30.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 100/136 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding
COM(2008) 179 final — 2008/0069 (COD)
2009/C 100/24
De Raad heeft op 23 april 2008 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te raadplegen over het
Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding
De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 11 september 2008 goedgekeurd; rapporteur was mevrouw HERCZOG.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 21, 22 en 23 oktober 2008 gehouden 448e zitting (vergadering van 23 oktober 2008) onderstaand advies uitgebracht, dat met 59 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Samenvatting en aanbevelingen
1.1. Het EESC is het geheel eens met het Commissievoorstel om een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding tot stand te brengen (European Quality Assurance Reference Framework for Vocational Education and Training, afgekort: EQARF), daar beroepsonderwijs en -opleiding (Vocational Education and Training, afgekort: VET) van hoge kwaliteit een centraal en integraal aspect is van de herziene Lissabonstrategie (1),die gericht is op een op kennis gebaseerde maatschappij, sociale inclusie en cohesie, mobiliteit, inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en concurrentievermogen.
1.2. De invoering van een EQARF zou volgens het EESC de Europese dimensie van beroepsonderwijs en –opleiding kunnen versterken, waardoor de mobiliteit van studenten en werknemers gestimuleerd wordt, en de transparantie en het wederzijds vertrouwen tussen en binnen nationale beroepsonderwijsstelsels kunnen vergroten. Voorts kan dit kader een oplossing van de huidige werkloosheid naderbij brengen, door de kloof aan te pakken tussen de behoefte van de arbeidsmarkt en de kwalificaties van arbeidskrachten.
1.3. Volgens het EESC is het EQARF zinvol omdat het bijzondere nadruk legt op de verbetering en evaluatie van de „eindproducten” en de „eindresultaten” van beroepsonderwijs en -opleiding, gelet op de drie centrale EU-beleidsprioriteiten: ruimere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, betere aansluiting tussen vraag naar en aanbod van opleidingen en het stimuleren van een betere toegang tot permanente educatie (vooral voor kwetsbare groepen).
1.3.1. Het EESC roept de Commissie op om zich verder toe te spitsen op de eindgebruikers, studenten, docenten, onderwijsinstellingen en particuliere opleidingsinstituten. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar degenen die het risico lopen om van onderwijs en de arbeidsmarkt te worden uitgesloten (bijv. voortijdige schoolverlaters, jongeren en ouderen die met hoge werkloosheid te kampen hebben, mensen met bijzondere behoeften, mensen met een immigrantenachtergrond, enz.). Ook hun (her-)integratie in het opleidingstraject mag niet over het hoofd gezien worden.
1.4. Volgens het EESC zijn de resultaten uit het verleden (2) op het gebied van Europese samenwerking voor kwaliteitsborging in VET een solide basis om het huidige werk voort te zetten en voor verdere ontwikkelingen. Als het Europees Parlement en de Raad zich serieus inzetten voor een EQARF, dan komt een maximale verspreiding van een cultuur van permanente kwaliteitsverbetering een belangrijke stap dichterbij (3). Dit kan ook de toepassing van een EQARF op nationaal niveau ten goede komen.
1.5. Het EESC is ingenomen met de grote betrokkenheid van de lidstaten bij de permanente verbetering van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding, dat nu is opgenomen in het Europees Netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (ENQA-VET), dat in 2005 is opgezet met het oog op de duurzaamheid op lange termijn van het proces en waarvoor in de afgelopen jaren 23 landen actief en effectief hebben samengewerkt.
1.5.1. Het EESC wil dat de Commissie bekijkt hoe (op welke terreinen, op welke manier en met welke praktische instrumenten) het ENQA-VET, met behulp van de nationale referentiepunten voor kwaliteitsborging (QANRP), de toepassing van een EQARF in de lidstaten tegen 2010 (of later?) op nog efficiëntere en doeltreffender wijze kan bevorderen en ondersteunen.
