31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 77/96


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Witboek — Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie voor 2008-2013”

COM(2007) 630 final

(2009/C 77/23)

Op 23 oktober 2007 heeft de Europese Commissie besloten om, overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comite te raadplegen over het

„Witboek — Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie voor 2008-2013”

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die belast was met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies goedgekeurd op 18 juli 2008. Rapporteur was mevrouw CSER.

Tijdens zijn 447e zitting van 17 en 18 september 2008 (vergadering van 18 september 2008) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comite onderstaand advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 114 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is ingenomen met witboek over „Samen werken aan gezondheid”. Ook het Comité is zich bewust van het verband tussen gezondheid aan de ene en economische welvaart en concurrentievermogen aan de andere kant. De burgers hebben recht op zeggenschap over hun eigen lichamelijke en geestelijke gezondheid en op een hoogwaardige gezondheidszorg.

1.2

Het EESC onderschrijft de fundamentele en gemeenschappelijke Europese waarden op het gebied van gezondheid zoals die door de Raad zijn geformuleerd, te weten: universaliteit; toegang tot hoogwaardige zorg; rechtvaardigheid en solidariteit (1). Het Comité gaat ervan uit dat deze fundamentele waarden de grondslag zullen vormen van ons volksgezondheidsbeleid en dat de gekozen aanpak zal stoelen op het beginsel van „gezondheid op alle beleidsgebieden”. Daarom vindt het EESC dat het handelsbeleid, het economische beleid en het concurrentiebeleid op de interne markt moeten worden geharmoniseerd en moeten worden afgestemd op de algehele EU-beleidsdoelstelling van een hoog volksgezondheidsniveau, waardoor het mogelijk wordt de gezondheid van individuele mensen te bewaken en te verbeteren.

1.3

Het EESC staat achter het standpunt van de Commissie volgens welke er geen sprake kan zijn van een actief Europees burgerschap indien de grondrechten — i.c. de rechten van patiënten — niet bekend zijn en niet nageleefd resp. gewaarborgd worden en er geen adequate voorlichting wordt gegeven.

1.4

Het EESC schaart zich achter de prioriteiten van de Commissie, in het bijzonder waar het gaat om de bestrijding van grote grensoverschrijdende epidemieën en andere voor de gezondheid ernstige bedreigingen met een grensoverschrijdend karakter — alsmede om maatregelen betreffende de controle van rampen, de alarmering in dergelijke gevallen, de bestrijding van misbruik van tabak en alcohol en de bescherming van de volksgezondheid.

1.5

Het EESC wijst de Commissie erop dat het, met het oog op het vinden van een draagvlak voor de strategie en de tenuitvoerlegging ervan, nuttig is om regelmatig en gecoördineerd gebruik te maken van het werk dat wordt geleverd door bepaalde EU-agentschappen (2).

1.6

Het EESC spreekt zich uit voor een meer gerichte aanpak op EU-niveau bij het verzamelen van gegevens en voor een gezamenlijk evaluatie ervan, waardoor de strategie meer kans van slagen maakt. Naast het ontwikkelen van adequate en onderling vergelijkbare indicatoren zal men zich erop moeten toeleggen, de gegevensbestanden bij te houden en methoden te ontwikkelen om de juistheid van de verzamelde gegevens te toetsen. Wel moet zorg worden gedragen voor een zeer stringente beveiliging van de persoonlijke gegevens.

1.6.1

Het EESC is van mening dat patiënten die een beroep doen op grensoverschrijdende gezondheidszorg, geïnformeerd moeten worden over hun recht op een hoogwaardige medische dienstverlening. De lidstaten zullen erop moeten toezien dat de vrijheid van dienstverlening op dit gebied niet leidt tot sociale dumping, met alle negatieve gevolgen van dien voor het verzorgend personeel, voor hun professionele niveau en uiteindelijk ook voor de patiënt.

1.7

Het EESC neemt met voldoening kennis van het pleidooi van de Commissie voor verkleining van de aanzienlijke ongelijkheden die er binnen en tussen de lidstaten bestaan. Overigens wil het de Commissie erop wijzen dat steun voor het recht van patiënten op mobiliteit en vergroting van de mobiliteit van werknemers in de gezondheidszorg niet mogen leiden tot nog meer ongelijkheid.

