52007DC0554

Werkdocument van de Commissie - Verslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan ‘het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen’ {SEC(2007)1222} /* COM/2007/0554 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.9.2007

COM(2007) 554 definitief

WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE

Verslag over de tenuitvoerlegging van het actieplan ‘Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen’ {SEC(2007)1222}

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding 4

2. Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen 4

3. Resultaten van het actieplan – toegenomen belang van het taalbeleid op Europees en nationaal niveau 6

4. Belangrijkste resultaten 7

5. Tenuitvoerlegging van het actieplan op de strategische gebieden 9

5.1. Strategisch gebied 1: Een leven lang talen leren 9

5.1.1. ‘Moedertaal plus twee andere talen’: vanaf het prille begin 11

5.1.2. Talen leren in het middelbaar onderwijs 11

5.1.3. De bevordering van Content and Language Integrated Learning (CLIL) 13

5.1.4. Talen leren in het hoger onderwijs 13

5.1.5. Talen leren voor volwassenen 14

5.1.6. Talen leren voor mensen met bijzondere behoeften 15

5.1.7. Het taalaanbod 15

5.2. Strategisch gebied 2: Een beter taalonderwijs 16

5.2.1. De taalvriendelijke school 16

5.2.2. De taalklas 16

5.2.3. De opleiding van taalleraren 16

5.2.4. De beschikbaarheid van taalleraren 17

5.2.5. Taalkennis testen 18

5.3. Strategisch gebied 3: Een taalvriendelijke omgeving creëren 19

5.3.1. Een alomvattende benadering van taalverscheidenheid 19

5.3.2. Taalvriendelijke gemeenschappen creëren 20

5.3.3. Het aanbod aan mogelijkheden om talen te leren verbeteren en het gebruik van deze mogelijkheden bevorderen 20

5.4. Een kader voor vooruitgang 21

5.4.1. Een betere besluitvorming 21

5.4.2. Een efficiëntere uitwisseling van informatie tussen deskundigen 22

5.4.3. Duidelijke procedures voor de follow-up van het actieplan 22

6. Conclusie 23

1. INLEIDING

Talen staan centraal in het Europese project: zij zijn de uitdrukking van onze verschillende culturen en zijn tegelijkertijd de sleutel tot hun begrip. Voor de Europese Commissie is een duidelijke rol weggelegd bij de ondersteuning en aanvulling van de inspanningen van de lidstaten om meertaligheid te bevorderen: wie meerdere talen spreekt, kan ten volle profiteren van het vrije verkeer in de Europese Unie en kan voor zijn studie of werk gemakkelijker in een ander land integreren. In het bedrijfsleven is er grote vraag naar talenkennis en goede taalvaardigheden maken mensen beter inzetbaar. Talen zijn de belangrijkste communicatiemiddelen: talenkennis opent deuren naar andere culturen en draagt bij tot een beter begrip van andere culturen, zowel binnen Europa als in de rest van de wereld.

Meertaligheid is binnen de Europese Commissie voortaan een zelfstandige portefeuille. Hiermee wordt erkend hoe belangrijk talen voor de burger zijn en dat op het hoogste politieke niveau actie ondernomen moet worden om middelen voor de bevordering van meertaligheid bijeen te brengen.

Voor de bevordering van meertaligheid zijn de Commissie en de lidstaten gezamenlijk verantwoordelijk en deze laatste hebben al belangrijke stappen ondernomen om hun onderwijsbeleid zo aan te passen dat studerenden op alle niveaus met betere taalvaardigheden worden toegerust. Dit is een belangrijk resultaat, dat laat zien dat de Commissie en de lidstaten samen naar gemeenschappelijke doelstellingen toewerken.

Dit verslag beschrijft de belangrijkste resultaten van het actieplan ‘Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen 2004-2006’ op Europees en nationaal niveau. Het besteedt aandacht aan actuele ontwikkelingen in de hervorming van de onderwijsstelsels om het leren van talen te bevorderen en maakt de balans op van wat er in de afgelopen drie jaar is bereikt. Bovendien zal het als uitgangspunt dienen voor verdere maatregelen op het gebied van het meertaligheidsbeleid.

2. HET LEREN VAN TALEN EN DE TAALVERSCHEIDENHEID BEVORDEREN

De Europese Commissie zet zich allang in voor de bevordering van het leren van talen en de taalverscheidenheid. Het eerste algemene programma ter bevordering van het onderwijzen en leren van talen, Lingua, werd in 1989 van kracht en sindsdien hebben talen centraal gestaan in de Europese programma’s op onderwijs- en opleidingsgebied.

Aan het eind van het Europees Jaar van de talen in 2001 hebben zowel het Europees Parlement als de Raad resoluties aangenomen waarin de Europese Commissie werd verzocht het leren van talen verder actief te bevorderen. In 2002 hebben de staatshoofden en regeringsleiders in Barcelona de politieke toezegging gedaan om de beheersing van basisvaardigheden te verbeteren, met name door het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd. In 2003 nam het Europees Parlement een initiatiefverslag aan waarin de Commissie werd verzocht beter rekening te houden met de regionale en minder gebruikte talen, mede gelet op de uitbreiding en de culturele verscheidenheid[1].

Het actieplan ‘Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen’[2] was het antwoord van de Commissie op de verzoeken van de Raad en het Parlement; het was onder andere gebaseerd op de uitkomsten van een brede raadpleging die tussen 2002 en 2003 werd gehouden. Toen verkeerde wat nu de ‘Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid’ heet, in haar eerste fase. De verbetering van het leren van vreemde talen was als specifieke doelstelling opgenomen in het programma ‘Onderwijs en opleiding 2010’, de onderwijs- en opleidingscomponent van de Lissabonstrategie[3]. De bijbehorende langetermijnagenda, waarmee het Europees beleid op gemeenschappelijke doelstellingen moet worden afgestemd, en de open coördinatiemethode, die nauwe samenwerking met de lidstaten mogelijk maakt, hebben vaart gezet achter de samenwerking op het gebied van het taalbeleid.

Om te beginnen wordt communicatie in vreemde talen in de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006[4] als een van de acht sleutelcompetenties voor een leven lang leren aangemerkt. Ten tweede is er via de werkgroep Talen, waarin hoge ambtenaren zitting hebben die in de lidstaten met taalbeleid zijn belast, een vruchtbare samenwerking met de lidstaten tot stand gekomen. De groep komt regelmatig bijeen om informatie en good practices uit te wisselen. Dankzij haar inzet kreeg het actieplan een vervolg op nationaal niveau.

Op het niveau van de Commissie kwam het toenemende belang van het taalbeleid in 2005 tot uiting in de expliciete vermelding van meertaligheid in de portefeuille van commissaris Figel’. Dit leidde tot de vaststelling van een strategie voor meertaligheid, die zowel interne als externe maatregelen omvat en die uiteen wordt gezet in de Mededeling van de Commissie ‘ Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid ’[5]. Tegelijkertijd begon de Commissie op verzoek van de Europese Raad van Barcelona aan de ontwikkeling van een indicator van het taalvermogen, teneinde aan het einde van hun verplichte periode van onderwijs of opleiding de vaardigheden van leerlingen in twee vreemde talen te kunnen meten[6]. Meertaligheid is een belangrijk terrein waarop Europa dichter bij de behoeften van de burgers kan komen. Daarom werd meertaligheid bij het aantreden van commissaris Orban in januari 2007 een zelfstandige portefeuille. De portefeuille beperkt zich op het ogenblik niet langer tot de sfeer van een leven lang leren, maar richt zich ook op het belang van talenkennis in het bedrijfsleven en de bijdrage aan het Jaar van de interculturele dialoog 2008.

3. RESULTATEN VAN HET ACTIEPLAN – TOEGENOMEN BELANG VAN HET TAALBELEID OP EUROPEES EN NATIONAAL NIVEAU

Het actieplan beschrijft de belangrijkste doelstellingen die op drie strategische terreinen moeten worden verwezenlijkt: 1. een leven lang talen leren, 2. beter taalonderwijs, 3. een taalvriendelijke omgeving creëren. Een vierde hoofdstuk ‘Een kader voor vooruitgang’ heeft de algemene ontwikkeling van een taalbeleid op Europees en nationaal niveau ten doel.

Het actieplan bevatte 47 concrete voorstellen voor door de Commissie binnen een bepaald tijdsbestek (2004-2006) te nemen maatregelen en voorzag in een evaluatie in 2007. Ook de lidstaten werden uitgenodigd aan de verwezenlijking van de doelstellingen mee te werken, waarbij echter werd toegegeven dat die in drie jaar tijd moeilijk te halen zouden zijn.

Over het algemeen hebben de Commissie en de lidstaten aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de in het actieplan aangekondigde maatregelen. Als gevolg van al deze initiatieven heeft de bevordering van het leren van talen, van taalverscheidenheid en van meertaligheid over het geheel genomen aanzienlijk aan politiek gewicht gewonnen.

