (FIN) Finland, (S) Zweden, (UK) Verenigd Koninkrijk.

(2)  Volledige naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.

(3)  PB L …

(4)  Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.

Donderdag, 5 juni 2008
BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 684/92

Verordening (EG) nr. 12/98

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 1, lid 1 gewijzigd

-

 

Artikel 1, lid 4 nieuw

Artikel 2, punt 1,1

 

Artikel 2, onder a), artikel 5, lid 1

Artikel 2, punt 1,2

 

Artikel 2, onder b), artikel 5, lid 2

Artikel 2, punt 1,3

 

Artikel 5, lid 3

Artikel 2, punt 3,1

 

Artikel 2, onder c), artikel 5, lid 3

Artikel 2, punt 3,3

 

Artikel 5, lid 3

Artikel 2, punt 3.4

 

Artikel 5, lid 3

Artikel 2, punt 4

 

Artikel 2, onder d), artikel 5, lid 5

-

 

Artikel 2, onder e), f) en g)

Artikel 3

 

Artikel 3 gewijzigd, artikel 29

Artikel 3 bis

 

Artikel 4

Artikel 4

 

Artikel 5 gewijzigd

Artikel 5

 

Artikel 6

Artikel 6

 

Artikel 7

Artikel 7

 

Artikel 8 gewijzigd

Artikel 8

 

Artikel 9

Artikel 9

 

Artikel 10 gewijzigd

Artikel 10

 

Artikel 11

Artikel 11

 

Artikel 12

Artikel 12

 

Artikel 13

Artikel 13

 

Artikel 5, lid 5 gewijzigd

 

Artikel 1

Artikel 14 gewijzigd

 

Artikel 2

Artikel 2, artikel 5

 

Artikel 3

Artikel 15

 

Artikel 4, lid 1

Artikel 16, lid 1 gewijzigd

 

Artikel 4, lid 2

Artikel 16, lid 2

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 16, lid 3

 

Artikel 4, lid 4

Artikel 16, lid 4

 

Artikel 4, lid 5

-

 

Artikel 5

Artikel 4, lid 3

 

Artikel 6

Artikel 17

 

Artikel 7

Artikel 29, lid 3 gewijzigd

 

Artikel 8

Artikel 27 gewijzigd

 

Artikel 9

-

 

Artikel 10

Artikel 27 gewijzigd

-

-

Artikel 18

Artikel 14

 

Artikel 19 gewijzigd

Artikel 15

 

Artikel 12, artikel 20

 

Artikel 11, lid 1

Artikel 21 gewijzigd

Artikel 16, lid 1

 

Artikel 22, lid 1

Artikel 16, lid 2

 

Artikel 22, lid 2

Artikel 16, lid 3

 

Artikel 23, lid 1 gewijzigd

Artikel 16, lid 4

 

Artikel 23, lid 2 gewijzigd

Artikel 16, lid 5

 

Artikel 25

 

 

Artikel 24, lid 1 nieuw

 

Artikel 11, lid 2

Artikel 24, lid 2

 

Artikel 11, lid 3

Artikel 24, lid 2

 

Artikel 11, lid 4

-

 

Artikel 12

Artikel 23, artikel 24

 

Artikel 13

-

Artikel 16 bis

 

-

Artikel 17

 

-

Artikel 18

 

Artikel 26

Artikel 19

Artikel 14

Artikel 28

-

-

Artikel 30

Artikel 21

 

Artikel 31

Artikel 22

Artikel 15

Artikel 32

Bijlage I

 

Bijlage I

 

 

Bijlage II nieuw