30.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/113


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1719/2006/EG tot vaststelling van het programma” Jeugd in actie „voor de periode 2007-2013”

COM(2008) 56 final — 2008/0023 (COD)

(2008/C 224/25)

Op 6 maart 2008 heeft de Raad, op grond van art. 262 van het EG-Verdrag, besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

„Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit nr. 1719/2006/EG tot vaststelling van het programma „Jeugd in actie” voor de periode 2007-2013)”

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die belast was met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies goedgekeurd op 7 mei 2008. Rapporteur was de heer Czajkowski.

Tijdens zijn 445e zitting van 28 en 29 mei 2008 (vergadering van 29 mei) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 78 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 1 onthouding:

1.   Standpunt van het EESC

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité neemt met instemming kennis van het initiatief van de Commissie om veranderingen aan te brengen in de procedures voor de subsidiëring van projecten en het beheer van het programma „Jeugd in actie”, wat ertoe moet leiden dat de beschikbare middelen sneller worden verdeeld onder degenen die subsidie voor een project in het kader van het programma aanvragen.

1.2

Het EESC staat achter het voornemen om de oorspronkelijke procedure niet meer toe te passen, omdat de lang aanslepende besluitvormingsprocedures, het tijdrovende proces van beoordeling van de projecten en de controle van de gegevens door het programmacomité en de Nationale Agentschappen er in het beste geval toe leiden dat er vertraging optreedt, en in het slechtste geval dat er zich enorme financiële problemen voordoen (ofwel het faillisement van een aantal organisaties die een aanvraag indienen, ofwel het onbenut blijven van middelen).

2.   Inleiding

2.1

Het bij Besluit nr. 1719/2006/EG door het Parlement en de Raad goedgekeurde en voor de periode 2007-2013 bedoelde programma „Jeugd in actie” is een EU-programma voor niet-formeel leren. Het richt zich voornamelijk op jongeren voor wie niet-formeel leren de enige mogelijkheid is om zich individueel te ontwikkelen en de kennis en vaardigheden op te doen die nodig zijn om zich te handhaven in de wereld van vandaag.

2.2

Primaire doelstellingen van het programma zijn het uit de weg ruimen van hindernissen, vooroordelen en stereotiepe opvattingen bij jongeren, het vergroten van hun mobiliteit en het bevorderen van hun burgerparticipatie (op te vatten als een vorm van dynamisch leren). Het programma voorziet in aanvullende subsidiëring van ondernemingen die van plan zijn jongeren bij te staan in hun persoonlijke ontwikkeling. Het zet aan tot maatschappelijke betrokkenheid op plaatselijk niveau en draagt bij tot meer verdraagzaamheid. Het stimuleert allerlei activiteiten die het idee van een verenigd Europa propageren.

2.3

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor een adequate uitvoering van het programma Jeugd in actie berust bij de Europese Commissie. Ze ziet toe op het dagelijks beheer van de begroting en bepaalt de prioriteiten, doelstellingen en criteria van het programma. Daarnaast geeft ze richting aan en ziet ze toe op de volledige tenuitvoerlegging van het programma, de follow-upactiviteiten van de projecten en de evaluering van het programma op Europees niveau.

2.4

Tot de taken van de Europese Commissie behoort ook nog de volledige monitoring en coördinatie van de activiteiten van de Nationale Agentschappen. Dit zijn bureaus, in het leven geroepen door de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor jeugdzaken in de aan het programma deelnemende lidstaten. De Europese Commissie werkt nauw samen met de Nationale Agentschappen en oefent controle uit op hun activiteiten.

2.5

De lidstaten van de EU en de andere landen die aan het programma deelnemen, werken samen bij het beheer van het programma „Jeugd in actie”, m.n. via het programmacomité, waarin ze hun eigen vertegenwoordigers hebben. De autoriteiten in deze landen richten ook de Nationale Agentschappen op en oefenen, samen met de Europese Commisie, toezicht uit op hun activiteiten.

2.6

Bij de uitvoering van het programma „Jeugd in actie” staat de gedecentraliseerde aanpak voorop, zodat er zo nauw mogelijk kan worden samengewerkt met de doelgroepen en rekening kan worden gehouden met de specifieke systemen en voorwaarden waarmee jongeren in de afzonderlijke landen te maken hebben. Elk deelnemend land richt zijn eigen Nationaal Agentschap op. De Nationale Agentschappen houden zich bezig met het promoten en implementeren van het programma op nationaal niveau en functioneren als verbindende schakel tussen de Europese Commissie, de initiatiefnemers van de projecten op nationaal, regionaal en lokaal niveau en de jongeren zelf.

2.7

Initiatiefnemers van projecten die in aanmerking willen komen voor subsidie, moeten een daartoe strekkende aanvraag indienen volgens de procedure die is ingesteld en gepubliceerd door het Nationale Agentschap. Het is de Commissie die in een later stadium beslist over de honorering van de aanvragen en de toekenning van subsidies. Als uitvoeringsmaatregelen van het programma moeten deze subsidies volgens een speciale procedure op interinstitutioneel niveau worden verleend.

