22.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 184/11


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 16/2008

door de Raad vastgesteld op 6 juni 2008

met het oog op de aanneming van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van … inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 184 E/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Gezien de aard van de bepalingen van Richtlijn 94/57/EG lijkt het passend deze te herschikken in twee verschillende instrumenten van Gemeenschapsrecht, een richtlijn en een verordening.

(3)

In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee heeft de Raad de doelstelling geformuleerd om alle schepen die niet aan de normen voldoen, uit de communautaire wateren te verwijderen, en prioriteit gegeven aan een communautair actieprogramma die de effectieve en eenvormige toepassing van internationale regels beoogt door de opstelling van gemeenschappelijke normen voor classificatiebureaus.

(4)

Het is mogelijk de veiligheid op zee en de preventie van verontreiniging van de zee daadwerkelijk te verbeteren door een strikte toepassing van de internationale verdragen, gedragsregels en resoluties, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting.

(5)

De verantwoordelijkheid om te controleren dat schepen aan de uniforme internationale normen inzake veiligheid op zee en preventie van verontreiniging van de zee voldoen, berust bij de vlaggen- en havenstaten.

(6)

De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor de afgifte van de internationale certificaten inzake veiligheid en de voorkoming van verontreiniging waarin wordt voorzien door verdragen zoals het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74), het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), evenals voor de uitvoering van die verdragen.

(7)

Overeenkomstig die Verdragen mogen alle lidstaten erkende organisaties, tot op uiteenlopende hoogte toestaan het beantwoorden aan de normen te certificeren en mogen zij de afgifte van de relevante certificaten inzake veiligheid en preventie van verontreiniging delegeren.

(8)

Vele van de over de gehele wereld bestaande classificatiebureaus garanderen in het kader van hun werkzaamheden namens de nationale overheidsdiensten geen toereikende tenuitvoerlegging van de voorschriften of voldoende betrouwbaarheid, omdat zij niet over de betrouwbare en gepaste structuren en ervaring beschikken om hun taken op zeer deskundige wijze uit te voeren.

(9)

Overeenkomstig hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, van SOLAS 74 dienen de lidstaten erop toe te zien dat het ontwerp, de bouw en het onderhoud van schepen die hun vlag voeren, voldoen aan de structurele, mechanische en elektrische vereisten van classificatiebureaus die door overheidsdiensten zijn erkend. Deze bureaus zorgen derhalve voor de opstelling en uitvoering van voorschriften voor het ontwerp, de bouw, het onderhoud en de inspectie van schepen en zijn verantwoordelijk voor de inspectie van schepen namens de vlaggenstaat en voor de certificering dat deze schepen voldoen aan de eisen van de internationale verdragen voor de afgifte van de relevante certificaten. Om die taak op een bevredigende wijze te kunnen uitvoeren, behoeven zij strikte onafhankelijkheid, hooggespecialiseerde technische competentie en een nauwgezet kwaliteitsbeheer.

(10)

Met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties moeten hun diensten overal in de Gemeenschap kunnen aanbieden en met elkaar kunnen concurreren, en zij moeten zorgen voor een gelijk niveau van veiligheid en bescherming van het milieu. De nodige professionele normen voor hun activiteiten moeten derhalve overal in de Gemeenschap uniform worden vastgesteld en toegepast.

(11)

De afgifte van het radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen mag worden toevertrouwd aan particuliere instellingen die voldoende deskundig zijn en gekwalificeerd personeel in dienst hebben.

(12)

Een lidstaat mag het aantal gemachtigde erkende organisaties beperken overeenkomstig zijn op objectieve en doorzichtige gronden gebaseerde behoeften, waarbij een en ander door de Commissie in overeenstemming met een comitéprocedure wordt gecontroleerd.

(13)

Aangezien deze richtlijn vrijheid van dienstverrichting in de Gemeenschap waarborgt, dient de Gemeenschap dienovereenkomstig bevoegd te zijn met de derde landen waar sommige van de erkende organisaties gevestigd zijn, te onderhandelen om te zorgen voor een gelijke behandeling voor de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties.

