31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 77/115


Verkennend advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité Wat ouderen nodig hebben en hoe daarmee rekening kan worden gehouden

(2009/C 77/26)

De Commissie heeft op 18 februari 2008 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag om een verkennend advies over het volgende thema te vragen:

Wat ouderen nodig hebben en hoe daarmee rekening kan worden gehouden.

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale vraagstukken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 11 september 2008 goedgekeurd. Rapporteur was Renate Heinisch.

Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 september 2008 gehouden 447e zitting (vergadering van 18 september) onderstaand advies uitgebracht, dat met 106 stemmen vóór en 32 stemmen tegen, bij 20 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Samenvatting en aanbevelingen

1.1   Motivering

1.1.1

De demografische verandering die zich in Europa voordoet, is het resultaat van de combinatie van een snel vergrijzende bevolking en een steeds lager wordend inwonerstal (1). De Raad heeft zich al vaker uitgesproken over de vergrijzing. Het proces verschilt van regio tot regio. Dit zadelt de EU op met grote maatschappelijke problemen (2). De Commissie zal vóór eind 2008 een mededeling over dit onderwerp uitbrengen, met suggesties voor de vraag hoe de behoeften van het steeds groter wordende aantal ouderen beleidsmatig — en met steun uit de structuurfondsen — kunnen worden meegewogen.

1.1.2

In onderhavig advies wordt het zwaartepunt gelegd bij de erkenning die ouderen moeten krijgen, bij de waardering die er voor hen moet zijn en bij de noodzaak om discriminatie van ouderen te voorkomen en hun een waardig bestaan te garanderen. Er dient rekening mee te worden gehouden dat ouderen geen homogene groep vormen als het gaat om vaardigheden, financiële zekerheid of sociale en gezondheidsbehoeften. In het beleid en de diensten dient derhalve tot uiting te komen dat niet wordt uitgegaan van een standaardaanpak of van een indeling in leeftijdsgroepen.

1.1.3

Dit advies gaat daarom over het hele spectrum aan thema's waarmee ouderen te maken krijgen vanaf het tijdstip van hun officiële pensionering tot op hoge leeftijd. Onder die doelgroep vallen uiteraard en zonder dat dit steeds met zoveel woorden behoeft te worden gezegd: vrouwen én mannen, gehandicapten en migranten.

1.1.4

Er zal niet meer worden stilgestaan bij de problematiek van oudere werknemers en van afhankelijke zorgbehoeftige ouderen, omdat over die thema's al meerdere adviezen zijn uitgebracht (3). Het Comité benadrukt echter wel het belang van de „levencyclus”-benadering voor een vergrijzende samenleving, teneinde discriminatie en stereotypering te voorkomen, en wijst op de noodzaak om te komen tot een geïntegreerd beleid over de generaties heen.

1.1.5

Willen ouderen actief blijven in de samenleving en hun leven op een behoorlijke wijze leiden, dan is van belang dat ze financiële zekerheid hebben en vrijwillige toegang tot zinvolle activiteiten, met inbegrip van levenslang leren, werkgelegenheid en vrijwilligerswerk en het gebruik van nieuwe technologieën. Daarnaast moeten vervoer, energie, huisvesting en gezondheidszorg beschikbaar, betaalbaar en toegankelijk zijn.

1.2   Aanbevelingen

1.2.1

Vanwege de veranderende omstandigheden zijn volgens het Comité maatregelen geboden om het groeiende aantal ouderen in en buiten steden behoorlijke levensvoorwaarden te bieden en voor hun nieuwe terreinen aan te boren waar zij actief kunnen zijn. Het denkt daarbij aan:

regelmatige verslaglegging over de stand van zaken in landen en regio's

verzameling en verspreiding van voorbeelden van geslaagde maatregelen (best practices) van de lidstaten

stimulansen om ouderen een nieuw imago te geven, waarin erkenning is voor dat wat (ook geïmmigreerde) ouderen in hun leven hebben gepresteerd en voor dat wat zij nog kunnen doen voor politiek, economie en samenleving

lancering van mediacampagnes met als thema „actieve ouderen

maatregelen die nodig zijn in met name de volgende sectoren: diensten van algemeen belang, infrastructuur, levering van goederen en diensten, financiën, huisvesting, gezondheidszorg, regelingen met het oog op het levenseinde en deelname aan het maatschappelijk leven.

Adressaten: lidstaten, Europees Parlement, Comité van de Regio's, Europees Economisch en Sociaal Comité.

oprichting van een subgroepOuderen” in de deskundigengroep van de Commissie die zich bezighoudt met demografische vraagstukken (4)

oprichting van een Europese Alliantie voor actieve ouderen, in navolging van de Europese Alliantie voor het gezin (5) (een alliantie die Europese workshops en conferenties organiseert)

oprichting van een Europees centrum voor ouderenonderzoek dat wordt belast met de totstandbrenging van databanken en de verzameling en uitwisseling van gegevens, dat moet vaststellen wat de verdere behoeften aan onderzoek zijn en dat de desbetreffende onderzoeksactiviteiten moet stimuleren

zorgen voor een interdisciplinaire focus op „Ouderen”, met een eigen budget in het achtste kaderprogramma voor O&O

opzet van een Europees internetportaal waarop alle DG's het grote publiek informatie geven over aan ouderen gerelateerde maatregelen

opzet van lokale, regionale en landelijke portaals, naar het voorbeeld van dat Europese internetportaal

steun voor een demografiefonds  (6) als onderdeel van de structuurfondsen, waarmee regio's die maatregelen nemen om de demografische verandering tegen te gaan (bv. door een actief gezinsbeleid te voeren), worden gecompenseerd

nieuwe prioriteiten opnemen in het programmaLevenslang leren” (opleiding voor begeleiding bij de overgang van de ene naar de andere levensfase).

