31.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 77/63


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake creatieve online-inhoud in de interne markt

COM(2007) 836 final

(2009/C 77/16)

De Europese Commissie heeft op 3 januari 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's inzake creatieve online-inhoud in de interne markt

De afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 juli 2008 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Retureau.

Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 september 2008 gehouden 447e zitting (vergadering van 18 september 2008) onderstaand advies uitgebracht, dat met 115 stemmen voor en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Consumentenrechten

1.1.1

Het EESC vindt dat consumenten zo goed mogelijk moeten worden beschermd. Daarom kijkt het verwachtingsvol uit naar de aangekondigde Gids voor consumenten en gebruikers van informatiemaatschappijdiensten.

1.1.2

In deze gids zou volgens het EESC in ieder geval het volgende aan de orde moeten komen:

neutraliteit van het net, om de consument meer keuzevrijheid te bieden;

adequate bescherming van persoonsgegevens en een hoog niveau van veiligheid van de elektronische omgeving;

bevordering van vrijwillige regelgeving en betrouwbaarheidskeurmerken voor elektronische handel;

de vraag in hoeverre consumentenrechten in de digitale omgeving toepasbaar zijn, waarbij nader moet worden ingegaan op toegangsrechten, universele dienstverlening en bescherming tegen oneerlijke handelspraktijken;

vaststelling van kwaliteitscriteria voor onlinediensten;

uitwerking van een eenvoudig Europees onlineformulier om frauduleuze acties te melden;

invoering van een onlinesysteem voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

1.2   Interoperabiliteit

1.2.1

Het EESC onderstreept dat interoperabiliteit een cruciale economische factor vormt. Het stelt bovendien vast dat open normen essentieel zijn om interoperabiliteit te bevorderen en dat zij de veiligheid en betrouwbaarheid ten goede komen.

1.2.2

Door het voortdurende gebrek aan interoperabiliteit worden de Europese burgers bij de toegang tot apparatuur, diensten en inhoud beperkt, moeten zij hogere prijzen betalen voor de apparatuur en wordt tegelijkertijd de keuze aan apparatuur beperkt, waardoor ze worden gedwongen om overbruggingsoplossingen te gebruiken, omdat bepaalde partijen onnodige technische verschillen te baat nemen om monopolistische markten te creëren.

1.2.3

Volgens het EESC is het idee van Europawijd compatibele systemen voor het beheer van digitale rechten (DRM (1)) niet zo goed als het lijkt. Hiermee worden namelijk meer problemen veroorzaakt dan opgelost en zouden sommige ontwerpers kunnen worden uitgesloten van onlineverspreiding. Bovendien blijkt uit de zonering dat de inhoudsmarkt gemondialiseerd is, zodat de vrijheid van de gebruikers beperkt is.

1.3

Volgens het EESC zal de markt aanzienlijk worden verstoord als alle soorten digitale gegevensdragers of geheugenapparatuur lukraak, met grote verschillen tussen de lidstaten, worden belast.

1.4

De strafrechtelijke maatregelen en uitzonderingsprocedures in het kader van het wetsontwerp „Olivennes” in Frankrijk gaan veel verder dan de WTO-vereisten uit de overeenkomst die in 1994 in Marrakech is gesloten. Zoals het Hof van Justitie in zijn arrest in de zaak Promusicae heeft aangegeven, moet bij de keuze van de middelen die gebruikt worden om het auteursrecht na te leven het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen, en gaat het erom een juist evenwicht te vinden tussen enerzijds rechten en vrijheden en anderzijds de belangen die er spelen.

1.5

Tegen deze achtergrond is het EESC benieuwd naar de aanbeveling die de Commissie over creatieve online-inhoud wil opstellen, zodat het zich concreet kan uitspreken over transparantie (etikettering) en over nieuwe vormen voor het vaststellen en beheren van digitale rechten op Europees niveau, de bevordering van vernieuwende regelingen voor de verspreiding van creatieve online-inhoud, en het zoeken naar doeltreffende middelen om een einde te maken aan illegaal kopiëren voor commerciële doeleinden en alle andere vormen van piraterij.