(14)

Een nauwe betrokkenheid van de nationale overheidsdiensten bij de controle van schepen en de afgifte van de daarmee verband houdende certificaten met het oog op de volledige naleving van de internationale veiligheidsvoorschriften is noodzakelijk, zelfs indien de lidstaten voor de uitvoering van regelgevingstaken een beroep doen op erkende organisaties die geen deel uitmaken van hun overheidsdiensten. Het is derhalve dienstig een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen deze instanties en de door hen gemachtigde erkende organisaties, hetgeen met zich kan brengen dat de erkende organisaties een plaatselijke vertegenwoordiging hebben op het grondgebied van de lidstaat voor welke zij hun taken verrichten.

(15)

Verschillen tussen de regelingen inzake de financiële aansprakelijkheid van de namens de lidstaten optredende erkende organisaties zouden een hinderpaal vormen voor de deugdelijke uitvoering van deze richtlijn. Teneinde bij te dragen tot een oplossing van dit probleem, is een zekere mate van harmonisatie op Gemeenschapsniveau geboden van de aansprakelijkheid wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt ongeval ter zee, zoals vastgesteld door een rechtbank, met inbegrip van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure.

(16)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(17)

In het bijzonder dient de Commissie de bevoegdheid te worden gegeven om deze richtlijn te wijzigen met het oog op de opname van latere wijzigingen van internationale verdragen, protocollen, codes en daarmee samenhangende resoluties. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing als bepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

(18)

De lidstaten moet niettemin de mogelijkheid worden gelaten om de door hen aan een erkende organisatie verleende machtiging te schorsen of in te trekken; zij brengen hun besluit ter kennis van de Commissie en de andere lidstaten, met vermelding van de redenen daarvoor.

(19)

Elke lidstaat dient de prestaties van de namens hem optredende erkende organisaties periodiek te beoordelen en de Commissie en alle andere lidstaten van nauwkeurige informatie met betrekking tot die prestaties te voorzien.

(20)

De lidstaten zijn als havenautoriteiten verplicht voor een grotere veiligheid en een betere preventie van verontreiniging in de communautaire wateren te zorgen door in eerste instantie schepen te controleren die houder zijn van certificaten van organisaties die niet voldoen aan de gemeenschappelijke criteria, en er daarbij zorg voor te dragen dat schepen die onder de vlag van een derde Staat varen, geen gunstigere behandeling krijgen.

(21)

Op dit ogenblik zijn er geen uniforme internationale normen waaraan alle schepen in het bouwstadium of gedurende hun volledige levensduur moeten voldoen met betrekking tot de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur. Dergelijke normen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van erkende organisaties of overeenkomstig gelijkwaardige normen die door de nationale overheidsdiensten moeten worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (6).

(22)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de invoering van voorschriften die de lidstaten in hun relatie met de inspectie, controle en certificatie van schepen belaste organisaties die in de Gemeenschap werkzaam zijn, dienen toe te passen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter op het niveau van de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(23)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 94/57/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn.

(24)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.

(25)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (7) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(26)

De maatregelen die door met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties moeten worden toegepast, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. …/… van het Europees Parlement en de Raad van … inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (8),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn bevat voorschriften die moeten worden toegepast door de lidstaten in hun betrekkingen met organisaties die belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting. Hieronder valt ook de uitwerking en naleving van veiligheidseisen betreffende romp, machines, elektrische installaties en bedieningsapparatuur van schepen waarop de internationale overeenkomsten van toepassing zijn.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„schip”:

een vaartuig waarop de internationale verdragen van toepassing zijn;

b)

„schip dat onder de vlag van een lidstaat vaart”:

schip dat in een lidstaat is geregistreerd en dat onder de vlag van een lidstaat vaart overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat. Een schip dat niet aan deze definitie voldoet, wordt gelijkgesteld met een schip dat onder de vlag van een derde land vaart;

c)

„inspecties en controles”:

de inspecties en controles die verplicht zijn op grond van de internationale verdragen;

d)

„internationale verdragen”:

het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij het verdrag, het Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, in de bijgewerkte versie;

e)

„organisatie”:

een juridische entiteit, haar dochterondernemingen en alle andere entiteiten waarover zij zeggenschap heeft, die gezamenlijk of afzonderlijk taken uitvoeren die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen;

f)