Adressaten: EU-voorzitterschappen, Europees Parlement, Commissie.

1.2.2

Bovengenoemde maatregelen kunnen alleen tot een goede einde worden gebracht als de opmaat voor duurzaam beheer wordt gegeven, waarmee dan tegelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan de toepassing van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

Het is hoog tijd voor de regio's om in actie te komen: daar gaat dit advies over. In alle landen moeten de beschikbare middelen anders worden verdeeld, wat voor de burgers meer lasten met zich mee brengt (7). Een andere consequentie is dat gemeentelijke infrastructuurvoorzieningen moeten worden aangepast (8). Er is vooral behoefte aan innoverende en integrerende concepten waarmee regio's en gemeenten de toets van de demografie kunnen doorstaan.

3.   Wat moet er precies worden gedaan?

Er zijn meerdere basisvoorwaarden waaraan moet zijn voldaan, willen ouderen verzekerd zijn van een gezond en actief bestaan. Die voorwaarden situeren zich op de volgende gebieden:

3.1   Voorzieningen van overheidswege

3.1.1

Voorzieningen van overheidswege zijn een basisvoorwaarde voor de waarborging van de menselijke waardigheid, staan garant voor eenieders recht op de onverkorte naleving van de grondrechten en draagt bij tot de daadwerkelijke uitoefening van de burgerrechten. In concreto denke men daarbij o.a. aan ruimtelijke ordening en milieubescherming (9), en dan met name aan de gemeentelijke infrastructuur. Doordat — vooral op het platteland (10) — het inwonerstal terugloopt, wordt ervan uitgegaan dat basisdiensten in de toekomst niet langer economisch verantwoord zullen zijn, c.q. onbetaalbaar zullen worden. Een mogelijkheid is dat ze worden afgeschaft of dat ze wel worden gehandhaafd, maar dan niet langer beantwoorden aan de veranderende omstandigheden. Hierbij gaat het steeds om basisdiensten waarvan de hele bevolking gebruik moet kunnen maken, met speciale aandacht voor de specifieke behoeften van oudere en zorgbehoeftige burgers. Gedoeld wordt op

energievoorziening (m.n. gas, stroom en verwarming)

watervoorziening en verwerking van afvalwater, afvalverwerking en -preventie

beveiliging en schoonhouden van de publieke ruimte

dienstverlening door overheid en overheidsbestuur.

3.1.2   Vervoersinfrastructuur, levering van goederen en diensten voor dagelijks gebruik

Zelfstandigheid en mobiliteit zijn voor ouderen de conditio sine qua non voor levenskwaliteit en een actief leven (11)  (12). Wat is daarvoor nodig?

dat winkels in de buurt zijn gesitueerd en bereikbaar zijn en dat wat in winkels aan dagelijks benodigde goederen wordt verkocht, betaalbaar is. Ook andere instanties en plaatsen die voor ouderen relevant zijn (zoals postkantoren, banken, apotheken, begraafplaatsen, openbare gebouwen en instellingen, en dan vooral gemeentelijke bureaus met een sociale functie: administratieve diensten, instanties die de belangen van burgers behartigen, adviesorganen enz.) moeten bereikbaar zijn;

dat het openbaar vervoer voor ouderen beschikbaar, toegankelijk en betaalbaar is;

dat er vooral ook in dunbevolkte gebieden vervoersmogelijkheden voor ouderen zijn;

dat de publieke ruimte voor ouderen openstaat en dat de faciliteiten daarvan ook door ouderen kunnen worden gebruikt (dat er trottoirs zijn aangelegd, dat er openbare bankjes zijn, dat de straten verlicht zijn, dat wordt gezorgd voor verkeersveiligheid enz.).

3.1.3   Huisvesting

Het huidige woonaanbod komt waarschijnlijk niet tegemoet aan de behoeften van de vergrijzende bevolking in Europa, waarbij de nadruk ligt op zo lang mogelijk zelfstandig wonen in eigen huis. Bij het ontwerp van nieuwbouw en de ontwikkeling van de standaardnormen dient rekening te worden gehouden met de fysieke, zintuiglijke en mentale achteruitgang van ouderen en dienen met het oog op het zelfstandig blijven wonen efficiënte systemen op het vlak van energie en technologie te worden toegepast (bv. Ambient Assisted Living). Een dergelijke benadering zou ook de komende generaties ten goede komen.

De instanties die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor huisvesting dienen er op toe te zien dat er dienstverlening ter aanpassing van de huidige woningen wordt geboden en dat er nieuwe concepten op het vlak van woondesign en gemeenschappelijke woonvormen worden bevorderd, waarbij ook wordt gezorgd voor de benodigde financiële en wettelijke maatregelen.