1.8

Het EESC staat achter het voornemen van de Commissie om meer nadruk te leggen op het preventiebeleid en waardeert het dat de Commissie zich sterk maakt voor programma's waarmee men verschillende leeftijdscategorieën gezondheidsvoorlichting wil geven. Voor het welslagen hiervan zou het goed zijn om gebruik te maken van publieke radio- en televisieuitzendingen, die bedoeld zijn voor de armen in de samenleving — een niet onbelangrijke groep in de Europese Unie — en meer in het bijzonder voor kinderen en jongeren, voor wie dit de enige manier is om objectieve en betrouwbare kennis op te doen.

1.9

Het EESC stelt een programma of campagne van langere duur met als thema „De Europese burger in goede gezondheid” voor, welke parallel met de vijfjarige strategie zou moeten verlopen (tot het einde van de looptijd ervan). Dankzij zo'n doorlopend jaarlijks programma en de feedback die ermee wordt verkregen, zou de strategie voortdurend kunnen worden geëvalueerd en zo nodig kunnen worden aangepast. Het zou goed zijn als de Commissie de duur van zowel de strategie als het programma of de langlopende campagne tot tien jaar verlengt, wat ertoe zou bijdragen dat de Europese burgers beter gaan letten op hun gezondheid.

1.10

Het EESC is van mening dat de relevante actoren op grote schaal moeten worden betrokken bij de inspanningen om bekendheid te geven aan de strategie, hierover een debat op gang te brengen en deze ten uitvoer te brengen. Het is alleen op deze manier, dankzij de nodige transparantie en samenwerking, dat dit draagvlak er daadwerkelijk kan komen en de participatiedemocratie werkelijkheid kan worden.

1.11

Het EESC wijst de Commissie op de belangrijke rol die gezondheid en veiligheid op het werk spelen, en dringt erop aan om de samenwerking bij het opstellen en uitvoeren van het EU-beleid beter te coördineren, de sociale partners en lidstaten hierbij te betrekken en meer aandacht te besteden aan preventie en bescherming.

1.12

Het EESC stelt voor dat er op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau fora worden opgezet met deskundigen uit verschillende beleidsterreinen en vertegenwoordigers van de sociale partners, beroepsorganisaties en het maatschappelijk middenveld. Deze fora voor samenwerking op verschillende niveaus zouden 1) een netwerk kunnen vormen 2) ertoe kunnen bijdragen dat informatie wordt uitgewisseld en verschillende belangen onder de aandacht worden gebracht 3) het mogelijk maken dat er onderscheid wordt gemaakt tussen nationaal en EU-beleid en 4) helpen dat hiervoor een draagvlak wordt gevonden. Voorlichting aan de burgers over de wijze waarop ze zich individueel en collectief dienen te gedragen in het geval van ernstige gezondheidscrises, zou een van de zaken moeten zijn waaraan men bij deze op het grote publiek gerichte samenwerkingsfora aandacht moet besteden. Dit zou in moeilijke situaties een doeltreffende aanpak mogelijk maken, wat in het belang is van alle betrokkenen.

1.13

Het EESC beveelt aan dat de EU in het kader van haar internationale beleid soortgelijke fora opzet en samenwerking zoekt met internationale organisaties, om samen met de betrokken actoren van gedachten te wisselen over politieke kwesties en om strategieën uit te werken en ten uitvoer te brengen.

1.14

Het EESC pleit voor innoverende oplossingen als het om de nationale gezondheidsstelsels gaat, en constateert met voldoening de ontwikkelingen op het gebied van e-gezondheidszorg. Om ervoor te zorgen dat het subsidiariteitsbeginsel en de rechten van patiënten effectief worden nageleefd, dient men deze kwestie echter nader te bestuderen en naar nieuwe oplossingen te zoeken.

1.15

Het EESC betreurt het dat een strategie die elke burger van de EU aangaat, het moet stellen zonder eigen begroting. Met het oog op een efficiënte uitvoering van de nieuwe strategie stelt het Comité voor om de begroting van de EU nader onder de loep te nemen (3), om de projecten op het gebied van volksgezondheid in kaart te brengen en om te zorgen voor een evaluatie en follow-up alsmede voor een verdere harmonisering. Tijdens de gehele looptijd van de strategie dient ernaar te worden gestreefd om vanaf 2013, behalve projectgebonden subsidies, ook een stelsel van budgettaire financiering van nieuwe permanente activiteiten op te zetten.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

Gezondheid en een hoogwaardige gezondheidszorg maken deel uit van het Europese sociale model, dat is gebaseerd op een aantal essentiële waarden, zoals solidariteit, en dienen op oordeelkundige wijze verder te worden ontwikkeld (4).