1.6. Volgens het EESC dient er aantoonbare samenhang te zijn tussen het EQARF en de andere, op wederzijds vertrouwen gebaseerde Europese initiatieven, zoals het Europees kwalificatiekader (EKK) (4) en het Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en –opleiding (ECVET) (5). De activiteiten van deze gemeenschappelijke Europese referentie-instrumenten moeten, zowel op Europees als nationaal niveau, om de vruchten te plukken van wederzijdse voordelen en meer synergie, en om de voorwaarden te scheppen voor kwalificaties die in geheel Europa kunnen worden erkend en overgedragen.
1.7. Beroepsonderwijs en —opleiding is een publiek goed, en het is in het belang van de burgers en de samenleving in haar geheel dat de kwaliteit daarvan wordt gecontroleerd. Overheidsinstanties, waarvan de kwaliteit eveneens gewaarborgd is, dienen te zorgen voor het toezicht op en de uitvoering van de controle. De rol van deze organen, in de meeste lidstaten door de overheid ingesteld, is van fundamenteel belang; het zou goed zijn als de Commisie hun taken uitbreidt.
1.8. Het EESC roept alle partijen op — instellingen, werkgevers, vakbonden, sectororganisaties, kamers van koophandel, bedrijfs- en beroepsverenigingen, uitzendbureaus, regionale organen, organisaties voor de sociale economie enz. — om hun verantwoordelijkheid te nemen en bij te dragen aan de verwezenlijking van de gezamenlijke doelstellingen. De samenwerking van onderaf op het gebied van kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding dient tijdens alle fasen van de werkzaamheden te worden opgevoerd.
1.8.1. Het EESC wil dat het maatschappelijk middenveld actiever betrokken wordt en wijst de Commissie erop dat ze nauw moet samenwerken met het maatschappelijk middenveld op het gebied van kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding, zodat het systeem meer gaat omvatten, uitgaande van de bestaande netwerken en de positieve ervaring. Het gebrek aan deze samenwerking en dialoog in vele landen belemmert de geslaagde invoering van een dergelijke kwaliteitscultuur.
1.8.2. De sociale partners zouden als belangrijkste partij op de arbeidsmarkt het voortouw moeten nemen voor de verwezenlijking van de vier hoofddoelstellingen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding (mobiliteit, toegankelijkheid, aantrekkelijkheid en sociale inclusie). Zij zouden ook een centrale rol moeten spelen bij het definiëren en controleren van de kwaliteitscriteria van onderwijsstelsels op Europees en nationaal niveau. Alleen met de actieve medewerking van de sociale partners kan het beroepsonderwijs inspelen op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, wat een absolute voorwaarde is voor het bewaken van kwaliteit in deze onderwijssector.
2. Inleiding
2.1. Gezien de verscheidenheid en complexiteit van de diverse beroepsonderwijsstelsels en de verschillen in kwaliteitsbewaking binnen en tussen de lidstaten is er behoefte aan gemeenschappelijke referentiepunten om, ondanks de verschillen in onderwijsbeleid en praktische ontwikkelingen in Europa, transparantie, samenhang en overdraagbaarheid van studiepunten te garanderen met als doel het wederzijds vertrouwen te vergroten.
2.2. Na langdurige voorbereiding en raadpleging heeft de Europese Commissie een voorstel voor een aanbeveling geformuleerd voor het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding.
2.3. De aanbeveling is bedoeld als hart onder de riem van de lidstaten die permanent de kwaliteit van hun beroepsonderwijsstelsels en -programma's willen verbeteren door de invoering van een gemeenschappelijk Europees referentie-instrument: het kader voor kwaliteitsborging en -evaluatie, het zgn. EQARF.
2.4. Het EQARF dient in de eerste plaats nationale, door de betrokken partijen onderschreven referenties te bieden die lidstaten en stakeholders in staat stellen de doeltreffendheid van hun beroepsopleidingen en het bijbehorende kwaliteitsbeheer in kaart te brengen, te ontwikkelen, te volgen, te evalueren en te verbeteren.
