52007PC0492

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften /* COM/2007/0492 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 3.9.2007

COM(2007) 492 definitief

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

110

- Doelstellingen van het voorstel

Het doel van dit voorstel is het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor de lidstaten in 2008 voor de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden in de Oostzee.

120

- Algemene context

Volgens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet dit beleid een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt. Een belangrijk instrument om deze doelstellingen te bereiken is het jaarlijks vaststellen van de vangstmogelijkheden in de vorm van totaal toegestane vangsten (total allowable catches, TAC’s), quota en beperkingen van de visserijinspanning.

Met het oog op vereenvoudiging en verduidelijking zijn de vangstmogelijkheden voor de Oostzee voor het eerst bij een aparte verordening voor 2006 vastgesteld , i.e. Verordening (EG) nr. 52/2006 van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

In juni 2007 hebben de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) wetenschappelijk advies inzake de vangstmogelijkheden in de Oostzee in 2008 afgegeven. Op basis van dit wetenschappelijk advies heeft de Gemeenschap over de TAC's, quota en visserijvoorschriften informeel, technisch overleg gepleegd met de Russische Federatie in het kader van de nieuwe bilaterale visserijovereenkomst, die in juli 2006 is geparafeerd. Deze overeenkomst zal pas formeel in werking treden wanneer zij door beide partijen is geratificeerd, voor de Gemeenschap in de vorm van een besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie. In deze fase zijn geen gemeenschappelijke beheersmaatregelen voor de gedeelde visbestanden vastgesteld.

Het voorstel bevat drie delen die belangrijk zijn voor het beheer van de visserij in de Oostzee in 2008: één inzake de vaststelling van de TAC's en quota, een tweede inzake de beperking van de visserijinspanning, en een derde over de bij de visserij in acht te nemen technische maatregelen.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Op de vangstmogelijkheden voor en toewijzingen aan de lidstaten zijn de bepalingen van de jaarlijkse verordeningen van toepassing. De meest recente is Verordening (EG) nr. 1941/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Eveneens relevant voor het beheer van de visserij in de Oostzee is Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98.

Verordening (EG) nr. XXX/2007 van XX XX 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, voorziet in controle- en toezichtsmaatregelen met het oog op het herstel van de betrokken kabeljauwbestanden. Bovendien bevat die verordening regels voor de vaststelling van de TAC's voor de westelijke en de oostelijke kabeljauwbestanden en de bij de visserij op die bestanden in acht te nemen beperkingen van de visserijinspanning.

- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en in samenhang met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

- Raadpleging van belanghebbende partijen

De delen betreffende de beperking van de visserijinspanning en de vaststelling van relevante technische maatregelen zijn in overeenstemming met de besluiten die de Raad in december 2006 heeft genomen met betrekking tot Verordening (EG) 1941/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, en met betrekking tot Verordening (EG) nr. XXX/2007 van de Raad van XX XX 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Beide verordeningen zijn het resultaat van in 2005 en 2006 gehouden overleg met de visserijsector, NGO’s op het gebied van de visserij in de Oostzee en de betrokken lidstaten.

De RAR voor de Oostzee, die in maart 2006 is opgericht, is op basis van de beleidsverklaring van de Commissie over de vangstmogelijkheden voor 2008 geraadpleegd tijdens de vergadering van zijn uitvoerend comité in juni 2007. De wetenschappelijke basis voor het voorstel is aangeleverd door ICES en het WTECV. DG FISH heeft op basis van de beleidsverklaring toegelicht welke regels het zou volgen bij de vaststelling van de TAC's en quota voor 2008. De tijdens de vergadering naar voren gebrachte voorlopige standpunten en de vervolgens overgelegde schriftelijke aanbevelingen werden in aanmerking genomen.

Met name het oostelijke kabeljauwbestand en de zalmbestanden in het centrale deel van de Oostzee werden tijdens de vergadering aan de orde gesteld. De rapportage over het oostelijke kabeljauwbestand blijft in hoge mate onjuist. ICES neemt in zijn vangstramingen schattingen van onjuist gerapporteerde vangsten op, maar raadt aan geen niet-toegewezen vangsten bij de vaststelling van de TAC's in aanmerking te nemen tenzij de illegale aanvoer wordt stopgezet. Om het probleem van de onjuiste rapportage in de kabeljauwvisserij aan te pakken, zijn in het meerjarenplan voor de twee kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, controle- en toezichtsmaatregelen opgenomen die in 2008 in werking zullen treden.

- Als gevolg van het afnemende overlevingspercentage van jonge zalm in het post-smoltstadium in het centrale deel van de Oostzee zal het paaibestand in 2007-2008 afnemen. Daarom wordt voorgesteld de TAC met 15 % te verlagen.

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Gemeenschap verzoekt ICES en het WTECV elk jaar om advies over de toestand van belangrijke visbestanden. Het verstrekte advies heeft betrekking op alle bestanden in de Oostzee waarvoor TAC's worden voorgesteld, met uitzondering van schol, waarover dit jaar geen advies werd gegeven. De voorgestelde TAC's zijn gebaseerd op het advies maar volgen dit niet noodzakelijk naar de letter. Overeenkomstig het voornemen van de Commissie om het duurzame gebruik van de visserijbestanden te garanderen en de vangstmogelijkheden op een stabiel niveau te houden, mogen TAC’s van het ene jaar tot het andere met niet meer dan 15 % schommelen, tenzij de toestand van een bestand ingrijpender maatregelen vereist. Voor bestanden waarop een beheersplan van toepassing is, stemt de voorgestelde TAC overeen met het plan.

In de TAC-voorstellen voor kabeljauw is rekening gehouden met de geleidelijke benadering die is toegepast in het meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Het centrale element in dit plan is een geleidelijke verlaging van de visserijinspanning tot een op langere termijn duurzaam niveau dat zorgt voor het herstel van de bestanden en voor een grote en stabiele opbrengst.

Terwijl de door ICES geraamde TAC is gebaseerd op de totale aanvoer, inclusief ramingen voor onjuist gerapporteerde vangsten, is het TAC-voorstel voor de kabeljauwbestanden uitsluitend gestoeld op legale aanvoer in het licht van de verscherpte controle- en toezichtsmaatregelen die in 2008 ten uitvoer worden gelegd als onderdeel van het meerjarenplan en van het voornemen van de Commissie om het aantal gevallen van onjuiste rapportage in de betrokken lidstaten in 2008 aanzienlijk te doen dalen. Gezien de slechte toestand van de oostelijke kabeljauwbestanden en de huidige hoge visserijsterfte in beide bestanden wordt voor deze twee bestanden een TAC voorgesteld die overeenstemt met een verlaging van de visserijsterfte met 10 % zonder de jaarlijkse, voor de TAC geldende afwijkingsgrens van 15 %.

Om het herstel van de zalmbestanden in de Oostzee waar nodig te bevorderen, moeten aanvullende maatregelen voor het beheer van de mariene en binnenwateren worden vastgesteld. Met het oog daarop is men van plan in 2008 een beheersplan voor zalm op te stellen.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

De geraadpleegde wetenschappelijke organisaties zijn de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV).

- Effectbeoordeling

Als gevolg van de uitvoering van de voorgestelde maatregelen zullen de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de Oostzee afnemen met 10 %. Voor een aantal haringbestanden en sprot is de daling terug te voeren op de afnemende rekrutering van de bestanden. De sterkst gereduceerde TAC's zijn die voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee (overeenkomstig het meerjarenplan) en die voor zalm in het centrale deel van de Oostzee (als gevolg van het lagere overlevingspercentage van jonge zalm in het post-smoltstadium). De uit de voorgestelde verlagingen voortvloeiende TAC's voor zalm in het centrale deel van de Oostzee en voor schol liggen boven de reële vangsten en zullen naar verwachting geen invloed hebben op de waarde bij eerste verkoop van de aanvoer. De TAC voor haring uit het centrale deel van de Oostzee is verhoogd.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar past ook in de langetermijnaanpak op grond waarvan de visserij geleidelijk tot een duurzaam niveau wordt gereduceerd.