3.1.4   Gezondheidszorg

Bij het ouder worden, wordt het steeds belangrijker een beroep te kunnen doen op betrouwbare, niet veraf gelegen en aan ouderen aangepaste gezondheidsdiensten (13). Van een dergelijke dienstverlening dreigt echter bitter weinig terecht te komen in dunbevolkte en/of ver afgelegen plattelandsgebieden waar het teruglopen van het inwonerstal gepaard gaat met het ouder worden van de nog praktiserende artsen. De algemene gezondheidszorg dient dringend verder te worden uitgebouwd en op zoveel mogelijk plekken te worden aangeboden. Dit impliceert (naast de uitoefening van de rechten van ouderen als patiënt (14))

medische en m.n geriatrische zorg en revalidatie door geriatrisch en gerontologisch onderlegde artsen en zorgverleners

ambulante zorgverlening en eenvoudige medische handelingen aan huis

palliatieve zorg en psychologische steun voor gezinnen

advisering en voorlichting over patiëntenrechten en steunregelingen voor patiënten

advisering en voorlichting over regelingen en stimulansen voor ziektepreventie (lessen in gezonde voeding, lichaamsbeweging, valpreventie, beloningen voor een gezonde levensstijl)

technische hulpmiddelen en steunregelingen die niet in de plaats mogen komen van liefdevolle toewijding (zie par. 3.6)

formele en informele sociale netwerkvorming, die moet worden aangemoedigd en waartoe o.m. instanties die de belangen van burgers behartigen, adviesorganen, zelfhulpgroepen en mantelzorgers (familieleden en buren) moeten worden gerekend.

Van laatstgenoemde mogelijkheden om de helpende hand te bieden, bestaan in verschillende lidstaten al deugdelijk gebleken modellen (15).

3.2   Voorzorgsmaatregelen met het oog op noodsituaties en vragen over een waardig levenseinde

3.2.1   Voorzorgsmaatregelen met het oog op noodsituaties

Er moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om er zeker van te kunnen zijn dat ouderen die zichzelf niet kunnen helpen, in noodsituaties (overstromingen, hittegolven of andere rampen) tijdig hulp krijgen.

3.2.2   Vragen over een waardig levenseinde

Hoe het levenseinde moet worden vormgegeven, is een omstreden vraag en onderhevig aan uiteenlopende regelingen in de lidstaten (actieve en passieve stervensbegeleiding). Op dit gebied moet voor rechtszekerheid worden gezorgd, zodat de wensen van ouderen worden gerespecteerd (bv. de wens om al dan niet levensverlengende middelen toegediend te krijgen), ook als hun cognitieve vaardigheden achteruit beginnen te gaan. Een mogelijke oplossing bestaat erin dat patiënten vantevoren een wilsverklaring opstellen, maar daarbij moet wel de garantie worden geboden dat bijzonder kwetsbare personen worden beschermd. Belangrijk in dit verband zijn de palliatieve geneeskunde en de mogelijkheid om een sterfhuis als laatste woonplaats te kiezen. Kortom, dat ieder mens recht heeft op een waardig levenseinde, moet steeds de leidraad zijn.

Aangezien de EU momenteel voor 25 % uit een bevolking van 60-plussers bestaat, is het noodzakelijk om een kader in het leven te roepen dat de lidstaten ertoe aanzet om in hun rechtspraak bepalingen in te voeren die de juridische zekerheid bieden die nodig is om in alle sereniteit het levenseinde te kunnen voorbereiden.

Het Comité wil daarom de lidstaten aanmoedigen tot een debat over de mogelijkheid om een wetgevend kader te ontwikkelen over thema's betreffende het levenseinde. Een dergelijk debat zou op zijn beurt weer kunnen leiden tot de ontwikkeling van wettelijke maatregelen in de lidstaten.

3.3   Maatschappelijke integratie en burgerparticipatie

Maatschappelijke integratie en burgerparticipatie zijn basisvereisten voor ieder mens, die van belang zijn voor tal van aspecten van het leven van ouderen. De belangrijkste daarvan zijn familiebanden en vriendschap, werk als kostwinner, vrijwilligerswerk en zingevende bezigheden, vorming voor levensbegeleiding en participatie in cultuur en maatschappij.

3.3.1   Maatschappelijke integratie, familie en vrienden

De sociale contacten veranderen drastisch met het ouder worden (16). Het aantal alleenwonende ouderen neemt toe. In grote steden kan hun aantal oplopen tot de helft van het totale aantal huishoudens. Daarom is er behoefte aan sociale en/of organisatorische maatregelen en technische innovatie om

steun te geven aan netwerken van familieleden, vrienden of buren, en wel door mantelzorgers van ouderen reële mogelijkheden te bieden om hun beroeps- en gezinstaken beter te combineren (17);

het Comité neemt in dit verband nota van het feit dat zowel de Commissie (in het kader van de hernieuwde sociale agenda) als de Europese sociale partners zich momenteel buigen over regelingen die een betere combinatie van beroeps- en gezinstaken mogelijk moeten maken;

mee te werken aan activiteiten die meerdere generaties bestrijken (18)

eigen initiatief en burgerparticipatie te stimuleren

de bouw van meergeneratiehuizen te bevorderen.

