30.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/67


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie

COM(2007) 414 final

(2008/C 224/15)

De Commissie heeft op 18 juli 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie

De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 29 april 2008 goedgekeurd. Rapporteur was de heer BUFFETAUT.

Het Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 mei gehouden 445e zitting (vergadering van 29 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 97 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Waterschaarste en droogte moeten niet alleen worden gezien als milieuproblemen; de aanpak ervan is ook een absolute voorwaarde voor een duurzame economische groei in Europa. Het gaat dus tevens om een probleem van strategische aard.

1.2

Water is van levensbelang voor de mens, maar ook voor allerlei sectoren van de economie, en dan met name voor de landbouw en de levensmiddelenindustrie, die met levend materiaal werken.

1.3

Het is goed dat de Commissie in haar mededeling benadrukt hoe ernstig de problemen zijn. Tegelijkertijd besteedt zij aandacht aan een aantal manieren om waterschaarste en droogte te bestrijden, maar gaat zij ook in op eventuele aanpassingen aan een nieuwe situatie.

1.4

De situatie zou kunnen verergeren door de klimaatverandering, die door wetenschappers is aangetoond en door de bevolking aan den lijve wordt ondervonden. De maatregelen die de Commissie voorstelt moeten dan ook zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

1.5

Natuurlijk zijn er verschillen tussen de lidstaten en lopen de omstandigheden van noord naar zuid en van oost naar west uiteen. Maar alle lidstaten kampen met problemen; zelfs in de noordelijke landen komen in de zomer perioden van droogte voor.

1.6

Daarom mogen deze verschillen een gecoördineerd Europees beleid niet in de weg staan, zolang de concrete maatregelen maar worden afgestemd op de uiteenlopende omstandigheden in de lidstaten. Er is namelijk geen pasklare oplossing voor de hele EU.

1.7

De precieze uitwerking van de naar aanleiding van deze mededeling te nemen maatregelen moet daarom straks goed worden nagegaan.

1.8

Prijsstellingsbeleid voor water kan ondoeltreffend blijken als het grootste deel van de wateronttrekking door de autoriteiten niet eens wordt gemeten of geregistreerd. De Commissie zou de lidstaten daarom moeten voorstellen om goed te omschrijven welke verschillende vormen van watergebruik zij in aanmerking nemen.

1.9

Er zou een Europese internetsite moeten worden opgezet waarop lokale overheden concrete voorbeelden van stroomgebiedbeheerplannen en andere informatie kunnen vinden.

1.10

De Commissie zou de omvang van haar financiële steun kunnen laten afhangen van de mate waarin water rationeel wordt gebruikt en als hulpbron behouden blijft. Voor onverantwoord optredende regio's is dat een stimulans om de zaken anders aan te pakken, terwijl de regio's die in dit verband al goed bezig zijn er geen hinder van ondervinden.

1.11

Voor een beter droogterisicobeheer zou de EU in het kader van het EU-mechanisme voor burgerbescherming werk kunnen maken van de interoperabiliteit van preventie- en brandbestrijdingsmaatregelen.

1.12

In verband met de eventuele aanleg van extra watervoorzieningsinfrastructuur zou onderzoek moeten worden gedaan naar ondergrondse opslag en naar de mogelijkheid om het opgeslagen water in het grondwater te spuiten. Het gaat niet aan om het idee van watertransport binnen eenzelfde lidstaat al bij voorbaat categorisch uit te sluiten, maar dit moet wel goed ingekaderd worden om verspillend gedrag te voorkomen. Met behulp van de meest geavanceerde methoden voor toezicht en gebruik moet zo zuinig mogelijk worden omgesprongen met water (1).

1.13

Voor een rationeel watergebruik zijn slimme meters („smart metering”) en aangepaste facturering veelbelovende mogelijkheden. Ook in de landbouw zijn goede praktijken belangrijk, en met de fondsen voor plattelandsontwikkeling zou moeten worden voorzien in herbebossing, de aanplant van hagen waar dat nuttig en mogelijk is, en duurzame drainage en irrigatie. Het watergebruik in de landbouw is al een stuk efficiënter geworden, maar met behulp van modernere en zuinigere besproeiings- en irrigatietechnieken dient hier nog meer vooruitgang te worden geboekt. Op het gebied van de landbouw is het daarom zaak om meer onderzoek te doen en nieuwe technologieën te ontwikkelen. Individuele systemen voor het besparen, opnieuw gebruiken en zuiveren van water lenen zich het best voor woningen op het platteland.