2.   Het Commissievoorstel

2.1

De Mededeling van de Commissie en de daarin aan de orde gestelde kwesties hebben vooral betrekking op:

het reguleren en harmoniseren van een Europese markt voor creatieve online-inhoud;

Europees auteursrecht en aanverwante rechten; gebiedsoverschrijdende licenties; betere bescherming van literaire et artistieke eigendomsrechten;

interoperabele Europese DRM's, al naar gelang de gegevensdragers, in het bijzonder voor online-inhoud;

waarborging van de veiligheid van communicatie-uitingen en financiële regelingen en bestrijding van piraterij en oplichterij, teneinde het vertrouwen in de digitale economie te vergroten en de ontwikkeling van onlinediensten mogelijk te maken;

het belangrijkste probleem voor de toekomst betreft ongetwijfeld het particuliere kopiëren, waarover het laatste woord in Europa nog lang niet is gezegd. De desbetreffende wetgeving loopt per EU-lidstaat aanzienlijk uiteen.

2.2

Volgens het 41 pagina's tellende werkdocument van de diensten van de Commissie, dat los van de Mededeling en alleen in het Engels is gepubliceerd (2), moet er in het EU-beleid — gezien de grensoverschrijdende aard van onlinecommunicatie en van de nieuwe bedrijfsmodellen die de nieuwe technologie vereist — naar worden gestreefd om deze nieuwe modellen snel ingang te doen vinden zodat inhoud en kennis online kan worden verspreid. Bij onlineverspreiding van „creatieve inhoud” gaat het om inhoud en diensten zoals audiovisuele media online (film, tv, muziek, radio), onlinespelletjes, onlinepublicaties, educatieve online-inhoud en inhoud die gegenereerd wordt door gebruikers (sociale netwerken, blogs, etc.).

2.3

Het voornaamste doel, dat al in het initiatief i2010 (3) werd aangegeven, is de totstandbrenging van een Europese informatieruimte. De destijds in kaart gebrachte knelpunten bestaan nog steeds, terwijl de technologische platforms voor de verspreiding van informatie steeds uitgebreider en diverser worden.

2.4

Het vertrouwen in de digitale economie blijft problematisch. Terugkerend vraagstuk hierbij is de mate waarin hardware, diensten en platforms interoperabel zijn. Er wordt wel beweerd dat het met de criminalisering van bestandenuitwisseling via „peer to peer” (P2P)- of „Bittorrent”-software en met de draconische regelingen inzake intellectuele-eigendomsrechten niet mogelijk is om een klimaat van vertrouwen te scheppen, temeer daar de enorme toename van door gebruikers gecreëerde inhoud, waarmee hun rol in de digitale economie er een dimensie bij krijgt, het overheidsbeleid op tal van gebieden, zoals vertrouwen en veiligheid, voor nieuwe uitdagingen plaatst.

2.5

Het gebruik van DRM's stuit op felle kritiek van de consumentenbonden, die van mening zijn dat wezenlijke consumentenrechten hiermee worden geschonden. Ook brengen DRM's gevaren op het vlak van gegevensbescherming met zich mee en zijn zij voor de gebruikers niet makkelijk te beheren. Het gebruik van DRM's wordt door sommige vertegenwoordigers van de industrie echter verdedigd; zij zeggen dat de interoperabiliteitsproblemen door hardwarefabrikanten en softwareontwikkelaars worden veroorzaakt.

2.6

Nationale marktdeelnemers hebben op de wereldmarkt te maken met de taaldiversiteit, de beperkte omvang van bepaalde markten en de verscheidenheid aan nationale licentieregels. Internetaanbieders steunen gebiedsoverschrijdende licenties en regelingen, maar in andere sectoren van de industrie is men hier geen voorstander van. Door nationale licenties kunnen auteurs beter beloond worden. Een aanzienlijk aantal instanties voor de inning van rechten is echter in verschillende landen werkzaam. Naast muziekorganisaties zouden ook exploitanten van mobiele netwerken graag zien dat de inning van rechten wordt vereenvoudigd.