Op het niveau van de Commissie lag het accent bij de uitvoering van het actieplan vooral op meertaligheid en de bevordering van talen in de onderwijs- en opleidingsprogramma’s.

Op beleidsgebied bood het actieplan een kader van strategische onderwerpen voor bespreking en samenwerking met de lidstaten, dat een gerichte uitwisseling van good practices en concrete resultaten mogelijk maakte. De in het actieplan voorgestelde en door de Commissie uitgevoerde studies, conferenties, seminars en voorlichtingsinitiatieven stimuleerden de discussie tussen beleidsmakers en praktijkmensen, en droegen bij aan het bewustzijn omtrent belangrijke taalkwesties, aan de beleidsvorming en aan de bevordering van een taalonderwijs van goede kwaliteit.

Op programmaniveau riep het actieplan op tot een strategisch gebruik van de onderwijs- en opleidingsprogramma’s zodat die optimaal kunnen worden benut voor de bevordering van het leren van talen en van de taalverscheidenheid. Dankzij de vaststelling van prioriteiten en de oproep tot specifieke voorlichtingsacties konden opmerkelijke resultaten worden bereikt: het Socrates- en Leonardo-programma hebben in 2004-2006 bijna 150 miljoen euro geïnvesteerd in specifiek op het leren van talen gerichte acties, een toename met 66 % ten opzichte van 2000-2002.

Op nationaal niveau diende het actieplan als actiekader. Sommige lidstaten tendeerden bij de hervorming van de onderwijsstelsels al in de richting van het in Barcelona genoemde beginsel ‘moedertaal plus twee andere talen’, terwijl sommige meldden dat het actieplan hun besluit tot hervormingen had beïnvloed. Het voornaamste effect van het actieplan op nationaal niveau was dat het nationaal beleid gericht werd op maatregelen op de in het actieplan genoemde strategische gebieden en langs de daarin geschetste lijnen. Na drie jaar biedt het nationaal beleid over het geheel genomen een coherenter beeld: er bestaat een algemene consensus over fundamentele kwesties zoals het belang van talen als sleutelcompetentie met het oog op een leven lang leren, de noodzaak om leerlingen gedurende de leerplicht twee talen te leren en de noodzaak van goed taalonderwijs en transparante evaluatie. Weliswaar verkeerden niet alle landen in dezelfde uitgangspositie en vorderden zij ook niet in hetzelfde tempo, maar over de gehele linie hadden de hervormingen hoofdzakelijk betrekking op:

- Herziening van het hele onderwijsstelsel vanuit het oogpunt van een leven lang talen leren;

- Invoering van vroegtijdig taalonderwijs in het lager en soms al in het kleuteronderwijs;

- Invoering van content and language integrated learning (CLIL)[7] in de leerplannen;

- Groter aanbod van talen in het voortgezet onderwijs;

- Meer investeringen in de opleiding van taalleraren;

- Herziening van de leerplannen, examens en diploma’s om die af te stemmen op het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen;

- Het gebruik van door de Commissie en de Raad van Europa ontwikkelde Europese programma’s en instrumenten om de nationale onderwijsstelsels te herzien, geschikte taalmethoden en -toetsen te ontwikkelen en de opleiding van taalleraren in het buitenland en Europese samenwerking op scholen te bevorderen.

4. BELANGRIJKSTE RESULTATEN

Het actieplan stelde 47 acties voor ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen op het niveau van de Commissie, rekening houdend met de bevoegdheden van de Commissie en de beschikbare begroting. De Commissie is daar in bijna alle gevallen in geslaagd. Van de 47 acties zullen er eind 2007 41 zijn voltooid (33 zijn dat al en eind 2007 zullen er nog eens acht worden afgerond) en vijf zullen er worden uitgevoerd in het kader van het programma ‘Een leven lang leren’ (2007-2013). Eén actie werd geannuleerd maar gedeeltelijk opgenomen in een andere .

De uitvoering van het actieplan heeft concreet geleid tot:

- De nieuwe vormgeving van het talenportaal op de Europa-server (I.4.1[8]), een portaalsite met informatie en taalleerhulpmiddelen die speciaal zijn toegesneden op volwassenen en taalleraren, tezamen met voorlichtingsinitiatieven op nationaal niveau om het leren van talen in het buitenland te bevorderen (II.3.1 en III.3.2). Omdat algemeen wordt erkend dat het grote publiek zich bewuster moet worden van de voordelen van het leren van talen, werd in het kader van het programma ‘Een leven lang leren’ een jaarlijks budget voor informatiecampagnes over talen ingevoerd (IV.3.1).

- Dertien Europese studies (waarvan tien reeds voltooid en drie kort voor voltooiing) om de context te bepalen, precedenten te identificeren en good practices en innovatieve methoden voor bepaalde taalaspecten in kaart te brengen. Hiertoe behoren het baanbrekende ‘ European Profile for Language Teacher Education in Europe ’ (II.3.2); ‘ Special Educational Needs in Europe — the teaching and learning of languages ’ (I.5.1), ‘ Lingo: 50 ways to motivate language learners ’ (IV.1.2) en ‘ Effects on the European Economy of Shortages of Foreign Language Skills in Enterprise ’ (IV.1.3). Laatstgenoemde studie is de eerste stap in de richting van een uitbreiding van het meertaligheidsbeleid tot de behoeften van het bedrijfsleven. Op 21 september 2007 zal een conferentie over bedrijfsleven, talen en interculturele vaardigheden gewijd worden aan talen als concurrentievoordeel voor Europa.

- Zes Europese conferenties en seminars over talen, waaronder de Europese conferentie over content and language integrated learning (CLIL) in 2005 (I.2.6) tijdens het Luxemburgse voorzitterschap, waar CLIL voor het eerst onder de aandacht van Europese beleidsmakers werd gebracht, en de Europese conferentie over regionale en minderheidstalen in de onderwijsstelsels (III.1.1), waar belanghebbenden uit heel Europa bijeenkwamen om good practices uit te wisselen over manieren om toekomstige generaties met succes regionale en minderheidstalen aan te leren.

- Zeventien acties op programmaniveau om het leren van talen via Europese programma’s te bevorderen . De belangrijkste programma’s in dit verband zijn Socrates en Leonardo, maar er werden ook bijdragen geleverd door het jumelageprogramma, het e-learningprogramma, de programma’s Cultuur en Jeugd, en het kaderprogramma voor onderzoek, waarin prioriteiten voor taalgerichte activiteiten waren opgenomen, alsook meer steun voor voorbereidende taalcursussen voorafgaande aan mobiliteit. Van deze acties werden er dertien met succes afgerond, staan er twee kort voor voltooiing en zijn er twee al welgevorderd. Bovendien zullen deze acties blijvend effect hebben nu in de nieuwe generatie programma’s voor 2007-2013 (de programma’s ‘Een leven lang leren’, Cultuur, Jeugd in actie, Europa voor de burgers en het zevende kaderprogramma voor onderzoek) meer nadruk zal worden gelegd op het bevorderen van het leren van talen en van de taalverscheidenheid .

- Omdat algemeen wordt erkend dat het grote publiek zich bewuster moet worden van de voordelen van het leren van talen, werd ten slotte in het kader van het programma ‘Een leven lang leren’ een jaarlijks budget voor informatiecampagnes over talen ingevoerd (IV.3.1).

In vergelijking met de jaren 2000-2002 investeerden het Socrates- en het Leonardo-programma 66 % meer in acties die specifiek het leren van talen ten doel hadden: hun aandeel in de totale begroting steeg in de periode 2004-2006 van 30 miljoen euro tot bijna 50 miljoen euro per jaar.

In 2004-2006 verleenden het Socrates- en het Leonardo-programma steun voor:

- 2 951 taalprojecten voor scholen (een toename van 84 % ten opzichte van de periode 2000-2002);

- 3 957 taalassistentschappen (een toename van 62 %);

- 9 434 Erasmus-studenten die een intensieve voorbereidende taalcursus hebben gevolgd (een toename van 160 %);

- 300 onderwijspartnerschappen in het volwassenenonderwijs (een toename van 689 %);

- 765 beurzen voor de bijscholing van leraren vreemde talen in het volwassenenonderwijs (nieuwe actie);

- 1 820 beurzen voor de bijscholing van taalleraren in het beroepsonderwijs (een toename van 143 %);

- 41 Lingua-projecten ter ontwikkeling van nieuwe taalmethoden en -toetsen (een toename van 24 %);

- 39 Lingua-projecten om de voordelen van het leren van talen te promoten en de burgers meer mogelijkheden op het gebied van taalonderwijs te geven (een toename van 160 %).

Deze resultaten zijn bemoedigend. Op enkele onderdelen van het programma zou echter beter gepresteerd kunnen worden: zo nam het aantal taalprojecten voor de ontwikkeling van materiaal voor de opleiding van taalleraren in Comenius, Grundtvig en Leonardo over de gehele linie niet wezenlijk toe, evenmin als het aantal leerlingen dat deelnam aan taalprojecten voor scholen en het aantal taalleraren met een opleidingsbeurs. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat deelnemers aan Comenius-projecten hun taalvaardigheid weliswaar hebben verbeterd, maar dan hoofdzakelijk in het Engels en ten koste van andere talen. Hetzelfde geldt voor de Comenius-beurzen voor bijscholing, die voornamelijk bedoeld waren voor het leren van Engels, wat dus ingaat tegen het beleid om de taalverscheidenheid te bevorderen en het aanbod van talen te vergroten.