1.14

Wat kennisvergroting en gegevensvergaring betreft zou een site moeten worden opgezet waar de klimaatparameters van de wereldwijde IPPC-modellen voor lokale en regionale overheden te downloaden zijn.

2.   Inhoud van de mededeling

2.1

Europa heeft inmiddels te maken gekregen met waterschaarste en met steeds vaker voorkomende perioden van hardnekkige droogte. Dit geldt niet alleen voor de regio's die in dit opzicht altijd al kwetsbaar waren, maar voor het hele continent. Heeft nu nog 19 % van alle rivierbekkens in de EU met ernstige droogte te kampen, in 2070 kan dit aandeel zijn gestegen tot 39 %. Vooral het zuiden, midden en oosten van Europa zouden dan zware klappen krijgen.

2.2

Het aantal door droogte getroffen mensen en gebieden is tussen 1976 en 2006 met 20 % toegenomen. Naast alle problemen voor de bewoners van die gebieden brengt de droogte ook economische kosten met zich mee. Zo heeft de droogte van 2003 de Europese economie minstens 8,7 miljard euro gekost. Het internationale waterverbruik loopt sterk uiteen. Een Amerikaan gebruikt gemiddeld 600 liter per dag, een Europeaan 250 à 300 liter, een Jordaniër 40 en een Afrikaan 30. Gezien de dreigende schaarste moet iedereen zijn gedrag aanpassen, maar er zijn vooral maatregelen nodig in de sectoren waar het meest bespaard kan worden. Zo verbruikt de landbouw het meeste water (71 % van het gedistribueerde water), gevolgd door de industrie (20 %) en huishoudens (9 %). (2)

2.3

In reactie op een verzoek van de Raad milieu van juni 2006 bespreekt de Commissie in haar mededeling een reeks Europese beleidsopties:

een correct prijskaartje voor water

een efficiëntere toewijzing van water en watergerelateerde financiering

financiering van verstandig watergebruik

ontwikkeling van droogterisicobeheerplannen

verdere optimalisatie van het gebruik van het EU-Solidariteitsfonds en het Europees mechanisme voor civiele bescherming

bevordering van waterefficiënte technologieën en praktijken

een heel Europa bestrijkend informatiesysteem voor waterschaarste en droogten

kansen voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

2.4

In het bredere kader van de bestrijding van de klimaatverandering wil de Commissie op deze manier een strategie voor een efficiënt watergebruik in de steigers zetten. Dit sluit bovendien aan bij haar algemene voornemen om de Europese economie een impuls te geven.

2.5

Volgens de Europese Raad moeten de schaarste- en droogteproblemen niet alleen in Europees, maar ook in internationaal verband worden aangepakt, en dient de kaderrichtlijn water integraal te worden uitgevoerd. (3)

2.6

De Raad heeft de Commissie gevraagd om de uitvoering van haar mededeling op de voet te volgen en de strategie van de EU op het gebied van waterschaarste en droogte in 2012 te evalueren en verder te ontwikkelen.

2.7

Het EESC is geenszins van plan om ook nog eens zijn eigen kijk op de zaak te geven — dat zou toch maar een overbodige exercitie zijn. Wel wil het de aangedragen ideeën en oplossingen van commentaar voorzien en aanvullen én concrete voorstellen doen.

2.8

De onderwerpen waterschaarste en droogte hebben raakvlakken met tal van andere onderwerpen en beleidsterreinen: landbouw, waterbeleid, klimaatverandering, crisismanagement en burgerbescherming. Een concreet Europees beleid op dit gebied zal dan ook onder de bevoegdheid van diverse directoraten-generaal van de Commissie vallen, namelijk DG AGRI, DG ENV en DG REGIO. De Commissie zou er aandachtig op moeten toezien dat er op alle beleidsterreinen aandacht wordt besteed aan deze onderwerpen.