2.2

Het recht op zeggenschap over de eigen geestelijke en lichamelijke gezondheid en toegang tot geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg behoren tot de grondrechten van de Europese burgers en fungeren als drijvende krachten achter een actief Europees burgerschap.

2.3

We dienen de belangen van de Europese burger voorop te stellen en samen te werken bij het opbouwen van een Europese gezondheids- en veiligheidscultuur.

2.4

Het is in de Europese Unie van primair belang, de strijd aan te binden met de armoede en iedereen toegang te bieden tot een hoogwaardige gezondheidszorg. Dit laatste is een essentiële voorwaarde voor een geslaagd gezondheidsbeleid en ook voor een verbetering van het concurrentievermogen (5).

3.   Inhoud van het witboek

3.1

De Europese Commissie heeft twee raadplegingsrondes over het thema gezondheid gehouden. Hieruit is gebleken dat men over het algemeen positief staat tegenover een nieuwe gezondheidsstrategie in Europa en een uitbreiding van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten ter verdere verbetering van de volksgezondheid in de EU.

3.2

Tijdens de openbare raadpleging zijn verschillende zeer belangrijke kwesties aan de orde gekomen:

de strijd tegen gezondheidsbedreigende factoren;

de ongelijkheden op gezondheidsgebied (die bijv. gendergerelateerd kunnen zijn);

het belang van voorlichting aan de burgers;

de kwaliteit en betrouwbaarheid van grensoverschrijdende gezondheidszorg;

de definiëring van de belangrijkste gezondheidsrisico's die gerelateerd zijn aan de levenswijze van mensen, zoals voeding, lichamelijke beweging, alcoholconsumptie, roken en geestelijk welzijn, en

de noodzaak om het Europese informatiesysteem verder te ontwikkelen ter ondersteuning van de Europese gezondheidsstrategie.

3.3

Het Lissabonverdrag, dat op 13 december 2007 werd ondertekend, voorziet in een uitbreiding en precisering van art. 152 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Het begrip „menselijke gezondheid” wordt vervangen door dat van „lichamelijke en geestelijke gezondheid”. Nieuw in het verdrag is dat nu mogelijkheden worden geschapen voor „de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid”.

3.4

In het witboek wordt de nadruk gelegd op een aantal overkoepelende waarden, zoals toegang tot hoogwaardige gezondheidszorg, rechtvaardigheid en solidariteit. De algehele strategie van de Commissie stoelt op vier pijlers:

gemeenschappelijke gezondheidswaarden;

gezondheid als het grootste goed;

gezondheid op alle beleidsgebieden, en

een grotere EU-inbreng in de wereldgezondheid.

3.5

Op basis hiervan formuleert de Commissie de drie belangrijkste doelstellingen voor de komende jaren:

gezondheidsbevordering in een vergrijzend Europa;

bescherming van burgers tegen bedreigingen van de gezondheid, en

ondersteuning van dynamische gezondheidsstelsels en nieuwe technologieën.

Ten slotte stelt de Commissie nog 18 specifieke acties voor om deze doelstellingen te verwezenlijken.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Het EESC onderschrijft de belangrijkste uitgangspunten van het witboek en staat positief tegenover het beginsel van „gezondheid op alle beleidsgebieden” (Health in all policies). Ter bevordering en tenuitvoerlegging van de strategie zullen de Commissie, de sociale partners, de maatschappelijke organisaties, de academische wereld en de media nauwer met elkaar moeten samenwerken.

4.2

Het EESC onderkent de drie voornaamste uitdagingen waarvoor de wereld zich op het gebied van gezondheid gesteld ziet: de strijd tegen micro-organismen, een gevaar dat steeds andere vormen aanneemt; de veranderende gewoontes en levenswijzen van de mensen, en de noodzaak om een en ander beter onder de aandacht te brengen en op zoek te gaan naar meer financiële middelen (6). De uitdagingen waarmee met name de EU wordt geconfronteerd en de mogelijkheden waarover zij beschikt om hieraan het hoofd te bieden, zijn:

de vergrijzing van de bevolking: een niet aflatende uitdaging met alle problemen op het gebied van diagnostiek, zorg en behandeling van dien;

bedreigingen van de gezondheid, zoals pandemieën van overdraagbare ziekten en bioterrorisme, die een toenemende bron van zorg vormen;

de klimaatverandering en de verborgen gevaren van de globalisering;

de dynamische ontwikkeling van nieuwe technologieën, die op haar beurt weer een even dynamische ontwikkeling van methoden ter bevordering van de gezondheid en ter preventie en behandeling van ziekten op gang brengt.