3.3.2   Maatschappelijke integratie en burgerparticipatie door zingevende bezigheden

Maatschappelijke integratie en burgerparticipatie kan net zo goed het resultaat zijn van werken voor je brood als van vrijwilligerswerk. Om zo lang mogelijk actief te blijven in de samenleving, staan beide mogelijkheden open:

3.3.2.1   Participatie door een baan

Om het voor ouderen die dat willen — ongeacht of dat om financiële redenen is of vanwege de voldoening die werken biedt — mogelijk te maken om na hun pensionering actief te blijven in de samenleving door middel van een baan (zie voor de doelgroep par. 1.1.3) zouden de volgende maatregelen kunnen worden genomen:

mensen dienen in staat te worden gesteld om, overeenkomstig de richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep (19), te kiezen voor flexibilisering van de overgang van baan naar pensioen. Daartoe moeten de pensioen- en belastingregelingen in het kader van een werkgelegenheidsconcept dat alle generaties werkende volwassenen bestrijkt (20) dienovereenkomstig worden aangepast en moet het beginsel van gelijke beloning worden nageleefd. Leeftijdsgrenzen moet in beginsel alleen worden bepaald als grens voor de pensioengerechtigde leeftijd, zonder verbod om vrijwilig te besluiten om na het bereiken van die leeftijd door te werken;

leeftijdgebonden vormgeving aan banen en werkomgeving (lichamelijke belasting, gezondheid, veiligheid, werktempo, arbeidsorganisatie)

gebruikmaking van technologie en/of aanpassing van technieken om arbeidsprocessen te vergemakkelijken

opheffing van belemmeringen voor en stimulering van nieuwe soorten arbeidscontracten, specifiek voor de periode van overgang van werkend bestaan naar pensionering, met garanties voor de rechtszekerheid, zodat er geen nieuwe onzekerheden worden gecreëerd

bevordering van een cultuuromslag in ondernemingen waardoor een alomvattende werkgelegenheidsstrategie ingang vindt waarin doelbewust individuele vaardigheden worden losgekoppeld van leeftijd (21).

3.3.2.2   Participatie door vrijwilligerswerk en zingevende bezigheden

Om het potentieel van ouderen dienstig te maken én hun zingevende bezigheden te bieden waarmee ze handen en voeten kunnen geven aan hun veelzijdige vaardigheden, moeten de volgende maatregelen worden genomen:

bijeenbrenging en consolidering van kennis en ervaring, waaronder sociale vaardigheden en bijzondere ambachtelijke of kunstzinnige bekwaamheden

stimulering van innoverende vormen van kennisoverdracht, ook om andere generaties te helpen (22)

invoering van flexibele regelingen — op basis van vrijwilligheid — voor de overgang van werkend bestaan naar pensionering in de vorm van een mix van beroeps- en vrijwillige activiteiten, zonder dat betrokkene daar financieel op achteruit gaat

ondersteuning van onbetaalde vrijwilligersactiviteiten (23) door cursussen te organiseren en door die activiteiten in lokale en transregionale projecten onder te brengen

openstelling van de instellingen, zodat oudere werknemers vaker op vrijwillige basis kunnen meewerken zonder dat daardoor arbeidsplaatsen verloren gaan.

3.4   Maatschappelijke participatie en opleiding

Maatschappelijke participatie voor ouderen en „actief ouder worden” zijn mogelijk op voorwaarde dat oudere werknemers een opleiding hebben genoten, levenslang zijn blijven leren en activiteiten krijgen die op hun behoeften zijn toegesneden. Dat wat lokale, regionale en transregionale overheden in dat opzicht te bieden hebben, moet worden bijgestuurd:

een aanbod aan levensbegeleidende bij- en herscholingscursussen dat oudere werknemers in staat stelt om hun prestatievermogen op peil te houden. Die maatregelen moeten ook door het bedrijfsleven mogelijk worden gemaakt en gesteund. Daartoe dienen (ook fiscale) stimulansen te worden gegeven.

een algemeen aanbod aan voortgezette opleidingen voor „levenslang leren” op alle niveaus (van laagdrempelige cursussen tot universitaire opleidingen) (24)

kwaliteitsbeoordeling en –garantie van en voor het opleidingsaanbod

EU-wijde erkenning voor opleidingen (25), vaardigheden en bevoegdheden die op hogere leeftijd worden verworven om grensoverschrijdend mobiel te worden (26), en voor informeel verworven kennis

cursussen om oudere werknemers op hun pensionering voor te bereiden

cursussen in de begeleiding van werknemers die de overstap van de ene naar de andere levensfase maken (27)

leerprocessen die de generaties overschrijden en waarin ouderen dus niet in een apart hokje worden gestopt (volgens het beginsel van „geven en nemen”)

een aanbod aan cursussen voor bijvoorbeeld grootouders om generatieoverschrijdende diensten te leren verlenen

elementaire cursussen om ouderen zich ook financieel en juridisch (28) beter te leren redden (ter behartiging van de belangen van ouderen, bv. bij handelstransacties op internet)

cursussen in nieuwe ICT

mogelijkheden om zich te informeren die laagdrempelig en toegankelijk zijn (kranten, radio en televisie, internet)

een aanbod aan sportactiviteiten dat is afgestemd op de vaardigheden en belangstelling van ouderen

recreatiemogelijkheden en een aanbod aan toeristische activiteiten (29) waarbij rekening wordt gehouden met specifieke culturele wensen (30).

