16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/22


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC”

COM(2007) 356 final — 2007/0122 (CNS)

(2008/C 44/05)

De Raad heeft op 10 september 2007 overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

Het bureau van het EESC heeft op 10 juli 2007 de gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie belast met de voorbereidende werkzaamheden ter zake.

Gelet op de urgente aard van deze werkzaamheden heeft het EESC tijdens zijn op 24 en 25 oktober 2007 gehouden 439e zitting besloten de heer Dantin aan te wijzen als algemeen rapporteur. Vervolgens heeft het met 106 stemmen voor, bij 1 onthouding, onderstaand advies uitgebracht.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) staat achter het besluit om de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (1) op te richten.

1.1.1

Hierdoor worden namelijk via publiek-private financiering de investeringen in O&O opgevoerd, wat het bedrijfsleven een vast referentiekader verschaft en waarmee een eind kan komen aan de bestaande versnipperde communautaire financiering, en het huidig onderzoek (dat maar al te vaak te gefragmenteerd is) gecoördineerd en efficiënter gemaakt kan worden.

1.2

Het EESC is zeer tevreden dat gekozen is voor de sector nanotechnologie. Die is volop in ontwikkeling en draagt dankzij haar innovatieve technische karakter, enorme toekomstpotentieel en grote behoefte aan hoogopgeleide werknemers niet alleen rechtstreeks bij tot de doelstelling van Lissabon inzake concurrentievermogen en die van Barcelona inzake het aan onderzoek te besteden percentage van het BBP, maar ook tot andere communautaire beleidsdoelstellingen, bijvoorbeeld op het vlak van milieu, vervoer, energie en gezondheid.

1.3

Door zich uit te spreken voor onderhavige ontwerpverordening wil het EESC in de eerste plaats onderstrepen dat de voorgestelde strategie voor investeringen en coördinatie van onderzoek van groot belang is voor de EU. Het is van mening dat die strategie essentieel is voor het ontstaan van een Europese onderzoeksruimte en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven aanzienlijk ten goede komt.

1.4

Het EESC is er tevens zeer over te spreken dat veel aandacht is besteed aan bepalingen inzake de bescherming van intellectuele eigendom, aangezien het nieuwe gemeenschappelijke instrument ENIAC tot problemen zou kunnen leiden wat betreft het gebruiken en commercialiseren van de verkregen onderzoeksresultaten.

1.5

Tot tevredenheid van het EESC wordt ook afzonderlijk ingegaan op het gevaar dat de productie van nano-elektronica naar andere delen van de wereld wordt verplaatst. Het staat in dit verband achter een specifieke sectorale aanpak.

1.6

Om ten slotte de mogelijkheden die dit nieuwe instrument biedt, optimaal te benutten, vindt het EESC het nodig dat:

de procedures echt worden vereenvoudigd, met name omdat eerdere O&O-programma's niet zo'n groot succes waren vanwege teveel bureaucratische rompslomp; omdat momenteel nieuwe procedures worden uitgewerkt, zal het EESC er in het bijzonder op letten of alle betrokken partijen wel kunnen meepraten bij de keuze van de doelstellingen en worden betrokken bij de analyse van de eindresultaten;

een voorlichtingscampagne wordt opgezet om de nodige middelen te mobiliseren;

programma's voor beroepsopleiding worden ingevoerd om werknemers klaar te stomen voor de arbeidsplaatsen die dankzij ENIAC zullen ontstaan; hiermee moeten de noodzakelijke randvoorwaarden worden gecreëerd om het Europese bedrijfsleven een toppositie in deze strategische sector te laten behouden.

2.   Inleiding

2.1

De voorgestelde verordening is bedoeld om een van de eerste publiek-private partnerschappen op O&O-gebied van de grond te krijgen en heeft betrekking op een van de eerste gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's). Het initiatief waar het hier om gaat betreft de nanotechnologie en heet ENIAC.

2.2

GTI's moeten het bedrijfsleven, de lidstaten en de Europese Commissie in staat stellen om al hun middelen of een gedeelte hiervan te bundelen ten behoeve van speciaal geselecteerde onderzoeksprogramma's.