2.7

Voorts hekelen internetaanbieders dat er uiteenlopende regelingen voor het innen van de rechten op privékopieën bestaan, dat de desbetreffende bedragen uiteenlopen en dat de regels steeds logger en gecompliceerder worden. Zij betwijfelen of deze regelingen wel nut hebben in het licht van het gebruik van DRM's.

2.8

Doordat er geen inhoud voor onlineverspreiding beschikbaar is, de markt versnipperd is en er uiteenlopende contracten voor verscheidene exploitatievormen bestaan, wordt het snel online zetten van creaties bemoeilijkt en de ontwikkeling van diensten ernstig vertraagd.

2.9

Uit het werkdocument van de Commissie, waarin de uitkomsten van twee raadplegingen zijn verwerkt, blijkt welke uiteenlopende belangen er op het spel staan. De Commissie zou niettemin graag zien dat er ten aanzien van (omstreden) kwesties als gebiedsoverschrijdende licenties en Europees auteursrecht vooruitgang wordt geboekt, dat met name interoperabele DRM's algemeen ingang vinden en dat er een echte Europese markt ontstaat die de culturele diversiteit weerspiegelt.

2.10

Het is de bedoeling dat de inkomsten die gegenereerd worden door de Europese markt voor online-inhoud (muziek, film, games …) tegen 2010 zullen verviervoudigen, van 1,8 miljard euro in 2005 tot 8,3 miljard euro in 2010.

3.   Opmerkingen

3.1

Internet brengt het gevaar met zich mee dat goederen en diensten in digitale vorm verzameld of gedistribueerd worden volgens methoden waarbij de immateriële-eigendomsrechten van auteurs en distributeurs van creatieve online-inhoud worden geschonden, dat de privacy wordt aangetast en dat er nieuwe vormen van fraude tegen ondernemingen en particulieren ontstaan. Het EESC is zich hier terdege van bewust.

3.2

Heeft men het over creatieve inhoud die illegaal op internet wordt gezet, dan gaat het vooral om moderne muziek en steeds vaker ook om, audiovisuele werken, alsook software van allerlei aard. Dit verschijnsel heeft een zeer hoge vlucht genomen tijdens de periode waarin de distributeurs geen enkel bedrijfsmodel voorstelden dat rekening hield met de nieuwe mogelijkheden om immateriële eigendomsrechten te schenden. Er waren ook regels nodig voor het internetgebruik onder jongeren; geen enkele instantie heeft hiertoe het initiatief genomen, zodat er op dit punt nog steeds heel wat werk aan de winkel is.

3.3

De eerste reacties waren soms extreem en soms ook, maar minder vaak, laks. Over het algemeen hebben de distributeurs maatregelen genomen om kopiëren tegen te gaan (via zgn. „DRM”); tegelijk eisten zij financiële vergoeding voor de houders van rechten en uiterst afschrikwekkende strafmaatregelen, die in de praktijk evenwel onuitvoerbaar waren gezien de omvang van de fraude, behalve in gevallen van massale namaak, hoofdzakelijk afkomstig uit Oost-Europa en Azië. Sommige personen zijn bestraft om als afschrikwekkend voorbeeld te dienen; in feite kan de afschrikkende werking moeilijk gemeten worden, aangezien er geen onafhankelijk onderzoek en realistische cijfers zijn over de verliezen die het gevolg zijn van namaak.

3.4

Het Comité is enigszins verbaasd over het voorstel van de Commissie om interoperabele „Europese” DRM-systemen te creëren voor online verspreide inhoud. Wat muziek betreft, gaat het al om miljoenen titels die toegankelijk zijn op commerciële sites zonder DRM, die geleidelijk aan zullen verdwijnen. De distributiefirma's werken aan verschillende distributiesystemen voor deze soort inhoud, met inbegrip van de mogelijkheid om direct, zonder registratie, te luisteren of om een speciaal abonnement te nemen waarmee een aantal werken kunnen worden gedownload, waarbij het gratis karakter gepaard gaat met „verplichte” reclame, enz.

3.5

Materiële bescherming op mobiele dragers of zelfs terminals, wordt ondertussen meer beschouwd als obstakel voor „fair use” dan als doeltreffende bescherming tegen piraten; zij kan ook leiden tot verticale integratie (sites, codering voor de eigenaar met een zekere mate van kwaliteitsverlies, beschermde afspeelapparatuur: het distributiesysteem van Apple met codering AAC en iPod of iPhone), een systeem dat mededinging ondermijnt. Een vaak gebruikte bescherming, met name voor software of spelletjes, of sommige onlinepublicaties, gaat uit van een digitale sleutel die toegang verschaft, bestemd voor de koper nadat hij per eenheid betaald heeft of zich voor een bepaalde duur geabonneerd heeft: dit systeem is tamelijk doeltreffend, en is al wijdverbreid.

3.6

Geïntegreerde en interoperabele digitale DRM-systemen lijken het Comité in de praktijk achterhaald; het zou ongetwijfeld veel beter zijn om nauwlettend toe te zien op de ontwikkelingen in de verschillende marktsectoren voor online-inhoud, die gunstig lijken uit te pakken voor de bescherming van auteurs- en aanverwante rechten, met name op basis van adequate gedragscodes en realistische bedrijfsmodellen  (4), in plaats van een tijdelijke en snel veranderende situatie vast te leggen door middel van een Europees initiatief.

3.7

Voor het auteursrecht en aanverwante rechten vormen de bestaande internationale overeenkomsten en verdragen een in beginsel gemeenschappelijke rechtsgrondslag, zowel voor de lidstaten als in de betrekkingen met derde landen. Maar in de praktijk blijven er verschillen bestaan, ondanks het communautaire recht. Het voorstel voor een „Europees auteursrecht” voor de interne markt zou de bescherming dan ook in alle lidstaten automatisch maken en voor een uniforme bescherming zorgen, zodra deze rechten in één lidstaat erkend zijn.

3.8

In het internettijdperk en de kennismaatschappij moet er een daadwerkelijk evenwicht worden gevonden tussen het algemene en particuliere belang. Auteurs en distributeurs hebben recht op een billijke vergoeding. De lezer, luisteraar en gebruiker moet legaal verworven inhoud zinvol kunnen gebruiken, in de privé-omgeving, de openbare ruimte en in onderwijsinstellingen van verschillend niveau.

3.9

In sommige landen is het strafrecht dat het auteursrecht beschermt zeer streng en voorziet het in buitensporige sancties voor privépersonen die er geen commercieel gebruik van maken, terwijl de gebruiksrechten en rechten voor privékopieën beperkt zijn; daarentegen lijken de opsporingsmethoden waarmee internetproviders te maken krijgen, die nuttig kunnen zijn voor de terrorismebestrijding, onevenredig; ook kunnen zij een inbreuk vormen op de privacy in een wettelijk kader dat uitsluitend gunstig is voor de distributeurs. Wellicht wordt dit type wetgeving uiteindelijk ter discussie gesteld in het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg, dat waakt over de bescherming van de privacy. Het Europese Hof van Justitie te Luxemburg roept er op zijn beurt toe op dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen en dat er een evenwicht wordt gevonden tussen de diverse op het spel staande rechten (zie het arrest Promusicae).

3.10

Bovendien heffen dezelfde landen vaak een belasting op alle vormen van digitale dragers, door ze te beschouwen als instrumenten voor piraterij, ongeacht het gebruik waarvoor zij bedoeld zijn. Hoewel deze belasting vaak wordt aangeduid als „heffing voor privékopieën” leidt zij toch tot aanzienlijke opbrengsten, waarvan de verdeling soms verre van transparant is. Deze benadering, waarbij elke privékopie of kopie voor „fair use” wordt gezien als een inbreuk op de auteurs- en aanverwante rechten, is onaanvaardbaar voor de eerlijke gebruikers van ICT, d.w.z. de overgrote meerderheid, en voor ondernemingen die gegevensdragers voor andere doeleinden gebruiken dan het kopiëren van liedjes en spelletjes. Dergelijke heffingen zouden ten minste moeten worden beperkt en in verhouding moeten staan tot de werkelijke kosten voor de opslag van digitale eenheden (percentage van de verkoopprijs van de gegevensdrager gedeeld door de totale capaciteit, uitgedrukt in gigabyte bijv., aangezien er tussen de gegevensdragers grote verschillen bestaan).