4.3

Voor het EESC is het belangrijk dat de betrokken actoren (overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties, m.n. representatieve patiëntenverenigingen en consumentenorganisaties) een actieve en cruciale rol spelen bij zowel het signaleren en oplossen van problemen als het aanleren van een gezondere levenswijze.

4.4

Het EESC betreurt het dat de sociale partners, de maatschappelijke actoren en de representatieve patiëntenverenigingen geen inspraak hebben gekregen. Verder zou er samenwerking met de verschillende overheden — op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau — dienen plaats te vinden in het kader van het sociaal partnerschap, terwijl er ook beslist doelmatig gebruik van de financiële middelen zal moeten worden gemaakt, wat nodig is om de gezondheidsstrategie te kunnen verwezenlijken en het economische succes van de Europese Unie te kunnen verzekeren.

5.   De gezondheid van de Europese burgers

5.1

Het EESC is het eens met de Commissie dat, in het kader van de tenuitvoerlegging van „Een agenda voor de burger”, de burgerrechten en de rechten van de patiënt centraal dienen te staan in het Europese gezondheidsbeleid. Om iedereen een goede gezondheid te garanderen moet de solidariteit tussen de mensen, die de drijvende kracht achter het Europese sociale model is, actief verder worden ontwikkeld (7).

5.2

Het EESC ondersteunt het idee van een actief Europees burgerschap op het terrein van gezondheid. Dit kan alleen gestalte krijgen als men zich bewust is van het belang van een gezonde levenswijze. Feit is echter dat, ondanks de inspanningen die tot nu toe zijn verricht door de EU en haar lidstaten, er nog altijd grote verschillen tussen de burgers zijn t.a.v. hun gezondheidstoestand (8), hun mogelijkheden om een gezond leven te leiden en de gelijkheid van behandeling (zeker als het gaat om mannen en vrouwen (9) en om achtergestelde of kwetsbare groepen). Het Comité dringt er bij de Commissie op aan dat ze, na te hebben vastgesteld met welke moeilijkheden deze groepen te kampen hebben, met voorstellen komt voor specifieke oplossingen en steunmechanismen en daarbij te streven naar meer samenwerking tussen de lidstaten. Verder moet, mede met het oog op de ontwikkeling van de leeftijdspiramide, steun worden gegeven aan programma's die speciaal bedoeld zijn om de gezondheid van ouderen te volgen en op peil te houden, wat positieve gevolgen zou hebben voor de samenleving als geheel.

5.3

Gezien de ongelijkheden binnen en tussen de lidstaten schaart het EESC zich achter de algemene doelstelling die inhoudt dat het gezondheidsbeleid dient bij te dragen tot vermindering en uitroeiing van armoede. Hoewel de gezondheidszorg steeds duurder wordt, mag dit beslist niet leiden tot een verlaging van het levenspeil of verpaupering van individuele burgers en gezinnen (noch binnen noch buiten de EU). Ook dienen er waarborgen te komen voor een toereikend aanbod van toegankelijke sociale en gezondheidsvoorzieningen, en voor een gelijke behandeling op het gebied van gezondheidszorg. Verder zal ervoor moeten worden gezorgd dat de gezondheidszorg voor iedereen betaalbaar en plaatselijk beschikbaar is. Het komt erop aan dat de kloof tussen arm en rijk in onze samenleving niet nog groter wordt.

5.4

Het EESC vindt dat alle Europese burgers zeggenschap dienen te hebben over hun eigen geestelijke en lichamelijke gezondheid en in gelijke mate recht hebben op lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg. In dit verband is het noodzakelijk dat speciale aandacht wordt besteed aan achterstandsgroepen, zoals personen die in een situatie van duurzame armoede verkeren, gemarginaliseerde groepen en mensen die om godsdienstige redenen maatschappelijk uitgesloten zijn. Bij het verbeteren van de volksgezondheid is het zaak dat meer aandacht wordt besteed aan de geestelijke gezondheid, met name als het om achterstandsgroepen gaat (10).