De voorgestelde benadering zal daarom op de middellange tot lange termijn resulteren in een verlaging van de visserijinspanning, maar op de lange termijn in stabiele of zelfs stijgende quota. Naar verwachting zal de aanpak op de lange termijn minder gevolgen hebben voor het milieu omdat de visserijinspanning, het aantal vissersvaartuigen en/of de visserijinspanning per vaartuig worden beperkt, terwijl de aanvoer onveranderd zal blijven of zelfs zal stijgen. De stabiliteit van de sector zal op de lange termijn toenemen.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, en met name artikel 20.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

- Gedetailleerde toelichting

Het voorstel betreft de vangstmogelijkheden voor de lidstaten voor de visserij in de Oostzee in 2008.

De aan de lidstaten toegewezen TAC’s en quota zijn vermeld in bijlage I. De voorgestelde cijfers zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies en het kader voor de vaststelling van de TAC's en quota zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement “Vangstmogelijkheden voor 2008 - Beleidsverklaring van de Europese Commissie”.

De TAC's en quota voor de twee kabeljauwbestanden staan in nauw verband met de beperkingen op de visserijinspanning die zijn vastgesteld in bijlage II.

De in bijlage III opgenomen technische maatregelen zijn aanvullende maatregelen voor het beheer van de visserij op bot en tarbot.

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1], en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/1996 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota[2], en met name op artikel 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2) Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze aan de lidstaten toe te wijzen.

(3) Voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4) De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgelegd om de lidstaten in staat te stellen het beheer van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen te garanderen.

(5) In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

(6) Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

(7) Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen[3], Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten[4], Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid[5], Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS)[6], Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen[7], Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen[8], Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont[9], en Verordening (EG) nr. XXX/2007 van XX XX 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren[10].

(8) Overeenkomstig de tijdens de Raadsvergadering van 11-12 juni 2007 door de Commissie afgelegde verklaring dient rekening te worden gehouden met de inspanningen die de lidstaten hebben geleverd om de vlootcapaciteit in de Oostzee tijdens de afgelopen jaren aan te passen, zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelstelling van de bij Verordening (EG) nr. XXX/2007 vastgestelde regeling voor het beheer van de visserijinspanning.

(9) Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2008 een aantal aanvullende maatregelen op het gebied van technische visserijvoorschriften ten uitvoer worden gelegd.

(10) Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visgronden op 1 januari 2008 worden opengesteld. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I Werkingssfeer en definities

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2008 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld, alsmede de voorschriften die bij de benutting van deze vangstmogelijkheden in acht moeten worden genomen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op alle in de Oostzee vissende vissersvaartuigen van de Gemeenschap (hierna "vaartuigen van de Gemeenschap" genoemd) en op alle in de Oostzee vissende vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land.

2. In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Artikel 3 Definities

Naast de begripsomschrijvingen van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, wordt in deze verordening verstaan onder:

a) "de zones van de ICES" (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea), de in Verordening (EEG) nr. 3880/91 afgebakende zones;

b) "Oostzee", ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;

c) "totaal toegestane vangsten (TAC's)", de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

d) "quotum", een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Gemeenschap, aan een lidstaat of aan een derde land.

e) "buitengaats doorgebrachte dag", elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode, waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

HOOFDSTUK IIVangstmogelijkheden en visserijvoorschriften

Artikel 4 Vangstbeperkingen en toewijzingen

De vangstmogelijkheden, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de aanvullende voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, zijn vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 5 Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

1. De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a) het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

b) het aan een andere lidstaat toewijzen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

c) het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

d) het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

e) het toepassen van verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

2. Bij inhoudingen op de quota voor overdracht naar 2009 mag het bepaalde in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, in afwijking van het bepaalde in die verordening, worden toegepast op alle bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

Artikel 6 Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten

1. Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis:

a) is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt;

b) samen met andere soorten dan haring of sprot is gevangen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm, op voorwaarde dat de vangsten niet aan boord of bij aanvoer worden gesorteerd.

2. Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota aan de lidstaten is toegewezen, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 1, onder b), bedoelde vangsten.

3. Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor haring is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die haring bevatten.

Artikel 7 Beperkingen van de visserijinspanning

De beperkingen van de visserijinspanning zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 8 Technische overgangsmaatregelen

De technische overgangsmaatregelen zijn vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III Slotbepalingen

Artikel 9 Gegevensoverdracht

Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de hoeveelheden die zijn aangevoerd uit elk bestand of elke groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE I

Toegestane aanvoer en daarbij in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de vangstmogelijkheden per soort en per zone voor vaartuigen van de Gemeenschap in zones met vangstbeperkingen

Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de daaraan verbonden voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de quota.

Per zone staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In deze tabellen worden voor de verschillende soorten de volgende codes gebruikt:

Wetenschappelijke naam | Drielettercode | Gewone naam |

Clupea harengus | HER | Haring |

Gadus morhua | COD | Kabeljauw |

Platichthys flesus | FLX | Bot |

Pleuronectes platessa | PLE | Schol |

Psetta maxima | TUR | Tarbot |

Salmo salar | SAL | Atlantische zalm |

Sprattus sprattus | SPR | Sprot |

Soort: | Haring | Zone: | Deelsectoren 30-31 |

Clupea harengus | HER/3D30.; HER/3D31. |

Finland | 63 834 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Zweden | 14 026 |

EG | 77 860 |

TAC | 77 860 |

Soort: | Haring | Zone: | Deelsectoren 22-24 |

Clupea harengus | HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24. |

Denemarken | 5 551 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 21 848 |

Finland | 3 |

Polen | 5 153 |

Zweden | 7 045 |

EG | 39 600 |

TAC | 39 600 |

Soort: | Haring | Zone: | Deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 |

Clupea harengus | HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32. |

Denemarken | 3 265 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 866 |

Estland | 16 673 |

Finland | 32 546 |

Letland | 4 115 |

Litouwen | 4 333 |

Polen | 36 975 |

Zweden | 49 634 |

EG | 148 407 |

TAC | Niet relevant |

Soort: | Haring | Zone: | Deelsector 28.1 |

Clupea harengus | HER/03D.RG |

Estland | 16 668 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Letland | 19 426 |

EG | 36 094 |

TAC | 36 094 |

Soort | Kabeljauw | Zone: | Deelsectoren 25-32 (EG-wateren) |

Gadus morhua | COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32. |

Denemarken | 7 250 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 2 884 |

Estland | 706 |

Finland | 555 |

Letland | 2 696 |

Litouwen | 1 776 |

Polen | 8 349 |

Zweden | 7 345 |

EG | 31 561 |

TAC | Niet relevant |

Soort: | Kabeljauw | Zone: | Deelsectoren 22-24 (EG-wateren) |

Gadus morhua | COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24. |

Denemarken | 7 827 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 3 826 |

Estland | 174 |

Finland | 154 |

Letland | 647 |

Litouwen | 420 |

Polen | 2 094 |

Zweden | 2 788 |

EG | 17 930 |

TAC | 17 930 |

Soort: | Schol | Zone: | IIIbcd (EG-wateren) |

Pleuronectes platessa | PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32. |

Denemarken | 2 293 | Voorzorgs-TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 255 |

