15.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 304/12 |
Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/E-2/39.143 — Opel
(Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)
(2007/C 304/11)
De ontwerpbeschikking die ingevolge artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) bij de Commissie is ingediend, betreft het verstrekken van technische informatie voor de reparatie van voertuigen van de merken Opel en Vauxhall van General Motors Europe (GME).
De Commissie heeft op 22 december 2004, na de publicatie van een studie van het Duitse onderzoekinstituut IKA, een onderzoek ingesteld naar het verstrekken van technische informatie aan onafhankelijke reparateurs door GME. Op 1 december 2006 leidde de Commissie de procedure in op grond van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003, en stelde zij een voorlopige beoordeling vast als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003. Het mededingingsbezwaar dat zij hierin naar voren bracht was, dat GME uitsluitend aan erkende reparateurs volledige toegang leek te hebben verschaft tot haar technische informatie. De voorlopige beoordeling van de Commissie werd op 1 december 2006 aan GME toegezonden.
In reactie hierop legde GME op 9 februari 2007 een aantal toezeggingen voor.
Op 22 maart 2007 maakte de Commissie op grond van artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003, een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie waarin zij belanghebbende ondernemingen verzocht binnen een maand na de bekendmaking van de kennisgeving hierover hun opmerkingen te maken. De opmerkingen die in reactie op deze uitnodiging werden ontvangen bevestigden in grote lijnen de doeltreffendheid van de door GME gedane toezeggingen.
De Commissie is thans tot de conclusie gekomen dat, gelet op de door GME gedane toezeggingen en onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, er niet langer gronden voor een optreden harerzijds bestaan.
Bij een beschikking krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt er geen schending van de mededingingsregels vastgesteld, maar stemmen de partijen ermee in om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie in haar voorlopige beoordeling heeft geformuleerd. Bij dit proces is er bereidheid van beide zijden om de administratieve en wettelijke vereisten die inherent zijn aan een volledig onderzoek van een vermeende inbreuk, te vereenvoudigen. Dit is de reden waarom in twee reeds door het college gegeven beschikkingen (2) werd aangenomen dat de eerlijke rechtsgang wordt gerespecteerd wanneer de partijen de Commissie ervan in kennis stellen dat zij voldoende toegang gekregen hebben tot de informatie die zij nodig hadden om toezeggingen voor te stellen die aan de bezorgdheden van de Commissie tegemoet konden komen.
Deze zaak werd op dezelfde manier behandeld, daar GME op 24 mei 2007 de Commissie in dit verband een verklaring heeft overgelegd.
Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat de rechten om te worden gehoord, zijn gerespecteerd.
Brussel, 11 juli 2007.
Karen WILLIAMS
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) Zie beschikking van 22 juni 2005 in Zaak COMP/39.116 — Coca-Cola en beschikking van 19 januari 2005 in Zaak COMP/37.214 — DFB.