5.5

Om de EU en haar burgers de mogelijkheid te geven beter te functioneren, is het van wezenlijk belang dat de lidstaten meer doen om de interculturele dialoog te bevorderen, vooral als het gaat om het aanbod en het gebruik van gezondheidsdiensten. Wanneer het belang van culturele diversiteit en meertaligheid wordt erkend en hier steun aan wordt verleend, kan dit er in belangrijke mate toe bijdragen dat gezondheid in brede lagen van de bevolking de aandacht krijgt die het verdient, dat men elkaar meer gaat helpen (11) en dat men tijdiger een beroep gaat doen op medische dienstverlening ter voorkoming en behandeling van ziektes.

5.6

Het EESC verzoekt de Commissie voorstellen uit te werken die erop zijn gericht om het belang van een gezonde levenswijze onder de aandacht te brengen en dit aspect te integreren op alle beleidsterreinen van de EU. Gestreefd moet worden naar objectieve voorlichting over de geestelijke en lichamelijke gezondheid, die ook kansarmen, een groep die helaas almaar groter wordt, en burgers zonder internettoegang bereikt. In dit verband moet men bijv. denken aan samenwerking met publieke radio- en televisieomroepen voor het geven van informatie over de volksgezondheid en praktische gezondheidstips (vooral ter voorkoming van ziektes). Ook kan via deze media bijv. worden uitgelegd hoe men snel de weg kan vinden naar de verschillende medische instanties. Hetzelfde kan worden bereikt door gebruik te maken van communicatiemiddelen die toegankelijk zijn voor patiënten en gezondheidswerkers, zoals het Internet.

5.7

Het EESC benadrukt de toegevoegde waarde van het voeren van antirookcampagnes, het opstellen van gemeenschappelijke normen t.a.v. de etikettering van levensmiddelen, het verrichten van farmaceutisch onderzoek en het ontwikkelen van e-gezondheidszorg. Op verschillende gebieden kunnen uitwisseling van beste praktijken en prestatiebeoordeling een sleutelrol spelen bij het bevorderen van een efficiënt en doelmatig gebruik van de beperkte financiële middelen.

5.8

Het EESC onderkent het belang van een gezinsbeleid en van adequate opleidingen en steunmechanismen ter ontwikkeling van een gezondheidscultuur. Hierbij zou men in de eerste plaats kunnen denken aan steun voor vrouwen tijdens de zwangerschap (12). Het Comité stelt dan ook voor om ter bevordering van het Europese burgerschap een lange-termijncampagne, getiteld „Gezonde Europese burgers”, te lanceren.

5.9

Al is het EESC voorstander van een vrij verkeer van werknemers en erkent het de rechten van patiënten, toch wil het de Commissie eraan herinneren dat de reeds bestaande ongelijkheden op het gebied van gezondheid niet groter mogen worden tengevolge van de mobiliteit van patiënten en werknemers in de gezondheidszorg. Deze zouden juist verkleind moeten worden (13).

5.10

Het EESC is van mening dat het zonder toereikende en hoogwaardige sociale en gezondheidsvoorzieningen niet mogelijk is om in deze sectoren te zorgen voor een voldoende aantal goed opgeleide werknemers. Daarom moeten deze werknemers beter worden betaald en dient hun werk maatschappelijk en ethisch meer op waarde te worden geschat, zodat jongeren meer belangstelling krijgen voor deze beroepen. Het Comité toont zich bezorgd over de gezondheidstoestand van maatschappelijk werkers en medisch personeel, omdat hun gemiddelde leeftijd steeds hoger komt te liggen en ze vaak lijden onder burn-out en arbeidsstress. De beroepen in de sociale en gezondheidssector zullen dan ook moeten worden opgewaardeerd en er zal met nadruk moeten worden gewezen op de waardevolle bijdrage die werknemers in deze sector leveren aan de volksgezondheid.

5.11

Op nationaal niveau moet bewust worden gestreefd naar een vastberaden gezondheidsbeleid, dat slechts tot stand kan komen als er voldoende begrotingsmiddelen en/of middelen uit de sociale zekerheidsstelsels voor worden uitgetrokken. De lidstaten moeten immers niet alleen investeren in de welvaart van hun bevolking, maar ook in het welzijn van hun burgers en onderdanen.