3.   Algemene opmerkingen

Het EESC neemt de opzet van de Commissiemededeling als uitgangspunt voor zijn commentaar.

3.1   De prijs van water

3.1.1

De mededeling van de Commissie vloeit voort uit de kaderrichtlijn water. Zij acht het betreurenswaardig dat niet genoeg gebruik wordt gemaakt van de economische instrumenten en wijst erop dat prijsstellingsbeleid voor water ondoeltreffend kan blijken als het grootste deel van de wateronttrekking door de autoriteiten niet eens wordt gemeten of geregistreerd.

3.1.2

Veel lidstaten hanteren bovendien strikte definities voor de diverse vormen van watergebruik en voor de verschillende gebruikers van water. Sommige lidstaten hanteren zo'n strikte definitie van „watergebruiker” (zij verwijzen hierbij alleen naar drinkwatervoorziening en waterzuivering, en niet naar zaken als irrigatie, scheepvaart, waterkracht en waterkeringen), dat er geen sprake is van een kostendekkend beleid („full cost recovery”) of van een efficiënt prijsbeleid voor de verschillende manieren waarop water wordt gebruikt.

3.1.3

De Commissie zou er dan ook bij deze lidstaten op moeten aandringen om hun al te strikte definities aan te passen. Zij zou bijvoorbeeld een lijst met verschillende vormen van watergebruik kunnen opstellen, waarna de lidstaten dan moeten uitleggen welke zij buiten hun definities hebben gehouden en waarom. Er zouden criteria moeten komen om in het watergebruik een hiërarchie aan te brengen; dat zou ook van pas komen bij het voeren van een intelligent prijsstellingsbeleid.

3.1.4

De Commissie zou ook een speciaal onderzoeksprogramma moeten opzetten waarbij ze uit het perspectief van de toegepaste economie per waterbekken een beeld probeert te krijgen van de financiering en het maatschappelijk nut van de verschillende manieren waarop gebruik wordt gemaakt van water en waterkringlopen.

3.1.5

Om met meer kennis van zaken te kunnen praten over juiste watertarieven zou een economische analyse moeten worden gemaakt van de kosten en baten waarmee alle bedrijfssectoren, consumenten en belastingbetalers als watergebruikers geconfronteerd worden.

3.1.6

Verder leidt de onvolledige definitie van de verschillende vormen van watergebruik ertoe dat sommige lidstaten de kosten voor de bescherming van waterreservoirs doorberekenen aan de consumenten die in steden wonen, ten gunste van landbouw en industrie. Mochten de prijzen voor landbouwers stijgen, dan moet er wel voor eerlijke tarieven worden gezorgd.

3.1.7

Ten slotte zouden waterbesparende tarieven zo laag moeten zijn dat het beoogde effect ervan niet teniet wordt gedaan door de complexiteit die zo'n maatregel met zich meebrengt. Met goed onderhouden netwerken en het voorkomen van lekkages (waardoor soms ontoelaatbare hoeveelheden water wegstromen) valt de meeste winst te behalen. Gunstige tarieven zijn echter geen oplossing voor alles; als een geschil tussen verschillende soorten watergebruik moet worden beslecht is het woord aan de regelgevende autoriteiten.

3.1.8

In bijvoorbeeld vakantieoorden, waar de vraag naar niet voor de landbouw bestemd water meestal seizoensafhankelijk is, geniet een tweeledige tarifering de voorkeur, omdat op die manier de vaste kosten van de watervoorziening eerlijker worden verdeeld over de lokale bevolking en de vakantiegangers.

3.2   Een efficiëntere toewijzing van water en watergerelateerde financiering

3.2.1

Volgens de Commissie kan de economische ontwikkeling van sommige stroomgebieden ongunstige gevolgen hebben voor de beschikbaarheid van water en vereisen stroomgebieden waar bijna permanent waterstress of -schaarste heerst extra aandacht.