Polen | 480 |

Zweden | 173 |

EG | 3 201 |

TAC | 3 201 |

Soort: | Atlantische zalm | Zone: | IIIbcd (EG-wateren) met uitzondering van deelsector 32 |

Salmo salar | SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31. |

Denemarken | 75 511 | (1) | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 8 401 | (1) |

Estland | 7 674 | (1) |

Finland | 94 157 | (1) |

Letland | 48 028 | (1) |

Litouwen | 5 646 | (1) |

Polen | 22 907 | (1) |

Zweden | 102 068 | (1) |

EG | 364 392 | (1) |

TAC | Niet relevant |

__________ |

(1) Aantal stuks. |

Soort: | Atlantische zalm | Zone: | Deelsector 32 |

Salmo salar | SAL/3D32. |

Estland | 1 581 | (1) | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Finland | 13 838 | (1) |

EG | 15 419 | (1) |

TAC | Niet relevant |

_________ |

(1) Aantal stuks. |

Soort: | Sprot | Zone: | IIIbcd (EG-wateren) |

Sprattus sprattus | SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32. |

Denemarken | 42 614 | Analytische TAC. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing. |

Duitsland | 26 997 |

Estland | 49 484 |

Finland | 22 307 |

Letland | 59 765 |

Litouwen | 21 619 |

Polen | 126 833 |

Zweden | 82 381 |

EG | 432 000 |

TAC | Niet relevant |

BIJLAGE II

1. Beperkingen van de visserijinspanning

1.1. De lidstaten zien erop toe dat de visserij door onder hun vlag varende vissersvaartuigen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, slechts wordt toegestaan gedurende ten hoogste:

a) 223 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 22-24, met uitzondering van de periode van 1 tot en met 30 april wanneer het bepaalde in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. XXX/2007 van toepassing is;

b) 200 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 25-27, met uitzondering van de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer het bepaalde in artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. XXX/2007 van toepassing is.

1.2. De Commissie mag ten hoogste vier extra buitengaats doorgebrachte dagen aan de lidstaten toewijzen op basis van de definitieve beëindigingen, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad, van visserijactiviteiten die sinds 1 januari 2005 in de betrokken zones hebben plaatsgevonden met één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. XXX/2007 genoemde soorten vistuig.

1.3. Lidstaten die wensen te profiteren van de in punt 2 bedoelde toewijzingen, dienen uiterlijk op 30 januari 2008 bij de Commissie een verzoek in dat vergezeld gaat van verslagen met de bijzonderheden over de betrokken definitieve beëindigingen van visserijactiviteiten. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 1 vastgestelde aantal buitengaats doorgebrachte dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

BIJLAGE IIITechnische overgangsmaatregelen

1. Beperkingen van de visserij op bot en tarbot

1.1. Het is verboden de volgende vissoorten die zijn gevangen in de geografische zones en tijdens de perioden die hierna worden gespecificeerd, aan boord te houden:

Soort | Geografische zone | Periode |

Bot (Platichthys flesus) | Deelsectoren 26-28, 29, bezuiden 59°30'NB Deelsector 32 | 15 februari tot en met 15 mei 15 februari tot en met 31 mei |

Tarbot (Psetta maxima) | Deelsectoren 25-26, 28, bezuiden 59°50'NB | 1 juni tot en met 31 juli |

1.2. In afwijking van het bepaalde in punt 1 geldt dat, wanneer wordt gevist met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 105 mm of meer, of met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 100 mm of meer, de bijvangsten van bot en tarbot aan boord mogen worden gehouden en aangevoerd, mits het aandeel van deze soorten niet meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst in levend gewicht die aan boord wordt gehouden en aangevoerd tijdens de in dat punt vastgestelde verbodsperioden.

[1] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

[2] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

[3] PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

[4] PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1965/2001 (PB L 268 van 9.10.2001, blz. 23).

[5] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

[6] PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

[7] PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).

[8] PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1.

[9] PB L 16 van 20.1.2005, blz. 184.

[10] PB L