2.5. Het standpunt van het EESC over het Commissievoorstel is feitelijk gebaseerd op zijn opgedane kennis en ervaring (6).
3. De opmerkingen van het EESC
3.1. Het EESC onderschrijft het standpunt van de Commissie dat gemeenschappelijke referentiecriteria voor kwaliteitsborging nodig zijn voor het bepalen en vervolgens verwezenlijken van gemeenschappelijke doelstellingen van een Europees beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding.
3.2. Het EESC is verheugd over het Commissievoorstel voor EQARF, te weten: toepassing van het kader door de lidstaten op vrijwillige basis, aanpasbaarheid van het kader aan verschillende nationale systemen overeenkomstig nationale wetgeving en praktijken, en de verplichting dat besluiten over de uitvoering op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau moeten worden genomen.
3.3. Het EQARF is gebaseerd op en verbetert het gemeenschappelijke referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (CQAF), dat zelf gebaseerd is op goede praktijken uit de lidstaten. Het is verheugend dat het EQARF eenvoudiger is dan het CQAF, met specifiekere en duidelijker kwaliteitscriteria en indicatieve descriptoren, die het kader voor de lidstaten aanzienlijk gemakkelijker moeten maken om te interpreteren, te begrijpen en te gebruiken.
3.4. Het EESC meent dat de nieuwe en moderne criteria voor kwaliteitsborging en indicatieve descriptoren, die opgenomen zijn in Bijlage 1 bij de aanbeveling en gebaseerd zijn op consensus, het EQARF tot een waardevol instrument maken voor de permanente verbetering van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding op Europees en nationaal niveau. Deze kwaliteitscriteria en indicatieve descriptoren geven fundamentele aspecten van de kwaliteitsbewaking weer, en zijn een steun in de rug voor de proactieve planning, implementatie, evaluatie en verdere ontwikkeling van kwaliteitsborging op nationaal en institutioneel niveau (d.w.z. de VET-aanbieders). De criteria en descriptoren bieden tevens de mogelijkheid om de transparantie van en samenhang tussen beleidsmaatregelen en initiatieven van afzonderlijke lidstaten in de praktijk te verbeteren.
3.5. Het is heel belangrijk dat de Commissie toegang heeft tot betrouwbare data, gebaseerd op objectieve feiten, over de geboekte vooruitgang omtrent afgesproken doelstellingen over kwaliteitsborging, aansluitend op de drie hoofddoelstellingen van het beleid (zie par. 1.3). Het EESC is derhalve ingenomen met Bijlage 2 bij de aanbeveling, met een voorstel voor een set gemeenschappelijke indicatoren voor het meten en evalueren van de kwaliteit van het nationale beroepsonderwijs.
3.6. Indicatoren zijn belangrijk voor een goed beheer en een goede kwaliteit van het beroepsonderwijs aangezien zij op feiten gebaseerde beleidsvorming ondersteunen en benchmarking door het gehele land stimuleren. Het EESC wil de Commissie er echter op wijzen dat het aanbeveling verdient als de in de lidstaten gebruikte methoden om data voor EQARF-indicatoren te verzamelen en samen te voegen, gecoördineerd of gestandaardiseerd zijn (uniforme definities, interpretatie en berekeningsmethoden voor indicatoren) zodat de gegevens betrouwbaarder en beter te vergelijken zijn.
3.7. Het EESC acht het heel belangrijk om de diverse betrokkenen in het beroepsonderwijs ertoe aan te moedigen zichzelf stelselmatig te beoordelen (indien mogelijk, in combinatie met een onafhankelijke externe evaluatie, zoals het regelmatige European Peer Review). Toepassing van zelfbeoordeling op bepaalde gebieden is een steun in de rug voor opleidingen van hoge kwaliteit en komt dus tegemoet aan de verwachtingen en belangen van betrokken partners (zowel deelnemers aan opleidingen en werkgevers). Zelfbeoordeling zorgt voor regelmatige feedback over de mate van tevredenheid onder de partners over de opleidingen en het onderwijs, over de behoeften van de arbeidsmarkt en over de vaardigheden van werknemers en de door opleiding verworven vaardigheden.