3.2.2

Wat dit betreft zou er onder meer voor de betrokken lokale en regionale overheden een Europese internetsite moeten worden opgezet waarop onder toezicht van het Europees Milieuagentschap en/of de Commissie concrete voorbeelden van stroomgebiedbeheerplannen komen te staan.

3.2.3

Lokale overheden zouden daar terecht kunnen voor te gebruiken methoden, doelstellingen, oplossingen en economische gegevens, wat hun bij het uitwerken van deze plannen de nodige tijdwinst zou kunnen opleveren.

3.2.4

De impact van de landbouw op de watervoorraden is bekend. Er dient daarom te worden gezorgd voor een efficiënter watergebruik, waarbij de gedachten met name uitgaan naar duurzame irrigatie- en drainagemethoden (bijvoorbeeld druppelsgewijze irrigatie). De doorlichting van het GLB in 2008 moet worden aangegrepen om het streven naar rationeel watergebruik beter in de GLB-instrumenten te integreren. In samenhang met het voornemen om de landbouwsteun volledig te ontkoppelen zou er in het kader van de programma's voor plattelandsontwikkeling bijvoorbeeld meer steun kunnen komen voor waterbeheer. Verder zijn er speciale instrumenten nodig om de gevolgen van droogte voor de landbouw te beperken.

3.2.5

Meer in het algemeen zou de Commissie de omvang van haar financiële steun kunnen laten afhangen van de mate waarin water rationeel wordt gebruikt en als hulpbron behouden blijft (met bijvoorbeeld een marge van 5 tot 10 procentpunten onder de maximale steunverlening), met name wat de Cohesiefondsen betreft. Binnen vijf jaar na afronding van een project zou dan op initiatief van de met Europees geld gesubsidieerde overheid moeten worden gekeken of deze heeft voldaan aan dat besparingscriterium, dat duidelijk moet worden vastgelegd op het moment dat het project wordt bestudeerd of aanbesteed (bij bouw). Als beloning voor de geleverde prestaties en bij wijze van aanvullende steunverlening zouden de kosten voor het terugbetalen van investeringen vervolgens kunnen worden verlaagd.

3.2.6

Het streven om de totale kosten van projecten op het gebied van drinkwatervoorziening of waterzuivering binnen de perken te houden is zowel in economisch opzicht als uit het oogpunt van duurzame ontwikkeling toe te juichen. Onder totale kosten moet hier het nettobedrag voor investeringen in en kosten voor werking, onderhoud en vernieuwing over een lange periode worden verstaan.

3.2.7

De Commissie zou daarom vooral projecten moeten stimuleren die aan deze selectie- en garantiecriteria voldoen om zo best practices te verspreiden waarbij water rationeel wordt gebruikt en als hulpbron behouden blijft.

3.2.8

Deze aanpak strookt met de wens van de Commissie om vooral maatregelen te steunen die water besparen en borg staan voor een efficiënt gebruik ervan. Dit beleid zou moeten samenhangen met het beleid ten gunste van biobrandstoffen, voor de productie waarvan veel water nodig is.

3.3   Beter beheer van droogterisico's

3.3.1

De Commissie wil de uitwisseling van goede praktijken stimuleren.

3.3.2

Met behulp van satellietgegevens en analyses van lokale weersomstandigheden zouden elk voorjaar de droogterisico's, de kansen op tegenvallende landbouwopbrengsten en het brandgevaar in kaart moeten worden gebracht. Ook de informatie die al uitgewerkte stroomgebiedbeheerplannen hebben opgeleverd zou in dit verband gebruikt moeten worden. Deze informatie zou toegankelijk moeten zijn voor (organisaties van) landbouwers, zodat zij beter voorbereid zijn op eventuele risico's.

3.3.3

Hoewel droogterisicobeheer beter is dan crisisbeheer, kan het optreden bij een crisis nog wel verder worden verbeterd, zoals bleek toen Griekenland in de zomer van 2007 met catastrofale bosbranden te maken kreeg. De EU zou werk kunnen maken van een betere interoperabiliteit van preventie- en brandbestrijdingsmaatregelen, standaardisering van materieel, containerisering van dieselpompen en het houden van gezamenlijke oefeningen. Daarmee zou het EU-mechanisme voor burgerbescherming een praktische invulling kunnen krijgen.

3.3.4

Het idee van de Commissie om voor de bestrijding van de gevolgen van ernstige droogte een beroep te kunnen doen op het gewijzigde en aangepaste EU-Solidariteitsfonds verdient alle bijval. Het zou ook een goed idee zijn om de gevolgen van perioden van droogte te verzachten via verzekeringsregelingen, met name voor de landbouwers die er het zwaarst door worden getroffen.

3.4   De aanleg van extra watervoorzieningsinfrastructuur

3.4.1

De Commissie heeft hier gemeenschappelijke infrastructuur op het oog, maar in bepaalde gevallen zouden ook individuele initiatieven in overweging kunnen worden genomen. Bij dit alles zou een hiërarchie van het watergebruik voorop moeten staan.

3.4.2

De Commissie denkt aan de aanleg van omleidingskanalen tussen stroomgebieden, de bouw van dammen en microdammen (waarbij welomschreven voorwaarden gelden), maar ook aan hergebruik van afvalwater en aan de aanleg van ontziltingsinstallaties. Bij hergebruik is het probleem dat zich tijdens de opeenvolgende cycli steeds meer verontreinigende stoffen ophopen in het water. Daarom zou onderzoek naar de concentraties die deze stoffen na diverse cycli bereiken geïnitieerd of gesteund moeten worden, om zo stabilisatiecriteria te kunnen formuleren en te kunnen bepalen vanaf welke concentraties het zelfreinigende vermogen van het systeem geen soelaas meer biedt.

3.4.3

Aan ontzilting kleven twee soorten problemen: aan de ene kant is er veel energie voor nodig, aan de andere kant belasten de bijproducten en geconcentreerde zoutmengsels het milieu.

3.4.4

Een optie is de ontwikkeling van door zonne-energie aangedreven micro-installaties voor de ontzilting van zeewater. Europa zou deze technologie ter beschikking kunnen stellen van ontwikkelingslanden die met grote droogte kampen.

3.4.5

Meer in het algemeen zouden er methoden moeten worden ontwikkeld om water te besparen en de grondwaterstand op peil te houden (bijvoorbeeld door middel van speciale bestrating in steden). Ook zouden er met behulp van biotechnologie minder waterintensieve landbouwgewassen moeten worden ontwikkeld.

3.4.6

Ten slotte zou onderzoek moeten worden gedaan naar ondergrondse opslag en naar de mogelijkheid om het opgeslagen water in het grondwater te spuiten. In dit verband zou het goed zijn om proefprojecten uit te kiezen en om realistische normen voor het opslaan van water vast te stellen die de bescherming van de ondergrond ten goede komen. Het gaat om zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het grondwater, want ook onder de grond is er sprake van vervuiling. Speciale aandacht zou hierbij moeten uitgaan naar zeer waterintensieve industriële activiteiten waarbij het grondwater wordt aangesproken en eventueel verontreinigd kan raken.

3.4.7

Bovendien zou de Commissie moeten nagaan of water van de ene regio naar de andere kan worden geleid. Ook uit Europees oogpunt zouden omleidingskanalen tussen waterrijke en waterarme stroomgebieden een goed idee kunnen zijn — bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat de landbouwsector zichzelf kan bedruipen — mits het omgeleide water efficiënt en zuinig wordt gebruikt. Door middel van technische maatregelen, tarieven en regelgeving moet dan wel worden voorkomen dat het watergebruik in niet-prioritaire sectoren toeneemt door de collectieve ondersteuning van een sector die dit „verdient”.

3.4.8

EU-lidstaten moeten samen met derde landen initiatieven kunnen nemen om de afwatering te regelen van rivieren die door beide landen stromen en de buitengrenzen van de Unie overschrijden.

3.5   Met waterefficiënte technologieën en praktijken is een rationeel watergebruik mogelijk

3.5.1

Volgens de Commissie kan het gebruik van deze technologieën sterk verbeterd worden. Naast het aanpakken van — in sommige waterleidingen ernstige — lekkages en verspilling zou ook een modernisering van het waterbeheer een stap in de goede richting zijn.