„zeggenschap”:

voor de toepassing van punt e): rechten, contracten of alle andere middelen, rechtens of feitelijk, die afzonderlijk of in combinatie de mogelijkheid verlenen om beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit, of die entiteit in staat stellen taken uit te voeren die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen;

g)

„erkende organisatie”:

een organisatie die is erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/…;

h)

„machtiging”:

handeling waarbij een lidstaat aan een erkende organisatie een recht verleent of bevoegdheid delegeert;

i)

„wettelijk voorgeschreven certificaat”:

een door of namens een vlaggenstaat overeenkomstig internationale verdragen afgegeven certificaat;

j)

„voorschriften en procedures”:

de eisen van een erkende organisatie voor het ontwerp, de bouw, de uitrusting, het onderhoud en de controle van schepen;

k)

„klassecertificaat”:

een door een erkende organisatie afgegeven document waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door die erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde voorschriften en procedures, geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst;

l)

„radioveiligheids-certificaat voor vrachtschepen”:

het certificaat dat is ingevoerd bij het protocol van 1988 houdende wijziging van SOLAS, aangenomen door de Internationale Maritieme Organsiatie (IMO).

Artikel 3

1.   Op grond van hun verantwoordelijkheden en verbintenissen die zij hebben op grond van de internationale verdragen, zien de lidstaten erop toe dat hun bevoegde overheidsdiensten de bepalingen daarvan, met name die betreffende de inspectie en de controle van schepen en de afgifte van wettelijk voorgeschreven certificaten en certificaten van vrijstelling, naar behoren doen naleven overeenkomstig de internationale verdragen. De lidstaten gaan te werk overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de bijlage en het aanhangsel van Resolutie A.847(20) van de IMO betreffende richtlijnen ter ondersteuning van de vlaggenstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten.

2.   Wanneer een lidstaat voor de toepassing van lid 1 besluit om, voor de schepen die zijn vlag voeren:

i)

organisaties te machtigen tot de volledige of gedeeltelijke uitvoering van inspecties en controles in verband met wettelijk voorgeschreven certificaten, met inbegrip van die voor het beoordelen van de naleving van de in artikel 11, lid 2, bedoelde voorschriften, en, wanneer van toepassing, tot het afgeven en vernieuwen van de betrokken certificaten, of

ii)

organisaties te belasten met het volledig of gedeeltelijk uitvoeren van de onder i) bedoelde inspecties en controles,

vertrouwt hij deze taken alleen toe aan erkende organisaties.

Voor de eerste afgifte van certificaten van vrijstelling is in ieder geval de goedkeuring van de bevoegde instantie vereist.

Wat het radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen betreft, kunnen deze taken evenwel worden toevertrouwd aan een particuliere instelling die door een bevoegde overheidsdienst is erkend en die voldoende deskundig is en gekwalificeerd personeel heeft voor de uitvoering, namens de bevoegde instantie, van specifieke veiligheidsbeoordelingen op het gebied van radiocommunicatie.

3.   Dit artikel is niet van toepassing op de certificatie van afzonderlijke onderdelen van de scheepsuitrusting.

Artikel 4

1.   Bij de toepassing van artikel 3, lid 2, kunnen de lidstaten in beginsel niet weigeren erkende organisaties te machtigen om bovenvermelde taken uit te voeren, behoudens het bepaalde in lid 2 van dit artikel en de artikelen 5 en 9. Zij mogen echter wel het aantal organisaties dat zij machtigen, beperken overeenkomstig hun behoeften, mits daarvoor duidelijke en objectieve gronden bestaan.

Op verzoek van een lidstaat neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure de passende maatregelen.

2.   Een lidstaat kan aan het machtigen van een in een derde staat gevestigde erkende organisatie tot gehele of gedeeltelijke uitvoering van de in artikel 3 vermelde taken de voorwaarde verbinden dat de betrokken derde staat zijnerzijds de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt.

Bovendien kan de Gemeenschap verlangen dat de derde staat waar een erkende organisatie gevestigd is, de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt.

Artikel 5

1.   De lidstaten die een besluit ingevolge artikel 3, lid 2, nemen, stellen voor de relatie tussen hun bevoegde overheidsdienst en de namens hen optredende organisaties een werkafspraak vast.

2.   De werkafspraak wordt vastgesteld in de vorm van een formele schriftelijke en niet-discriminerende overeenkomst of een gelijkwaardige juridische regeling waarin de door de organisaties uit te voeren specifieke taken en functies worden omschreven en die minimaal behelst:

a)

de eisen van aanhangsel II bij Resolutie A.739(18) van de IMO over richtlijnen voor het machtigen van organisaties die namens de overheid optreden, met als inspiratiebron de bijlage, aanhangsels en toevoeging bij MSC/Circulaire 710 en MEPC/Circulaire 307 betreffende een modelovereenkomst voor de machtiging van erkende organisaties die namens de overheid optreden;

b)

de volgende bepalingen betreffende de financiële aansprakelijkheid:

i)

indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen, persoonlijk letsel of dood in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een opzettelijk handelen dan wel verzuim of grove nalatigheid van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin verlies, schade, letsel of dood naar het oordeel van de rechtbank, door de erkende organisatie werd veroorzaakt;

ii)

indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met persoonlijk letsel of dood in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin genoemd persoonlijk letsel of de dood naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie werd veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 4 miljoen EUR bedragen;

iii)

indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprodecure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin het verlies of de schade naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie werd veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 2 miljoen EUR bedragen;

c)

een periodieke controle door de bevoegde overheidsdienst of door een door de instantie benoemd onpartijdig extern orgaan van de wijze waarop de door haar gemachtigde organisaties hun taken uitvoeren, als bedoeld in artikel 9, lid 1;

d)

de mogelijkheid van aselecte en gedetailleerde inspecties van schepen;

e)

de rapportering van belangrijke gegevens betreffende de door hen geklasseerde vloot, en de wijziging, schorsing of intrekking van de klassering van vaartuigen.

3.   In de overeenkomst of de gelijkwaardige juridische regeling kan als voorwaarde worden gesteld dat de erkende organisatie een plaatselijke vertegenwoordiging heeft op het grondgebied van de lidstaat die haar heeft gemachtigd de in artikel 3 vermelde taken uit te voeren. Een plaatselijke vertegenwoordiging kan aan die voorwaarde voldoen wanneer zij overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat rechtspersoonlijkheid heeft en onder de rechtsbevoegdheid van diens rechtbanken valt.

4.   Iedere lidstaat verstrekt de Commissie nauwkeurige informatie over de overeenkomstig dit artikel vastgestelde werkafspraak. De Commissie stelt vervolgens de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 6

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) (9).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 7

1.   Deze richtlijn kan, zonder dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid, worden gewijzigd met het oog op:

a)

de opname, in het kader van deze richtlijn, van in werking getreden latere wijzigingen van de internationale verdragen, protocollen, codes en resoluties als bedoeld in artikel 2, onder d), artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 2,

c)

de wijziging van de bedragen vermeld in de punten ii) en iii) van artikel 5, lid 2, onder b).

Deze maatregelen, die ten doel hebben niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 6, lid 3.

2.   Na de aanneming van nieuwe instrumenten of protocollen bij de internationale verdragen bedoeld in artikel 2, onder d), besluit de Raad op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de parlementaire procedures van de lidstaten en met de desbetreffende IMO-procedures, over de wijze van bekrachtiging van deze nieuwe instrumenten of protocollen, waarbij wordt toegezien op de eenvormige en gelijktijdige toepassing ervan in de lidstaten.

De wijzigingen van de in artikel 2, onder d), en artikel 5 bedoelde internationale instrumenten kunnen van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002.

Artikel 8

Niettegenstaande de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. …/… vermelde criteria kan een lidstaat die van oordeel is dat hij een erkende organisatie niet langer kan machtigen om namens hem de in artikel 3 omschreven taken uit te voeren, die machtiging schorsen of intrekken. In dat geval stelt hij de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van zijn met redenen omklede besluit.

Artikel 9

1.   Elke lidstaat vergewist zich ervan dat erkende organisaties de taken waartoe hij hen voor de toepassing van artikel 3, lid 2, heeft gemachtigd, daadwerkelijk uitvoeren ten genoegen van zijn bevoegde overheidsdienst.

2.   Iedere lidstaat voert daartoe minstens om de twee jaar de in lid 1 vermelde taak uit en legt uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de naleving werd beoordeeld een verslag over de resultaten van die controles voor aan de andere lidstaten en de Commissie.

Artikel 10

Bij de uitoefening van hun inspectierechten en het nakomen van hun verplichtingen als havenstaat melden de lidstaten het aan de Commissie en de overige lidstaten, alsmede aan de betrokken vlaggenstaat, wanneer zij ontdekken dat door namens een vlaggenstaat optredende erkende organisaties geldige wettelijk voorgeschreven certificaten zijn afgegeven aan een schip dat niet aan de desbetreffende bepalingen van de internationale verdragen voldoet, of dat een schip met een geldig klassecertificaat een tekortkoming heeft die valt onder de in het certificaat vermelde kenmerken. Alleen gevallen van schepen die een ernstig gevaar betekenen voor veiligheid en milieu of die tekenen vertonen van ernstige nalatigheid van de kant van de erkende organisaties, worden ter fine van dit artikel gemeld. De erkende organisatie in kwestie wordt bij de eerste inspectie op deze situatie gewezen, zodat zij onmiddellijk de nodige maatregelen kan treffen.

Artikel 11

1.   Iedere lidstaat ziet erop toe dat de onder zijn vlag varende schepen worden ontworpen, gebouwd, uitgerust en onderhouden overeenkomstig de voorschriften en procedures van een erkende organisatie betreffende de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur.

2.   Een lidstaat kan besluiten voorschriften toe te passen die hij gelijkwaardig acht met de voorschriften en procedures van een erkende organisatie, op voorwaarde echter dat hij daarvan, volgens de procedure van Richtlijn 98/34/EG onverwijld kennis geeft aan de Commissie en aan de andere lidstaten, en dat andere lidstaten of de Commissie zich daar niet tegen verzetten en de betrokken voorschriften niet volgens de in artikel 6, lid 2, van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure ongelijkwaardig zijn bevonden.

3.   De lidstaten werken met de erkende organisaties die zij machtigen samen bij de ontwikkeling van de voorschriften en procedures van die erkende organisaties. Zij overleggen met de erkende organisaties om te komen tot een consistente interpretatie van de internationale verdragen.

Artikel 12

De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar op de hoogte van de voortgang bij de uitvoering van deze richtlijn in de lidstaten.

Artikel 13

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk … (10) aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 14

Richtlijn 94/57/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van … (11) ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 15

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 16

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 318 van 23.12.2006, blz. 195.

(2)  PB C 299 van 22.9.2006, blz. 38.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 25 april 2007 (PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 632), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 juni 2008 en standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(5)  PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).

(6)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).

(7)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(8)  PB L …

(9)  Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 93/2007 van de Commissie (PB L 22 van 31.1.2007, blz. 12).

(10)  24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

(11)  Datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.


BIJLAGE I

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 14)

Richtlijn 94/57/EG van de Raad

PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20

Richtlijn 97/58/EG van de Commissie

PB L 274 van 7.10.1997, blz. 8

Richtlijn 2001/105/EG van het Europees Parlement en de Raad

PB L 19 van 22.1.2002, blz. 9

Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad

PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53

Deel B

Lijst van termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 14)

Richtlijn

Omzettingstermijn

94/57/EG

31 december 1995

97/58/EG

30 september 1998

2001/105/EG

22 juli 2003

2002/84/EG

23 november 2003


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 94/57/EC

De onderhavige richtlijn

Verordening (EG) nr. …/…

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder k)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder j)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder j)

Artikel 2, onder l)

Artikel 2, onder k)

Artikel 2, onder j)

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1, eerste zin

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 1, tweede zin

Artikel 3, lid 2

Artikel 4, lid 1, derde zin

Artikel 4, lid 1, vierde zin

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 3

Artikel 4, leden 2, 3 en 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 5, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 5, lid 3

Artikel 4, lid 2

Artikel 6, leden 1, 2, 3 en 4

Artikel 5, leden 1, 2, 3 en 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 12