De informatie over initiatieven op nationaal niveau is gebaseerd op de nationale verslagen over de follow-up van het actieplan die de lidstaten eind 2006 aan de Commissie hebben toegezonden (IV.1.1). Twintig landen (België – Vlaamse Gemeenschap, Bulgarije, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) stelden een uitvoerig verslag op over de uitvoering van het actieplan op hun grondgebied en enkele andere hebben gedeeltelijke informatie verstrekt (Cyprus, Duitsland, Luxemburg en Roemenië). Deze bronnen werden voor de Commissie bestudeerd door een externe consulent, die vervolgens een verslag heeft opgesteld met de belangrijkste beleidsontwikkelingen in de lidstaten en een selectie van good practices. Zijn onafhankelijke verslag werd besproken door de werkgroep Talen, die nog aanvullende informatie verstrekte. De selectie van good practices in het onderhavige verslag is op deze werkzaamheden gebaseerd. Zij dient slechts ter illustratie en is niet volledig, maar geeft een indicatie van de aard en omvang van de op nationaal niveau ondernomen acties.

5. TENUITVOERLEGGING VAN HET ACTIEPLAN OP DE STRATEGISCHE GEBIEDEN

De volgende vier delen, die de structuur van het actieplan volgen (drie strategische gebieden en het kader voor vooruitgang) bevatten een uitvoerige beschrijving van de resultaten van elk van de 47 acties, die in de tekst tussen haakjes worden vermeld. Een aanvullend werkdocument van de diensten van de Commissie bevat tabellen met de stand van uitvoering van de acties en een overzicht van de resultaten, informatiebronnen en relevante websites.

5.1. Strategisch gebied 1: Een leven lang talen leren

In het actieplan werd het leren van talen vanuit het oogpunt van een leven lang leren beschouwd en werd gevraagd om passende maatregelen in die zin. Op nationaal niveau hebben sommige landen hun onderwijsstelsels dienovereenkomstig hervormd door continuïteit aan te brengen tussen de verschillende onderwijsniveaus en door toetsingssystemen te ontwerpen om deelcompetenties te beoordelen en een terugkeer in het onderwijs mogelijk te maken.

Oostenrijk: Het taalcomité

Oostenrijk evalueert momenteel zijn taalonderwijsbeleid aan de hand van het landenprofiel van de Raad van Europa alvorens tot hervormingen over te gaan. Een taalcomité, bestaande uit mensen uit de onderwijswereld en de sociale partners, bestudeert alle aspecten die verband houden met meertaligheid, en coördineert de tenuitvoerlegging van de Lissabondoelstellingen en andere Europese initiatieven op taalgebied, waaronder het actieplan.

Bulgarije: De nationale hervorming

Talen leren maakt een integrerend deel uit van de laatste nationale onderwijshervorming, die in 2006 door het parlement werd goedgekeurd. Hierdoor wordt de structuur van het onderwijsstelsel zodanig gewijzigd dat op alle scholen twee vreemde talen onderwezen worden en dat voor alle leerlingen in klas 8 een jaar intensief taalonderwijs verplicht wordt.

Finland: Het Finse taalonderwijsbeleid

De regering heeft een project gesteund om de grondbeginselen en doelstellingen van het taalonderwijsbeleid te bestuderen vanuit het oogpunt van meertaligheid, een leven lang leren en de Europese integratie. De slotaanbevelingen worden op het ogenblik bestudeerd om het onderwijsstelsel te verbeteren[9].

Hongarije: Het wereldtaalprogramma

Onder de naam ‘Wereldtaalprogramma’ werd door de regering een alomvattende strategie voor de ontwikkeling van het onderwijzen en leren van vreemde talen gelanceerd. Voorbeelden van maatregelen zijn: extra financiering voor schoolprojecten die zich bezighouden met diverse aspecten van het onderwijzen en leren van talen; de invoering van een jaar intensief taalonderwijs aan het einde van het leerplichtige onderwijs, waarbij ten minste 40 % van het programma aan vreemde talen is gewijd; een nieuw eindexamen; en verscheidene richtsnoeren en aanbevelingen.

Luxemburg: Aanpassing van het taalonderwijs

In 2005-2006 heeft Luxemburg aan de hand van het landenprofiel van de Raad van Europa zijn taalbeleid geëvalueerd. Het Ministerie van Onderwijs en Beroepsopleiding heeft vervolgens een nationaal actieplan 2007-2009 ‘Plan de réajustement de l’enseignement des langues’ opgesteld met 66 actiepunten die alle aspecten van het taalonderwijs en de toetsing van talenkennis bestrijken, van de kleuterschool tot het einde van het voortgezet onderwijs, mede gelet op de talen van de migrantengemeenschappen.

Verenigd Koninkrijk: Talen leren op iedere leeftijd

Sinds 2003 kent Engeland een nationale taalstrategie. De strategie omvat het leren van talen op alle leeftijden en in alle stadia, van jongs af aan tot op volwassen leeftijd en op de universiteit. Zij heeft drie overkoepelende doelstellingen: het onderwijs in en het leren van talen verbeteren; een erkenningssysteem invoeren; en het aantal mensen dat talen in het voortgezet en hoger onderwijs en op het werk leert, vergroten.

Op communautair niveau hebben de programma’s op onderwijs- en opleidingsgebied hun steun voor voorbereidende taalcursussen voor mensen die aan mobiliteitsactiviteiten deelnemen, verhoogd (I.0.1): de deelname aan voorbereidende taalcursussen in het kader van Comenius (lerarenopleiding) is verdubbeld; in het kader van Erasmus is het aantal studenten dat aan intensieve taalcursussen deelneemt, met bijna 40 % toegenomen; en het Leonardo-programma heeft 15,6 miljoen euro uitgegeven voor de taalkundige en culturele voorbereiding van 175 000 stagiairs, studenten en jonge werknemers die een stage in het buitenland volgen, een toename van 77 % ten opzichte van 2000-2002. In het programma ‘Een leven lang leren’ is de steun voor voorbereidende taalcursussen uitgebreid tot alle soorten mobiliteit.

5.1.1. ‘Moedertaal plus twee andere talen’: vanaf het prille begin

De laatste vier jaar hebben de lidstaten hun lager (en in sommige gevallen ook hun kleuter-) onderwijs hervormd om vroeger te kunnen beginnen met het onderwijzen van een vreemde taal. Het is de trend om vroeger met een tweede taal (een vreemde taal, een minderheidstaal of een taal met een gelijke officiële status) te beginnen, doorgaans in de eerste drie jaar van het lager onderwijs.

Het belangrijkste probleem bij de uitvoering van deze hervormingen is het gebrek aan adequaat opgeleide taalleraren, zowel onderwijzers als vakdocenten. In sommige landen wordt ook vroeger met het onderwijs in een tweede vreemde taal begonnen (in de laatste jaren van het lager onderwijs of in het begin van het voortgezet onderwijs). Dit moet worden gestimuleerd en op grotere schaal toegepast.

Om het vroegtijdig leren van een taal te bevorderen, heeft de Commissie een studie gefinancierd over de ‘Belangrijkste pedagogische beginselen met betrekking tot het onderwijs van vreemde talen aan zeer jonge kinderen’ (I.1.1). Daarin wordt erkend dat de leraren een centrale rol spelen in het vroegtijdig taalonderwijs, en wordt aanbevolen onderzoeksresultaten onder de praktijkmensen te verspreiden, methoden en instrumenten te ontwikkelen om de kennis van de kinderen te toetsen en te evalueren, en steun te verlenen voor het onderwijs van een tweede vreemde taal op de lagere school.

Wat de voorlichtings- en netwerkactiviteiten betreft, heeft de Commissie een brochure ten behoeve van ouders gepubliceerd over de voordelen van het leren van vreemde talen, en zal zij de ouders in de door het programma ‘Een leven lang leren’ ondersteunde informatiecampagne gericht benaderen (I.1.2). Zij heeft ook een seminar voor praktijkmensen gesteund waar de resultaten van bovengenoemde studie werden gepresenteerd. Om het opzetten van netwerken tussen in het veld werkzame organisaties te stimuleren, zal het vroegtijdig taalonderwijs in 2007 als prioriteit worden aangemerkt voor het Comenius-netwerk en het netwerk Kernactiviteit Talen (I.1.3).

In het kader van Socrates werd steun verleend aan het vroegtijdig taalonderwijs en de daarmee samenhangende lerarenopleiding via de financiering van elf Lingua-projecten (I.1.4) en bijna 4 000 taalassistentschappen (toename van 13 %), waarvan sommige voor kleuter- en lagere scholen (I.1.5). Lagere en kleuterscholen zullen verder worden aangemoedigd om in het kader van het programma ‘Een leven lang leren’ een taalassistent te ontvangen.