3.5.2

De volgens de Commissie vereiste maatregelen zijn uiteraard toe te juichen (zoals normen voor waterverbruikende toestellen, nieuwe richtlijn inzake waterprestaties van gebouwen, prestatie-indicator inzake watergebruik, en aanpassing van economische activiteiten aan waterschaarste en droogten).

3.5.3

Ook het gebruik van grijs water is een optie, al gaat dat wel gepaard met de aanleg van aparte leidingen en voorzorgsmaatregelen, wat geld kost. Aan het gebruik van regenwater moet op een structurelere manier aandacht worden geschonken.

3.5.4

Een veelbelovende techniek zijn slimme meters („smart metering”) en aangepaste facturering. Deze techniek voor het meten van het verbruik en het doorsturen van deze gegevens biedt de mogelijkheid om, net als nu al met elektriciteit gebeurt, met verschillende tarieven te werken. De consument zou dan een tarief kunnen kiezen dat het best bij zijn situatie past en tegelijkertijd aanzet tot zuinig gebruik, zoals een seizoenstarief, een vast tarief of een daltarief.

3.5.5

Ter bescherming van waterreserves en ter bestrijding van overstromingen, erosie en de bijbehorende verontreiniging zou het beleid voor de bescherming van het landelijke milieu duidelijk moeten voorzien in herbebossing, de aanplant van hagen indien dit mogelijk is en nut heeft, en het behoud van gewassen. Aanvragen hiervoor en toezicht hierop zouden aan de hand van de modernste geografische informatiesystemen kunnen worden geregeld. Met het zevende O&O-kaderprogramma zou fundamenteel landbouwonderzoek moeten worden gefinancierd om plantensoorten te ontwikkelen die beter tegen droogte bestand zijn.

3.5.6

In de landbouw zou ook moeten worden gezorgd voor duurzame drainage en irrigatie en voor het gebruik van de beste beschikbare technieken. Vooral op plaatsen waar drainagesloten in elkaar overlopen zouden kleine waterreservoirs moeten komen om de infiltratie van regenwater te bevorderen en elders te grote waterhoeveelheden, erosie en de bijbehorende verontreiniging te helpen voorkomen. Uiteraard zouden deze reservoirs ook van tijd tot tijd schoongemaakt moeten worden; hier zou samen met deskundigen naar moeten worden gekeken.

3.6   Bevordering van de totstandkoming van een waterbesparingscultuur in Europa

3.6.1

De Commissie wijst er terecht op dat certificatie en etikettering goede manieren zijn om water te besparen. Maar doordat milieukeurmerken inmiddels in zwang zijn gekomen loert het gevaar van een overdaad aan etiketten, waardoor de informatie onbegrijpelijk zou worden.

3.6.2

Het hele maatschappelijke middenveld — sociale partners en allerlei andere organisaties — en ook onderwijs- en opleidingsinstellingen zouden moeten worden gemobiliseerd om te helpen deze nieuwe zuinige omgang met water ingang te doen vinden. Bij de opleiding van technici en de verspreiding van nieuwe technologie moeten in het verleden gemaakte fouten worden vermeden, vooral als het gaat om het waterbeheer in steden.

3.6.3

Er is een groeiend aanbod van apparaten om regenwater op te vangen of om in huishoudens grijs water opnieuw te gebruiken. Hieruit blijkt dat de waterbesparingscultuur waar de Commissie zich zo sterk voor maakt daadwerkelijk van de grond aan het komen is. Het terechte streven van individuen naar waterbesparing mag echter niet ontaarden in autarkisch gedrag, want dat zou in technologisch en economisch opzicht een zware wissel trekken op de publieke watervoorziening en -zuivering, zaken die nog altijd van groot belang zijn voor de hygiëne en de levensverwachting. In onze moderne samenleving is men namelijk vergeten dat water, dat een absolute voorwaarde is voor leven, ook dood en verderf kan zaaien.