3.8. Het EQARF zorgt met name voor meerwaarde doordat het het gebruik van gemeenschappelijke kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren aanmoedigt, alsook verbetering van kwaliteit stimuleert, gebaseerd op regelmatige zelfbeoordelingen, zowel in de beroepsonderwijsstelsels, als bij de dienstverleners/instellingen in deze sector. Het EESC wil partijen erop wijzen dat ontwikkeling van kwaliteit op systeemniveau in sommige landen uitsluitend mogelijk is als het EQARF niet alleen wordt ingevoerd in de onderwijsinstellingen, maar ook op (management)niveau van het onderwijsbestel. Voorts biedt het gebruik van gemeenschappelijke kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren de mogelijkheid om zowel het beroepsonderwijs zelf als het management ervan in de hele EU te vergelijken.
3.9. Volgens het EESC is de belangrijkste voorwaarde voor de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen de onvoorwaardelijke inzet van de lidstaten voor de invoering en toepassing van het EQARF. Bij deze verplichting hoort het omzetten van de gemeenschappelijke uitgangspunten, kwaliteitsvereisten en indicatieve descriptoren in specifieke doelstellingen en praktijkinitiatieven, en een samenhangende uitvoering van de doelstellingen en maatregelen.
3.10. Het EESC spoort de Commissie aan om het gebruik van het EQARF te ondersteunen en te stimuleren, alsook de permanente verbetering ervan op Europees en nationaal niveau. Daartoe zou de Commissie voortaan de middelen moeten vinden om relevante regelingen te financieren. Bovendien zou ze de huidige en toekomstige kwaliteitspartners moeten wijzen op de subsidiemogelijkheden op elk niveau. De Commissie zou voorts nauwer samen moeten werken met het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in het beroepsonderwijs en opleidingen ter wille van de permanente aanpassing en verbetering van gemeenschappelijke uitgangspunten voor kwaliteit, kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren.
3.11. Het EESC is verheugd dat het voorstel een solide kwaliteitsgarantie bevat in de vorm van regelmatige (om de drie jaar) herzieningen en beoordelingen van de invoering van het EQARF op nationaal niveau; de resultaten hiervan zouden ook een aanzet zijn tot de herziening van het referentiekader op Europees niveau. Volgens het EESC zou vooral moeten worden beoordeeld in hoeverre het EQARF de kwaliteit van het nationale en Europese beroepsonderwijs werkelijk heeft beïnvloed, op welke gebieden zich ontwikkelingen of verbeteringen hebben voorgedaan en, ten slotte, in welk opzicht de toepassing van het EQARF is gewijzigd en wat de consequenties daarvan zijn.
3.12. Het EESC beveelt een grootschalige informatiecampagne aan en verbeterde communicatie over het EQARF om zoveel mogelijk potentiële deelnemers en betrokkenen te bereiken. Er dienen een communicatieplan en -strategie te komen om bekendheid te geven aan en de aandacht te vestigen op de voordelen en mogelijke resultaten van het EQARF op alle niveaus, vooral voor aanbieders van beroepsonderwijs (instellingen). Actie op diverse niveaus is geboden om doeltreffende communicatie te garanderen, niet alleen op Europees en nationaal niveau, maar ook op beleids- en onderwijsniveau. Samen met de Commissie zou het ENQA-VET een belangrijke rol kunnen vervullen voor communicatie op Europees niveau, terwijl dit op nationaal niveau mogelijk is met behulp van nationale referentiepunten voor kwaliteitsborging.
3.13. Aansluitend op het advies over opleidingen en productiviteit (7) wil het EESC opnieuw wijzen op de behoefte aan nauwere samenwerking tussen de diverse niveaus voor onderwijs- en opleidingssystemen op Europees en nationaal niveau, met betrekking tot levenslang leren. Dit vergt ook een coherente benadering van kwaliteitsborging en -evaluatie in de gehele onderwijs- en opleidingssector.