6.   Grensoverschrijdende en mondiale kwesties

6.1

Het EESC is het eens met het standpunt dat de EU op het gebied van globalisering en gezondheid binnen en buiten zijn grenzen een belangrijke rol kan spelen bij het oplossen van wereldwijde gezondheidsproblemen, bij het zoeken naar Europese oplossingen voor rampen, pandemieën en nieuwe uitdagingen tengevolge van de klimaatverandering en bij het aanpakken van het tekort aan medisch personeel in de wereld door instelling van een speciaal compensatiefonds (14). De EU kan ook zorgen voor een toegevoegde waarde als het gaat om een betere toegang tot medicijnen.

6.2

De grensoverschrijdende bedreigingen voor de gezondheid, zowel de nieuwe als de reeds bestaande (HIV/AIDS), tonen in toenemende mate aan hoe groot de rol is die de EU hier kan spelen. Het gaat hier immers om problemen die niet op doeltreffende wijze kunnen worden aangepakt door afzonderlijke lidstaten (bijv. het probleem van toegang tot tritherapieën). We denken hier voornamelijk aan de bestrijding van overdraagbare ziekten, de versterking van de gezondheidsinspectie- en bescherming en de coördinering van het preventiebeleid.

6.3

Het EESC betreurt het dat de Commissie geen concrete voorstellen doet ter verbetering van de positie van de werknemers in de gezondheidszorg, zonder wie de Europese gezondheidsstrategie geen kans van slagen heeft. Niemand twijfelt aan het verband dat er is tussen het gebrek aan werknemers in de gezondheidszorg en de problemen tengevolge van ontoereikende of ontbrekende zorgfaciliteiten.

6.4

Het EESC hecht belang aan een ethische benadering van patiëntenrechten als het gaat om de relatie tussen de arts, de patiënt en alle andere werknemers in de gezondheidszorg. In een wereld die steeds verandert en zich verder ontwikkelt — men denke bijv. aan de dynamische ontwikkeling van medische technologie — zal er des te meer aandacht moeten zijn voor de ethische aspecten en de bescherming van persoonsgegevens, met name in het onderwijs en in het kader van levenslang leren.

6.5

Het EESC vestigt de aandacht op het toenemend tekort aan arbeidskrachten in de gezondheidszorg en de vergrijzing van deze beroepscategorie. Men zal zich bij het aanwerven van werknemers in deze sector dan ook moeten laten leiden door waarachtig ethische overwegingen. De situatie van gezondheidswerkers uit EU-lidstaten of derde landen vraagt ook om een adequaat beleid op het gebied van integratie, beroepsvaardigheden en salariëring. Er zal verder moeten worden nagedacht over de wijze waarop kan worden bevorderd dat gekwalificeerde gezondheidswerkers die zich als immigrant in een lidstaat gevestigd hebben, terugkeren naar hun land van oorsprong om daar te helpen met het opbouwen van het gezondheidsstelsel. Wat de migratie van gezondheidswerkers binnen de EU betreft, is het zaak dat de lidstaten erop toezien dat de vrijheid van dienstverlening op dit gebied niet leidt tot sociale dumping, met alle negatieve gevolgen van dien voor het verzorgend personeel, voor hun professionele niveau en uiteindelijk ook voor de patiënt.

7.   Goedkeuring en tenuitvoerlegging van de strategie

7.1

Het EESC betreurt het dat er niet voldoende objectieve, onderling vergelijkbare en analyseerbare gegevens zijn over de situatie van de Europese burgers. Er is geen enkel monitoringsysteem op grond waarvan vergelijkingen kunnen worden gemaakt tussen lidstaten of regio's. Ook de gegevens betreffende gezondheid en veiligheid op het werk zijn erg onvolledig en vertonen veel hiaten (15). In dit verband kan er een rol zijn weggelegd voor bepaalde agentschappen van de Europese Unie.

7.2

Het EESC beveelt aan om op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau meer werk te maken van het verzamelen van relevant statistisch materiaal en het ontwikkelen van indicatoren.