Artikel 8, lid 1, eerste streepje

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 8, lid 1, tweede streepje

Artikel 13, lid 1

Artikel 8, lid 1, derde streepje

Artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 13, lid 1 (tweede alinea)

Artikel 8, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 10, lid 1, aanhef

Artikel 8

Artikel 10, lid 1, onder a), b) en c), leden 2, 3 en 4

Artikel 11, leden 1 en 2

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 11, leden 3 en 4

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 12

Artikel 10

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 11, lid 3

Artikel 12

Artikel 9

Artikel 15, lid 1

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 10, lid 3

Artikel 15, lid 3

Artikel 10, lid 4

Artikel 15, lid 4

Artikel 10, lid 5

Artikel 15, lid 5

Artikel 10, lid 6, eerste, tweede, derde, vijfde alinea

Artikel 10, lid 6, vierde alinea

Artikel 16

Artikel 13

Artikel 17

Artikel 16

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 11

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Bijlage

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

De Raad heeft in het kader van de medebeslissingsprocedure (art. 251 VEG) op 30 november 2007 een politiek akkoord bereikt over twee afzonderlijke op het desbetreffende Commissievoorstel (1) gebaseerde rechtsinstrumenten: een ontwerp-richtlijn inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) en een verordening inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (herschikking). Dit document heeft betrekking op het gedeelte van het Commissievoorstel dat de herschikte richtlijn vormt (2).

Na de bijwerking door de juristen/vertalers, heeft de Raad op 6 juni 2008 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

De Raad heeft bij de vaststelling van zijn standpunt rekening gehouden met de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (3) en het Comité van de Regio's (4). Een groot deel van de amendementen die het Europees Parlement op 25 april 2007 (5) in eerste lezing had aangenomen is door de Raad naar de letter of naar de geest overgenomen in de tekst van zijn gemeenschappelijk standpunt betreffende de richtlijn, respectievelijk de verordening.

Het voorstel strekt tot herschikking van achtereenvolgende wijzigingen van Richtlijn 94/57/EG inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie van schepen en de afgifte van scheepscertificaten belaste organisaties, „erkende organisaties” genoemd. Daarnaast worden sommige bepalingen van de bestaande richtlijn gewijzigd om die bepalingen te vereenvoudigen of te harmoniseren of om de bestaande voorschriften aan te scherpen, bijvoorbeeld door strengere controle van erkende organisaties en door hervorming van het systeem van sancties tegen de organisaties die niet de minimumcriteria voor erkenning vervullen.

II.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

a)   vorm van het rechtsinstrument

Het voornaamste punt tijdens de besprekingen in de Raadsinstanties was de vorm van het door de Commissie voorgestelde rechtsinstrument. Verscheidene bepalingen van de voorgestelde richtlijn moeten worden opgevat in die zin dat daarbij hetzij rechtstreeks verplichtingen worden opgelegd aan individuele personen, hetzij aan de Commissie de bevoegdheid wordt overgedragen om dergelijke verplichtingen aan individuele personen op te leggen, in casu de erkende organisaties. Dit werd bevestigd door de Juridische dienst van de Raad, die in zijn advies van 8 oktober 2007 (doc. 13616/07) aanraadde het rechtsinstrument in de vorm van een verordening aan te nemen, de bepalingen in kwestie anders te redigeren of het rechtsinstrument te splitsen in een richtlijn enerzijds en een verordening anderzijds.

In zijn politiek akkoord besloot de Raad de tekst in twee afzonderlijke instrumenten te splitsen, een richtlijn en een verordening. De richtlijn bevat de tot de lidstaten gerichte bepalingen ter regeling van hun betrekkingen met de erkende organisaties; de verordening bevat alle bepalingen betreffende de erkenning op communautair niveau, zoals verlening en intrekking van de erkenning door de Commissie, vervulling door de organisaties van de verplichtingen en de criteria voor communautaire erkenning, en mogelijke sancties tegen erkende organisaties die de verplichtingen en criteria in kwestie niet vervullen.

b)   voornaamste kwesties in verband met de richtlijn

De Raad heeft overeenstemming weten te bereiken over vrijwel alle voornaamste aspecten van het Commissievoorstel betreffende de betrekkingen van de lidstaten met de organisaties die met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen belast zijn. De desbetreffende bepalingen bevatten slechts enkele wijzigingen ten opzichte van de dienovereenkomstige bepalingen van de bestaande Richtlijn 94/57/EG.