3.11

De rechten van de diverse belanghebbenden moeten worden geëerbiedigd, maar met inachtneming van de vigerende richtlijnen en volgens het beginsel van evenredigheid, zoals het Hof van Justitie in zijn arrest „Promusicae” duidelijk heeft gesteld (5).

4.   Nadere opmerkingen van het Comité

4.1

Het Comité deelt het standpunt dat interoperabiliteit, die onontbeerlijk is voor vrije mededinging, slechts kan worden bereikt als de consument het apparaat van zijn keuze kan gebruiken om een bepaald werk af te spelen. Hiertoe moeten alle werken worden gecodeerd via open, algemeen toegankelijke standaards. Elk DRM-systeem verhindert evenwel automatisch het afspelen van een werk op enige gegevensdrager (hard- of software) waarvoor de DRM-producent uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. DRM-systemen berusten per definitie op het geheime karakter van hun gesloten formats, waarvan de technische specificaties niet vrij toegankelijk zijn. Door de DRM-producent niet goedgekeurde en niet gecertificeerde systemen zijn dus van alle mededinging uitgesloten. Tot nu toe bestaat er overigens nog geen DRM-systeem dat op open standaards berust. Deze oplossing vergt een complex systeem van uitwisselbare licenties en sommige makers van inhoud zouden van de markt uitgesloten kunnen worden omdat zij bijv. geen DRM gebruiken. Een complete sector die digitale inhoud schept, inclusief wetenschappelijke instituten en onderzoekscentra, universiteiten, makers van freeware en makers van inhoud die met alternatieve licenties werken, zou uitgesloten kunnen worden van de markt als die slechts commerciële inhoud toelaat. Dit lijkt in te druisen tegen het idee van de informatie- en kennismaatschappij, ten aanzien waarvan Europa een voortrekkersrol wil vervullen.

4.2

Geen van deze veronderstellingen is bevredigend, bijv. voor de invoer van werken en inhoud uit derde landen naar de EU en voor de uitvoer uit de EU naar derde landen. Europese DRM-software zou ook verenigbaar moeten zijn met die van externe markten, die vaak veel actiever zijn op audiovisueel gebied. DRM zet de deur open voor concurrentievervalsend gedrag en voor pogingen tot verticale integratie in de multimediasector. De software van bijv. iTunes van Apple, dat DRM gebruikt en een eigen code, dwingt er in de praktijk toe om een iPod of iPhone als afspeelapparatuur te gebruiken.

4.3

Door slechts de API (application programmer's interface) van DRM-software bekend te maken, en niet het gehele bronprogramma, waartoe sommige distributeurs zeker geneigd zouden kunnen zijn, blijft het risico bestaan dat het niet tot daadwerkelijke interoperabiliteit komt.

4.4

Piraten slagen er zeer snel in om wat voor beschermingssysteem dan ook te omzeilen of te reproduceren; zozeer dat distributeurs van inhoud geen vertrouwen meer hebben in DRM en op zoek zijn naar nieuwe commerciële distributiemodellen, zoals forfaitaire abonnementen, gratis luisteren, maar betalen om het werk te verkrijgen, toevoegen van reclame, enz. Men dient vertrouwen te hebben in de markt, in plaats van in de consternatie overhaast met wetgeving te komen, zoals in Frankrijk gebeurt, waar de wetteksten over elkaar heen buitelen en aanleiding geven tot elkaar tegensprekende jurisprudentie. De druk van de lobbies van de grote spelers (de wereldwijd actieve „majors”: vijf beheersen de markt voor muziek en liedjes, zes of zeven de audiovisuele markt) heeft er tot nu toe tot geleid dat sommige landen het recht op particuliere kopieën hebben afgeschaft en dat het uitwisselen van bestanden tussen particulieren in de criminele sfeer wordt getrokken. Met het laatste Franse wetsontwerp is deze doodlopende weg van repressieve overdrijving ingeslagen.