3.6.4

Individuele (niet-collectieve) systemen voor het besparen, opnieuw gebruiken en zuiveren van water lenen zich daarom het best voor woningen op het platteland. In steden daarentegen zijn ze uit economisch en maatschappelijk oogpunt een minder aantrekkelijke optie, tenzij publieke diensten verantwoordelijk zijn voor het hergebruik van grijs water en het opvangen van regenwater, zelfs als hierbij ook het afvloeiend water op privéterreinen wordt opgevangen.

3.7   Kennisvergroting en gegevensvergaring

3.7.1

Betrouwbare informatie over de omvang en de effecten van waterschaarste en droogte is onmisbaar, aldus de Commissie. Het EESC staat achter haar wensen inzake de indiening van een jaarlijks Europees evaluatierapport en de optimale benutting van de GMES-diensten (wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid) voor de aanlevering van satellietobservatiegegevens en monitoringinstrumenten ter ondersteuning van het waterbeleid. Universiteiten en centra voor wetenschappelijk onderzoek zouden moeten worden aangezet om onderzoek te doen naar watervraagstukken, de bescherming van watervoorraden en naar mogelijkheden om deze met behulp van nieuw te ontwikkelen technologieën te vergroten.

3.7.2

De criteria voor de inventarisatie van waterlichamen, die krachtens de kaderrichtlijn water zijn opgesteld, moeten op één lijn worden gebracht. In de praktijk blijkt de ene lidstaat in zijn rapport namelijk veel grotere waterlichamen te onderzoeken of veel gedetailleerder in te gaan op de waterkwaliteit en de biodiversiteit dan de andere lidstaat.

3.7.3

De Commissie zou daarom de speciale comités die de uitvoering van de kaderrichtlijn water in het oog houden tot grotere activiteit moeten aansporen en overzichten moeten publiceren van de vooruitgang die de lidstaten boeken, om zo de werkzaamheden een impuls te geven en ze meer te stroomlijnen.

3.7.4

Zonder te verwachten dat alle overzichten en actieplannen dezelfde kwaliteit en kenmerken hebben, is het wel zo realistisch om zich vooral op de meest kwetsbare gebieden te richten. De lidstaten zouden hiervoor gebieden kunnen aandragen, maar de uiteindelijke selectie zou aan de hand van gemeenschappelijke criteria (regentekort en gebiedskenmerken) moeten geschieden.

3.7.5

Hoe meer mensen met de informatie over klimatologische ontwikkelingen worden bereikt, des te gemakkelijker is het om lokale en regionale actoren bewust te maken van het gevaar van waterschaarste en meer in het algemeen van de gevolgen van de klimaatverandering.

3.7.6

Wat dit betreft zou een site moeten worden opgezet (eventueel ingebed in het Waterinformatiesysteem voor Europa — WISE) waar de klimaatparameters van de wereldwijde modellen van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPPC) — zoals neerslag, verdamping, temperatuur, windkracht, aantal zonne-uren — te downloaden zijn. (In de geest van de projecten PRUDENCE of ENSEMBLES, maar met een grotere dekkingsgraad en met zowel digitale als grafische gegevens.)

3.7.7

Een groep bij het IPPC aangesloten laboratoria zou dan toezicht moeten houden op het wetenschappelijke karakter van de onlinegegevens en deze elk jaar moeten vernieuwen.

3.7.8

De EU zou de ontwikkeling van deze site kunnen financieren, en voor het downloaden van gegevens zou een gering bedrag kunnen worden gevraagd om op die manier de betrokken laboratoria financieel te ondersteunen.

Brussel, 29 mei 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  Tijdens de publieke hoorzitting en het studiebezoek die op 3 april 2008 in Murcia plaatsvonden, is gebleken dat er nu al zulke technologie voor verstandig watergebruik op de markt is. Daarnaast kan verwoestijning met de teelt en met name de aanplant van bomen worden bestreden.

(2)  Bron: Atlas pour un monde durable, Michel Barnier, uitgeverij Acropole

(3)  Europese Raad van Brussel, 14 december 2007, Conclusies van het voorzitterschap 16616/07/REV1, blz. 17