5.1.2. Talen leren in het middelbaar onderwijs

Het actieplan verzocht de lidstaten hun inspanningen te continueren om leerlingen de mogelijkheid te bieden ten minste twee vreemde talen te leren, waarbij het accent ligt op actieve communicatieve vaardigheden, het vermogen om een taal te leren en interculturele vaardigheden.

Duitsland, Estland, Frankrijk, Litouwen, Slovenië en Spanje: Europese secties/tweetalig onderwijs

Sommige landen hebben ‘Europese secties’ ingevoerd, waar meerdere talen worden onderwezen, ook door middel van CLIL, en waar speciale aandacht wordt besteed aan Europese samenwerking en intercultureel onderwijs. Dergelijke initiatieven zijn dikwijls proefprojecten die later deel moet gaan uitmaken van het reguliere onderwijs.

Griekenland: Een multithematische benadering van talen

Als gevolg van de hervorming van de lagere- en middelbareschoolprogramma’s heeft het taalonderwijs een horizontale dimensie gekregen en is meer samenwerking vereist met het moedertaalonderwijs en andere vakken. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de vergroting van het bewustzijn omtrent culturele en taalverscheidenheid en de ontwikkeling van interculturele vaardigheden.

Duitsland, Nederland, Frankrijk, Finland en Oostenrijk: CertiLingua , het 'Europees certificaat voor meertaligheid en Europese en internationale oriëntatie’

CertiLingua is bedoeld als aanvulling op het einddiploma ten bewijze dat een leerling in minstens twee vreemde talen een excellentieniveau heeft bereikt in meertaligheid en Europese en internationale oriëntatie. Scholen die het CertiLingua-certificaat afgeven, bieden ten minste één vak aan door middel van CLIL en beogen de interculturele vaardigheden van de leerling te ontwikkelen door middel van Europese en internationale projecten. Het CertiLingua-initiatief vloeit voort uit grensoverschrijdende samenwerking tussen Duitse en Nederlandse scholen en breidt zich geleidelijk uit tot andere landen. Het heeft ten doel de transparantie van de door leerlingen verworven interculturele en taalvaardigheden te vergroten door een in verschillende landen erkend ‘label of excellence’ te verstrekken[10].

De Commissie heeft de inspanningen van de lidstaten ondersteund door scholen uit verschillende landen meer mogelijkheden te bieden om samen talen te leren en de interculturele vaardigheden en passieve meertaligheid verder te ontwikkelen.

Het aantal taalprojecten voor scholen in het kader van Comenius is gestegen en is goed voor 19 % van de begroting voor Comenius-schoolprojecten (ofschoon in het actieplan een streefcijfer van 25 % werd aanbevolen). Voorts werden in 2004-2006 ook 2 951 gemeenschappelijke taalprojecten gesteund waarbij 53 118 leerlingen en 8 853 leerkrachten betrokken waren die deelnamen aan uitwisselingen (I.2.1). Het programma ‘Een leven lang leren’ beoogt thans het in het actieplan aanbevolen streefcijfer te halen.

Eind 2007 zal een studie worden afgerond naar de interculturele en taalvaardigheden die voor elk onderwijsstadium van belang zijn (I.2.2). Die zal voorstellen aandragen over hoe het huidige taalonderwijs kan worden verbeterd om interculturele vaardigheden te ontwikkelen en hoe voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs passende eindtermen voor interculturele vaardigheden kunnen worden vastgesteld. Door Comenius werden veertien projecten en twee netwerken voor de ontwikkeling van opleidingsmateriaal en -modules ter bevordering van passieve meertaligheid gefinancierd (I.2.3).

5.1.3. De bevordering van Content and Language Integrated Learning (CLIL)

In Europa wordt in de klas steeds meer gebruik gemaakt van CLIL omdat dat beschouwd wordt als een doeltreffende methode om de communicatievaardigheden te verbeteren en de leerlingen te motiveren.

De verdere ontwikkeling van onderwijsleermiddelen voor dit taal- en inhoudsgericht leren werd gesteund via vier Lingua-projecten (I.2.4); bovendien kregen Comenius-schoolprojecten inzake CLIL-methoden voorrang (I.2.5). Het programma ‘Een leven lang leren’ zal prioriteit blijven geven aan schoolpartnerschappen die het vroegtijdig leren van talen, passieve meertaligheid en CLIL bevorderen.

In maart 2005 vond in Luxemburg in samenwerking met het Luxemburgse voorzitterschap een Europees symposium plaats over ‘The Changing European Classroom – the Potential of Plurilingual Education’ (I.2.6); de conclusies daarvan werden in mei 2005 aan de Onderwijsraad gepresenteerd. Het symposium wees er nogmaals op dat leerlingen en studenten op verschillende niveaus van het schoolonderwijs CLIL aangeboden moeten krijgen. Ook werd benadrukt dat leraren een speciale opleiding in CLIL moeten krijgen.

In 2006 publiceerde het Eurydice-netwerk een enquête over ‘Content and Language Integrated Learning op de Europese scholen’ (I.2.7), waarin de belangrijkste kenmerken van CLIL in de Europese landen worden beschreven. Hoewel de belangstelling voor CLIL groeiende is, profiteert daar op het ogenblik slechts een minderheid van de leerlingen en studenten van, waarbij de situatie sterk van land tot land verschilt. Zoals de enquête uitwijst, zijn voor de algemene invoering van CLIL in de meeste landen aanzienlijke inspanningen op het gebied van de lerarenopleiding vereist. Een ander aspect waaraan nog verder gewerkt moet worden, is de evaluatie: omdat CLIL in de meeste landen nog in de kinderschoenen staat, is de evaluatie van CLIL-methoden nog niet wijdverbreid.

5.1.4. Talen leren in het hoger onderwijs

In het actieplan werd alle universiteiten gevraagd een samenhangend taalbeleid te ontwikkelen teneinde het leren van talen bij alle studenten te bevorderen en hun de mogelijkheid te bieden in het buitenland te studeren.

België, Roemenië, Tsjechië: Multidisciplinair universitair onderwijs

In België (Vlaamse Gemeenschap), Roemenië en Tsjechië bieden sommige universiteiten een doctoraalprogramma natuurwetenschappen, geschiedenis of geografie aan met vreemde talen als bijvak, dat in sommige gevallen tot een dubbele graad leidt. Deze combinatie van verschillende vakken vergroot de taalvaardigheid en moet ook als voorbereiding dienen voor toekomstige CLIL-leraren.

De Commissie heeft het beschikbare aantal intensieve taalcursussen in het kader van Erasmus verhoogd tot 6,4 % van de studenten die naar het buitenland gaan (ofschoon het streefcijfer in het actieplan 10 % was) (I.3.1). Dit percentage varieert echter sterk van land tot land: de Sloveense en Turkse universiteiten trokken aanzienlijke belangstelling voor hun intensieve taalcursussen in het kader van Erasmus, waaraan meer dan 35 % van de inkomende studenten had deelgenomen, terwijl de Duitse, Estse, Finse, Hongaarse, Noorse en Tsjechische universiteiten een participatiegraad van meer dan 10 % noteerden. Alles bij elkaar volgden 10 000 studenten in 2004-2006 een intensieve taalcursus in het kader van Erasmus. Het aanbod van intensieve taalcursussen in het kader van Erasmus is in het programma ‘Een leven lang leren’ verder uitgebreid, maar de universiteiten moeten meer doen aan het promoten van de taal van het gastland als tweede taal voor inkomende studenten.

Wat de internationale samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen betreft, steunt het Erasmus Mundus-programma gemeenschappelijke masterprogramma’s in verschillende lidstaten, waar studenten van buiten de EU minstens twee verschillende Europese talen kunnen leren. In de periode 2004-2006 kregen 2 325 studenten van buiten de EU een beurs voor 57 verschillende masteropleidingen, waaronder drie in taalkunde en taalverwante onderwerpen. Het Tempus-programma steunt samenwerking tussen EU-universiteiten en 26 partnerlanden in de Westelijke Balkan, Oost-Europa, Centraal-Azië, Noord-Afrika en het Midden-Oosten om te helpen bij de modernisering van de universiteiten, de regio’s en volkeren te helpen van elkaar te leren en bij te dragen tot wederzijds begrip tussen de culturen. Taalopleidingen maken normaal gesproken deel uit van dergelijke projecten en in 2004-2006 waren er twee gericht op samenwerking op het gebied van taalonderwijs. Ook de samenwerkingsprogramma’s met de Verenigde Staten, Canada, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland hebben zes projecten voor de ontwikkeling van taalcurricula gesteund.

5.1.5. Talen leren voor volwassenen

Het actieplan drong aan op betaalbare faciliteiten voor het leren van talen door volwassenen, bv. bedrijfsopleidingen, cursussen voor volwasseneneducatie of informeel leren in verband met culturele activiteiten.

