28.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 176/8


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/F/38.456 — Bitumen (Nederland)

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2007/C 176/07)

De ontwerpbeschikking geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

In de mededeling van punten van bezwaar werd een inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag vastgesteld, zowel aan de verkoopzijde als aan de inkoopzijde. Gedurende een aantal jaren waren de verkoop en aankoop van bitumen die gebruikt wordt voor de wegenbouw in Nederland het voorwerp van een kartel dat bestond tussen bitumenleveranciers, tussen de grootste inkopers (grote wegenbouwbedrijven in Nederland) en tussen deze beide groepen onderling. Volgens de mededeling van punten van bezwaar had het kartel tot doel afspraken te maken over de prijscomponenten (brutoprijs en kortingen) van bitumen en over de verdeling van de bevoorradingen. Om de navolging van deze afspraken te vergemakkelijken en te controleren, werd informatie uitgewisseld over prijzen, leveringshoeveelheden en marktaandelen.

Op 19 oktober 2004 werd een mededeling van punten van bezwaar gestuurd naar bitumenleveranciers (AB Nynäs Petroleum, Nynäs Belgium AB, BP p.l.c., BP Nederland B.V, BP Refining & Petrochemicals GmbH, Esha Holding B.V., Smid & Hollander B.V., Esha Port Services Amsterdam B.V. Exxon Mobil Corporation, ExxonMobil Petroleum, Chemicals B.V.B.A., Esso Nederland B.V., Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij N.V., the „Shell” Transport and Trading Company p.l.c., Shell Petroleum N.V., Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V., Kuwait Petroleum Corporation, Kuwait Petroleum International, Kuwait Petroleum (Nederland) B.V., Sideron Industrial Development B.V., Klöckner Bitumen B.V., Total S.A, Total Nederland) en bitumenafnemers (Ballast Nedam N.V., Ballast Nedam Infra B.V., Dura Vermeer Groep N.V., Dura Vermeer Infra B.V., Vermeer Infrastructuur B.V., Heijmans N.V. Heijmans Infrastructuur B.V., Wegenbouwmaatschappij J. Heijmans B.V., Koninklijke BAM Groep N.V., BAM NBM Wegenbouw B.V., HBG Civiel B.V., Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V., Volker Wessels Stevin Infra B.V. en Koninklijke Wegenbouw Stevin B.V. N.V., Wintershall AG).

De ondernemingen kregen toegang tot het onderzoeksdossier van de Commissie in de vorm van een kopie op CD-ROM, die hen op 19 oktober 2004 werd toegestuurd, en een tweede CD-ROM die op 21 april 2005 werd verstuurd.

In de mededeling van punten van bezwaar was een antwoordtermijn van twee maanden vooropgesteld. De Commissie ontving verscheidene verzoeken om termijnverlenging in verband met de toegang tot het dossier. Er werden een aantal verschillende vragen in verband met de toegang tot het dossier opgeworpen, in het bijzonder met betrekking tot de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens. Als gevolg daarvan moest ik de procedure in deze zaak gedurende bijna vier maanden stopzetten om ervoor te zorgen dat het recht om gehoord te worden ten volle werd gerespecteerd.

De adressaten van de mededeling van punten van bezwaar hebben alle binnen de toegestane tijd geantwoord, met uitzondering van enkele ondernemingen die in staat van faillissement verkeren; zij hebben niet geantwoord op de mededeling van punten van bezwaar, noch verzocht om een mondelinge hoorzitting.

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (1) verzochten de meeste andere partijen om een formele hoorzitting, die op 15 en 16 juni 2005 plaatsvond.

Tijdens de hoorzitting bleek dat het nodig was een interpretatie in de mededeling van punten van bezwaar in verband met de prijsafspraken te verduidelijken (het begrip brutoprijs). Daartoe werd op 25 januari 2006 aan alle partijen een brief gezonden. De partijen kregen de gelegenheid hun opmerkingen over deze verduidelijking te maken, voor zover zij dat nog niet hadden gedaan. De meeste ondernemingen hebben geantwoord dat deze kwestie hun eerder antwoord op de mededeling van punten van bezwaar niet wijzigde.

Op 14 juli 2005 en 25 mei 2006 kregen alle partijen verdere toegang tot documenten in het dossier die de Commissie naar aanleiding van de hoorzitting had ontvangen.

Bij de brief van 24 mei 2006 kregen de partijen ook verdere toegang tot andere elementen in het dossier die de Commissie voornemens was te gebruiken in de eindbeschikking. Sommige partijen kloegen over het feit dat niet voldoende duidelijk was ter ondersteuning van welke conclusies in de mededeling van punten van bezwaar het aanvullende materiaal zou worden gebruikt. Na de documenten te hebben doorgenomen, ben ik van mening dat de partijen redelijkerwijze konden afleiden welke conclusies de Commissie uit de betrokken documenten zou trekken, te meer daar in de brief van de Commissie van 24 mei 2006 was aangegeven dat bepaalde documenten zouden worden gebruikt ter ondersteuning van de omschrijving van de gebeurtenissen in de eindbeschikking. Dit gebeurde overeenkomstig de TACA-jurisprudentie (T-191/98).

Naar aanleiding van de antwoorden van de partijen op de mededeling van punten van bezwaar en hun verklaringen tijdens de mondelinge hoorzitting, werd de inbreuk, zoals beschreven in de ontwerp-eindbeschikking, gedeeltelijk ingeperkt in vergelijking met de in de mededeling van punten van bezwaar beschreven inbreuk.

Ten eerste werden de beschuldigingen tegen ExxonMobil ingetrokken wegens onvoldoende bewijzen. Op de hoorzitting werd duidelijk dat een aantal beschuldigingen van Kuwait Petroleum en Nynäs ten aanzien van ExxonMobil dienden nagekeken te worden. In hun schriftelijke antwoorden op de aanvullende vragen van de Commissie hieromtrent, konden deze ondernemingen hun beschuldigingen betreffende ExxonMobils kennis van en betrokkenheid bij het kartel niet geheel staande houden. Derhalve is de ontwerpbeschikking niet gericht tot ExxonMobil.

Ten tweede is het bezwaar met betrekking tot het onrechtmatig uitwisselen van informatie over de verdeling van de bevoorradingen en de manier om het hoofd te bieden aan potentiële nieuwe concurrenten niet weerhouden.

Tenslotte heeft de Commissie de ontwerpbeschikking ook op twee punten, die aanvankelijk opgenomen waren in de mededeling van de punten van bezwaar, verduidelijkt:

De in de mededeling van punten van bezwaar opgenomen analyse van prijzen en kortingen, die als aanvullend bewijs diende om het bestaan van de overeenkomsten te illustreren, werd weggelaten. Het bestaan van prijs- en kortingenafspraken wordt evenwel gestaafd door de kartelbijeenkomsten.

De duur van de inbreuk werd ingekort en loopt thans van 1 april 1994 tot 15 april 2002 (in plaats van vanaf 18 april 1992 tot 31 december 2002).

Naar mijn mening zijn in de ontwerpbeschikking alleen de bezwaren in aanmerking genomen ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Ik ben daarom van oordeel dat het recht om te worden gehoord in deze zaak is gerespecteerd.

Brussel, 4 september 2006.

Serge DURANDE


(1)  PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18.