3.5   Ouderen als consumenten

Het scala aan behoeften van ouderen is heel breed, variërend van goederen en diensten voor dagelijks gebruik (zie par. 3.1.2) en duurzame gebruiksgoederen tot technische hulpmiddelen en hulpsystemen (zie par. 3.6) en allerhande dienstverlening, hetgeen nieuwe perspectieven biedt voor banen voor jongeren.

Voorwaarden daarvoor zijn met name

een algemene vormgeving aan producten volgens de beginselen van „universal design” of „design for all (31), wat ook betekent dat informatie over gebruiksgoederen goed leesbaar en begrijpelijk moet zijn;

preventie van discriminatie op grond van leeftijd en handicaps wat de toegang tot diensten betreft, met name financiële diensten (32);

afdwinging van de consumentenrechten, ook in het geval van oudere consumenten;

het profiel van de gepensioneerde migranten is de afgelopen jaren sterk veranderd. Velen hebben veel minder pensioen tot hun beschikking en komen soms voor uitgaven te staan ten behoeve van hun gezondheid of sociaal welzijn waarvoor in het huidige zorg- en welzijnssysteem weinig regelingen zijn getroffen. Gepensioneerde migranten vallen tussen wal en schip, omdat ze niet meer in aanmerking komen voor de voorzieningen in hun thuisland en evenmin voor de voorzieningen in het gastland. Er dient meer begrip te komen voor deze situatie en een debat op gang te worden gebracht, zodat er mogelijk verandering in kan komen, en wat dat betreft is het Europese niveau voor de burgers het meest geschikte en aangewezen niveau.

3.6   Toegang tot ICT

Het gebruik van nieuwe technologie wordt voor ouderen steeds meer een absolute voorwaarde voor een zelfstandig en actief bestaan.

Dat geldt net zo goed voor de diensten van algemeen belang die specifiek voor ouderen zijn bedoeld als voor de daaruit voortvloeiende activiteiten van economische ontwikkeling op regionaal en supraregionaal niveau (33). Daarbij komt het er vooral op aan dat er vanaf de ontwerpfase wordt gewerkt aan maximale toegankelijkheid van de software en maximale gebruiksvriendelijkheid van de hardware, zodat ook diegenen die er niet vertrouwd mee zijn met de apparatuur kunnen omgaan;

ICT (waaronder Ambient Assisted Living), e-learning, e-health, e-zorg en e-revalidatie beschikbaar en laagdrempelig zijn. Technologie kan nuttig zijn zonder dat dit ten koste gaat van de persoonlijke contacten (34);

de toegang tot en het gebruik van dienovereenkomstige technische toestellen en netwerken eenvoudiger wordt gemaakt, omdat de systemen steeds ingewikkelder aan het worden zijn en moeten worden aangepast aan de bijzondere behoeften van ouderen (als bijvoorbeeld gezichtsvermogen en tastzin minder worden);

rekening wordt gehouden met de behoeften van oudere ICT-gebruikers en dat maatregelen worden genomen om hun motivatie voor ICT-gebruik te vergroten;

alle betrokkenen kunnen meepraten en dat ethische en juridische oogpunten mede in aanmerking worden genomen als moet worden beslist om bijvoorbeeld voor dementerende ouderen al dan niet elektronische controlesystemen in te zetten;

begeleidende regelingen worden getroffen (geïntegreerde adviserings-, installerings- en onderhoudsdiensten, sociale diensten e.d.);

de maatschappelijke veranderingen in de gaten worden gehouden die het gevolg zijn van de nieuwe ervaringen en belangen van de oprukkende ouderenschaar.

3.7   Een gegarandeerd inkomen

De lidstaten moeten ertoe worden aangezet om de voorwaarden te scheppen voor de bestaanszekerheid en dus de waardigheid van ouderen gedurende hun hele pensionering, of ze nu wel of niet deelnemen aan het maatschappelijk leven.

Steeds meer ouderen dreigen in armoede te vervallen. Oorzaken zijn de structurele veranderingen, de hervormingen die momenteel in de pensioenregelingen en socialezekerheidsstelsels worden doorgevoerd, het leven dat steeds duurder wordt en de koopkracht die maar blijft dalen. Vooral oudere vrouwen en langdurig werklozen zitten in sommige lidstaten in de gevarenzone.

Om de duurzaamheid van de socialezekerheidsstelsels te waarborgen, dienen lidstaten de nog actieve beroepsbevolking aan te moedigen om een beroep te doen op collectieve of individuele voorzorg en erop te letten dat de particuliere actoren die op dit terrein actief zijn, kredietwaardig zijn. De lidstaten dienen iedereen bovendien een minimuminkomen te garanderen dat elke oudere in staat stelt een behoorlijk leven te leiden, ongeacht de wisselvalligheden die zich in het leven voordoen.

4.   Specifieke opmerkingen en aanbevelingen

Het Comité dringt er bij de lidstaten en de EU op aan om de volgende maatregelen te nemen teneinde de fundamenten te leggen voor de vereiste herstructurerings- en innoverende strategieën:

4.1   Door de lidstaten te nemen maatregelen

4.1.1   Verslaglegging over de stand van zaken in landen en regio's

Om te beginnen moet een nauwkeurige analyse worden gemaakt van de stand van zaken in de regio's. Verder zou de Commissie regelmatig verslagen moeten laten opstellen over de stand van zaken in iedere lidstaat, met opgave van het potentieel van ouderen om actief te blijven.