België, Tsjechië: Taalcheques en onlineleermiddelen

Het volgen van een taalcursus is niet alleen een kwestie van voldoende motivatie en tijd, maar ook van geld. Om het levenslang leren van talen te stimuleren voeren België en Tsjechië een chequesysteem in, dat door de staat, de werkgevers en de gebruikers gezamenlijk wordt gefinancierd en dat er volgens de beschikbare informatie voor heeft gezorgd dat de vraag onder volwassenen naar taalcursussen aanmerkelijk is gestegen.

Websites zijn één manier om het leren van talen onder volwassenen te promoten. In België is ‘Word wat je wil’[11] een database met onder andere alle officiële en particuliere taalcursussen. In Tsjechië wordt momenteel gewerkt aan de ontwikkeling van een nationaal talenportaal. Daar zullen gratis onlinetaalcursussen worden aangeboden die beantwoorden aan het CEFR.

Ierland, Slovenië en Spanje: Mogelijkheden voor volwassenen om talen te leren

In Ierland en Slovenië bestaat er onder volwassenen een gezonde vraag naar mogelijkheden om talen te leren en er zijn veel plaatselijke initiatieven om aan die vraag te voldoen via het netwerk van bibliotheken, culturele verenigingen, taalclubs en volwasseneneducatie.

Taalscholen voor volwassenen maken al jaren deel uit van het Spaanse onderwijsstelsel en zij bestaan zowel op regionaal als nationaal niveau. Zij bieden op netwerkbasis beginners- en gevorderdencursussen conform het CEFR in twintig verschillende talen aan en zij hebben bewezen financieel levensvatbaar te zijn.

Om nog meer volwassenen tot het leren van talen te bewegen, werkt de Commissie aan een internetportaal (I.4.1) dat gemakkelijk toegang biedt tot informatie en advies voor het grote publiek en voor taalprofessionals.

5.1.6. Talen leren voor mensen met bijzondere behoeften

Het taalonderwijs begint nu vroeger en maakt in de meeste lidstaten deel uit van het kerncurriculum van het leerplichtonderwijs, maar het moet ook rekening houden met leerlingen met bijzondere behoeften. De Commissie heeft een onderzoek gefinancierd naar ‘Speciale onderwijsbehoeften in Europa, het onderwijzen en leren van talen’ (I.5.1), dat concludeerde dat er geen enkele reden is om leerlingen met bijzondere behoeften uit te sluiten van het leren van talen, en dat erop wees dat het leren van talen zich niet beperkt tot het verwerven van communicatieve vaardigheden, maar ook bijdraagt tot een betere persoonlijke en educatieve ontwikkeling omdat het ook de waarden van het Europees burgerschap omvat. Het onderzoek besteedde aandacht aan onderwijsmethoden en kwam met aanbevelingen hoe door middel van individuele leerplannen, team-teaching (taalleraar en leraar speciaal onderwijs) en een adequate lerarenopleiding in het kader van de reguliere opleiding van toekomstige leraren rekening kan worden gehouden met leerlingen met bijzondere behoeften.

Estland en Oostenrijk: Gebarentaal als minderheidstaal erkend

In deze twee landen is gebarentaal onlangs als minderheidstaal/officiële taal erkend. De officiële erkenning werd gevolgd door onderzoekprogramma’s, steun voor een centrum voor beroepskwalificaties en cursussen voor de opleiding van leraren gebarentaal.

5.1.7. Het taalaanbod

De lidstaten werd verzocht om op alle onderwijsniveaus een zo groot mogelijk aantal talen aan te bieden. Het taalaanbod is ongelijk verdeeld. Aan de ene kant is het taalaanbod in sommige lidstaten heel beperkt (voornamelijk Engels, met enkele andere talen in specifieke curricula in grensgebieden of voor migrantengemeenschappen). Aan de andere kant melden lidstaten met een vrije taalkeuze problemen bij de uitvoering van dit beleid op de scholen. Ouders zijn zich dikwijls niet bewust van de voordelen van het leren van meer dan een taal. Leerplanhervormingen die erop gericht zijn het taalaanbod te vergroten, moeten ondersteund worden door adequate informatie.

Duitsland, Frankrijk, Griekenland en Oostenrijk: Onderwijs in de talen van de buren

In 2003 lanceerde het bondsland Neder-Oostenrijk een plan, ‘Sprachoffensive’ genaamd, om 13 000 leerlingen Tsjechisch, Slowaaks en Hongaars te leren. Ook werd een regionaal ‘kenniscentrum’ opgericht om expertise en advies op taalgebied te bieden aan scholen en bedrijven die grensoverschrijdend werken.

Frankrijk is er door informatiecampagnes en de inrichting van tweetalige klassen in geslaagd het aantal leerlingen dat Duits kiest, met 10 % te verhogen. Dit voorbeeld laat zien dat attitudes veranderd kunnen worden als de juiste maatregelen worden genomen.

In Thracië bestond al een tweetalig Grieks/Turks curriculum voor de Turkse minderheid, maar in 2006-2007 werd in de hogere klassen van sommige scholen voor voortgezet onderwijs een proefprogramma voor onderwijs in het Turks ingevoerd om de grensoverschrijdende contacten te bevorderen.

5.2. Strategisch gebied 2: Een beter taalonderwijs

5.2.1. De taalvriendelijke school

Scholen en opleidingsinstituten werd verzocht het onderricht van talen holistisch te benaderen, waarbij verbanden worden gelegd tussen het onderricht van de moedertaal, vreemde talen, de taal van het onderricht en de talen van migrantengemeenschappen. De Commissie heeft deze benadering bevorderd door Comenius-schoolprojecten op dit gebied te ondersteunen (II.1.1).

Finland: De taal van nieuwkomers als onderwijstaal

Het Finse onderwijsstelsel bevordert het onderwijs in de moedertaal van immigranten om zo functionele tweetaligheid te garanderen. In 2003 werd onderwijs in 52 talen aangeboden. Russisch, Somali en Albanees waren de meest onderwezen immigrantentalen.

Italië: het initiatief ‘Talking the World’

Dit initiatief is bedoeld om de taalvriendelijke school te bevorderen via een aantal fundamentele activiteiten waaraan leraren deelnemen en waarbij scholen in een netwerk samenwerken. Het actieplan diende als uitgangspunt voor de discussie en als inspiratiebron.

5.2.2. De taalklas

Om innovatieve methoden voor het leren en onderwijzen van talen te steunen, zijn de in het kader van het Socrates- en het Leonardo-programma ontwikkelde taalproducten (II.2.2) via uiteenlopende initiatieven verspreid en daarmee zal worden doorgegaan in het programma ‘Een leven lang leren’. De actie e-twinning, waardoor scholen via internet kunnen samenwerken, heeft de taalvaardigheid verbeterd en tot op zekere hoogte de passieve meertaligheid en het gebruik van de taal van de partnerschool bevorderd (II.2.3).

5.2.3. De opleiding van taalleraren

De lidstaten besteden toenemende aandacht aan de lerarenopleiding, met name als middel om doeltreffend taalonderwijs in het lager onderwijs en via CLIL te waarborgen. In veel lidstaten zijn taalleraren weliswaar niet verplicht een periode door te brengen in het land waarvan zij de taal onderwijzen, maar de noodzaak daarvan wordt alom erkend door leraren en opleiders van leraren die gebruik maken van de mobiliteitsregelingen die door de Europese onderwijsprogramma’s (Erasmus, Comenius, Leonardo) geboden worden om hun taalvaardigheid te verbeteren.

Duitsland, Oostenrijk, Polen en Tsjechië: Dubbele opleiding voor taalleraren

In deze landen leidt de lerarenopleiding op tot een onderwijsbevoegdheid in twee verschillende vakken, bijvoorbeeld talen en een ander vak. Dit systeem verbetert de taalvaardigheid van de leraren en draagt bij tot de opleiding van toekomstige CLIL-leraren.

Luxemburg: Opleiding van meertalige leraren

Onderwijzers worden opgeleid om les te kunnen geven in de drie landstalen Luxemburgs, Duits en Frans, en ook om in een van deze talen andere vakken dan talen te onderwijzen. Toekomstige taalleraren in het voortgezet onderwijs moeten minstens twee jaar studeren in het land waarvan zij de taal willen gaan onderwijzen. Vakleraren in het voortgezet onderwijs moeten in het Duits en Frans les kunnen geven.

Om de toegang tot taalonderwijsregelingen in het Socrates- en het Leonardo-programma te verruimen, verzocht de Commissie de nationale agentschappen informatiecampagnes op touw te zetten over mobiliteit voor taalleraren en hun opleiders (II.3.1). Eén project was in het bijzonder gewijd aan de bevordering van taalassistentschappen. Als gevolg hiervan steeg het aandeel in de uitgaven voor taalassistentschappen in 2006 tot 26 %, meer dan de in het actieplan nagestreefde 25 %. In het programma ‘Een leven lang leren’ worden de assistentschappen niet beperkt tot talen maar staan zij open voor alle vakken, met speciale nadruk op CLIL. Bij de Comenius-beurzen voor bijscholing had 65 % van de aanvragen betrekking op talen. Tussen 2004 en 2006 hebben meer dan 15 000 taalleraren een opleiding in het buitenland gevolgd via Comenius, 765 taalleraren in het volwassenenonderwijs via Grundtvig en 1 820 leraren in het beroepsonderwijs via Leonardo.