7.3

Het welslagen van de vernieuwde Lissabonstrategie hangt voor een groot deel af van de gezondheid en veiligheid van de mensen op de werkplek. Omdat een volwassen persoon een derde van zijn tijd doorbrengt op zijn werk, zijn de omstandigheden die daar heersen, buitengewoon belangrijk voor zijn of haar gezondheid. Gevaarlijke en gezondheidsbedreigende arbeidsomstandigheden kunnen leiden tot een verlies van 3 à 5 % op het BBP. Preventie is de belangrijkste manier om de gezondheid en veiligheid op het werk op de lange termijn te waarborgen. Het MKB, waar meer dan 80 % van de werknemers in dienst is, komt in aanmerking voor speciale steunmaatregelen, zij het op voorwaarde dat men zich houdt aan de afspraken in de collectieve arbeidsovereenkomsten. Deze bedrijven beschikken veelal over geringe mogelijkheden en financiële middelen (in vergelijking met multinationals). Het EESC vindt het jammer dat er t.a.v. de bescherming op de werkplek geen aandacht is voor zelfstandigen.

7.4

Het EESC is er voorstander van dat de gezondheidsstelsels in de lidstaten zodanig worden aangepast dat de kwaliteit van de dienstverlening erop vooruitgaat. Bij het terugdringen van ongelijkheden binnen en buiten de lidstaten moet de verantwoordelijkheid niet alleen bij de lidstaten liggen, maar moet ook worden gedacht aan de rol die de regio's hier te spelen hebben, al betekent dit geenszins dat het nationale niveau bevoegdheden zou moeten overhevelen. In dit verband spreekt het Comité zijn bijzondere teleurstelling uit over de in sommige lidstaten doorgevoerde hervormingen van de gezondheidsstelsels, die erop neerkomen dat de publieke ziektekostenverzekeringen worden beperkt en de zorg voor de volksgezondheid verregaand wordt geprivatiseerd.

7.5

Het EESC staat achter de doelstelling van de Commissie om het preventiebeleid te versterken en achter haar voornemen om zich in te zetten voor verbetering van de gezondheid van ouderen, kinderen en jongeren. Of hier iets van terechtkomt, zal in sterke mate afhangen van voorstellen voor actie op het gebied van roken, voeding, alcohol, geestelijke gezondheid (incl. ziekte van Alzheimer) en vroegtijdige herkenning van kanker (16).

7.6

Het EESC is ingenomen met de technologische ontwikkelingen. Het is er echter niet van overtuigd dat de voorgestelde oplossing van e-gezondheid een garantie is dat wordt voldaan aan de eisen op het gebied van gelijke kansen. Eigenlijk weten we nog niet wat de betrokken vakmensen hiervan vinden. Enerzijds mag men zich beroepen op kostenbesparingen en het voordeel van een meer individuele aanpak, anderzijds wordt er niet duidelijk gemaakt hoe de rechten van de patiënten worden gegarandeerd en welke bevoegdheden de lidstaten hebben bij het ontwikkelen en monitoren van de gezondheidszorg.

7.7

Het EESC is voorstander van meer samenwerking met internationale organisaties en nieuwe gemeenschappelijke initiatieven. Omdat de EU een sleutelrol speelt op het gebied van internationale hulpverlening, pleit het EESC voor versterking van de samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

7.8

De EU kan alleen bijdragen aan de verwezenlijking van de WHO-doelstellingen voor de 21ste eeuw als ze effectief samenwerkt met de lidstaten, de organen van de Verenigde Naties, het WHO zelf, de IAO, andere internationale organisaties en de Internationale Organisatie voor Migratie. Ook de betrekkingen met internationale financiële instellingen als het IMF en de Wereldbank moeten worden geïntensiveerd, terwijl op internationaal niveau de oprichting van discussiefora met deelneming van de sociale partners, de beroepsorganisaties en het maatschappelijk middenveld (m.n. patiënten- en consumentenorganisaties) moet worden gestimuleerd.

7.9

Gelet op de meer prominente rol die de EU op het wereldtoneel speelt, is het EESC van mening dat het, voorzover in overeenstemming met de eigen bevoegdheden, zelf ook een actievere rol zou kunnen spelen in internationale debatten over verschillende kwesties. Hierbij kan bijv. worden gedacht aan de nieuwe uitdagingen tengevolge van de klimaatverandering en de implicaties ervan voor de menselijke gezondheid.

7.10

De gezondheidsstrategie zal permanent een prioriteit in het Europese nabuurschapsbeleid en het internationale beleid van de EU moeten zijn, waarbij in de eerste plaats kan worden gedacht aan gemeenschappelijke acties om het hoofd te bieden aan nieuwe gezondheidsbedreigingen en pandemieën, aan de gevolgen van rampen en aan nieuwe problemen voor de gezondheid door de klimaatverandering en andere factoren.