2.3

Anders dan bij een traditionele strategie, waarbij projecten een voor een worden gefinancierd, hebben GTI's betrekking op grootschalige onderzoeksprogramma's met gemeenschappelijke strategische doelstellingen. Deze nieuwe aanpak is bedoeld om een kritische massa voor Europees onderzoek en innovatie te creëren, de activiteiten van de wetenschappelijke gemeenschap te concentreren op de belangrijkste strategische terreinen en de financiering van projecten gelijk te schakelen, zodat onderzoeksresultaten sneller benut kunnen worden. GTI's zijn bedoeld voor cruciale terreinen waar de huidige instrumenten niet de omvang hebben noch snel genoeg kunnen worden toegepast om Europa een voorsprong te geven of te laten behouden op de mondiale concurrentie. Dit zijn terreinen waar nationale, Europese en private financiering van onderzoek tot heel wat meer resultaten kan leiden, met name omdat op deze wijze particuliere investeringen in O&O worden aangemoedigd.

2.4

De GTI die betrekking heeft op de nanotechnologie heet ENIAC en heeft als algemene doelstelling om cruciale competenties voor nano-elektronica mee te helpen ontwikkelen, teneinde het Europese concurrentievermogen te versterken. Hiertoe wordt in de ontwerpverordening een juridisch kader voor ENIAC voorgesteld.

3.   Achtergrond en algemene overwegingen

3.1

Door het almaar toenemende aantal elektronische componenten in innovatieve hightech producten is de nanotechnologie een van de sectoren geworden die van strategisch belang zijn voor het concurrentievermogen en de groei van het Europese bedrijfsleven.

3.2

De nanotechnologie levert onmisbare onderdelen voor de belangrijkste en meest uiteenlopende economische sectoren, zoals telecommunicatie, levensmiddelenproductie, multimedia-industrie, onderwijs, vervoer, gezondheidszorg en de beveiligings- en milieusector.

3.3

Volgens schattingen zal de markt voor nanotechnologie (waarop niet alleen de eigenlijke producenten actief zijn, maar ook leveranciers van hulpmiddelen en materialen) jaarlijks gemiddeld met ongeveer 15 % groeien. Om een dergelijke groei niets in de weg te leggen, dient de nanotechnologie van nu af aan alle aandacht te krijgen.

3.4

Met een communautair initiatief ter zake dient de mondiale toppositie van de Europese nanotechnologie te worden veiliggesteld en verstevigd. Daartoe moeten in het kader van zo'n initiatief O&O-programma's worden uitgewerkt ter realisering van de noodzakelijke industriële exploitatie, moeten verdergaande technologische doelstellingen worden nagestreefd, moet rekening worden gehouden met een steeds feller wordende concurrentie en moet nieuwe werkgelegenheid voor hoogopgeleiden worden gecreëerd.

3.5

Dankzij de keuze voor een gemeenschappelijke publiek-private onderneming zou het O&O in de sector nanotechnologie een kwaliteitssprong moeten kunnen realiseren. Dat lijkt absoluut nodig om een eind te maken aan de huidige versnippering van de onderzoeksprogramma's die in verschillende lidstaten lopen, waardoor geen kritische massa kan worden bereikt en voor echt relevante programma's geen geld beschikbaar is.

3.6

De keuze voor een Europese aanpak lijkt onontkoombaar, omdat de nanotechnologie alleen op die manier de moeilijke uitdagingen van vandaag de dag kan aangaan.

3.7

Bovendien zou een communautaire benadering moeten leiden tot minder bureaucratie en administratieve rompslomp, aangezien één Europese procedure in de plaats moet komen van de verschillende nationale procedures, en tot kortere termijnen voor het verkrijgen van O&O-contracten dan in de huidige situatie op EU-niveau (Eureka). Ook zullen op deze manier verschillende evaluatie- en controleprocedures tot het verleden gaan behoren.