4.5

Zoals het Comité in eerdere adviezen al heeft gesteld, moet het strafrecht slechts van toepassing zijn op namaak met commercieel oogmerk (productie en distributie, soms via maffiose organisaties); in sommige landen is het heel makkelijk, ook op open markten, om aan nagemaakte software, muziek of audiovisuele opnamen te komen; er vindt namaak plaats in Europa, maar het merendeel van de kopieën komt uit Azië. In de eerste plaats moeten deze massale en commerciële imitaties worden bestreden en bestraft; tegelijkertijd moeten politie en justitie samenwerken om deze internationale criminele netwerken te ontmantelen.

4.6

Er dient in de eerste plaats meer informatie te worden verstrekt over het recht van auteurs en producenten op een billijke beloning voor hun werk (vooral de auteurs worden vaak afgescheept met een klein deel van de geïnde rechten); dit gezien de omvang van de uitwisselingen, met name onder jongeren.

4.7

Niet bij alle massale uitwisselingen van bestanden gaat het per definitie om bestanden die beschermd zijn door immateriële financiële rechten. Het kan gratis uitwisselingen en publicaties van diverse inhoud betreffen (resultaten van experimenten en wetenschappelijk werk, werken die onder niet-beperkende licenties vallen voorzover het het kopiëren of verspreiden betreft).

4.8

Volgens het in Frankrijk in behandeling zijnde wetsvoorstel moet echter het hele netwerk worden bekeken en bewaard tijdens een lange termijn, inclusief de persoonlijke gegevens van de internetgebruikers. Deze gegevens moeten toegankelijk zijn voor vertegenwoordigers van de „majors”, terwijl, als een dergelijk systeem wordt ingevoerd, slechts overheidsinstanties met een gerechtelijk bevel toegang tot deze gegevens zouden mogen hebben.

4.9

Het recht op privékopieën wordt een uitzondering, onderworpen aan forse beperkingen in „contracten” die providers van inhoud uitwerken, in moeilijk te begrijpen termen, en die indruisen tegen impulsaankopen, waartoe consumenten vaak overgaan.

4.10

Profiteren professionele auteurs en distributeurs in de praktijk als enigen van zo'n overdreven wetsbescherming, de individuele producenten van inhoud, of de bij het grote publiek nog onbekende artiesten, de gebruikers van alternatieve licenties (GPL, LGPL, creative commons, enz.; er zijn zo'n 50 varianten) genieten geen enkele vorm van bescherming, hoewel deze licenties onder het auteursrecht vallen en niet noodzakelijk gratis zijn; om een klacht tegen namaak in te dienen moeten zij eerst naar een rechtbank, wat grote ongelijkheid voor de wet betekent, tussen grote, transnationale distributeurs en kleine ondernemingen of privépersonen.

4.11

Het Comité acht het dan ook fundamenteel dat de wetgeving bescherming van bonafide consumenten en een billijke beloning voor het werk van de auteurs garandeert.

4.12

De bepalingen ter beperking van het gebruik van een wettelijk verworven licentie en de toegang tot persoonlijke gegevens door vertegenwoordigers van de „majors” druisen in tegen de nagestreefde doelstellingen, want de „commerciële” vervalsers zullen alle technische belemmeringen weten te omzeilen en hun sporen op het net weten te verhelen; in feite kan slechts de legale of illegale uitwisseling van gegevens door internetgebruikers zonder commercieel oogmerk worden gecontroleerd, ook al is een groot deel van deze uitwisselingen illegaal en moeten deze bestreden worden met middelen die zijn afgestemd op het massale karakter ervan. Enkele veroordelingen „om een voorbeeld te stellen” en de publiciteit eromheen om sommige internetgebruikers te „ontmoedigen” zullen niet toereikend zijn om dit probleem op te lossen, omdat de pakkans statistisch gezien heel klein is en bijv. jongeren, die niet beseffen welke schade ze hun favoriete artiest berokkenen, geen angst inboezemt.