3.14. Het EESC meent dat beroepsonderwijs en -opleiding op elk niveau dient te worden ontwikkeld om een essentieel en integraal onderdeel van levenslang leren te worden. Het is belangrijk dat beroepsonderwijs en –opleiding nauw aansluit op de eerdere en volgende onderwijsniveaus, met name op de algemene vorming en het hoger onderwijs. De diverse leeftijdsgroepen, inclusief jonge kinderen, moeten de vereiste ontwikkelingsmogelijkheden en infrastructuur aangeboden krijgen en op grond van hun levensfase worden geëvalueerd.
3.14.1. Alle vormen van onderwijs en onderwijsinstellingen dienen, ook voor de jongste leerlingen, geëvalueerd te worden, aangezien het onderwijs op jonge leeftijd de latere academische en beroepsprestaties beïnvloedt. Een en ander zou ook voor het basisonderwijs moeten gelden, om te garanderen dat leerlingen over basisvaardigheden beschikken voordat ze aan het voortgezet onderwijs beginnen. De evaluatie van het beroepsonderwijs zal minder geloofwaardig en doeltreffend zijn als uitsluitend gekeken wordt naar de periode waarin beroepsonderwijs werd gevolgd, en niet naar de prestaties op school, die succes in het latere leven en de carrières beïnvloeden. Volgens het EESC is het belangrijk dat de Commissie beseft wat het verband is tussen verschillende onderwijsniveaus en rekening houdt met factoren en omstandigheden die losstaan van het onderwijs, en ook met hun gecombineerde invloed op de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding.
3.14.2. Het EESC wil het belang benadrukken van een sterker verband tussen kwaliteitsborging en kwaliteitsevaluatie in het beroepsonderwijs en overige onderwijssectoren, met het oog op verbetering van de communicatie, toename van het wederzijds vertrouwen en een gemeenschappelijk perspectief voor kwaliteitsborging en gezamenlijke ontwikkelingen. Het EESC is ingenomen met de in het hoger onderwijs begonnen samenwerking voor kwaliteitsborging en stelt voor dat deze samenwerking wordt voortgezet en uitgebreid. De uitvoering van het EQARF vergt een samenhangende benadering van kwaliteitsborging, met name tussen het beroepsonderwijs en het hoger onderwijs, aangezien bevordering van levenslang leren voor beide een aandachtspunt is.
Brussel, 22 oktober 2008.
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Mario SEPI
(1) Lissabonstrategie (2000).
(2) Conclusies van de Raad inzake kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (28 mei 2004);
Verklaring van Kopenhagen (30.11.2002): „… het bevorderen van de samenwerking in de kwaliteitswaarborging, met bijzondere aandacht voor de uitwisseling van modellen en methoden, alsmede gemeenschappelijke criteria en beginselen voor kwaliteit in beroepsonderwijs en -opleiding”;
Communiqué van Maastricht (14 december 2004), communiqué van Helsinki (5 december 2006).
(3) Communiqué van Helsinki (5 december 2006).
(4) Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een Europees kwalificatiekader.
(5) Instelling van een Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding.
(6) Zie de volgende EESC-adviezen:
— |
over het „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren”, rapporteur: de heer RODRIGUEZ GARCÍA-CARO (PB C 175 van 27.7.2007) |
— |
over het „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren”, rapporteur: mevrouw HERCZOG (PB C 195 van 18.8.2006) |
— |
over het „Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit”, rapporteur: de heer CZAJKOWSKI (PB C 88 van 11.4.2006) |
— |
over het „Voorstel voor een aanbeveling van de Raad en het Europees Parlement over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs”, rapporteur: de heer SOARES (PB C 255 van 14.10.2005) |
— |
over „Opleiding en productiviteit”, rapporteur: de heer KORYFIDIS (PB C 120 van 20.5.2005) |
(7) Zie het EESC-advies over „Opleiding en productiviteit”, rapporteur: de heer KORYFIDIS (PB C 120 van 20 mei 2005).