3.8

De oprichting van een publiek-private onderneming waarbij de lidstaten en relevante sectoren uit het bedrijfsleven rechtstreeks betrokken zijn, vormt een novum in vergelijking met de bestaande procedures voor deelname waarin de Europese O&O-programma's voorzien. Daarnaast zou met de aanzienlijke hoeveelheid financiële middelen die op communautair niveau voor het initiatief zouden moeten worden uitgetrokken, de kritische economische massa kunnen worden bereikt die vereist is om de ambitieuze doelstellingen van dit project te realiseren.

3.9

De deelname van lidstaten en ondernemingen via een rechtstreekse financiële bijdrage van ten minste 50 % van de kosten van het onderzoek zal leiden tot een multipliereffect, omdat deze deelname weer nieuwe investeringen zal aantrekken. De ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte zal aldus een flinke stimulans krijgen.

3.10

Rechtstreekse deelname van lidstaten is niet alleen een vereiste voor het aantrekken van investeringen, maar ook en vooral omdat relevante besluiten op nationaal niveau zullen blijven worden genomen, bijvoorbeeld over uitnodigingen om voorstellen in te dienen en inzake permanent rechtstreeks toezicht op alle uitvoeringsfasen.

3.11

Ook rechtstreekse deelname van het bedrijfsleven is onontbeerlijk. De resultaten die met het ambitieuze O&O-programma zullen worden geboekt, kunnen immers op belangrijke wijze bijdragen aan het verbeteren van de concurrentiepositie van de Europese nanotechnologie en daarmee aan het scheppen van werkgelegenheid in deze sector.

4.   Context

4.1

De grondslag voor de onderzoeksprogramma's wordt gevormd door het zevende kaderprogramma (7KP). Uitgangspunt is het diepgewortelde besef dat meer investeringen in O&O een absolute voorwaarde zijn voor een concurrentiekrachtige en dynamische economie.

4.2

Met de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (een GTI) komt de verwezenlijking van de doelstelling van Lissabon m.b.t. concurrentievermogen en die van Barcelona m.b.t. onderzoeksuitgaven direct een stap dichterbij. Indirect wordt via ENIAC een bijdrage geleverd aan ander EU-beleid, zoals dat inzake milieu, vervoer, energie en gezondheid.

4.3

Het communautaire beleidskader waarbinnen ENIAC wordt opgericht, wordt o.a. gevormd door de mededeling „Nanowetenschappen en nanotechnologieën: Een actieplan voor Europa 2005-2009” (COM(2005) 243 final) en het werk van het wetenschappelijk comité voor nieuwe gezondheidsrisico's (WCNG).

5.   Voorstel van de Commissie

5.1

De verordening betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (het voorliggende document COM(2007) 356 final), vloeit voort uit Besluit nr. 1982/2006/EG, dat voorziet in een communautaire bijdrage voor de oprichting van langlopende Europese publiek-private partnerschappen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.

5.2

Deze partnerschappen hebben de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) en komen voort uit de voormalige Europese technologieplatforms.

5.3

In Beschikking 2006/971/EG betreffende het specifieke programma „Samenwerking” (2) wordt door de Raad benadrukt dat er publiek-private partnerschappen moeten komen en zijn er zes gebieden aangewezen waarop GTI's het Europese onderzoek een impuls zouden kunnen geven:

waterstof en brandstofcellen;

ruimtevaart en luchtvaart; (3)

innovatieve geneesmiddelen; (4)

ingebedde computersystemen; (5)

nano-elektronica;

wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid (GMES).

5.4

Als onderdeel van deze algemene strategie voorziet het voorliggende Commissiedocument COM(2007) 356 final in de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor de sector nanotechnologie.

5.5

De gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt beschouwd als een internationale organisatie met rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 22 van Richtlijn 2004/17/EG en op grond van artikel 15, onder c, van Richtlijn 2004/18/EG. Zij zal zijn gevestigd in Brussel en haar activiteiten op 31 december 2017 beëindigen, behalve als de Raad tot verlenging besluit.