De door de Raad in de tekst aangebrachte wijzigingen waren ingegeven door redactionele of terminologische overwegingen of hadden betrekking op de volgende aspecten:

 

Ten eerste is de Raad, conform het bestaande communautaire systeem op grond waarvan de lidstaten hun bevoegdheden om schepen te inspecteren en certificaten af te geven krachtens de geldende internationale verdragen kunnen delegeren aan erkende organisaties, van oordeel dat indien een lidstaat een specifieke erkende organisatie niet langer wenst te machtigen om in zijn naam op te treden, die lidstaat de machtiging dient te schorsen of in te trekken. De tekst van het gemeenschappelijk standpunt voorziet hiervoor niet in een procedure, behalve dat de lidstaat de Commissie en de overige lidstaten onverwijld van zijn besluit tot schorsing of intrekking, en zijn gegronde redenen daarvoor, in kennis moet stellen.

 

Ten tweede introduceert de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt, conform het gewijzigde Comitologiebesluit (6) de regelgevingsprocedure met toetsing voor het aanpassen van de richtlijn aan wijzigingen van de internationale verdragen, protocollen, codes en resoluties.

 

Ten derde heeft de Raad het nuttig geoordeeld om te bepalen dat de lidstaten de informatie over de uitvoering van de richtlijn met een bepaalde regelmaat, en wel om de twee jaar, aan de Commissie moeten doen toekomen.

III.   AMENDEMENTEN

De Raad heeft rekening gehouden met de standpunten die het Europees Parlement bij de behandeling van het voorstel in eerste lezing heeft ingenomen. Met de volgende onderdelen van het advies van het EP is in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, soms ten dele of in beginsel, rekening gehouden: amendmenten 3, 7, 9, 11, 13, 20, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 37 en 51.

Een aantal amendementen (4, 5, 8, 27 en 48) heeft de Raad om terminologische redenen niet kunnen overnemen. De amendementen 30 en 31 zijn voor de Raad ten dele onaanvaardbaar omdat zij een aanzienlijke wijziging veronderstellen van de bestaande voorschriften ter harmonisatie van de financiële aansprakelijkheid wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt ongeval. De Raad stemt niet in met amendementen 46 en 47, die hij te normerend acht en niet in overeenstemming met de door de Raad gekozen benadering inzake het delegeren van de aan de lidstaten toegekende bevoegdheden. De amendementen 1, 21, 28, 33 en 49 acht de Raad ten slotte onvoldoende helder of overbodig.

IV.   CONCLUSIE

De Raad ziet zijn gemeenschappelijk standpunt als het juiste middel om in deze richtlijn voorschriften aan te reiken volgens welke de lidstaten gestalte geven aan hun betrekkingen met de organisaties die met de inspectie en controle van schepen belast zijn; daarnaast zijn de voorschriften betreffende de erkenning van die organisaties op communautair niveau vervat in de flankerende verordening.

In de tekst van het gemeenschappelijk standpunt is een groot aantal van de amendementen van het Europees Parlement verwerkt. De Raad ziet uit naar constructieve besprekingen met het Europees Parlement, die naar hij hoopt met spoed tot overeenstemming zullen leiden.


(1)  De Commissie had op 30 januari 2006 een voorstel ingediend voor een herschikte richtlijn inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (doc. 5912/06 MAR 11 ENV 50 CODEC 95).

(2)  Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de ontwerp-verordening staat in doc. 5726/08; de motivering staat in doc. 5726/08 ADD 1.

(3)  CESE 1177/2006 van 13.9.2006 (PB C 318 van 23.12.2006, blz. 195-201).

(4)  CdR 43/2006 van 15.6.2006 (PB C 229 van 22.9.2006, blz. 38).

(5)  Doc. 8724/07 CODEC 389 MAR 28 ENV 206 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(6)  Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, als gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad van 17 juli 2006 (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).