De Commissie heeft ook een studie gefinancierd voor de vaststelling van een referentiekader voor een Europees profiel voor de opleiding van taalleraren (II.3.2). De studie geeft de fundamentele eisen aan waaraan voldaan moet worden om een gemeenschappelijk profiel op te stellen, en pleit met name voor een specifieke opleiding van taalleraren op hogeronderwijsniveau, met een verplichte opleidingsperiode in een ander land en een adequate opleiding in methoden en interculturele vaardigheden. De studie wordt momenteel onderzocht door het Europees netwerk van taalinspecteurs (IV.2.1) en de conclusies zullen tijdens een symposium worden besproken en verspreid (II.4.2).

5.2.4. De beschikbaarheid van taalleraren

Taalleraren, maar ook de andere leraren, ondervinden nog steeds aanzienlijke belemmeringen om in het buitenland les te geven. Er bestaat echter enige flexibiliteit. In grensregio’s zijn veelbelovende experimenten uitgevoerd waarbij leraren over de grens werken of aan uitwisselingsprogramma’s deelnemen. De Commissie heeft een studie gefinancierd over ‘Detecting and Removing Obstacles to the Mobility of Foreign Language Teachers’ (II.4.1), waarin instrumenten worden aangereikt om de mobiliteit van taalleraren te vergemakkelijken, en de voornaamste obstakels worden geïnventariseerd. Aanbevolen wordt op Europees niveau een mobiliteitsstrategie voor taalleraren op te stellen om bi- en multilaterale uitwisselingen te stimuleren, uitwisselingen van met name aankomende en jonge leraren te ondersteunen, de erkenning van via mobiliteit verworven kwalificaties aan te moedigen, workshops en werkbezoeken ter plaatse in het buitenland te organiseren bij wijze van lerarenopleiding, en een clearingsysteem in te voeren om vraag en aanbod tussen landen en instellingen op elkaar af te stemmen.

Estland, Polen en andere Midden- en Oost-Europese landen: Bij- en omscholing van taalleraren

In de afgelopen tien jaar hebben Polen en Estland, en ook andere Midden- en Oost-Europese landen, lerarenopleidingsprogramma’s ingevoerd om overtollige taalleraren om te scholen of te herscholen, vooral van Russisch naar Engels. Er zijn aanvullende maatregelen genomen om taalleraren zonder de vereiste diploma’s te herscholen. Deze maatregelen bewijzen dat het technisch mogelijk is het taalaanbod in het curriculum te verbreden als politieke besluiten genomen worden die aansluiten bij de vraag.

Roemenië: Postdoctoraalopleiding op afstand voor leraren in plattelandsgebieden

Met een door de Roemeense regering en de Wereldbank gesteund project moet de opleiding verbeterd worden van leraren die in plattelandsgebieden wonen. Vier universiteiten hebben postdoctorale afstandscursussen Frans en Engels ingevoerd, die zijn ontwikkeld door een multidisciplinair team en die openstaan voor alle leraren die talen willen onderwijzen. De cursussen, die geïntegreerd zijn in andere afstandsopleidingen voor leraren, worden afgesloten met een officieel diploma. In 2007 zullen tweehonderd leraren Engels en Frans hun omscholingsdiploma behalen.

5.2.5. Taalkennis testen

Er bestond een duidelijke trend om de nationale leerplannen te hervormen en ze op een lijn te brengen met het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen (CEFR), met name voor het voortgezet onderwijs, en de eindexamens zijn dienovereenkomstig herzien. Op alle onderwijsniveaus maken leraren in toenemende mate gebruik van het Europees Taalportfolio als hulp bij het onderwijs, ofschoon de onderwijsleermiddelen zich vaak niet voor deze aanpak lenen. In hoeverre het taalonderwijs in de praktijk door het gebruik van het CEFR veranderd is, werd in februari 2007 besproken op een door de Raad van Europa georganiseerd beleidsforum, waaraan ook de Commissie heeft deelgenomen (II.6.4).

Diverse landen: Gebruik van de CEFR-niveaus om talenkennis te meten

België, Duitsland, Estland, Frankrijk, Italië, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Spanje, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk zijn begonnen (of zullen daar binnenkort mee beginnen, resp. hebben plannen in die richting) met de aanpassing van de leerplannen en eindexamens vreemde talen aan de CEFR-niveaus. Op die manier kan de taalvaardigheid objectief worden gemeten, aangezien het CEFR communicatieve vaardigheden in alle talen bestrijkt.

Nederland: Het taalvaardigheidsprofiel

In het Nederlandse onderwijsstelsel richten de normen voor de vaststelling van taalvaardigheden zich in toenemende mate naar het CEFR. Ook in het hbo en het mbo wordt het CEFR gebruikt om vaardigheidsprofielen te definiëren. Voor bijna alle schooltypen zijn Europese Taalportfolio’s ontwikkeld en gevalideerd. Momenteel wordt gewerkt aan een elektronisch Europees Taalportfolio voor een brede doelgroep, namelijk iedereen die een taal leert.

Frankrijk, Italië en Luxemburg: Externe taalcertificering

Om het niveau van de door leerlingen aan het eind van het voortgezet onderwijs verworven taalkennis transparanter te maken, werkt het Franse onderwijsstelsel in samenwerking met de instellingen die de talen van partnerlanden bevorderen, aan de ontwikkeling van taalcertificering. Een soortgelijk project in Italië, ‘Lingue 2000’, biedt leerlingen thans de mogelijkheid van geaccrediteerde buitenlandse instellingen een externe certificering te krijgen.

In Luxemburg kunnen leerlingen in de laatste twee jaar van de middelbare school hun taalvaardigheden door geaccrediteerde buitenlandse instellingen laten toetsen. Dit geldt niet alleen voor de op school onderwezen talen, maar ook voor talen die niet op het programma staan. Deze certificering zal opgenomen worden in de eindrapporten van de leerlingen.

Op verzoek van de Europese Raad van Barcelona bereidt de Commissie een Europees onderzoek naar taalkennis voor (II.6.1), dat voor het eerst in 2010 zal plaatsvinden en dat vergelijkbare gegevens moet verzamelen over de in Europa aan het einde van het leerplichtonderwijs verworven kennis in twee vreemde talen.

De Europese Commissie heeft het CEFR ook gebruikt om de transparantie van en de voorlichting en advisering over het beroepsopleidingsbeleid te verbeteren. In de Europass, het uniforme kader voor kwalificaties, is een op het CEFR gebaseerd Europees taalpaspoort opgenomen dat deel uitmaakt van het Europees Taalportfolio (II.6.2). Sinds februari 2005 zijn bijna 50 000 taalpaspoorten online ingevuld en werden 181 806 blanco formulieren gedownload. Het Europass-cv, dat ook een rubriek over talenkennis omvat, is zelfs nog populairder: tot dusverre zijn er meer dan een miljoen cv’s online ingevuld en zijn er ongeveer 1,7 miljoen gedownload.

Om informatie te verzamelen en beschikbaar te stellen over het gebruik van taaldiploma’s en de aard en kwaliteit daarvan, heeft de Commissie een studie gefinancierd over een ‘Inventaris van de taalcertificering in Europa’ (II.6.3). Op grond van de bevindingen adviseren de auteurs dat de Commissie met de betrokkenen moet samenwerken om de kwaliteit van de ontwikkeling en validatie van toetsen door aanbieders te verbeteren, kwaliteitsnormen en een praktijkcode voor taaldiploma’s in Europa vast te stellen en de samenwerking tussen diplomaverstrekkers in de verschillende landen en met algemene onderwijsinstellingen te ondersteunen.

5.3. Strategisch gebied 3: Een taalvriendelijke omgeving creëren

5.3.1. Een alomvattende benadering van taalverscheidenheid

Met het actieplan werd voor het eerst op Commissieniveau een visie op het taalbeleid ontwikkeld die verder gaat dan vreemdetalenonderwijs en die alle in Europa gesproken talen omvat, zowel de officiële als de regionale of minderheidstalen en de door migrantengemeenschappen gesproken talen. Om de op onderwijsgebied werkzame vertegenwoordigers van regionale en minderheidstalen bijeen te brengen en hen in de gelegenheid te stellen good practices uit te wisselen, werd in 2006 een Europese conferentie over ‘Regionale en minderheidstalen in het onderwijs’ georganiseerd (III.1.1). De situatie van de regionale en minderheidstalen in de landen die in 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, komt aan bod in het Euromosaic-verslag (III.1.2). Aan een bijwerking voor Roemenië en Bulgarije wordt gewerkt.