4.13

Het langdurig bewaren van persoonlijke gegevens van alle internetgebruikers door de internetproviders is op zich een ernstige inbreuk op de privacy van die gebruikers; is dit absoluut nodig om het auteursrecht en aanverwante rechten te doen naleven, of is dit gezien het nagestreefde doel buitenproportioneel? Zijn deze rechten zo absoluut dat ze een permanente schending van de privacy van alle internetgebruikers vergen?

4.14

Deze gegevens kunnen eventueel dienen voor de bestrijding van terrorisme, maar in ieder geval moeten de internetgebruikers wettelijke garanties inzake de vertrouwelijkheid van hun verbindingen genieten. Deze garanties kunnen evenwel in geval van een dominerend algemeen belang worden opgeheven door een overheidsinstantie met een wettelijk mandaat en met een welomschreven doel en binnen het kader van het wettelijk bevel.

4.15

Sommige manieren van het gebruik van gegevens voor kennis- en analysedoeleinden kunnen onder bepaalde voorwaarden generiek worden toegestaan, met name als de gegevens anoniem worden verwerkt. Wat daarentegen verboden zou moeten worden is het combineren van op naam gestelde bestanden, het verzamelen van op naam gestelde gegevens om „profielen” te maken voor doeltreffendere reclame en het bewaren en combineren met de lijst van trefwoorden die wordt gebruikt in zoekmachines en andere, reeds gebruikte praktijken, die met name de „majors” en andere grote ondernemingen ten goede komen, praktijken die ook de privacy van de burger schenden.

4.16

In tal van landen wordt op alle gegevensdragers, vast of mobiel, belasting geheven, die uitsluitend ten goede komt aan de houder van de rechten (vooral van audiovisuele inhoud), inclusief op dragers die niet voor zulk gebruik bestemd zijn; in dit systeem wordt elke gebruiker van ongeacht welke digitale drager als een potentiële piraat beschouwd. Sommige categorieën gebruikers zouden moeten worden vrijgesteld, met name ondernemingen. De aanbieders van breedband echter, die hun netwerk hebben ontwikkeld via illegaal gebruik, dat in sommige gevallen mogelijk was, zou een geringe belasting kunnen worden opgelegd, gerelateerd aan de intensiteit van het verkeer tussen privépersonen, om bij te dragen aan instanties die de auteursrechten innen en nieuwe inhoud promoten. Afgezien van de kosten voor het innen en herverdelen zouden de lidstaten deze belasting niet, ook niet gedeeltelijk, voor eigen doeleinden mogen bestemmen.

4.17

Het voorbeeld van Scandinavische landen, met name Zweden, voor het beheer van de rechten zou eerder gevolgd moeten worden dan de Franse wetgeving en wetsvoorstellen, die onevenwichtig zijn en weinig overtuigend ten aanzien van steun aan jonge makers van inhoud en het MKB.

4.18

Na een redelijke periode waarin exclusieve rechten zijn gegarandeerd, zou een algemeen systeem zoals in Zweden kunnen worden ingevoerd.

4.19

Bij de behandeling van de ontwerprichtlijn voor de bescherming van intellectuele eigendomrechten (IE-LAE: industriële eigendom, literaire en artistieke eigendom en andere aanverwante rechten of rechten die ad hoc erkend en beschermd worden in de Unie) bepleitte het Comité reeds een ferme maar redelijke aanpak van de strijd tegen namaak voor commerciële doeleinden.

4.20

Het WTO op zijn beurt waarschuwde in de Overeenkomst inzake intellectuele-eigendomsrechten tegen eventueel misbruik door de eigenaren van deze rechten, die de mededinging zouden kunnen beperken of tegen het algemeen belang zouden kunnen indruisen.