8.   Financiële middelen

8.1

Het EESC dringt erop aan dat de gezondheidsstrategie in alle beleidsonderdelen van de EU in aanmerking wordt genomen. Er moet worden gezorgd voor de nodige hulpbronnen, want in het witboek staat aangegeven dat er binnen de begroting geen enkele ruimte is voor aanvullende middelen. Om te zorgen voor een efficiënte financiering van de projecten en mede vanuit een oogpunt van continuïteit van het EU-beleid zou het goed zijn om voor elke taak een aparte doorlopende begrotingslijn op te stellen (17).

Brussel, 18 september 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Conclusies van de Raad betreffende de gemeenschappelijke waarden en beginselen van de gezondheidsstelsels van de Europese Unie (2006/C 146/01).

(2)  Zoals het Europees Bureau voor de grondrechten in Wenen, het Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk in Bilbao en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding in Stockholm.

(3)  Zie EESC-advies van 12 maart 2008 over „De hervorming van de EU-begroting en de toekomstige financiering” (rapporteur: Florio — PB C 204, 9 augustus 2008).

(4)  Zie EESC-advies van 6 juli 2006 over „Sociale samenhang: inhoud geven aan een Europees sociaal model” (initiatiefadvies — rapporteur: Ehnmark), gepubliceerd in PB C 309, 16 december 2006.

(5)  Zie EESC-advies over de „Uitvoering van de Lissabonstrategie: stand van zaken en perspectieven”.

(6)  Toespraak van mevrouw CHAN, directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie, gericht tot het Regionaal Comité voor Europa (Belgrado, 18 september 2007).

Zie http://www.who.int/dg/speeches/2007/20070918_belgrade/en/index.html.

(7)  Zie EESC-advies van 26 september 2007 over „Patiëntenrechten” (initiatiefadvies — rapporteur: Bouis), gepubliceerd in PB C 10 van 15 januari 2008.

(8)  Zie effectbeoordeling: in Italië verkeren mannen gemiddeld tot hun 71ste in goede gezondheid, in Hongarije tot hun 53ste.

(9)  Zie EESC-advies van 13 september 2006 over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — „Een routekaart voor de gelijkheid van mannen en vrouwen” (rapporteur: Attard), gepubliceerd in PB C 318 van 23 december 2006).

(10)  Zie EESC-advies van 17 mei 2006 over het Groenboek „De geestelijke gezondheid van de bevolking verbeteren — Naar een strategie inzake geestelijke gezondheid voor de Europese Unie” (rapporteur: Bedossa), gepubliceerd in PB C 195 van 18 augustus 2006.

(11)  Zie EESC-advies van 20 april 2006 over het „Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees jaar van de interculturele dialoog (2008)” (rapporteur: Cser), gepubliceerd in PB C 185 van 8 augustus 2006.

(12)  Het Hongaarse verpleegstersnetwerk, dat kinderen en hun gezinnen bijstaat vanaf de conceptie tot de leeftijd van 18 jaar, kan hier als voorbeeld worden genoemd.

(13)  Zie EESC-advies van 27 oktober 2004 over de Mededeling van de Commissie„Follow-up van het denkproces op hoog niveau over de mobiliteit van patiënten en de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de Europese Unie” (rapporteur: Bedossa), gepubliceerd in PB C 120 van 20 mei 2005.

(14)  Zie EESC-advies van 11 juli 2007 over „Gezondheid en migratie” (verkennend advies — rapporteurs: Cser en Sharma), gepubliceerd in PB C 256 van 27 oktober 2007.

(15)  Zie EESC-advies van 29 mei 2008 over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Verbetering van de arbeidskwaliteit en -productiviteit: communautaire strategie 2007-2012 voor de gezondheid en veiligheid op het werk” (rapporteur: Cser — PB C 224 van 30 augustus 2008).

(16)  Zie EESC-advies van 30 mei 2007 over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade” (rapporteurs: Van Turnhout en Janson), gepubliceerd in PB C 175 van 27 juli 2007), en het EESC-advies van 28 september 2005 over „Obesitas in Europa — rol en verantwoordelijkheid van de partners uit het maatschappelijk middenveld” (initiatiefadvies, rapporteur: Sharma), gepubliceerd in PB C 24 van 30 januari 2006.

(17)  Zie EESC-advies van 5 juli 2006 over het „Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (//EG, Euratom)” (rapporteur: Cser), gepubliceerd in PB C 309 van 16 december 2006.