Deze nieuwe benadering van talen en taalverscheidenheid komt volledig tot uiting in het programma ‘Een leven lang leren’, in het kader waarvan alle talen, ook de regionale en minderheidstalen, voor financiële steun in aanmerking komen (III.1.3). De Commissie heeft zich door middel van Europese conferenties, plaatselijke seminars en netwerkvergaderingen bijzonder ingespannen om ervoor te zorgen dat de vertegenwoordigers van regionale en minderheidstalen goed geïnformeerd zijn over de toegang tot algemene programma’s, met name het programma ‘Een leven lang leren’.

In 2004-2006 heeft het programma Cultuur 2000 steun verleend voor 150 vertaalprojecten ter bevordering van de culturele en taalverscheidenheid in Europa. Bevordering van de culturele en taalverscheidenheid is ook de hoeksteen van het nieuwe cultuurprogramma voor 2007-2013.

Deze integrale visie sluit aan bij het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen, dat is geratificeerd door 22 leden van de Raad van Europa, waaronder veertien lidstaten van de EU. In het algemeen verstrekken de lidstaten gedeeltelijk of volledig onderwijs in erkende minderheidstalen. Er zijn veelbelovende methoden gemeld bij de bevordering van de blootstelling aan of onderdompeling in verschillende plaatselijke talen, met name voor kinderen.

Finland/Noorwegen/Zweden: Tweetalige scholen in grensgebieden

Een netwerk van partnersteden steunt het leren van talen door middel van grensoverschrijdende samenwerking tussen Fins-, Noors- en Zweedstalige scholen. Sommige scholen hebben een gemeenschappelijk curriculum ontwikkeld en bevorderen via CLIL en de uitwisseling van leraren ook het onderwijs in buurtalen.

Italië/Oostenrijk/Slovenië: Het Cromo-project

Cromo is een grensoverschrijdend project (2005-2007) dat door de nationale autoriteiten van Italië, Oostenrijk en Slovenië wordt gefinancierd. Het helpt bruggen bouwen tussen grensgemeenschappen in Friuli-Venezia-Giulia (Italië), Karinthië (Oostenrijk) en Slovenië door gemeenschappelijke instrumenten te ontwikkelen in de vorm van een aanvulling op het Europees Taalportfolio om middelbare scholieren te helpen metacognitieve, interculturele en taalvaardigheden te ontwikkelen en zo de interculturele dialoog gaande te houden.

Slowakije, Donaulanden: Bevordering van de talen en culturen van buurlanden

In de internationale vereniging ‘De Donau’ werken bureaus voor toerisme uit de landen langs de Donau samen. Elk jaar wordt een gemeenschappelijk thema gekozen waarmee de cultuur en taal van elk land worden gepromoot.

Zweden: Multicultureel onderwijs op de kleuterschool

In maart 2005 werd in het curriculum voor voorschools onderwijs een nieuw leerdoel ingevoerd, namelijk kinderen met een andere moedertaal dan het Zweeds helpen bij hun taal- en identiteitsontwikkeling. Het wetsontwerp waarin de verandering wordt voorgesteld, benadrukt ook de behoefte aan tweetalige leraren en cultuurondersteunend personeel, alsook meer steun voor de vervaardiging van onderwijsleermiddelen in andere talen dan het Zweeds.

Verenigd Koninkrijk: Ouders moeten tweetaligheid in het gezin stimuleren

In Wales is onder de naam Twk (Groei) een programma gestart om het gebruik van het Welsh nieuw leven in te blazen. De op de gezondheidssector, kraamklinieken en (toekomstige) ouders gerichte informatiecampagne wijst op de voordelen van tweetaligheid en moedigt het gebruik van het Welsh thuis met de kinderen aan. Een andere informatiecampagne moedigt het gebruik van het Welsh op het werk aan. Met Saint Dwynen-kaarten en ‘Working Welsh’-buttons moeten Welshsprekenden zich op het werk kenbaar maken en moeten anderen ertoe aangezet worden hen in het Welsh aan te spreken.

5.3.2. Taalvriendelijke gemeenschappen creëren

Overeenkomstig de aanbevelingen in het actieplan hebben jumelageprojecten in aanzienlijke mate tot het informeel leren van talen en tot taalverscheidenheid bijgedragen (III.2.1). Drie van de elf in 2006 met de Gouden Sterren bekroonde projecten omvatten activiteiten ter bevordering van de culturele en taalverscheidenheid. In het programma ‘Europa voor burgers 2007-2013’ is culturele en taalverscheidenheid een van de horizontale thema’s van alle acties gedurende de hele looptijd van het programma.

Wat de media betreft, werd begin 2007 door de Commissie (directoraat-generaal Informatiemaatschappij – Media-programma) een onderzoek gestart naar de behoeften en praktijken van de audiovisuele industrie op het gebied van nasynchronisatie en ondertiteling (III.2.2). Tegen het einde van 2007 zal het Europese marktonderzoek gereed zijn en zullen aanbevelingen worden gedaan over hoe de taalverscheidenheid bevorderd kan worden en het verkeer van audiovisuele producten tussen Europese landen kan worden vergemakkelijkt.

5.3.3. Het aanbod aan mogelijkheden om talen te leren verbeteren en het gebruik van deze mogelijkheden bevorderen

Volgens het actieplan moesten de op volwassenen gerichte acties van het Socrates-programma het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen. Daarom zijn in het kader van de actie Grundtvig (III.3.1) veertien projecten en twee netwerken gesteund om leermiddelen en cursussen voor taalleraren te ontwikkelen. Hiervan waren er zes speciaal gericht op migranten en etnische gemeenschappen. In totaal waren 300 leerpartnerschappen, waarvan 105 speciaal op migranten en etnische gemeenschappen gericht (33 % van het totale aantal partnerschappen), gewijd aan de bevordering van talen in het volwassenenonderwijs.

In het programma ‘Een leven lang leren’ is een van de prioriteiten van de multilaterale projecten in het kader van Grundtvig de ‘Ontwikkeling van het volwasseneneducatieaanbod voor migranten in relatie tot de taalkundige, maatschappelijke en culturele integratie’.

Het Europees Talenlabel (III.3.2) is versterkt met nieuwe activiteiten die ten doel hebben volwassenen te motiveren om talen te leren (een prijs voor de Europese taalleraar/-leerling van het jaar en informatiecampagnes over het leren van talen, met name de Europese Talendag). Na een proeffase in 2005 en 2006 zijn deze activiteiten inmiddels vaste onderdelen van het programma ‘Een leven lang leren’.

Een onderzoek naar de verscheidenheid van het taalonderwijs in de EU tussen 1999 en 2005 (III.3.3) zal eind 2007 worden afgerond. Het zal antwoord geven op de vraag of er zich veranderingen hebben voorgedaan in het aantal onderwezen talen en in het aantal leerlingen dat talen leert, en trends aangeven.

5.4. Een kader voor vooruitgang

5.4.1. Een betere besluitvorming

In dit deel komen acties aan bod die moeten zorgen voor de uitwisseling van informatie en good practices tussen de Commissie en de lidstaten, en die nieuwe beleidsterreinen in kaart moeten brengen.

Teneinde good practices uit te wisselen en taalkwesties voor gemeenschappelijke acties te bespreken, is een werkgroep Talen in het leven geroepen die toeziet op de uitvoering van het actieplan en de Commissie bijstaat bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma ‘Onderwijs en opleiding 2010’, de aan onderwijs gewijde component van de Lissabonstrategie (IV.1.1).

Een onderzoek naar manieren om de burger te stimuleren talen te leren (IV.1.2) heeft geleid tot de publicatie ‘Lingo!’, waarin good practices op het gebied van motivatie worden gepresenteerd. In de studie werden belangrijke motivatiekwesties behandeld, zoals de ondersteuning van netwerken ter bevordering van talen op alle niveaus, meer aandacht voor volwasseneneducatie, met name in een niet-formele en informele context, en het gebruik van media en marketingtechnieken om de aandacht op talen te vestigen.

Een andere studie, naar de kosten van niet-meertaligheid (IV.1.3a), werd als zelfstandig project opgegeven maar gedeeltelijk opgenomen in een uitgebreider onderzoek naar de ‘Gevolgen voor de Europese economie van een tekort aan vreemdetalenkennis in het bedrijfsleven’ (IV.1.3b), dat tot de conclusie kwam dat het bedrijfsleven als gevolg van een gebrek aan talenkennis een aanzienlijk aantal opdrachten misloopt. Aanbevolen wordt ondernemingen bij de verbetering van hun taalmanagement te helpen door de binnen het bedrijf reeds aanwezige taalvaardigheden verder te ontwikkelen, werknemers opleidingen aan te bieden en buitenlandse studenten of werknemers werkervaring te laten opdoen, en deel te nemen aan internationale uitwisselingen tussen bedrijven. De contacten tussen bedrijfsleven en onderwijswereld moeten ook verbeterd worden en de bestaande taalvaardigheden van kinderen van migrerende werknemers moeten beter worden gewaardeerd en ontwikkeld, naast de taal van het gastland.