4.1.2   Totstandbrenging en verspreiding van documentatiemateriaal

Het Comité acht het onontbeerlijk dat alle relevante informatie wordt vrijgegeven: bestanden van de opgedane kennis en ervaring op dit gebied, onderzoeksresultaten uit het verleden en nieuw verworven kennis van specialisten, belanghebbende overheidsinstanties en de ouderen zelf. Het is vooral van belang dat onderzoeksresultaten beter worden verspreid onder economen, politici en degenen om wie het gaat: ouderen en hun vertegenwoordigers.

4.1.3   Verzameling en uitwisseling van voorbeelden van in de lidstaten geslaagde maatregelen

Het Comité pleit ervoor dat de ervaringen die in de regio's zijn opgedaan, worden bijeengebracht en onderling vergeleken, dat wordt nagegaan of aansluiting kan worden gevonden bij andere beleidsterreinen en of de lering die daaruit is getrokken, op andere regio's kan worden overgedragen. Doel daarvan is een bestand van best practices openbaar te maken (35).

4.1.4   Een nieuw imago voor ouderen

In een vergrijzende samenleving gaat het niet aan te beweren dat mensen op non-actief komen te staan als zij afscheid nemen van hun werkende bestaan. In dat opzicht is op alle niveaus (politiek, economie en samenleving) een omslag nodig. Vooral lidstaten en regio's zijn aangewezen om regelmatig campagnes op te starten waarin een lans wordt gebroken voor „actieve ouderen”.

4.1.5

Het Comité stelt voor dat er een Europese mediacampagne wordt gelanceerd om ouderen een beter imago te geven. In dat nieuwe imago moet recht worden gedaan aan dat wat ouderen in hun maatschappelijk leven hebben gepresteerd en moet er eerbied zijn voor ouderdom.

4.2   In EU-verband te nemen maatregelen

4.2.1

Het Comité stelt voor dat er in de deskundigengroep van de Commissie die zich met demografische vraagstukken bezighoudt, een subgroepOuderen” wordt opgericht.

4.2.2

Het Comité stelt voor om een Europese Alliantie voor actieve ouderen op te richten naar het voorbeeld van de Europese Alliantie voor het gezin (36). Doel daarvan is om door de uitwisseling van ervaring tussen de lidstaten tot impulsen voor „actief ouder worden” te komen en te bevorderen dat er in de EU wordt samengewerkt en van elkaar wordt geleerd. Zo'n Europese Alliantie voor actieve ouderen zou de meest geschikte instantie zijn om conferenties en workshops te organiseren.

4.2.3   Europees centrum voor ouderenonderzoek

Uit de verslagen van de stand van zaken en opgedane ervaringen die zouden worden opgesteld, kan worden opgemaakt naar welke inhoudelijke aspecten en regionale kenmerken nog onderzoek nodig is (37). Ook moet een synthese worden gemaakt van de bevindingen uit onderzoek van eerdere programma's en van de beschikbare statistische gegevens en dienen deze op grotere schaal te worden verspreid en in beleid en praktijk te worden omgezet (38). Dit werk kan het beste worden gedaan door een Europees centrum voor ouderenonderzoek dat — naar het voorbeeld van het Amerikaanse National Institute on ageing — alle beschikbare statistieken en andere relevante gegevensbestanden kan bundelen, integreren en verder verwerken.

4.2.4   Het zwaartepunt bij „Ouderen” in het kader van het achtste kaderprogramma voor O&TO, los van het vakgebied

Door in het achtste kaderprogramma voor O&TO, door alle vakgebieden heen, het zwaartepunt bij „Ouderen” te leggen en daarvoor een apart budget te reserveren, wordt gegarandeerd dat al die onderzoeksactiviteiten synchroon lopen.

4.2.5   Een Europees internetportaal

Het Comité stelt voor een Europees internetportaal te creëren waarop belangstellenden, maar vooral ook ouderen, door alle DG's van de Commissie verschafte informatie kunnen vinden over aan ouderen gerelateerde maatregelen. Op het portaal moeten links staan naar al die maatregelen.

4.2.6   Lokale, regionale en landelijke portaals, naar het voorbeeld van het Europese internetportaal

4.2.7   Steun voor een demografiefonds (39) als onderdeel van de structuurfondsen

Vanwege de precaire situatie waarin gebieden met een inkrimpend inwonerstal zich bevinden, zou een Europees demografiefonds vooral nuttig zijn voor plattelandsgebieden en voor regio's met een benedengemiddelde groei. Ook zou met zo'n fonds de aanzet kunnen worden gegeven tot positieve initiatieven.

4.2.8

Nieuwe prioriteiten in het programma voor Levenslang Leren. Er kan een opleiding voor begeleiding bij de overgang van de ene naar de andere levensfase in het leven worden geroepen.

4.3

Op grond van de hierboven voorgestelde maatregelen kunnen op maat gesneden concepten voor aan te bevelen acties en beleidsmaatregelen worden uitgewerkt. Het Comité verzoekt de Commissie om in de door haar aangekondigde mededeling op deze voorstellen in te gaan.

Brussel, 18 september 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Zie o.a. het informatief rapport van de afdeling Werkgelegenheid, sociale vraagstukken, burgerschap over „De demografische ontwikkeling in de Europese Unie” (CES 930/99) en het werkdocument van de Commissiediensten over de demografische toekomst van Europa (SEC(2007) 638).