4.21

„Doelstellingen: De bescherming en handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom dient bij te dragen aan de bevordering van technologische vernieuwing en aan de overdracht en verspreiding van technologie, tot wederzijds voordeel van producenten en gebruikers van technologische kennis en op een wijze die bevorderlijk is voor het sociaal en economisch welzijn, en aan een evenwicht tussen rechten en verplichtingen.”

4.22

„Beginselen: Passende maatregelen, mits in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst, kunnen nodig zijn ter voorkoming van misbruik van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom door bezitters van die rechten of van het toevlucht nemen tot gedragingen die het handelsverkeer op onredelijke wijze beperken of de internationale overdracht van technologie nadelig beïnvloeden.”

4.23

De voorgaande opmerkingen van het Comité, reeds vervat in zijn advies van 29 oktober 2003 (6), over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen”, stroken met de doelstellingen van de TRIPS-overeenkomst (artikel 7) en met de beginselen ervan (artikel 8, lid 2), die genoemd zouden moeten worden in de overwegingen van de richtlijn, omdat de eventuele sancties niet helemaal los van het materiële recht kunnen worden gezien en eventueel misbruik door de houders van IE/LAE-rechten niet ongestraft mag blijven (7).

Brussel, 18 september 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Digital Rights Management — Beheer van digitale rechten (politiek correcte uitdrukking voor software of technische middelen om kopiëren te verhinderen).

(2)  COM(2007) 836 final, Brussel, 3.1.2008, SEC(2007) 1710, Werkdocument van de diensten van de Commissie.

(3)  „i2010 — Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid” (COM(2005) 229 final).

(4)  De verkoop van muziek op internet tegen dezelfde prijs als in winkels verkochte cd's betekent enorme winst voor de distributeurs en zet niet aan tot het zoeken naar realistische oplossingen waarin rekening wordt gehouden met een reële kostprijs en een commerciële, niet onevenredige winst.

(5)  Arrest van het Hof (Grote kamer) 29 januari 2008

In zaak C-275/06

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing

… (verklaart) het Hof van Justitie (Grote kamer) (…) voor recht:

„De lidstaten zijn volgens Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (”richtlijn inzake elektronische handel„), Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), niet gehouden, in een situatie als die van het hoofdgeding de verplichting op te leggen om ter verzekering van de doeltreffende bescherming van het auteursrecht in het kader van een civiele procedure persoonsgegevens te verstrekken. De lidstaten dienen er krachtens het Gemeenschapsrecht bij de omzetting van deze richtlijnen wel acht op te slaan dat zij zich baseren op een uitlegging daarvan die het mogelijk maakt een juist evenwicht tussen de verschillende door de communautaire rechtsorde beschermde grondrechten te verzekeren. Bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter omzetting van deze richtlijnen moeten de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de lidstaten vervolgens niet alleen hun nationale recht conform deze richtlijnen uitleggen, maar er ook acht op slaan dat zij zich niet baseren op een uitlegging van deze richtlijnen die in conflict zou komen met deze grondrechten of de andere algemene beginselen van Gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.”.

(6)  PB C 32 van 5.2.2004, blz. 15.

(7)  De TRIPS-overeenkomst, als bijlage 1 C gevoegd bij de op 15 april 1994 te Marrakech ondertekende Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en goedgekeurd bij Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994, betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994), is getiteld „Middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten”. In dit deel luidt art. 41, lid 1, als volgt: „De Leden zien erop toe dat in hun nationale wetgeving is voorzien in procedures voor de handhaving, zoals bedoeld in dit deel, opdat doeltreffend kan worden opgetreden tegen elke inbreuk op onder deze Overeenkomst vallende rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom, met inbegrip van snelle middelen om inbreuken te voorkomen en middelen die verdere inbreuken tegengaan. Deze procedures dienen zodanig te worden toegepast dat het scheppen van belemmeringen voor legitiem handelsverkeer wordt vermeden en dat wordt voorzien in waarborgen tegen misbruik van deze procedures.”.