5.6   Rechtsgrond

Het Commissievoorstel betreft een verordening van de Raad, met een bijlage die de statuten van de gemeenschappelijke onderneming bevat. Rechtsgrondslag is artikel 171 van het EG-Verdrag. De gemeenschappelijke onderneming wordt een EU-orgaan, en hoewel haar budget valt onder artikel 85 van Verordening 1605/2002 van de Raad, gaat het hier om een speciaal soort initiatief, nl. een publiek-privaat partnerschap waarbij de bijdrage van het bedrijfsleven minstens even groot is als die van de overheid.

5.7   Samenstelling

De oprichtende leden van het GTI ENIAC zijn de Europese Gemeenschap (vertegenwoordigd door de Commissie) en Aeneas (een vereniging die het bedrijfsleven en O&O-organisaties vertegenwoordigt). De statuten omvatten een lijst van entiteiten die mogen toetreden tot de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, waaronder de landen die meedoen met het 7KP maar geen EU-lidstaat zijn en alle juridische entiteiten die een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van ENIAC.

5.8   Financiering

5.8.1

De lopende kosten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC, die in artikel 4 van de ontwerpverordening zijn gespecificeerd, worden gefinancierd met de volgende bijdragen:

een financiële bijdrage van ENIAC van maximaal 20 miljoen euro of maximaal 1 % van de totale kostprijs van de projecten met een maximum van 30 miljoen euro per jaar;

een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 10 miljoen euro;

bijdragen in natura van de ENIAC-lidstaten.

De O&O-activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor de periode die afloopt op 31 december 2017, worden gefinancierd met de volgende bijdragen:

een financiële bijdrage van de Gemeenschap van maximaal 440 miljoen euro;

financiële bijdragen van de ENIAC-lidstaten die in totaal ten minste 1,8 maal de financiële bijdrage van de Gemeenschap moeten bedragen;

bijdragen in natura door de aan de projecten deelnemende O&O-organisaties die in totaal ten minste de financiële bijdragen van de lidstaten en de Gemeenschap moeten bedragen.

5.8.2

Voor de periode tot en met 31 december 2013 zal de Commissie maximaal 450 miljoen euro bijdragen. Dit geld is beschikbaar in het kader van het specifieke programma „Samenwerking”, dat is bedoeld om het 7KP uit te voeren wat betreft activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening nr. 1605/2002 van de Raad.

5.9   Doel

De Commissie schrijft dat met de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC wordt beoogd om:

een onderzoeksagenda vast te leggen en uit te voeren voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica, teneinde het concurrentievermogen en de duurzaamheid van het Europese bedrijfsleven te versterken en het ontstaan van nieuwe markten te bevorderen;

de tenuitvoerlegging van O&O-activiteiten te ondersteunen door subsidies toe te kennen aan de deelnemers aan de geselecteerde projecten;

een publiek-privaat partnerschap te bevorderen met als doel het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, en het versterken van de samenwerking tussen de publieke en particuliere sector;

het GTI inzake nanotechnologie efficiënt en duurzaam te laten zijn;

synergie te laten ontstaan tussen de Europese O&O-inspanningen, die te coördineren en met name de aanzet te geven tot de geleidelijke integratie in de gemeenschappelijke onderneming ENIAC van verwante activiteiten op het gebied van de nanotechnologie die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele instrumenten voor O&O (Eureka).

6.   Algemene en specifieke opmerkingen

6.1

Het EESC staat achter het besluit om de gemeenschappelijke onderneming ENIAC op te richten, en de bijbehorende ontwerpverordening. Door zich uit te spreken voor dit voorstel wil het EESC in de eerste plaats onderstrepen dat de voorgestelde strategie voor investeringen en coördinatie van onderzoek van groot belang is voor de EU.

6.2

Zoals het EESC al heeft aangegeven toen het advies gaf over andere verordeningen die hun oorsprong vinden in Beschikking 2006/971/EG betreffende het specifieke programma „Samenwerking”, verschaft het opvoeren van de investeringen in O&O het bedrijfsleven naar zijn mening op doeltreffende wijze een vast referentiekader, waarmee een eind kan komen aan de bestaande versnipperde communautaire financiering en een ongelijke verdeling van de programma's kan worden vermeden.