2.8

In de besluiten die hij neemt, verleent de Raad de Commissie de bevoegdheden ter uitvoering van de regels die hij stelt, en kan hij de uitoefening van deze bevoegdheden aan bepaalde voorwaarden onderwerpen. Deze voorwaarden staan bekend als „comitologie”. Het gaat er hierbij om dat er verplicht een comité wordt geraadpleegd over de uitvoeringsmaatregelen die in het basisbesluit zijn vastgelegd. Voordat deze raadplegingsronde is afgerond, beschikt de Commissie al formeel over de middelen voor de projecten. Het comité dat de projecten beoordeelt, bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een afgevaardigde van de Commissie.

2.9

Er bestaan verschillende soorten comitologie. Het basisbesluit waarbij de Commissie uitvoeringsbevoegdheid wordt verleend, voorziet in de mogelijkheid om bij het nemen van uitvoeringsbesluiten te kiezen tussen de verschillende comitologische procedures.

3.   Conclusies — in het licht van de nieuwe situatie

3.1

Het EESC neemt met voldoening kennis van het initiatief van de Commissie om veranderingen aan te brengen in de procedures voor de subsidiëring van projecten en het beheer van het programma „Jeugd in actie”. Het feit dat het Europees Parlement het recht heeft om controle uit te oefenen op de tenuitvoerlegging van de rechtsbesluiten die worden genomen in het kader van de codecisieprocedure, en daarmee de mogelijkheid heeft om maatregelen van de Commissie aan te vechten, betekent dat de verantwoordelijkheid voor de projecten wordt gedeeld en dat er een waarborg voor een goed functioneren van de codecisieprocedure is ingebouwd.

3.2

Het EP heeft een maand de tijd om voorstellen voor maatregelen te analyseren voordat de Commissie hierover formeel een besluit neemt. Het besluit van de Commissie wordt weer genomen in overeenstemming met de procedures die bij besluit van de Raad zijn vastgesteld.

3.3

Op dit moment heeft de beheersprocedure die wordt toegepast in het programma „Jeugd in actie” voor de periode 2007-2013, betrekking op alle besluiten, of het nu gaat om subsidies waarmee een aanzienlijk bedrag gemoeid is (in het geval van politiek gevoelige projecten of als de subsidie de grens van 1 miljoen euro wordt overschreden), dan wel om bescheidener projecten.

3.4

De Commissie stelt voor om beslissingen over kleinere projecten (minder dan 1 miljoen euro) niet aan de comitologieprocedure te onderwerpen. Daarentegen verplicht de Commissie zich om het programmacomité en het EP te informeren over alle besluiten t.a.v. de honorering van aanvragen die niet zijn onderworpen aan de beheersprocedure. Het EESC staat volledig achter dit voorstel aan de Raad en het Europees Parlement.

3.5

Het EESC staat achter het voornemen om af te zien van genoemde procedure in het geval van kleinere projecten, omdat de lang aanslepende besluitvormingsprocedures, het tijdrovende proces van beoordeling van de projecten en de controle van de gegevens door het programmacomité en de Nationale Agentschappen er in het beste geval toe leiden dat er vertraging optreedt, en in het slechtste geval dat er zich enorme financiële problemen voordoen (ofwel het faillisement van een aantal organisaties die een aanvraag indienen, ofwel het onbenut blijven van middelen).

3.6

Afgaande op de statistische gegevens die door de afzonderlijke Nationale Agentschappen zijn verschaft, stelt het EESC vast dat veruit de meeste initiatiefnemers van projecten kleine organisaties, verenigingen en stichtingen zijn. Voor deze initiatiefnemers brengen de hele procedure en het wachten op een uiteindelijke beslissing zoveel kosten en tijdverlies met zich mee dat ze na verloop van tijd hun belangstelling voor het programma verliezen. De administratieve kosten van het programma zouden negatief kunnen doorwerken op de toekomstige begroting van het programma.

3.7

Het EESC kan zich goed vinden in de treffende manier waarop de Commissie de hier toegepaste raadplegingsprocedure analyseert. Er ligt in de meeste gevallen maar heel weinig tijd tussen indiening van de aanvraag en uitvoering van het project, wat betekent dat een raadplegingsprocedure die minstens twee à drie maanden duurt, de realisering van veel projecten in gevaar brengt, waardoor de effectiviteit van het programma als geheel op het spel komt te staan.

3.8

Het EESC constateert tevens met voldoening dat het programmacomité heeft ingestemd met een wijziging van zijn eigen reglement van orde, waardoor het proces van consultatie t.a.v. besluiten over de honorering van aanvragen in het kader van de raadplegingsprocedure sneller kan gaan verlopen. Het programmacomité zal vanaf nu gebruik kunnen maken van de schriftelijke procedure en heeft vijf dagen de tijd om zich een oordeel te vormen over een subsidiebesluit dat ter beoordeling wordt voorgelegd. Ook het EP heeft er tijdelijk voor gekozen om de termijnen voor zijn recht van controle tijdens de vorige zomerperiode terug te brengen van 1 maand tot 5 dagen. Dankzij deze veranderingen heeft de Commissie meer vaart kunnen zetten achter de goedkeuring van projecten, al wordt een en ander slechts beschouwd als een tijdelijke oplossing.

3.9

Op grond van bovenstaande argumenten dient de huidige raadplegingsprocedure te worden afgeschaft en, in de lijn van het hier eerder genoemde voorstel van de Commissie, te worden vervangen door een procedure waarbij het programmacomité en het EP onmiddellijk door de Commissie worden geïnformeerd over elke beslissing die ze m.b.t. de honorering van een aanvraag neemt.

Brussel, 29 mei 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS