13.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 131/4


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in de Zaak nr. COMP/M.4215 — Glatfelter/Crompton Assets

(Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2007/C 131/04)

Op 4 april 2006 verzocht Duitsland om een verwijzing van de zaak naar de Commissie op grond van artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (de concentratieverordening). Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening stelde de Commissie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de betrokken ondernemingen in kennis van het verzoek. Het Verenigd Koninkrijk sloot zich bij het verzoek tot verwijzing aan. Op 15 mei 2006 besloot de Commissie in te gaan op het verzoek om de concentratie te onderzoeken en stelde zij de lidstaten en de onderneming in kennis van haar besluit.

Daarna ontving de Commissie op 16 augustus 2006 een kennisgeving van de voorgenomen concentratie waarbij P.H. Glatfelter Company volledige zeggenschap verkrijgt over de onder beheer staande fabriek in Lydney van J.R. Crompton Ltd door de aankoop van aandelen.

Na onderzoek oordeelde de Commissie dat de aangemelde concentratie binnen de werkingssfeer van de concentratieverordening viel en ernstige twijfels deed rijzen wat betreft de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst. Derhalve leidde de Commissie op 20 september 2006 de procedure in overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening.

Na een grondig marktonderzoek door de diensten van de Commissie werd geconcludeerd dat de voorgenomen concentratie de handhaving van een daadwerkelijke concurrentie op de gemeenschappelijke markt of op een aanzienlijk deel daarvan, niet significant zou belemmeren, met name door het ontstaan of de versterking van een machtspositie, en dat zij derhalve verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst. Bijgevolg werd aan de partijen geen mededeling van punten van bezwaar gestuurd.

De raadadviseur-auditeur ontving van de partijen of derden geen vragen of opmerkingen. De zaak behoeft geen bijzondere opmerkingen wat betreft het recht van de partijen om te worden gehoord.

Brussel, 7 december 2006.

Karen WILLIAMS