(2)  Zie de mededeling van de Commissie COM(2006) 571 final van 12 oktober 2006, SEC(2007) 638; EPC & EC (DG ECFIN) over de impact van de vergrijzing op overheidsuitgaven, speciaal rapport nr. 1/2006.

(3)  Zie het EESC-advies van 16 december 2004 over „Langere deelname aan en latere uittreding uit het arbeidsproces van oudere werknemers”, rapporteur: de heer Dantin (PB C 157 van 28 juni 2005); het EESC-advies van 28 oktober 2004 over „Gezondheidszorg en langdurige zorg voor ouderen”, rapporteur: de heer Braghin (PB C 120 van 20 mei 2005); het EESC-advies van 26 september 2007 over „Patiëntenrechten”, rapporteur: de heer Bouis (PB C 10 van 15 januari 2008), het EESC-advies van 24 oktober 2007 over „Ouderenmishandeling”, rapporteur: mevrouw Heinisch (PB C 44 van 16 februari 2008) en het EESC-advies van 13 maart 2008 over „Waarborgen voor algemeen toegankelijke en duurzaam gefinancierde langdurige zorg voor ouderen”, rapporteur: mevrouw Klasnic (PB C 204 van 9 augustus 2008).

(4)  Besluit van de Commissie 2007/397/EG

(5)  Zie http://ec.europa.eu/employment_social/families/index_en.html

(6)  Zie het EESC-advies van 13 december 2007 over het Vierde cohesieverslag, rapporteur: de heer Derruine (PB C 120 van 16 mei 2008), par. 4.5.2.

(7)  Zie EESC-advies van 14 maart 2007 over „De economische en budgettaire impact van de vergrijzing”, rapporteur: mevrouw Florio (PB C 161 van 13 juli 2007) en EESC-advies van 15 september 2004 over de „Noodzaak van onderzoek naar demografische veranderingen”, rapporteur: mevrouw Heinisch (PB C 74 van 23 maart 2005).

(8)  Zie EESC-advies van 14 februari 2008 over „Diensten van algemeen belang”, rapporteur: de heer Hencks (PB C 162 van 25 juni 2008).

(9)  Zie EESC-advies van 18 januari 2007 over „Structuurbeleid en cohesie”, rapporteur: de heer Derruine (PB C 93 van 27 april 2007) en EESC-advies van 25 april 2007 over „Territoriale agenda”, rapporteur: de heer Pariza (PB C 168 van 20 juli 2007).

(10)  Dit kan bijvoorbeeld worden vastgesteld in Frankrijk, Spanje, Portugal, Oost-Duitsland, regio's uit Oost-Europa en afgelegen plattelandsgebieden in Zweden en Finland; zie ESPON-project 1.1.4 inzake de ruimtelijke effecten van demografische trends en migratie, eindverslag 2002.

(11)  Zie EESC-advies van 29 mei 2008 over het Groenboek „Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur”, rapporteur: de heer Hernández Bataller en corapporteur: de heer Barbadillo López (PB C 224 van 30 augustus 2008) en het advies van AGE (Europees Platform van ouderen) over datzelfde Groenboek (COM(2007) 551 final); http://ec.europ.eu/transport/clean*/green_paper_urban_transport/index_en.htm; of Mollenkopf e.a. (Eds) (2005) „Enhancing mobility in later lifePersonal coping, environmental resources, en technical support”, Amsterdam: IOS Press.

(12)  Voorbeelden van aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat ouderen zelfstandig kunnen blijven leven, zijn te vinden in Frankrijk (Hautes Corbières; CG Val de Marne; Frankrijk — colloquium en toespraak ANDASS), in Duitsland (Berlijn en Frankfurt am Main) en in het VK (Newcastle).

(13)  Zie o.a. de publicatie van DG SANCO „Healthy Ageing: keystone for a sustainable Europe

(http://ec.europa.eu/health/ph_information/indicators/docs/healthy_ageing_en.pdf).

(14)  Zie de adviezen CESE 1447/2004, CESE 1465/2007, CESE 1256/2007 en CESE 501/2008 (voetnoot 3).

(15)  Voorbeeld in Finland: preventief optreden in Jyväskyla — Finland.ppt. Voorbeeld in Frankrijk: Poitiers.pdf; Straatsburg.pdf; „Le guide de l'Aidant Familial”.

(16)  Zie EESC-advies van 15 september 2004 over de „Noodzaak van onderzoek naar demografische veranderingen”, rapporteur: mevrouw Heinisch (PB C 74 van 23 maart 2005), het EESC-advies van 16 december 2004 over „Relaties tussen generaties”, rapporteur: de heer Bloch-Lainé (PB C 157 van 28 juni 2005), het EESC-advies van 14 maart 2007 over „Het gezin en de demografische ontwikkelingen”, rapporteur: de heer Buffetaut (PB C 161 van 13 juli 2007), het EESC-advies van 11 juli 2007 over de „Rol van de sociale partners bij het combineren van beroeps-, gezins- en privéleven”, rapporteur: de heer Clever (PB C 256 van 27 oktober 2007) en het EESC-advies van 13 december 2007 over „Meer solidariteit tussen generaties”, rapporteur: de heer Jahier (PB C 120 van 16 mei 2007).