Meertaligheidskwesties op onderzoeksgebied werden behandeld in twee projecten die door het zesde kaderprogramma voor onderzoek werden gefinancierd (IV.1.4). Het zevende kaderprogramma voor onderzoek steunt ook de taalverscheidenheid op het gebied van de sociaaleconomische en menswetenschappen.

Het Europese netwerk Eurydice publiceerde in 2005 ‘ Key Data on Teaching Languages at Schools in Europe ’ (IV.1.5), een inventarisatie van het taalonderwijs in 2003. Een tweede uitgave over de periode 2004-2006 zal medio 2008 verschijnen en statistische vergelijkingen en een trendanalyse mogelijk maken.

Informatie over de mate waarin de programma’s op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugdzaken, media en cultuur in 2004-2006 het leren van talen hebben bevorderd, is te vinden in de desbetreffende hoofdstukken van dit document. Voorts zij opgemerkt dat het programma Jeugd rond een miljoen jongeren heeft bereikt en de uitwisseling van circa 6 000 vrijwilligers heeft gesteund. Voorbereidende taalcursussen werden gesteund en zelfs verplicht gesteld voor de Europese vrijwilligersdienst. Bovendien is een van de algemene doelstellingen van het nieuwe programma ‘Jeugd in actie’ (2007-2013) de erkenning van culturele, multiculturele en taalverscheidenheid in Europa en de bevordering van het informeel leren van talen.

5.4.2. Een efficiëntere uitwisseling van informatie tussen deskundigen

Om de uitwisseling van good practices ter verbetering van de kwaliteit van het taalonderwijs te bevorderen, werd in 2006 een Europees netwerk van inspecteurs in het vreemdetalenonderwijs (ELIN) opgericht (IV.2.1). Het netwerk heeft zich tot dusverre geconcentreerd op drie aspecten: ondersteuning van de schoolleiding bij het vreemdetalenonderwijs, de initiële opleiding en bijscholing van leraren, en het effect van inspectiesystemen en -methoden. Het Arion-programma, dat studiebezoeken door professionals uit het onderwijs financiert, organiseerde 36 studiebezoeken rond het thema taalonderwijs, waaraan bijna 400 personen hebben deelgenomen, waaronder taalleraren, schoolhoofden, beleidsmakers en een groot aantal taalinspecteurs (II.3.3). Het Arion-programma blijft onder het programma ‘Een leven lang leren’ voortbestaan en er zal bijzondere aandacht worden besteed aan taalgerichte activiteiten.

5.4.3. Duidelijke procedures voor de follow-up van het actieplan

Om voor een duurzaam effect te zorgen zijn de doelstellingen van het actieplan overgenomen in het programma ‘Een leven lang leren’ 2007-2013 (IV.3.1). Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen is een algemene doelstelling van dat programma, die tot uiting komt in de prioriteiten van de specifieke programma’s voor scholen (Comenius), universiteiten (Erasmus), de beroepsopleiding (Leonardo) en het volwassenenonderwijs (Grundtvig). De specifieke programma’s worden aangevuld door een transversale activiteit voor talen (kernactiviteit 2 Talen). Alle talen komen voor subsidiëring in aanmerking: officiële talen, regionale en minderheidstalen, migrantentalen en de talen van de grootste handelspartners.

6. CONCLUSIE

De resultaten van het actieplan zijn bemoedigend. De Commissie heeft de haar toegewezen taken globaal gezien op tijd voltooid. De lidstaten hebben hun best gedaan om een groot aantal van de in het actieplan neergelegde doelstellingen te verwezenlijken. Andere in het actieplan genoemde taken vereisen een langdurige inzet, waarvoor geen termijn kan worden vastgesteld. Ofschoon de algemene ontwikkelingen positief zijn, verschilt de situatie van land tot land aangezien de uitgangssituatie en de aanvankelijke beleidsaanpak in elke lidstaat anders was. Aanvullende inspanningen door alle betrokkenen zullen deze ontwikkelingen helpen ondersteunen en de in de lidstaten op gang gebrachte hervormingen consolideren.

Weliswaar zijn veel van de aanbevelingen in het actieplan op nationaal niveau opgepakt, maar voor enkele zijn aanvullende inspanningen nodig om het bedoelde effect te bereiken – met name om het taalonderwijs tot alle onderwijstrajecten uit te breiden (ook het beroepsonderwijs), het taalaanbod te verruimen, taalvriendelijke scholen te promoten, de mogelijkheden van volwasseneneducatie en informeel leren te benutten, en de motivatie om talen te leren te vergroten.

De Commissie zal de lidstaten blijven ondersteunen bij hun inspanningen om de kwaliteit van het taalonderwijs te vergroten, het taalaanbod te verruimen en taalvriendelijke scholen te promoten. Aan de vraagzijde moet nog meer worden gedaan om het publiek ervan te doordringen dat het leren van meerdere talen belangrijk is, en moeten leerlingen en volwassenen worden gemotiveerd om talen te gaan leren, ook op informele wijze. De meeste in het actieplan aanbevolen acties waren gericht op het schoolonderwijs en de daarmee samenhangende lerarenopleiding. Thans zou het accent kunnen worden gelegd op het leren van talen door volwassenen en zou de kring van belanghebbenden kunnen worden uitgebreid tot het bedrijfsleven, bijscholing en het informeel leren van talen via de media en culturele activiteiten.

De Europese programma’s op het gebied van onderwijs, cultuur, jeugd en civiele samenleving, met name het programma ‘Een leven lang leren’, zijn krachtige instrumenten die het nationale beleid aanvullen door de toevoeging van een Europese dimensie aan leeractiviteiten. In de nieuwe generatie programma’s voor 2007-2013 wordt meertaligheid nog meer ondersteund, aangezien enerzijds het leren van talen en de taalverscheidenheid tot algemene doelstellingen zijn verheven en anderzijds meer middelen voor taalacties beschikbaar zijn. De Commissie zal toezien op de uitvoering daarvan teneinde ervoor te zorgen dat zij strategisch worden ingezet op de gebieden waarop nog verder gewerkt moet worden. Tegelijkertijd zal de Commissie de ontwikkeling van een indicator van het taalvermogen ondersteunen zodat de lidstaten beschikking krijgen over een vergelijkingsgrondslag voor hun beleidskeuzes. Er zal naar nieuwe mogelijkheden worden gezocht om meertaligheid via ander beleid, zoals het sociaal en regionaal beleid, te bevorderen. Bij toekomstige acties moeten in toenemende mate alle belanghebbenden betrokken worden zodat een langdurig partnerschap voor meertaligheid ontstaat.

De Commissie onderwerpt haar benadering van meertaligheid momenteel aan een kritisch onderzoek teneinde de lidstaten in het kader van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid en overeenkomstig de tijdens de hoorzittingen van commissaris Orban door het Europees Parlement geformuleerde voorstellen te kunnen ondersteunen. Bij het beleidsvormingsproces zal via een onlineraadpleging een breed scala aan belanghebbenden betrokken worden. Die raadpleging zal plaatsvinden in nauwe samenwerking met de andere Europese instellingen en met de lidstaten, die in februari 2008 de nieuwe ontwikkelingen in het meertaligheidsbeleid op een ministersconferentie zullen bespreken. De bevindingen van het onderhavige document zullen samen met andere feedback, zoals de aanbevelingen van de groep op hoog niveau voor meertaligheid, in de discussie worden ingebracht. Dit raadplegingsproces zal uitmonden in een nieuwe – voor september 2008 geplande –mededeling van de Commissie waarin een bredere benadering van het meertaligheidsbeleid zal worden gepresenteerd.

[1] A5-0271/2003 def. van 14.7.2003: Verslag van het Europees Parlement met aanbevelingen aan de Commissie inzake de Europese regionale en minder gebruikte talen – minderheidstalen in de EU – mede gelet op de uitbreiding en de culturele verscheidenheid.

[2] COM(2003) 449 def. van 24.7.2003: Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio’s, Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen: actieplan 2004-2006.

[3] PB C 142 van 14.6.2002, blz. 1. Raad, Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa .

[4] 2006/962/EG.

[5] COM(2005) 596 def. van 22.11.2005.

[6] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, De Europese indicator van het taalvermogen. Brussel, 1.8.2005, COM(2005) 356 def.

Mededeling van de Commissie aan de Raad, Kader voor het Europese onderzoek over taalvaardigheden . Brussel, 13.4.2007, COM(2007) 184 def.

[7] Bij CLIL wordt een vak in een andere dan de moedertaal onderwezen, waarbij evenveel belang wordt gehecht aan het leren van de taal als aan de vakinhoud.

[8] Deze en andere referenties verwijzen naar de oorspronkelijke nummering van de acties in het actieplan. Zo kunnen alle acties in de tekst en in de bijlagen worden geïdentificeerd.

[9] http://www.jyu.fi/hum/laitokset/solki/tutkimus/projektit/kiepo/.

[10] http://www.learn-line.nrw.de/angebote/certilingua/.

[11] http://www.wordwatjewil.be.