6.3

Het voorstel dat onderwerp is van onderhavig advies, past binnen het beleid en de doelstellingen van de EU en sluit aan op de richtsnoeren die in het kader van de Lissabonstrategie zijn opgesteld, waarin wordt onderstreept dat kennis en innovatie een stimulans vormen voor groei en werkgelegenheid. De nanotechnologie speelt vandaag de dag een sleutelrol, omdat ze de stuwende kracht is achter de innovatie in veel sectoren die van cruciaal en strategisch belang zijn voor groei en ontwikkeling in de EU (bijv. mobiele communicatie, vervoer, logica, productautomatisering en gezondheidszorg). Door een gemeenschappelijke onderneming op het gebied van de nanotechnologie op te richten kan Europa zijn capaciteit om producten te ontwerpen en te maken die beantwoorden aan zijn eigen hoge kwaliteits-, duurzaamheids- en milieunormen, op peil houden en misschien zelfs verder ontwikkelen. De oprichting van deze onderneming biedt in belangrijke mate houvast voor de vorming van een Europese onderzoeksruimte en is doorslaggevend voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven in de desbetreffende sector.

6.4

Tot tevredenheid van het EESC wordt in de bij de ontwerpverordening horende effectbeoordeling afzonderlijk ingegaan op het gevaar dat de productie van nano-elektronica naar andere delen van de wereld wordt verplaatst. Dit is een belangrijke kwestie omdat deze productie van grote meerwaarde is voor de groei en werkgelegenheid in de EU en tegelijkertijd ertoe leidt dat de investeringen die de Gemeenschap in deze sector wil doen, gedeeltelijk worden teruggewonnen. Het EESC staat dan ook achter het plan om de zo essentiële nanotechnologie via een specifieke sectorale aanpak te ondersteunen.

6.5

Het EESC is er tevens zeer over te spreken dat veel aandacht is besteed aan bepalingen inzake de bescherming van intellectuele eigendom (art. 23 van de statuten), aangezien het nieuwe gemeenschappelijke instrument ENIAC tot problemen zou kunnen leiden wat betreft het gebruiken en commercialiseren van de verkregen onderzoeksresultaten. Daarnaast juicht het EESC het toe dat in het voorgestelde actieplan in ruime mate rekening wordt gehouden met kwesties die samenhangen met gezondheid en veiligheid.

6.6

Om ten slotte de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming zo goed mogelijk te realiseren en de mogelijkheden die dit nieuwe instrument biedt, optimaal te benutten, vindt het EESC het nodig dat:

de procedures voor alle O&O-stadia echt worden vereenvoudigd — van de selectie van activiteiten tot de verspreiding van resultaten — waarbij ENIAC de hoofdverantwoordelijkheid voor deze taken krijgt; eerdere O&O-programma's hebben namelijk nogal te lijden gehad van de administratieve rompslomp, de onzekere financiering en het gebrek aan institutionele duidelijkheid;

een grootschalige voorlichtingscampagne over de mogelijkheden van ENIAC wordt opgezet, met name over het vermogen van deze onderneming om m.b.v. nieuwe financieringsvormen de nodige middelen te mobiliseren;

programma's voor beroepsopleiding worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat werknemers beschikken over de juiste vaardigheden en kennis met het oog op de door ENIAC te ondersteunen O&O-activiteiten, hetgeen van groot strategisch belang is voor de toekomst van het Europese bedrijfsleven; deze programma's, die afgestemd moeten zijn op het technisch zeer geavanceerde karakter van de te creëren arbeidsplaatsen, zullen de hersenvlucht van onderzoekers afremmen en zijn voor de EU een absolute voorwaarde om een toppositie in een aantal strategische sectoren te behouden.

Brussel, 25 oktober 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  ENIAC = European Nanoelectronic Initiative Advisory Council.

ENIAC was ook de naam van de eerste computer met elektronische componenten (1945-1946).

(2)  PB L 400 van 30 december 2006, blz. 1.

(3)  INT/369.

(4)  INT/363.

(5)  INT/364.