(17)  Ter illustratie: de activiteiten van de Vlaamse organisatie Vergrijzing (VVSG-Vergrijzing-GRV-2006.pdf) en de Zweedse vereniging van lokale en regionale overheden (Care for the elderly in Sweden today.pdf).

(18)  Ter illustratie: het modelprogramma van BMFSFJ (meergeneratie-dienstverlening door vrijwilligers).

(19)  Richtlijn 2000/78/EG.

(20)  Finland heeft bewezen dat het mogelijk is om werknemers, met behulp van positieve prikkels (dus het tegenovergestelde van financiële ontmoediging) en flexibele leeftijdsgrenzen (tussen de 63 en 68 jaar), pensioenregelingen te bieden die helemaal op hun behoeften zijn afgestemd en/of hun de kans te geven om langer te blijven werken.

(21)  Ter illustratie: Naegele, G. & Walker, A. (2006): een handleiding van best practices voor leeftijdsbeheer van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, Dublin.

(22)  Ter illustratie: uit het ESF is een project in het VK gefinancierd waarmee managers van vijftig jaar en ouder de kans krijgen om jongere collega's en afgestudeerden in meer dan 200 kleine en middelgrote ondernemingen met raad en daad bij te staan.

(23)  Zie EESC-advies van 13 december 2006 over „Rol en impact van vrijwilligersactiviteiten in de Europese samenleving”, rapporteur: mevrouw Koller (PB C 325 van 30 december 2006).

(24)  Zie EESC-advies van 9 februari 2005 over „Een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren”, rapporteur: de heer Koryfidis (PB C 221 van 8 september 2005), het EESC-advies van 18 mei 2006 over „Kerncompetenties voor levenslang leren”, rapporteur: mevrouw Herczog (PB C 195 van 18 augustus 2006), het EESC-adies van 30 mei 2007 over „Levenslang leren”, rapporteur: de heer Rodriguez (PB C 175 van 27 juli 2007) en het EESC-advies van 13 maart 2008 over volwasseneneducatie, rapporteur: mevrouw Heinisch (PB C 204 van 9 augustus 2008).

(25)  Zonder afbreuk te doen aan Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.

(26)  Bijvoorbeeld door ouderen stage te laten lopen of vrijwilligerswerk te laten doen.

(27)  Een goed voorbeeld daarvan is het project „TransitionAusbildung zum/zur Übergangsbegleiter/in für Frühkindliche Bildungsprozesse” uit het hiervoor al genoemde Grundtvig-programma 1.1

(http://www.elternverein-bw.de).

(28)  Zie de Mededeling over financiële educatie, COM(2007) 808 final van 18 december 2007, blz. 8.

(29)  Ter illustratie: het reisbureau-project

(www.travelagentsproject.org).

(30)  Ter illustratie: het AAMEE-project

(http://www.aamee.eu).

(31)  Zie het Europees netwerk „Design for all and electronical accessibility

(EDeAN; htttp://www.edean.org).

(32)  Zo kan het nutttig zijn om ouderen geringe bedragen te lenen om hen in staat te stellen een zelfstandige activiteit te beginnen als hun arbeidscontract is afgelopen of als ze werkloos zijn geworden.

(33)  Zie het EESC-advies van 29 mei 2008 over „Ouderen — nieuwe ICT”, rapporteur: mevrouw Darmanin (PB C 224 van 30 augustus 2008) en het verslag van het Europees Parlement RR/39694EN.doc, PE396.494v03-00; Malanowski, N., Özcivelek, R. en Cabrera, M. over actief oud worden en dienstverlening voor een zelfstandig bestaan en de rol van ICT, wetenschappelijk en technisch verslag van het GOC, EUR 2346 EN — 2008.

(34)  Zie actieplan COM(2007) 332 final „Gezond ouder worden in de informatiemaatschappij”, het gezamenlijke onderzoeksprogramma Ambient Assisted Living (http://www.aal-europe.eu), de onderzoeksactiviteiten van het zevende kaderprogramma voor O&TO (2007-2013) (http://ec.europa.eu/research/fp7/index_en.cfm) en „Seniorwatch 2Assessment of the Senior Market for ICT, Progress and Developments

(htttp://ec.europa.eu/information_society/activitities/einclusion/research/ageing/index_en.htm).

(35)  Zo is er in Wales een bij wet ingestelde commissioner (gevolmachtigde) voor ouderen, waarmee wordt voortgeborduurd op de ervaring die met de commissioner voor kinderen is opgedaan. Een commissioner is iemand die toezicht houdt op beleid en wetgeving en die pleit voor onderzoek en daar zelf ook opdracht voor geeft.

(36)  Zie http://ec.europa.eu/employment_social/families/european-alliance-for-families-de.html

(37)  Zie EESC-advies van 24 mei 2000 over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Naar een Europese onderzoeksruimte”, rapporteur: de heer Wolf (PB C 204 van 18 juli 2000).

(38)  Aanbeveling uit het Zesde Kaderprogramma voor O&TO. Zie EESC-advies van 15 september 2004 over de „Noodzaak van onderzoek naar demografische veranderingen”, rapporteur: mevrouw Heinisch (PB C 74 van 23 maart 2005).

(39)  Zie Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 met algemene bepalingen inzake het Europees fonds voor Regionale Ontwikkeling, het ESF en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 en het EESC-advies van 13 december 2007 over het Vierde cohesieverslag, rapporteur: de heer Derruine (PB C 120 van 16 mei 2008).